Buitenlandse studenten krijgen stoomcursus Nederlands `Mijn lievelingseten is tennis'

Drie weken lang, vijf dagen in de week, van half tien tot kwart over een. In die tijd leert een aantal buitenlandse studenten op het Talencentrum van de RUG een aardig mondje Nederlands. Daarna kunnen ze zonder hakkelen een haring met uitjes in een restaurant bestellen. Of zeggen dat ze iemand aardig vinden. ''Want veel meer mag je er niet van verwachten'', zegt docente Ties Onvlee. ''Het gaat erom dat ze eenvoudige gesprekken in het Nederlands kunnen voeren.'' Een reportage over groep 2, niveau 1 intensief.

Arjan Wildeboer

In een zaaltje op de eerste verdieping van het Harmoniecomplex zijn alle dertien buitenlandse studenten present voor de vijfde dag van hun stoomcursus Nederlands. Dat zullen ze weten ook. Iedereen die denkt in het Engels een vraag te kunnen stellen, wordt op de vingers getikt en mag het nog eens over doen. Want de voertaal is en blijft Nederlands, hoewel dat soms grote verwarring op kan leveren. ''I don't know'', antwoordt een studente op een vraag van docente Ties Onvlee en kijkt hulpeloos om zich heen. ''Ho ho'', zegt Onvlee, ''ik wil graag dat je 'I don't know' in het Nederlands zegt.'' Waarop de studente helemaal de draad kwijt is en begint met: ''iek wiel gaag dat je I don't know ien it...'' De groep studenten is een mengelmoes van verschillende nationaliteiten. Ze komen onder andere uit Duitsland, Italië, Hongarije, Iran en de Verenigde Staten. De studenten bezoeken Groningen in het kader van de uitwisselingsprogramma's die diverse universiteiten in Europa en daarbuiten met elkaar onderhouden. Dat ze nu Nederlands leren vinden ze mooi meegenomen, maar daar is het bijna niemand om te doen. Veel belangrijker vinden ze het contact met een andere cultuur en het verbreden van de eigen horizon. Als de cursus is afgelopen gaan de meesten verder met Dutch Studies, speciale onderwijsprogramma's voor buitenlandse studenten die in het Engels worden gegeven. Voor de meesten zit het verblijf in Groningen er in december weer op.

Kaaskop

Het is eigenlijk een wonder dat er mensen bestaan die Nederlands kunnen spreken. Want als er iets duidelijk wordt tijdens de les, dan is het wel dat die taal knap ingewikkeld is. Neem bijvoorbeeld de eenvoudige zin 'geef mij er maar twee'. ''Wat betekent 'er'?'', wil iemand weten. Onvlee zegt dat dat woord zich moeilijk laat vertalen. Als taalkundige weet ze natuurlijk wel dat er verschillende soorten 'er' zijn en dat je daar met het grootste gemak een heel trimester college over kunt geven. ''En wat betekent 'maar'?'', wil iemand anders weten. ''Dat maakt de zin wat vriendelijker'', zegt de docente. Ondertussen wil de Duitse student Andreas Elvers wel eens weten wat ''kaaskop'' betekent. Dat woord heeft hij ergens opgevangen. En na veel verwarring blijkt het lievelingseten van Tamyko Ysa Figueras niet ''tennis'' maar ''chinees'' te zijn. ''Het is aan de ene kant heel leuk om buitenlandse studenten de Nederlandse taal te leren'', vertelt Onvlee tijdens de pauze in de kantine. ''Aan de andere kant is het ook erg lastig. Je hebt vaak enorme niveauverschillen en eigenlijk pas je het tempo automatisch aan aan de langzaamste studenten. Dan zitten anderen zich te vervelen. En niet iedereen is even enthousiast. Zo verdenk ik een paar studenten ervan dat ze hun huiswerk niet maken. Maar goed, ze krijgen in zo'n eerste week ook zoveel te verwerken dat ik me kan voorstellen dat de vermoeidheid al aardig toeslaat. Ze staan immers van de een op de andere dag in een vreemd land, wonen in een vreemde stad en beginnen direct met het leren van een vreemde taal. Ik moet er niet aan denken dat me dat zelf zou overkomen.''

Lekker

Bij een oefening in 'het positief beoordelen van dingen' is er veel te doen rond de woorden leuk, aardig en lekker. ''De koffie is leuk'', zegt iemand. ''Nee'', zegt Onvlee, ''de koffie is lekker.'' En in een poging de dingen niet direct nodeloos ingewikkeld te maken voegt ze daar nog aan toe: ''het woord 'lekker' gebruik je eigenlijk alleen in combinatie met eten of drinken. Je kan niet zeggen: de jam is leuk of de het brood is aardig. Het is allemaal lekker.'' Ze is nog niet uitgesproken of de Italiaanse student Francesco de Foglio oppert dat er met 'lekker' ook nog andere mogelijkheden zijn. Hij was vorig jaar augustus op vakantie in Breda en had een tijdje een Nederlandse vriendin.''Je kan in het Nederlands toch ook 'lekker meisje' zeggen'', meent hij zich te herinneren. De Foglio is eigenlijk de enige die zich in het Nederlands al goed verstaanbaar kan maken. Alleen zijn ritme en accent zijn nog onmiskenbaar Zuideuropees. ''Ik studeer Germaanse Talen aan de universiteit van L'Aquila, zo'n honderdvijftig kilometer van Rome'', vertelt hij. ''Engels en Duits kun je daar wel volgen, Nederlands echter niet. Op een gegeven moment was er een docente uit Groningen, Anneke Mulder-Bakker van geschiedenis, die op onze universiteit les kwam geven. Van haar kreeg ik een uitnodiging om naar Nederland te komen. Ik kan me op zich al aardig redden met het Nederlands, maar ik wil toch helemaal opnieuw beginnen.'' Voor financiële ondersteuning klopte de student aan bij ERASMUS, een fonds van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de samenwerking tussen universiteiten binnen de EG. Van die instelling krijgt hij nu een beurs van 200 ECU in de maand, ongeveer 460 gulden. ''Dat is eigenlijk heel weinig'', zegt hij. ''Nu ben ik bijvoorbeeld op zoek naar een goede fiets. Maar die zal dus wel heel goedkoop moeten zijn.''

Praktijk

De Amerikanen hebben het nog slechter getroffen. Zij kunnen geen beroep doen op het ERASMUS-fonds en moeten voor hun avontuur over de oceaan soms diep in de eigen of in andermans buidel tasten. Psychologiestudente Laura Jo Stewart wilde ''altijd al een keer naar Europa'', zonder dat Nederland of Groningen direct haar voorkeur had. ''Maar Groningen biedt een goedkoop en goed onderwijsprogramma.'' Vincent J. Toner, student bedrijfseconomie leende geld van zijn ouders. Studente Engels Terri Quartes leidde een spaarzaam leven en zocht een baantje. ''Je betaalt zelf je vliegticket en je verzekering'', vertelt ze. ''De mensen van het International Student Exchange Program ISEP zorgen er alleen maar voor dat je ergens wordt geplaatst.'' De les van vandaag is ondertussen al afgelopen en een klein groepje studenten is meegegaan naar een terrasje in de stad om verder te praten. Groningen is mooi, gezellig en gastvrij, vinden ze. Maar de wijze raad van docente Ties Onvlee lijken ze al weer vergeten. Die had ze even daarvoor nog bemoedigend toegesproken. ''Ik ben na deze week al zeer tevreden over jullie. En al denk je zelf dat het met het Nederlands niets wordt, ik weet zeker dat het allemaal vanzelf wel komt. Besteed veel aandacht aan het huiswerk en breng het geleerde ook in praktijk.'' Dat laatste blijkt nu tegen dovemansoren gezegd. ''Wat wil je hebben?'', vraagt de serveerster aan Cabot Cornwall, student bedrijfskunde aan de Central Washington University. ''No'', zegt deze en houdt verder zijn mond.

Open brief aan minister Ritzen Beste Jo, wat vertellen we de aankomende eerstejaars?

Wat moet een studieadviseur de nieuwe lichting studenten vertellen?

Dat het allemaal koek en is, of dat de universitaire studie tot een soort hindernissenloop is verworden? Studieadviseur Karel Labberté legt zijn problemen aan de verantwoordelijke minister voor. Door KAREL LABBERTÉ Beste Jo Ritzen, Met de onmisbare steun van enthousiaste ouderejaars start mijn faculteit ook dit jaar een introductiekamp om de immer groeiende groep eerstejaars warm te onthalen. In mijn hoedanigheid van studieadviseur verzorg ik ieder jaar middels een plenaire inleiding een introductie op de studie en het studeren. Daarin poog ik de eerstejaars tot een gerichte en plezierige studiestart aan te zetten. Wellicht vooral ingegeven door de heroriëntering studiefinanciering merk ik dat de voorbereiding van mijn inleiding voor het introductiekamp stokt en dat twijfel overheerst. Ik verzoek je nadrukkelijk om mij bij deze opdracht te ondersteunen met enkele raadgevingen. Als zijnde mijn hoogste baas en partijgenoot mag ik vast en zeker een beroep doen op je deskundigheid. Ongetwijfeld ben je het er mee eens, dat ik in de voordracht laat doorschemeren dat studeren nog steeds mogelijk is en dat de eerstejaars vertrouwen in zichzelf en het onderwijs mogen hebben. Ze hebben zich toch niet voor niets aangemeld en verheugd op de inloting. Wellicht dient mijn inleiding er dan als volgt uit te zien: ''Beste eerstejaars van harte welkom! Jullie hebben een belangrijke volgende stap gezet in je maatschappelijke loopbaan. En terecht! Ongetwijfeld koester je hoge verwachtingen van de mogelijkheden binnen een centrale functie van de samenleving als het hoger onderwijs! Er zijn diverse redenen om te veronderstellen dat je ondanks de vele veranderingen een voorspoedige studietijd tegemoet gaat: 1. Het VWO heeft je uitstekend kunnen voorbereiden op het in hoog tempo bestuderen van grote hoeveelheden min of meer abstracte studiestof. Vanuit het kleine beschermende gezin vind je vlot je weg in de studiestad, waar een goede studentenkamer voor het oprapen ligt en je vrijwel probleemloos in het nieuwe sociale leven duikt. Terecht veronderstelt onze minister, dat je uit de zeer overzichtelijke brij aan studierichtingen gerichter deze studie hebt kunnen kiezen naarmate je jonger van het VWO komt. In het uiterste geval zwaai je na één jaar om. De opzet van de propaedeuse garandeert een zodanige oriëntatie dat je de erop volgende opleiding in ieder geval in vier jaren haalt! 2. De universiteit voldoet meer dan ooit aan alle condities om succesvol te studeren. Studieboeken zijn altijd op tijd voorhanden. De roostering van de colleges hebben we optimaal kunnen afstemmen op jullie studiegedrag. De docenten hebben gelukkig nauwelijks andere taken dan het geven van onderwijs en worden ruimschoots in de gelegenheid gesteld om je te begeleiden. Ze zijn via hun eigen scholing en hun huidige werkgever onderwijskundig voldoende toegerust om goed aan te sluiten op jullie kennis en vaardigheden. De controle op de kwaliteit van colleges en tentamens is vergelijkbaar met die van de keuringsdienst voor waren. Ontoereikende produkten worden met ''terugwerkende kracht'' verwijderd en de gevolgen voor studiekwaliteit en -voortgang worden ongedaan gemaakt. Mogelijke kwalijke gevolgen van je onderwijsconsumptie moet je dan ook vooral aan jezelf toeschrijven. Om die reden worden voorzieningen als decanen, studentenpsychologen en studieadvisering zo beperkt mogelijk gehouden en vertrouwen we volledig op aanbiedingen als de agenda en de studiehandleiding die de Volkskrant jullie gratis ter beschikking stelt (de terugtredende overheid). 3. De studieaanpak valt vanzelfsprekend primair binnen jullie eigen verantwoordelijkheid. De minister en de faculteit doen er echter alles aan om je hierin te ondersteunen. Per slot van rekening is voorkomen beter dan genezen. De regelingen waarbinnen je studeert zijn bijzonder helder. Iedere decaan kan je éénduidig uiteenzetten hoe de uniforme regelingen voor inschrijvingsduur en studiefinanciering op jou van toepassing zijn. De inperking van de studiefinanciering vormt een uitstekende stimulans voor (toekomstige) ouderejaars om als ervaringsdeskundige jullie via een mentorschap ruimhartig in te wijden in de geheimen van het succesvol studeren. De Informatiseringsbank wijst jullie terecht op de onbegrensde mogelijkheden van de OV-kaart, zodat je tenminste ieder weekend van donderdag tot dinsdag naar huis kunt. Gelukkig kan een groot aantal studenten weer zijn oude bijbaan(tje) opnemen door de verruiming van de inverdienregeling, waardoor geldverdienen en niet de onderwijseisen bepalen wanneer je aan het studeren bent. Zeker nu de eisen van de arbeidsmarkt teruglopen en de erkenning van Nederlandse universitaire diploma's in de ons omringende landen sterk verbetert, kun je inderdaad beter je tijd besteden aan portierswerk dan aan verruimde talenkennis, studie in het buitenland, extra projecten en verbreding of juist verdieping van je vakkenpakket. Met andere woorden een prachtig harmonieus pakket aan beperkende én verruimende maatregelen, die problemen als planning en discipline tot de verleden tijd doen behoren.''

Slagen om de arm

Zo zou mijn toespraak voor het introductiekamp kunnen luiden. Toch denk ik Jo, dat we in het belang van de student, van de faculteit en mijzelf een ander verhaal moeten houden. Mogelijk meer slagen om de arm, minder positief, minder optimistisch. Wellicht dat we dan meer de volgende zaken moet meenemen: A. De eerstejaars student moet op steeds jongere leeftijd zijn pakket en studiekeuze maken, heeft (zeer) beperkt zicht op waar hij of zij aan begint en verschijnt minder optimaal voorbereid aan de start dan velen bevroeden. Studieadviseurs op middelbare scholen roeien wat betreft de voorbereiding op het universitair onderwijs ook maar met de riemen die ze hebben. Is het echt waar dat het verhaal van de uiterst begaafde, voorspoedig opgegroeide en intrinsiek gemotiveerde onderwijzerszoon voor veel aankomende studenten opgaat? Zijn de eisen die de studie en het studeren aan hen stelt daadwerkelijk te vergelijken met die van een ''passende'' baan? In veel banen (zelfs als minister) krijg je de tijd om op gang te komen en zo mogelijk je vaardigheden te vergroten en wordt bij onvoldoende prestatie na één jaar niet zonder meer het salaris ingehouden. In geval van persoonlijke omstandigheden hoef je niet gelijk moeizame uitschrijfprocedures op te starten en over harde doktersverklaringen te beschikken. Klaarblijkelijk is een studieloopbaan onvergelijkbaar met een `gewone' loopbaan. Of zijn studenten daadwerkelijk in staat om aan `hogere' eisen (zelf-organisatie, zelf-discipline etc.) te voldoen dan wij gewone leden van de samenleving?! B. De veranderingen die het onderwijs doormaakt dienen te worden ingegeven door een visie op hoe de samenleving zijn leden wenst voor te bereiden op een optimale participatie. Juist wanneer de rijkbegroting begrijpelijk een grote rol speelt, heb je als minister de taak om een helder beleid uit te werken waarmee de samenleving, c.q. het onderwijsveld gericht uit de voeten kan. Geef dan maar expliciet aan dat voltijds studeren alléén nog bereikbaar is voor jongeren die zowel qua ''intelligentie'' als vaardigheden in staat zijn om kwalitatief goed en in een hoog tempo te studeren. Dus ook, dat sluimerende motivatie en pure ijver niet meer toereikend zijn. Dat de rest alsnog op eigen kosten (rijke ouders), met een (deeltijd)baan dan wel via een ''academisch leerlingenstelsel'' de eindstreep moet zien te halen. C. Het onverminderd doorgaan met ongericht en onvoorspelbaar veranderen van de wetgeving heeft nadrukkelijke gevolgen voor het functioneren van zowel (aspirant)studenten als studiebegeleiders. Gelet de ''Haagse maatregelen'' is een op het individu afgestemde begeleiding van studenten met betrekking tot studievoortzetting, pakketkeuze en extra studieactiviteiten meer dan ooit noodzakelijk. Helaas! De moeizame interpretatie van de regelgeving en de vele vragen die daaromtrent bij de jongelui leven overheersen in onze taakuitoefening. Naast mogelijk foute informering en advisering van studenten zijn onder begeleiders gevoelens van machteloosheid, afnemende motivatie en ongewenste werkbelasting merkbaar. Heldere en eenvoudige regelingen zijn noodzaak!

Nieuwe horizon

Ik hoop Jo, dat je de komende twee weken de tijd vindt om mij en de eerstejaars schriftelijke een steun in de RUG te geven. Ik zal de rest van deze dag besteden aan de uitwerking van het belang van een tweede studieadviseur aan onze faculteit. Ik ben er namelijk nog niet zo zeker van dat het onderwijs en jouw regelingen optimaal zullen inspelen op de mogelijkheden en het leergedrag van studenten. Extra begeleidingscapaciteit lijkt mij gewenst om studenten tijdig te wijzen op de gevaren die zich kunnen voordoen op hun studiepad. Tot slot verzoek ik je om onze partij en in het bijzonder Wim Kok mee te delen, dat onze partijverbondenheid wat mij betreft vrijwel zeker zijn langste tijd (20 jaar) heeft gehad. Ergens moet je in het leven grenzen trekken op weg naar een nieuwe horizon!

Alvast bedankt voor je reactie. Karel Labberté, studieadviseur van de Faculteit der Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.

Ik heb altijd al belangstelling gehad voor internationale betrekkingen. Ik heb voor Groningen gekozen omdat ik hier de studie kon doen die ik wilde doen. Ondertussen ben ik erg gehecht geraakt aan deze stad.

Ik woon met een ander in een uh..., noem het maar een jongerenhuis.

Ik ben geen lid van een politieke partij, maar D66 spreekt mij het meest aan.

Ik plak affiches voor café de Frisse Wind en heb een bijbaantje bij de Mensa. Afwassen, afruimen, slabakken vullen, kortom alles behalve koken.

Ik ben lid geweest van de SIB. ( Studenten Internationale Betrekkingen) Er heerst wel een beetje een jasje-dasje cultuur, maar het is geen bekakte club.

NRC Handelsblad.

'Hofman's honger' van Leon de Winter.

Nee, ik heb wel een tijdje een abonnement gehad op de Internationale Spectator.

Nee, ik heb geen geluidsinstallatie en ook geen nadrukkelijke muzikale voorkeuren.

Lenny Kravitz is wel okee, en Prince.

Nee!

Ik ga best veel uit. De Kar is mijn favoriete discotheek.

Helaas, geen geld en geen tijd om op vakantie te gaan.

Vanavond speelt er een bandje in de Mensa, daar ga ik naartoe.

In het weekend ga ik naar een vriendin in Leiden.

Etenswaren, drinken, dingen die ik anders ook zou kopen.

Dat is niet moeilijk: kleren kopen, m'n schulden aflossen, flink stappen en lekker uit eten gaan.

Ik associeer mezelf niet met een bepaalde groep studenten. Ik ben te individueel ingesteld om bij een bepaalde groep te horen. Ik zie wel dat het voor heel veel mensen wel heel belangrijk is bij een bepaalde groep te horen.

Ik ben me er niet van bewust hoe anderen mij zien. Ik denk een beetje alternatief. Ze zullen me wel niet bij Vindicat indelen. Een tikje wild.

M'n ouders hadden verwacht dat het wel wat sneller met mijn studie zou gaan. Verder zit het wel okee. Wel zijn ze er erg van geschrokken toen ze hoorden dat ik wel eens blow.

Ik hoop dat ik over tien jaar niet veel anders ben dan nu, dat ik een levensgenieter blijf. Een carrière nastreven kost heel veel. Ik weet niet hoeveel ik daarvoor wil opofferen.

Als de sfeer er naar is zou ik het wel doen. Mijn ervaring is overigens dat het met het meisje van je dromen nooit zo makkelijk gaat. Maar goed, als het gebeurt, kan het okee zijn, maar het is geen ideaal begin van een relatie.

Door de studieduurverkorting wordt de universiteit een soort school. Op scholen wordt kennis onderwezen. De nieuwe student zal dat ook van de universiteit verwachten. Wetenschappelijke kennis, kennis van de objectieve waarheid. Omdat wetenschapsfilosofie in de meeste lespakketten niet voorkomt kan hij deze desastreuze mening tot het eind van zijn studie behouden. Wat hij in werkelijkheid geleerd heeft zijn natuurlijk slechts modellen van de werkelijkheid die in concurrerende hobbyclubs in het toevallige tijdsgewricht van zijn studie in de mode waren. In de hobbyclubs berijden mensen stokpaardjes, hebben maatschappelijke en financiële belangen en staan meestal even open voor andere ideeën als de gemiddelde Jehova's getuige. Tussen de diverse geloven in de kerk der rede slaapt wel degelijk de duivel en wetenschappelijke discussie heeft niet zelden het karakter van wederzijdse verkettering of exorcisme.

In de natuurkunde heb je tegenwoordig de voorstanders en tegenstanders van de superstring-theorie. De kleinste eenheidjes van het universum zouden snaartjes zijn die trillen en wentelen in tien dimensies en zich in grootte tot de kleinste deeltjes van weleer verhouden als een elektron tot een vrachtwagen. De quantumfysici roepen dat zulke theorieën, die uitsluitend op wiskunde berusten zinloos zijn. De superstringers stellen daartegenover dat hun theorie alles verklaart : the theory of everything. Op dit moment zijn er vier geloven in de kerk der rede die niets met elkaar te maken willen hebben. In de eerste plaats het morfisme: dingen bestaan en moeten geclassificeerd worden op basis van gelijkenis. In de geneeskunde maakt men bijvoorbeeld classificaties van ziekten. Dan mechanicisme: de mens, de werkelijkheid is een machine, verschijnselen hebben altijd één oorzaak. In de geneeskunde probeert men bijvoorbeeld de oorzaak van een ziekte op te sporen om die te vernietigen. Het contextualisme: de wereld bestaat uit gebeurtenissen, niet uit dingen. Alles heeft altijd meerdere oorzaken. Tenslotte het organicisme: de werkelijkheid leeft. Zo vindt onze directeur-generaal milieubeleid Zoeteman in zijn boek 'Gaiasophie' dat de aarde een levend wezen is met de longen in Azië, de wervelkolom in de Rocky Mountains en het brein in het Noordpoolijs.

In de psychiatrie wordt ijverig ruzie gemaakt tussen mechanicisten en contextualisten over schizofrenie. De visie van de eerste groep is dat de ziekte berust op het ontbreken of juist een teveel van een bepaalde stof in de hersenen. De tweede groep meent dat de oorzaken gezocht moeten worden in de communicatie in het ouderlijk gezin van de patiënt. De twee groepen wetenschappers doen onderzoek op hetzelfde gebied. Ze zetten dit onderzoek echter geheel verschillend op, voeren het anders uit en interpreteren de resultaten anders. Het is de vraag of ze elkaars publikaties zelfs maar lezen.

Binnen de psychologie bestaan behavioristen, die vooral geïnteresseerd zijn hoe je gedrag van mens en dier kunt conditioneren, psychoanalytici, die vooral belang stellen in emoties en motivatie en cognitieve psychologen, die alleen letten op informatieverwerking. Geen van hen kan overigens een theoretisch systeem bedenken dat alle facetten van ons gedrag verklaarbaar maakt. Ze willen niets met elkaar te maken hebben. Wetenschappen bestaan uit intellectuele circuits die elkaars theorieën en feiten niet serieus nemen. Het is een dwaling te denken dat aan de universiteit kennis over de werkelijkheid onderwezen wordt.

PETER BÜGEL

Britten en Groningers op Zomer Jazz Fiets Tour

Vorig jaar behaalde de Zomer Jazz Fiets Tour een absoluut record. In vier jaar tijd was het bezoekersaantal verdubbeld tot bijna duizend. Waarmee de succesformule nog eens dik werd onderstreept. Want wat is er leuker dan fietsen door het Groningse platteland, karakteristieke kerkjes aandoen en onder het genot van een drankje weg dromen op hemelse jazzklanken!

Guus Termeer

De Zomer Jazz Fiets Tour viert het eerste lustrum met een bijzonder programma. Groningse en Britse jazzmuzikanten zullen elkaar ontmoeten in de kerkjes van het weidse land dat zich uitstrekt langs het Reitdiep. Twaalf concerten tussen Leegkerk en Garnwerd onder het motto 'The Groningen Britain Parade'. Voor naar verwachting zo'n duizend jazzliefhebbers reden om het stalen ros te bestijgen en de muziek tegemoet te trappen. ''Duizend bezoekers is onze grens'', stelt Laurens Smit Duyzentkunst, secretaris van de organiserende stichting Cu-Ré en coördinator cultuur van het beroemde kerkje in Oostum. Is dit aantal bereikt dan stopt de kaartverkoop. Het combineren van recreatie en cultuur, daarin ligt volgens Smit Duyzentkunst de kracht van de fietstour. ''Onze formule is echt origineel. We bieden een fietstocht door een van de mooiste gebieden van Noord-Nederland en een veelzijdig jazzprogramma, waarvan je zonder te jakkeren gemakkelijk zes concerten kunt bijwonen. En dat alles in sfeervolle ruimtes met een bijzondere akoestiek.'' Hoewel er soms stevige improviserende muziek op het programma staat, werkt de formule laagdrempelig: ''Nogal wat mensen stappen op de fiets, zonder dat al die namen op het programma hen iets zeggen. Ze laten zich gewoon verrassen. En dan blijkt dat ze het gepriegel van cellist Ernst Reijseger of andere experimentele geluiden die ze normaal hoofdschuddend zouden afwijzen, zeer wel kunnen waarderen.''

Parade

Op het programma van dit jaar prijkt naast de top van de Groningse jazzscene een keur aan bekende en minder bekende namen, waarbij de Britse muzikanten duidelijk in de meerderheid zijn. De titel 'The Groningen Britain Parade' dekt niet geheel de lading, erkent Smit Duyzentkunst. Zo speelt in Fransum gitarist Jan Kuiper met twee internationaal vermaarde klarinettisten: de Duitser Theo Jörgensmann en de jonge Fransman Denis Colin. Twee trekkers moeten voor een klinkend slot in de feesttent van Garnwerd zorgen: de jonge Londense band Butchers of Distinction, die in Garnwerd aan een Europese tournee begint, en de MOB (My Own Band) van de Zuidafrikaanse tenorsaxofonist Sean Bergin. Vorig jaar zorgde deze veelkleurige band in de kerk van Niehove voor het hoogtepunt van de fietstour. In een vrijwel geheel nieuwe (Brits-Nederlandse) samenstelling zal de MOB ook dit keer weer garant staan voor swingende improvisatiemuziek met een flinke dosis humor. Voor het zover is heeft de ijverige fietser al zijn web door het Groningse landschap getrokken. Van Leegkerk, waar de nieuwe Groningse band Dash zich uitleeft in improvisaties, naar Den Ham voor een optreden van het 'Nederbritse' blazerstrio Tobias Delius, Michael Moore en Joost Buis, en vandaar weer naar Niehove voor de bigband van tenorsaxofonist Johan Huizing en nog naar Saaksum waar het concert in een schuur plaatsvindt omdat de kerk niet ontheiligd mag worden, om uiteindelijk in het kerkje van Garnwerd een uniek optreden bij te wonen: de Groningse gitarist Piet Hoeksma ontmoet er Derek Baily. Of de fietser inmiddels doorweekt of gebruind is, ligt in de handen van Erwin Kroll.

Zomer Jazz Fiets Tour, zaterdag 31 augustus van 12.30-00.00 uur. Passe-partouts zijn tot 29 augustus in de voorverkoop te verkrijgen à F 22,50 (nadien F 30,-) bij de VVV-kantoren Groningen en Winsum, de Swingmaster en jazzcafé De Spieghel. Losse kaarten bij de kerk zolang de voorraad strekt.

Studeren wordt weer duurder

MARGRIET VAN LITH

Studenten moeten na 1 januari 1992 ruim elf procent rente op hun studieleningen gaan betalen; dat is twee en een half procent meer dan nu. De privatisering van de studieleningen is hiermee van de baan. Ook wil het Kabinet dat een student die zijn propedeuse niet in een jaar haalt geen basisbeurs meer krijgt totdat hij wel is geslaagd. Tegen dit voorstel bestaat binnen de Tweede Kamer echter veel weerstand. Het rentepercentage voor studieleningen wordt opgetrokken naar een ''echt kostendekkend niveau'', zo blijkt uit een uitgelekt ontwerp van de Memorie van toelichting op de begroting, en wel naar 11,3 procent. In ruil daarvoor krijgt minister Ritzen toestemming van het Kabinet om het bedrag dat aan studieleningen wordt verstrekt niet meer als uitgave te boeken. Dat ontslaat hem van de plicht steeds weer nood-oplossingen te bedenken voor het voortdurende uitstel van de privatisering, waarover hij met de banken maar geen overeenstemming kon bereiken. Een oplossing die voor de minister een enorme bevrijding betekent, want de leningen belopen zo'n vijfhonderd miljoen per jaar. Voor de studenten ligt het anders: het bedrag dat zij aan schuld opbouwen zal de komende jaren duizelingwekkend sterk gaan toenemen.

Tempobeurs

De rente die de studenten op hun leningen moeten betalen is de afgelopen tijd met grote sprongen vooruit gegaan. Vorig jaar was het percentage nog 7,12. Toen al opperde de minister dat een stijging van ''minstens 1,15 procent'' nodig zou zijn als de leningen werden verzelfstandigd. Zijn voorstel tot die verzelfstandiging vond geen genade in de ogen van de Raad van State, onder andere omdat de rentestijging zulke vergaande gevolgen zou hebben voor de studenten. De Raad vond de rentestijging tot 8,3 procent ''zeer onwenselijk'', vooral omdat de studiebeurzen toch al onder druk staan en omdat binnen het ministerie van Financiën plannen leefden (en leven) om de belastingaftrek op aflossingen af te schaffen. Een tweede gevolg van Ritzens beurzenbeleid is, dat veel studenten straks meer moeten gaan lenen omdat op elke studievertraging verlies van de basisbeurs als straf staat. Zo is het recht op een basisbeurs al beperkt tot vijf jaar (de cursusduur plus een jaar); wie er langer over doet moet zijn hele inkomen lenen. Bovendien werkt Ritzen aan plannen voor een 'tempobeurs': wie zijn tentamens niet op tijd haalt verliest tijdelijk de basisbeurs en moet alles lenen totdat hij weer bij is. Om te beginnen wil Ritzen dat plan al laten ingaan bij de propaedeuse, zo zal hij in de begroting voor het volgend jaar aankondigen. Of dat laatste plan het in de Tweede Kamer haalt is echter zeer de vraag. Het idee komt bovenop het nog maar net gelanceerde bindend studie-advies, dat de universiteiten de gelegenheid moet geven slecht functionerende studenten na een jaar weg te sturen. Parlementariërs van verschillende partijen lieten deze zomer in een eerste reactie weten, dat zij liever eerst de effecten daarvan afwachten.

Geen haast

Wel is het zo, dat de laatste tijd van verschillende kanten is aangedrongen op een strenger regime tijdens de propaedeuse. In veel studierichtingen slaagt nauwelijks de helft van de studenten binnen een jaar. Visitatiecommissies als van economie en rechten vonden dat studenten de mogelijkheid om twee jaar over de propaedeuse te doen uitbuiten om veel leuks te doen en weinig te studeren wat hen dan later in de studie flink opbreekt. Uit een studie van het onderzoekscentrum SCO blijkt zelfs, dat veel docenten de studenten stimuleren om geen haast te maken. Binnen de universitaire cultuur is een propaedeuse van twee jaar eerder norm dan afwijking. De universiteiten en de studentenorganisaties vinden echter, dat studenten extra tijd nodig hebben om zich op de studie en het studeren te oriënteren. Bovendien zijn de studentenbonden van mening, dat veel studenten de propaedeuse niet op tijd halen omdat de studierichtingen niet overweg kunnen met de massaliteit aan eerstejaars.

Acties

De studentenbonden hebben aangekondigd harde acties te gaan voeren tegen de kabinetsplannen. Een speciaal in het leven geroepen Landelijk Actie Comite beraadt zich over de mogelijkheden, maar volgens LSVb-voorzitter Rene Damen worden bezettingen en blokkades niet uitgesloten. ''De komende tijd zullen we ons beperken tot kleine verrassingsacties'', aldus Damen. ''Maar als deze plannen in de Tweede Kamer komen zullen we niet aarzelen hardere acties te ondernemen.'' Om de studenten voor te lichten heeft de LSVb een klachtentelefoon geopend en een speciale krant uitgegeven. (HOP)

Vaudeville, hapjes en muziek

Door YVONNE VAN DEN BERG

Voor wie nog geen afscheid kan nemen van de vakantie of nog geen zin heeft in studeren, is er tussen 30 augustus en 8 september een prachtige afleiding te vinden in 'De Parade'. Dit reizend muziek- en theatergezelschap slaat dan haar tenten op in het Noorderplantsoen en brengt er een kleurig samengesteld programma met als uitersten ouderwets vaudeville en een swingende avond met de groep Deco Deco. Maar dat is nog niet alles. Heb je ooit al eens in een reuzenrad een drankje of een dineetje genuttigd? Dat kan tijdens deze parade in het speciaal omgebouwde rad La Molina. Of heb je meer zin om te griezelen in het illusionistentheater van Celsius in theater De Paradijsvogel. Ook deze tent staat in het Noorderplantsoen voor je open. Studio 7 brengt de zogenaamde participatie-shows waarvan je maar moet afwachten hoe je na het programma weer op het grasveld van het Noorderplantsoen verschijnt. In de Salon des Varietés presenteert sir Alexander Gibson zijn Levende Jukebox, ingevuld door de stemmen van Helen en Yvonne. De dames brengen het liedje van jouw keuze en rekenen daarna persoonlijk met je af. Maar misschien heb je alleen maar zin om iets te drinken in de Cantina Mobile. In deze tot rollend restaurant omgebouwde verhuiswagen zijn ruim driehonderd zitplaatsen. Je hebt er de keuze tussen kleine Spaanse hapjes of minimaal een viergangenmenu. Voor het laatste moet je wel even reserveren en nog wat vakantiegeld over hebben. Tegelijkertijd met deze Parade worden er in het Noorderzontheater, dat met een eigen tent in het Noorderplantsoen staat, voorstellingen gegeven door artiesten uit het Noorden. Iedere avond staat in het teken van een eigen thema. Revue, levensliederen, moderne dans met de Groningse dansgroep Reflex, een combinatie van close-harmony en cabaret in de groep Truus Gaat Uit Wandelen, een voorstelling van de Jongeren Vooropleiding Theater en nog veel meer. Aansluitend op deze voorstellingen kan je nagenieten in de Orangerie (gratis) waar je nog meer muziek te wachten staat.

De Parade van 30 augustus tot 8 september. Iedere dag vanaf ongeveer 16.00 uur (in het weekend vanaf 13.00 uur). Het Noorderzon-theater begint om 19.30 uur met zijn voorstellingen, de andere theatertjes om 20.30 uur. Op het festivalterrein is een speciale Parade-krant te krijgen met daarin alle programma's.

FILM

(Frank Blaakmeer)

Dit jaar steeg Kevin Costner op de 'Power in Hollywood' top 100 met stip van de 87ste naar de 14de plaats, en dat is zelfs in de Groninger bioscoopladder zichtbaar. 'Dances with Wolves' draait al zolang als ik me kan herinneren (nog wel even gaan zien eerstejaars), en nu is er dan Robin Hood. Costner, die als vriendendienst voor regisseur en naamgenoot Kevin Reynolds de hoofdrol op zich nam, zet met groot gemak een tegelijkertijd dartele en toch door het leven vroeg oud geworden held neer. De andere hoofdrol is voor Alan Rickman, die van de sheriff van Nottingham een even aantrekkelijke als minne boef maakt. Alles spettert en doet in deze film, de camera zwenkt en vliegt heen en weer zonder dat je er, zoals in Oliver Stone films, horendol van wordt. De oude Hitchcock zei al eens: ''Als het om films gaat heb je plakjes leven, en plakjes cake, ik maak plakjes cake.'' 'Robin Hood' is een overheerlijk plakje cake, maar zonder nasmaak.

KUNST

(Gerard Lakke)

Tot en met 14 september exposeert Marianne van Voorn tekeningen en illustraties in de tentoonstellingsruimte van het Harmoniegebouw (open: dinsdag-zaterdag 12-17 uur). Centraal in de expositie staan de illustraties van het in juli uitgekomen kinderboek 'Verveelde Julia', dat door Van Voorn zowel geïllustreerd als geschreven werd (in die volgorde!). Het is de geschiedenis van een meisje dat is opgesloten in een groot park en dat zich stierlijk verveelt. Haar oma vertelt haar verhalen, die ze telkens maar half afgemaakt. Maar dan beginnen de personages uit die vertellingen tot leven te komen en beleeft Julia tenslotte toch allerlei enerverende avonturen. Van Voorns illustraties hebben in het algemeen een lyrische, romantische inslag, hoewel het bepaald niet alleen lieflijkheid is wat de klok slaat. Met wouden van fijne krasjes en lijntjes worden fantasievolle sprookjestaferelen geschetst waarin de nodige ongerijmdheden en absurditeiten plaatsvinden. Veel werk is besteed aan de dikwijls humoristische en relativerende detaillering. Daardoor weten de tekeningen de aandacht vast te houden. Vernieuwend kun je haar stijl van illustreren niet noemen, maar ze is wel uiterst doeltreffend en bekoorlijk. Ook voor volwassenen.

KLASSIEK

(Yvonne van den Berg)

Speel je al lang klarinet, heb je ervaring met samenspel en wil je die ervaring verdiepen? Die kans krijg je nu. Op 4 en 11 september houdt het gloednieuwe Groninger Klarinetorkest Clarinets Unlimited 's avonds audities in de Nieuwe School aan de Wassenberghstraat 26 te Groningen. Clarinets Unlimited is een nieuw orkest waarin bijna alle typen klarinetten meespelen die er zijn: van de hoge Es-klarinet tot en met de lage contrabas. Door deze combinatie van klarinetten is een heel eigen geluid te realiseren met de mogelijkheden van een orgelklank. Het orkest speelt veel bewerkingen van onder andere Bach, Vivaldi en Debussy. Daarnaast is het de bedoeling dat er composities worden gespeeld die speciaal voor dit ensemble worden geschreven. Het debuut van het orkest heeft al in het voorjaar plaatsgevonden maar nieuwe blazers zijn van harte welkom (tot 23 augustus bij Lucas Snieders, tel. 410750 of Henk Jansen tel. 715302).

THEATER

(Lida Coumou)

Zolang de terrassen in de Poelestraat steeds groter worden en de temperatuur verleidelijk aangenaam blijft, zal de animo om een theater te bezoeken beduidend klein zijn. Geen nood, want de deuren van de cultuurpaleizen gaan pas in september open. De eerstejaars zullen dan merken dat zij wel erg geboft hebben met Groningen. Binnen een straal van een paar honderd meter zijn zo'n zes, zeven podia te vinden, waar ook dit seizoen weer veel moois valt te bewonderen. Het Grand Theatre aan de Grote Markt valt het meest in het oog: de rommel van het Febo-concern op de trappen is omgekeerd evenredig met de inhoud van de voorstellingen. Wie geïnteresseerd is in vernieuwing en experiment kan het beste aldaar zijn of haar licht opsteken. De Stadsschouwburg aan de Turfsingel is een monumentaal pand in Groningen, waar zo'n tweehonderd dans-, toneel- en muziektheatervoorstellingen per jaar zijn geprogrammeerd. Aan de achterkant bevindt zich het Kruithuis, waar je terecht kunt voor de kleine en sympathieke zaalprodukties. De volgende keer iets meer over de drie alternatieve podia: het USVA-theater aan de Boteringestraat, het Universiteitstheater in het Harmoniegebouw en het Prinsentheater aan het Noorderplantsoen.

POP

(Jan Kooi)

Een nieuw jaar, met nieuwe lezers. En dus een korte uitleg. Alhoewel er boven dit stukje heel eenvoudig 'Pop' staat, beperken deze stukjes zich tot beginnende en minder bekende bandjes, te zien in kleinere zalen als Simplon en Vera. Concerten met entreeprijzen van boven een tientje, vallen al snel buiten het interessegebied van deze stukjes. Grote zalen en hoge entreeprijzen betekenen al gauw dat je te maken hebt met popmuziek als pure business. Waar het mij om gaat is popmuziek als bloed, zweet en tranen: als iets wat gemaakt wordt, met eerder lol en speelplezier in 't achterhoofd dan dollartekens. En het moet gezegd: in Groningen kom je wat dat betreft ruimschoots aan je trekken. Naast de twee al genoemde jongerencentra, valt er in Groningen ook in het Oude RKZ en het gekraakte Mazzo het nodige jong talent voor weinig geld te zien. Dit alles heeft weinig met elitaire opvattingen te maken, maar veel meer met het idee dat bands in een beginstadium vrijwel altijd leuker en spannender zijn. Vergeet niet dat ook U2 en Simple Minds in Vera begonnen!

Tandheelkunde klaart klus zonder sjoemelen

In augustus 1986 maakte Deetman, toen minister van onderwijs, de plannen bekend en in april 1987 viel het besluit: de Faculteit der Tandheelkunde in Groningen moest dicht. ''Het daaropvolgende studiejaar hebben we geen eerstejaars meer aangenomen'', zegt decaan prof.drs. O. Hokwerda. ''En van de studenten die al bezig waren, analyseerden we toen de studievoortgang. We wilden er zeker van zijn dat iedereen zijn bul zou halen voor september 1991. Want na die datum zou Tandheelkunde niet meer bestaan.'' Die opzet is geslaagd. Op 28 juni gingen de laatste vijftien studenten met een diploma de deur uit. Wat rest is de vraag hoe de faculteit dat voor elkaar kreeg. Een interessante vraag nu er vanuit Den Haag steeds meer druk op studenten en universiteiten wordt uitgeoefend om binnen de gestelde termijnen af te studeren. ''Toen we van de sluiting op de hoogte waren gebracht hebben we alle studenten apart onder de loep genomen'', vertelt Hokwerda. ''Zo'n 35 studenten kregen toen het dringende advies hun studie in Amsterdam of Nijmegen af te maken. Die zouden in Groningen nooit op tijd klaar zijn. Met de rest, zo'n driehonderd studenten, zijn we toen aan de slag gegaan.'' In de praktijk kwam het er op neer dat de studievoortgang van de studenten scherp in de gaten werd gehouden. Daarnaast draaide de studiebegeleiding op volle toeren. Het ging nog net niet zo ver dat de studieadviseur bij de studenten thuis op de stoep stond. Hokwerda: ''We hadden een uitgebreid en volledig geautomatiseerd studieregistratiesysteem. Elke maand kreeg alle studenten een overzicht van hun resultaten. Daar stond dan precies bij wanneer ze klaar zouden zijn als ze hetzelfde tempo zouden aanhouden. Als er ook maar iemand dreigde te vertragen, dan greep de studieadviseur direct in. Dan werd er samen met de student een planning gemaakt waar strikt de hand aan werd gehouden.'' Volgens de decaan was het snel studeren ook mogelijk door het volledig gemodulariseerde onderwijsprogramma. Er waren daardoor nooit problemen met de programmaopbouw. Bovendien kende de faculteit sinds 1982 een zelfstudiesysteem. ''Als studenten eenmaal aan die eigen verantwoordelijkheid zijn gewend, dan schiet het lekker op'', weet Hokwerda. ''Helemaal als ze in de gaten hebben dat er op ze wordt gelet. Toch dreigde er het afgelopen najaar iets mis te gaan. Bij zo'n vijftien studenten hadden we de verwachting dat ze het toch niet meer zouden redden. We stelden voor dat ze hun studie zouden vervolgen in Nijmegen, maar dat wilden ze niet. Toen hebben we precies uitgerekend: als je het nog wilt halen dan moet je zo en zoveel uur in de week studeren.'' Op geen enkele manier is er met de opleiding gesjoemeld en volgens de decaan waren van begin af aan alle docenten ervan doordrongen dat het niveau gehandhaafd moest blijven. Het onderwijsprogramma bleef gedurende de hele periode, op enkele kleine punten na, ongewijzigd. Naast de scherpe bewaking door alle betrokkenen van het niveau, is er ook niet gesneden in de omvang van de vakken. ''De studenten probeerden natuurlijk wel met een minimum aan inspanning aan de eisen te voldoen, maar dat kun je ze niet kwalijk nemen. Bij hen zweefde voortdurend de deadline voor ogen.''

(Arjan Wildeboer)

Tandheelkunde sluit de poorten

De Faculteit der Tandheelkunde gaat op 1 september dicht. Dit in verband met de bezuinigingsoperatie 'Selectieve krimp en groei' die door oud-minister Deetman in 1986 werd opgestart. De faculteit leidde in 44 jaar zo'n 2500 tandartsen op. In juni kregen de laatste 15 studenten hun bul uitgereikt tijdens een plechtige bijeenkomst in de aula van het Academiegebouw. Drie tandheelkundige vakgroepen zullen worden ondergebracht bij de medische faculteit. Die zal ook een deel van de inventaris overnemen. Het personeel van Tandheelkunde heeft gebruik gemaakt van de 50-plusregeling of is reeds elders ondergebracht. Volgens decaan prof.drs. O. Hokwerda komt de sluiting op een moment dat er al weer een tekort aan tandartsen dreigt. ''Zoals gewoonlijk loopt men weer achter de feiten aan.''

(Arjan Wildeboer)

Archief-Hermans moet open

GUUS TERMEER

Het College van Bestuur van de RUG heeft het archief van oud-lector W.F. Hermans ten onrechte gesloten verklaard. De motivering van het CvB dat de bescherming van de betrokken personen zwaarder moet wegen dan het recht op informatie is ontoereikend. Dit is de uitslag van de AROB-procedure die de Amsterdamse onderzoeker Robert Delvigne tegen de Rijksuniversiteit aanspande. Op 25 juli jongstleden werd de uitspraak bekend, waarin de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State de RUG terugfloot. Wel geeft de Raad van State de universitaire bestuurders vier maanden de tijd om een nieuw besluit te nemen. Daarbij wordt de opening gelaten dat bepaalde stukken uit het dossier op basis van een ''toegespitste motivering'' worden geweigerd. Een algehele afwijzing van het verzoek tot inzage wordt echter in strijd genoemd met ''het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat een beschikking moet kunnen worden gedragen door een toereikende en deugdelijke motivering.'' Of het College van Bestuur gebruik gaat maken van de mogelijkheid om inzage in bepaalde stukken te weigeren kan voorlichter W. Janssen nog niet zeggen: ''Het College heeft hierover nog geen besluit genomen. De Raad van State bepleit zorgvuldigheid, die willen we dan ook in acht nemen.'' Neerlandicus Robert Delvigne, die vier jaar geleden voor het eerst om inzage vroeg, vreest dat de zaak zich nog wel even kan voortslepen: ''Het College zal de volledige vier maanden wel gebruiken. Daarna moet er opnieuw een uitspraak komen.'' Zijn wetenschappelijk artikel over de universitaire loopbaan van W.F. Hermans laat dus nog even op zich wachten. Hij is Bulgaar van geboorte, werkte in Oost- en de afgelopen twee jaar met een beurs in West-Duitsland. Met ingang van 1 september a.s. wordt dr. Nikolay Petkov (34) hoogleraar informatica aan de RUG. Vanuit zijn huidige woon- en werkplaats Wuppertal meldt Petkov dat zijn keus voor opnieuw een stapje westwaarts puur wetenschappelijk is bepaald: ''Je moet niet zo benadrukken dat ik uit Bulgarije kom. Ik voel me in de eerste plaats een citizen of the world. Het gaat me erom dat ik vooruitgang kan boeken in mijn vak en daarvoor zie ik in Groningen mogelijkheden. Vergelijk het met een schrijver. Die zegt ook dat zijn beste boek nog geschreven moet worden. ''Natuurlijk heb ik geluk gehad met de omwentelingen in Oost-Europa. Anders had ik niet zeker geweten of ze me zouden hebben laten gaan. Dat had me voor lastige beslissingen geplaatst. Ik had misschien de relatie met mijn ouders moeten verbreken om niet een slaaf maar een vrij man te zijn. ''Dat ik kan gaan waar ik wil, beschouw ik als een hint van God: Ik voel me verplicht om een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan het hele mensdom, niet alleen aan mijn eigen volk.''

(Ellis Ellenbroek)

Miljoenen voor Oost-Europa

LAURENS BERENTSEN

De RUG verwacht in het studiejaar 1991-92 ruim twee miljoen gulden te krijgen voor verschillende samenwerkingsprojecten met vier universiteiten in Hongarije, Tsjechoslowakije en Polen. Ook het AZG krijgt bijna een half miljoen gulden. Dat geld is afkomstig van TEMPUS, het EG-programma voor uitwisseling met Oost-Europa. Van 1,1 miljoen gulden is de universiteit al zeker, omdat dat bedrag terechtkomt bij projecten waarvan de RUG penvoerder is. Het gaat daarbij om projecten van de vakgroep Scandinavische Talen, de studierichting Alfa-informatica en de Dienst Onderwijs, Onderzoek en Planning. De Oosteuropese partners zijn de Eötvös Loránd Universiteit en de University of Economic Science in Budapest, de Comenius Universiteit in Bratislava en de Universiteit van Wroclaw. De rest van de anderhalf miljoen komt van projecten waarin de RUG participeert, maar waarvan andere instellingen penvoerder zijn. Zo heeft het Academisch Ziekenhuis Groningen ongeveer 450.000 gulden gekregen voor het opzetten van een Health Management School in Bratislava, een project waarin het ziekenhuis onder andere samenwerkt met het Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken van de RUG. De universiteit krijgt ook nog ongeveer een half miljoen gulden van het ministerie van O&W voor samenwerking met Oost-Europa. Behalve het geld uit TEMPUS heeft de RUG deze zomer ook 318 beurzen uit het ERASMUS-programma van de EG toegewezen gekregen. Dit programma is bedoeld voor de uitwisseling van studenten binnen de Europese Gemeenschap.

Ritzen geeft gehoor aan eisen Studentenbond

Beursstudenten van 27 jaar en ouder en studenten die een ''tegemoetkoming studiekosten voor ouder dan 21-jarigen'' (TS-regeling) ontvangen, krijgen alsnog de hen beloofde studiebeurs. Voor beide groepen heeft Ritzen op aandringen van de Landelijke Studentenvakbond LSVb de regels verzacht. Met de invoering van de Heroriëntering Studiefinanciering werd de leeftijdsgrens met drie jaar verlaagd: wie zich voor het jaar 91/92 voor het eerst inschrijft en 27 jaar of ouder is, heeft geen recht meer op een basisbeurs. De Eerste Kamer keurde het wetsvoorstel pas in mei goed en toen hadden de meeste studenten zich al ingeschreven. Zevenhonderd van hen hadden ook allang een toezegging gekregen, toen deze opeens niet meer geldig bleek. De LSVb dreigde met een kort geding tegen dit onrecht. Eén dag voordat de rechtszaak zou dienen, woensdag 7 augustus, besloot Ritzen dat deze groep studenten de hen beloofde beurs (tot 1 januari 1992) alsnog zou krijgen. Ook voor de TS-regeling wilde de studentenbond op 7 augustus een kort geding voeren, maar ook dit is door het ministerie te elfder ure geschikt. Deze regeling geldt vanaf 1 januari 1991 niet meer voor studenten aan hbo of universiteiten. Ritzen heeft besloten dat diegenen die toen al studeerden, hun studie mogen afmaken met behoud van de TS-regeling.

(Margriet van Lith, HOP)

Harmonisatie onderzoekscholen in Europa bepleit

Onderzoekscholen moeten een soort brugklas invoeren voor hun promovendi. In het eerste jaar moeten de aio's en oio's een schoolse begeleiding krijgen in wetenschappelijke methoden. Na dat jaar moeten school en promovendus samen beoordelen of voortzetting van het project gewenst is. Dat is een van de aanbevelingen die de Internationale Commissie Onderzoekscholen deze zomer aan minister Ritzen heeft gedaan. De commissie bestond uit wetenschappers uit Nederland, België, Frankrijk en Duitsland en had als doel voorstellen te doen voor ''harmonisatie'' van de onderzoekscholen in deze landen. Vooral het Franse voorbeeld met de brugklas en een evaluatie na één jaar, sprak de commissie erg aan. Zo'n proefjaar met intensieve begeleiding kan bijdragen aan verhoging van het rendement van de opleidingen, want nu is het nog zo dat maar weinig promovendi in vier jaar hun dissertatie afronden. De commissie bepleit een financiering van promotieplaatsen, waarbij ook het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties betrokken zijn. Daarmee kunnen wetenschappers die niet van plan zijn aan een universiteit te gaan werken worden gestimuleerd om te promoveren. Zulke promovendi hoeven zich dan niet bezig te houden met onderwijs geven, omdat onderwijservaring voor hen niet zo van belang is.

(Margriet van Lith, HOP)

Welkom nieuwe lezer

Voor je ligt de UK, al twintig jaar het onafhankelijk weekblad voor studenten en medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen. Het komend academisch jaar zal de krant 40 keer in je bus vallen. De UK brengt wekelijks nieuws, achtergronden en opinies uit de Groningse universitaire wereld. Naast vaste items als onderwijs, onderzoek en bestuurlijke zaken bevat de krant informatie over onderwerpen die het studentenleven beheersen: uitgaan, sport, colleges en tentamens. Bovendien biedt de opiniepagina ruimte voor brieven en opiniërende artikelen van de lezers. Zit je iets dwars, schroom niet! De redactie wenst je veel leesplezier.

Studenten behouden extra studietijd

De landelijke studentenbond LSVb heeft haar kort geding over de Harmonisatiewet gewonnen. Studenten die extra studietijd hebben gekregen op grond van het 'Vonnis-Wijnholt' behouden ook hun eerder verworven recht op compensatie voor ziekte of bestuurswerk. Dat heeft de Haagse rechtbank besloten.De Groningse advocaat O. van de Klok wil voor een aantal studenten dat niet profiteert van het Haagse vonnis, in beroep gaan tegen de reductie van de studietijd.

Margriet van Lith/Laurens Berentsen

Inzet van het kort geding van de LSVb was de rechtspositie van een groep studenten die geprofiteerd had van het 'vonnis-Wijnholt'. Dat vonnis had betrekking op hbo-studenten die in 1987 met een universitaire studie waren begonnen, toen een hbo-afgestudeerde nog een volledige universitaire studie kon volgen, met behoud van studiefinanciering. De Harmonisatiewet echter, die in augustus 1988 werd ingevoerd, beperkte de totale verblijfsduur in het hoger onderwijs tot zes jaar. Plotseling hadden deze studenten bijna geen tijd meer over om af te studeren. De studentenbond LSVb spande een kort geding aan en rechtbankpresident Wijnholt stelde hen in het gelijk. Voor de 'Wijnholt-studenten' werd een Reparatiewetje ingesteld die hen tot 1 augustus 1991 de gelegenheid gaf te studeren met behoud van studiefinanciering. Een deel van deze studenten had in het eerste jaar vertraging opgelopen door bijzondere omstandigheden als ziekte of bestuursactiviteiten, waarvoor hen extra studietijd was toegekend.

Optelsom

Zij waren van mening dat die extra tijd nu, nadat op 1 augustus 1991 hun inschrijftijd verbruikt was, alsnog kon worden opgenomen. Minister Ritzen hield vol dat 1 augustus 1991 de uiterste termijn was. Deze redenering kwam de Haagse rechtbankpresident ''zeer ongerijmd'' voor. Want wat is het nut van toegezegde compensatie, als je daar op het beslissende moment niet over kunt beschikken? Bovendien verweet de rechter het ministerie, dat het de afgelopen jaren zeer onduidelijk was geweest over deze regeling. Haar voorlichtingsbrochures, zo oordeelde de rechter, ''sluiten de lezing van gedaagde niet uit, maar daarmee is dan ook alles gezegd''. En dat terwijl alle universiteiten alsmede de VSNU en de HBO-raad altijd onverkort het standpunt van de LSVb hebben uitgedragen, zo voegde de president toe. Minister Ritzen zal het vonnis van de rechtbank ''uiteraard'' uitvoeren, aldus een woordvoerder. Volgens het ministerie gaat het om zo'n 750 studenten. De verlenging van studieduur met behoud van studiefinanciering zal tussen de vijf en tien miljoen gulden kosten, verspreid over dit en het volgende begrotingsjaar. Met het vonnis van de Haagse rechtbank zijn niet alle studenten uit de problemen. Een aantal studenten dat in 1987 met een universitaire studie begon en daarvoor in het hbo al inschrijvingsjaren verbruikte, is er niet door geholpen. Volgens het ministerie moeten zij alle inschrijvingsjaren in het hoger onderwijs vanaf 1981 optellen, en komt deze optelsom uit op zes jaar of meer, dan hebben zij geen recht meer op inschrijving. De Groningse advocaat O. van de Klok wil namens een groep cliënten beroep aantekenen tegen deze gang van zaken. Reden daarvoor is dat bij deze studenten in 1987 de verwachting bestond dat zij vanaf dat moment zes jaar over hun studie zouden mogen doen, aldus Van de Kolk. Die verwachting werd nog eens versterkt door de Rijksuniversiteit Groningen. Bij de vermelding van de resterende inschrijvingsduur op de inschrijvingsformulieren ging de universiteit er de afgelopen jaren namelijk vanuit dat de betreffende studenten vanaf 1987 zes jaar recht op inschrijving zouden hebben. Toen in de loop van 1990 echter duidelijk werd dat voor minister Ritzen de werking van het Reparatiewetje per 1 september 1991 definitief ophield, leverde herberekening voor zeshonderd RUG-studenten een reductie van de studietijd op. Zij werden daar voor de zomer door de universiteit van in kennis gesteld. Er hebben zich inmiddels vijftien studenten met een klacht bij Van de Klok gemeld. (HOP)

Verenigingsleven in trek bij eerstejaars

Het gaat goed met de Groningse studentenverenigingen. Bijna allemaal hebben ze het paardemiddel van de ledenstop in stelling moeten brengen om de aanwas binnen de perken te houden. De grote twee, Vindicat en Albertus, moesten beide meer dan honderd aspirant-leden teleurstellen en hadden met respectievelijk 450 en 300 gelukkigen een volle bak. Ook Cleopatra stond bij meer studenten in de belangstelling dan de zestig die men tot de vereniging kon toelaten. Bernlef en Hendrik de Cock konden alle aanmeldingen honoreren. De 42 nieuwe Friezen en veertig christelijken zullen de verenigingshuizen niet doen uitpuilen. Bij Hendrik de Cock verwachten ze overigens dat het aantal aanmeldingen nog tot tachtig zal oplopen. Relatief het beste scoorde de nieuwkomer in het verenigingscircuit, Dizkartes, die haar ledental vervijfvoudigd zag tot net boven de honderd. Coördinator inschrijving, Alexander Aaldering, beschrijft de introductie voor Dizkartes als een eclatant succes. ''De Pelsterdwarsstraat, waar ons pand aan ligt, zag soms zwart van de mensen, zo druk was het. En dat enthousiasme voor het verenigingsleven verwacht je toch niet na zo'n vijfjarenmaatregel.''

(Joep Engels)

Studenten voor 700 gulden per jaar verzekerd

Studenten kunnen zich vanaf 1 januari 1992 voor zevenhonderd gulden per jaar tegen ziektekosten verzekeren. Dat is het resultaat van overleg tussen staatssecretaris Simons en de verzekeraars. Studenten die zijn meeverzekerd in het verplichte ziekenfonds kunnen dat het beste blijven, want zij betalen nauwelijks premie. Voor de extra bijdragen die zij vanaf volgend jaar moeten gaan betalen, krijgen zij een vaste vergoeding. Voor alle andere studenten hebben staatssecretaris Simons en minister Ritzen nu een afspraak gemaakt met de verzekeraars. Zij komen voortaan in aanmerking voor een Standaardpakketpolis voor een premie van maximaal zevenhonderd gulden per jaar. De dekking van die polis is vergelijkbaar met die van het ziekenfonds. Tot nu toe kregen de particulier verzekerde studenten met een topbeurs een vaste vergoeding van duizend gulden per jaar, maar door de invoering van allerlei extra premies zouden zij daarmee niet meer uitkomen. Na overleg met de organisatie van verzekeraars heeft staatssecretaris Simons nu de hoogte van de studentenpremie vastgesteld op zevenhonderd gulden. Voor minister Ritzen was deze afspraak met de particuliere verzekeraars erg belangrijk, omdat de stijgende premies het 'normbedrag ziektekosten' in de studiefinanciering steeds meer zouden opjagen. Bovendien wilde hij een einde maken aan de situatie dat veel studenten onverzekerd rondlopen. De vergoeding voor ziektekosten wordt nu alleen nog gegeven aan wie kan aantonen dat hij echt verzekerd is. De verzekeraars krijgen de wettelijke verplichting de studenten te accepteren.

(Margriet van Lith, HOP)

Afgestudeerde vrouwen vaker werkloos

De werkloosheid onder vrouwelijke academici is relatief twee maal zo hoog als die onder de mannelijke collega's. Van de afgestudeerde mannen is 4,3 procent zonder baan en van de afgestudeerde vrouwen 8,6 procent. Deels is dat te verklaren door de 'verkeerde' studiekeuze: vrouwen kiezen vaker voor alfa- en gammarichtingen die slecht in de markt liggen. Maar ook als de cijfers per vakgebied worden vergeleken blijkt dat vrouwen minder gemakkelijk een baan vinden dan mannen. Dat blijkt uit de Schoolverlatersbrief 1991, een analyse van de arbeidsmarktkansen van schoolverlaters, uitgegeven door het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening. De toon van de analyse is wat de universitair afgestudeerden betreft minder somber dan die van vorig jaar. Toen werd vooral de kans op langdurige werkloosheid voor academici zeer hoog ingeschat, bijna net zo hoog als voor jongeren die nooit verder zijn gekomen dan het basisonderwijs. Zo'n schatting maakt het CBA nu niet meer en in een nadere toelichting liet een woordvoerder weten dat het duister perspectief vorig jaar wellicht wat te zwaar was aangezet. Het percentage werkloze academici is nu 5,6 en dat is 1,8 procent minder dan het landelijk gemiddelde. De arbeidsmarkt voor academici is relatief opmerkelijk stabiel. Sociologen, psychologen, pedagogen, (kunst)historici en afgestudeerden in de letteren en de landbouwwetenschappen hebben de grootste kans op werkloosheid en technisch opgeleiden de kleinste en dat is al jaren zo. Kleine veranderingen zijn nu zichtbaar bij de medisch opgeleiden, waar door een dalende studentenbelangstelling de kans op een baan groter wordt, en bij bedrijfs- en bestuurskundigen en juristen waar de kans door oververzadiging juist steeds kleiner wordt.

(Margriet van Lith, HOP)

Demonstreren namens iedereen die boos is

Door ELLIS ELLENBROEK

De Groningse medisch onderzoeker Pek van Andel lijkt zich haast te schamen dat hij een halve dag nodig heeft gehad om van de schrik te bekomen over de staatsgreep in de Sovjetunie. Maar nu kan hij niet langer stil blijven zitten. Hij heeft nog een paar uur. Van Andel krabbelt een boodschap op een vel papier voor Mika, een Russische. Haar adres heeft hij via het Slavisch Instituut. Of Mika wil komen spreken op een demonstratie vanavond, aan de voet van de Martinitoren. ''Namens iedereen die nu boos is'', schrijft Van Andel. Punt. Twee dikke strepen. De punt van het potlood breekt. De onderzoeker ziet er de symboliek van in. ''Zo'n punt breekt uit pure woede.'' Dan belt hij naar huis om een laken. Maakt niet uit wat voor één: ''Er komt democratie op te staan.'' Ook een tweede doek wordt later geestdriftig met kleurkrijt bewerkt. ''Wat zal ik erop zetten?'' vraagt Van Andel aan een dame die zichtbaar van de kaart is. Het wordt: Perestrojka, Glasnost, Leve Gorbatsjov en: Vrijheid. Mika komt niet. Net zo min als een andere Russische genodigde en de benaderde Tsjechen. Bang dat de knoet van het verleden weer terugkomt, vermoedt Van Andel. Een handjevol mensen, waaronder de gemeenteraadsfractie van Groen Links, is maandagavond 19 augustus getuige van de uit de grond gestampte demonstratie, slechts aangekondigd door een oproep bij Radio Noord en twee Van Andel-kinderen met een spandoek. Van Andel: ''Ik heb minder tijd gehad dan de KGB.'' Midden op de Grote Markt, in een druilerige regen, neemt tweede organisator Hans Kuné, medewerker van de RUG, geëmotioneerd het woord: ''Er is te weinig commotie naar mijn idee, zoveel reacties die we niet gehoord hebben. Politici zeggen nu dat ze geschrokken zijn, maar wat hadden we kunnen doen en wat zouden we moeten doen? Het gaat mij primair om mensen die weer terug de slavernij in gedreven worden, met wie wij ons zo verrekte solidair gevoeld hebben.''

Jeanette Bron, zesdejaars Russisch in Groningen en tweeëneenhalve week te gast bij vrienden in een Moskouse buitenwijk, bevestigt telefonisch het bericht dat het volk daar van informatie verstoken blijft. ''Er klinkt volksmuziek uit de radio'', aldus Bron afgelopen dinsdag, enkele uren voor haar geplande vertrek: ''We weten echt helemaal niks. We horen alleen geruchten. Gisteren nog dat Gorbatsjov gearresteerd zou zijn.'' Ze bekent dat ze bang is. Dat geldt zeker ook voor Marina Aveskoulova en Larissa Sherbov, deelneemsters aan een intensieve cursus Nederlands aan het Talencentrum van de RUG. Een derde Russische pupil is teruggegaan, maar Aveskoulova, getrouwd met een Nederlander, en Sherbov, wier man Sergei bij Ruimtelijke Wetenschappen werkt, blijven de lessen volgen. Voor de gelegenheid leren ze de woorden 'staatsgreep' en 'haviken'. ''We kunnen beter doorgaan want we kunnen hier toch niets doen'', zeggen ze dapper. Maar in hun ogen staat de angst te lezen dat de familie thuis een bloedige burgeroorlog boven het hoofd hangt. Sherbov: ''I don't want any blood. There has been enough blood in history.'' ''Russen zijn heel lethargisch, ze zien de dingen wel, maar ze doen er bijna niks aan'', weet John Schot van de werkgroep Sovjetunie van de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen (SIB). Schot, student polemologie, verwacht dat de bevolking zich eenvoudig neerlegt bij de machtsovername. '''Oké, de democratie is leuk geweest', zullen ze zeggen. Ze zijn wel vaker blijgemaakt met een dode mus.'' Maar Sherbov en Aveskoulova wijzen er juist op dat het volk zo actief de straat op gaat om te demonstreren. Voor een tijdje zal de bevolking, met name de oudere mensen, tevreden zijn, denken ze. Natuurlijk zwicht men voor de belofte dat er eindelijk genoeg voedsel zal zijn in de winkels en dat de lonen zullen stijgen. ''Maar'', bezweert Sherbov, ''de nieuwe machthebbers kunnen niet eens aan eten komen. Het zijn criminelen.''

Kamernood als vanouds ondanks OV-jaarkaart

Door LAURENS BERENTSEN

De invoering van de OV-studentenkaart lijkt geen invloed te hebben op de jaarlijks terugkerende hausse van kamerzoekenden aan het begin van het nieuwe studiejaar. ''Die vrees hebben we wel even gehad'', zegt een medewerker van de Stichting Studenten Huisvesting. De SSH hoeft zich voorlopig echter geen zorgen te maken dat de studenten langer in het ouderlijk huis blijven wonen en dat de stichting met onverhuurbare kamers blijft zitten. Sinds maart hebben zich 2.500 eerstejaars ingeschreven en daarvan staan er nu nog 2.216 op de wachtlijst. ''Het is zelfs iets drukker dan vorig jaar'', meldt de Stichting. De woordvoerder van de SSH vertelt verder dat vorig jaar uit onderzoek bleek dat bij aanvang van de colleges 72 procent van de Groningse eerstejaars een dak boven het hoofd had. ''Omstreeks de winter is iedereen onder dak. Een andere vraag is natuurlijk hoe het gesteld is met de kwaliteit van die huisvesting.'' Bij de inschrijving voor de KEI-week hield Louwarnoud van der Duim, lid van het presidium van de Universiteitsraad, een steekproef bij 987 aankomende studenten met de vraag of zij nog op zoek waren naar een kamer. 340 eerstejaars (35 procent) bleken nog op kamerjacht te zijn. Van der Duim heeft de resultaten van deze steekproef overhandigd aan het College van Bestuur van de RUG.

Sleep-in

275 van de in totaal 3.459 KEI-lopers (vijftig meer dan vorig jaar) maakten de eerste nacht van de KEI gebruik van de sleep-in op het universitair Sportcentrum. Dat aantal nam in de loop van de week echter snel af, aldus een KEI-medewerker. De laatste nacht hadden slechts vijftig eerstejaars nog geen alternatief gevonden voor de slaapplaatsen in de sporthal in Paddepoel.

RUG-aanvragen voor STIMULANS de deur uit

De RUG heeft voor het Materialen Studiecentrum (MSC), het Interuniversitair Centrum voor Theorievorming en Methodenontwikkeling in de Sociologie (ICS) en het Centre for Behavioural, Cognitive, and Neuro-sciences (BCN) een subsidieaanvraag ingediend bij NWO, de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. De aanvragen vinden plaats in het kader van STIMULANS, een NWO-programma dat vooruitlopend op de komst van de onderzoekscholen subsidies verstrekt aan kansrijke onderzoekscentra of samenwerkingsverbanden aan de Nederlandse universiteiten. Net als vorig jaar heeft NWO ook dit jaar 12,5 miljoen gulden te verdelen. Alle universiteiten mochten daarvoor drie aanvragen indienen en naar verwachting zal dan telkens een van die aanvragen in de prijzen vallen. Vanuit de Groningse faculteiten waren zeven onderzoeksgroepen voorgedragen voor deze STIMULANS-ronde. Bij de beoordeling door de Universitaire Commissie voor de Wetenschapsbeoefening sneuvelden het Kernfysisch Versneller Instituut (KVI) en het Groningen Institute for Drug Studies (GIDS). Van de overgebleven vijf voordrachten gaf het College van Bestuur de voorkeur aan het BCN boven het Centrum voor Recht, Bestuur en Samenleving. Tenslotte kreeg BIOSON de troostprijs: het College maakt zich bij NWO sterk voor een Nijmeegse aanvraag waarin ook de Groningse scheikundigen en biologen participeren. (Laurens Berentsen) Vier pagina's over de student van nu Gezelligheid en bloeiend verenigingsleven vanaf 13 Buitenlandse studenten krijgen stoomcursus Nederlands op 5 Oogarts Jan Worst vindt dat zijn vakgenoten maar moeilijk doen op 7 De dieper liggende wijsheid van onze neus op 11 VERDER IN DIT NUMMER OV-jaarkaart en kamernood op 3 Open brief aan Ritzen op 4 Nieuwe studentenpastor op 6 Ik en mijn pieper op 6 De LSVb-voorzitter op 9 Zomer Jazz Fiets Tour op 27

Ryksuniversiteit Grins moet Fries behouden

De Rijksuniversiteit Groningen is de meest aangewezen plek voor de studie Frisistiek. Nu de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam besloten heeft de studie Fries definitief op te heffen, moet de minister van Onderwijs geld beschikbaar stellen voor het behoud van Fries universitair onderwijs en onderzoek. Dat geld kan uit de speciale pot voor de kleine letteren komen. Aldus luidde het advies dat de Werkgroep Universitaire Frisistiek begin juli aanbood aan het Provinciaal Bestuur van Friesland. In de werkgroep zijn de RUG, de VU, de Fryske Akademy en de provincie Friesland vertegenwoordigd. De Faculteit der Letteren van de RUG is bereid deze verantwoordelijkheid op zich te nemen, aldus secretaris P. Bouma. De faculteit heeft een voorziening getroffen voor de studie Fries in het dit voorjaar opgerichte centrum voor Noord-, Oost- en Middeneuropese Studies (NOMES). Inmiddels heeft ook de Universiteit van Amsterdam te kennen te gegeven interesse te hebben in een studie Fries. De Werkgroep Universitaire Frisistiek houdt echter een slag om de arm. Eerst zal Universiteit van Amsterdam voldoende garanties voor kwaliteit en financiering moeten bieden, zo luidt het advies. Het bestuur van de Faculteit der Letteren en het College van Bestuur van de RUG gaan er echter vanuit dat Groningen als enige hoofdvakvestiging de ''volledige verantwoordelijkheid voor de studie Fries'' op zich kan nemen.

(Guus Termeer)

Taalcursus

In de eerste UK van dit jaar besteden jullie tot onze vreugde aandacht aan de uitwisselingsstudenten die een cursus Nederlands volgen aan het Talencentrum. Een van jullie journalisten was een dag te gast bij een van deze cursussen. In zijn artikel laat hij vooral merken hoeveel er schort aan de kennis van de Nederlandse taal van de studenten. Niet zo verwonderlijk als je bedenkt dat zij nog maar een week in Nederland zijn! Wat we echter gemist hebben in het artikel is aandacht voor de sfeer, de inzet en het enthousiasme waarmee ze de Nederlandse taal (die in het algemeen als moeilijk bekend staat!) te lijf gaan. We zijn van mening dat de studenten hierdoor te kort gedaan zijn. Ties Onvlee, Birgit Lijmbach, Anneke Boersma, docenten Talencentrum.

RKZ-Bios in nieuw jasje

Door FRANK BLAAKMEER

Ruim een week voor de opening van de nieuwe filmzaal van RKZ-Bios ligt de bovenzaal van de oude ziekenhuiskapel er nog onttakeld bij. De muren wachten op hun definitieve verflaag, van de geplande lichtzuilen is alleen nog een stuk pvc-buis zichtbaar en van de nieuwe roodpluchen stoelen, overgenomen van de Stadsschouwburg, is nog geen spoor te bekennen. De zes vrijwilligers van RKZ-Bios wacht nog een week van hard werken, maar ze gaan het redden. Op maandag 2 september wordt 's avonds om negen uur met een speciale, door live-pianomuziek begeleide voorstelling van Murnau's 'Nosferatu' het nieuwe theater ingewijd. Dit alles onder het toeziend oog van de triomferende Christus die met zorg onder oude verflagen vandaan is gepeuterd. De nieuwe locatie van de RKZ-Bios betekent niet alleen een uitbreiding van 49 naar 63 stoelen, maar ook een verbeterde projectie, verbeterde geluidskwaliteit en de introductie van een echt filmdoek. De hoop van de medewerkers is dat deze verbeteringen drempelverlagend zullen werken. De nieuwe filmzaal is bovendien toegankelijker dan de oude, zodat bezoekers het voor velen blijkbaar griezelige doolhof van gangen en trappen in het voormalige ziekenhuis niet hoeven te doorkruisen. Het is inderdaad te hopen dat meer Groningers de slechts enkele minuten durende fietstocht naar Helpman zullen maken, want RKZ-Bios heeft een interessante programmering. Zo slaagde men er vorig jaar in een serie onbekende Australische films aan hun Groninger première te helpen, een keuze die prima past in het voornemen goede films te vertonen die elders in de stad weinig of geen aandacht hebben gekregen. Ook het programma voor september is, hoewel minder origineel, de moeite waard: een retrospectief van het werk van de Fin Kaurismaki. In oktober (onder voorbehoud) gevolgd door een keuze uit het werk van regisseurs als Dreyer en Bresson, filmmakers door wie de vermakelijk hypochondrische Kaurismaki is beïnvloed. Maar deze week eerst, zoals gezegd, Murnau's Nosferatu, een van de hoogtepunten uit de periode van het zogenaamde Duitse expressionisme. De films uit deze periode, door Lotte Eisner beschreven onder de titel 'Het demonische filmdoek', worden bevolkt door al die niet-menselijke schaduwwezens die later door de Hollywood griezelfilms populair zouden worden. Murnau maakte met zijn Nosferatu, die in 1922 in première ging, de eerste Dracula-film. Nosferatu is in zoverre a-typisch voor het expressionisme dat het onbehagelijke effect van de film niet het resultaat is van een onrealistisch decor, maar juist van het contrast tussen de realistische, op locatie opgenomen omgeving en de erg griezelige vampier. Een dag later, op dinsdag 3 september, wordt het RKZ-feestje voortgezet met 'The Rocky Horror Picture Show', een film die onlangs op het cultfilm-festival een volle zaal tot groot enthousiasme bracht. Ook een griezelfilm, maar nu met een forse knipoog. Al deze koude rillingen zijn voor één keer gratis te krijgen voor wie de achteringang van het Oude RKZ aan de Emmastraat weet te vinden. ''Een faculteitsbestuur moet soms besluiten nemen die tegen de verlangens van een afdeling zijn. We kunnen het niet iedereen naar de zin maken en met uitstel is niemand gebaat.'' Het is het laatste agendapunt dat Matthijs Janssen als decaan van Wiskunde en Natuurwetenschappen verdedigt, en het lijkt aanvankelijk een hamerstuk te worden. Janssen, de meester van het compromis, moet woensdag 21 augustus echter nog één keer zijn volle politieke gewicht in de schaal werpen om dit bestuursvoorstel door de raad te krijgen. In de lange aanloop naar de oprichting van de onderzoekscholen moeten even wat beheerstechnische puntjes geregeld worden. Twee kandidaat-scholen, het centrum voor hersen- en gedragonderzoek BCN en dat voor geneesmiddelonderzoek GIDS hebben hun (belangrijkste) wortels zowel de bèta- als de medische faculteit. De wet schrijft voor dat een school het beheer in één faculteit onderbrengt. De beide faculteitsbesturen zijn in de vakantie overeengekomen om het BCN aan de bèta's te gunnen en de medici de zorgen over GIDS toe te vertrouwen. Een logische verdeling, vindt Janssen: ''Alle pijltjes wezen in die richting.'' De farmaceuten denken daar anders over. GIDS is hun geesteskind en ze voelen zich nu verkocht aan de medische faculteit. ''Wij zijn daar zeer ongelukkig mee'', argumenteert raadslid Bert Schoonen, ''zeker nu nog niet duidelijk is wat er na de reorganisatie van de medische faculteit overblijft.'' Hij stelt voor om het beheer slechts voorlopig aan Geneeskunde toe te wijzen en het, afhankelijk van de wensen van het GIDS-bestuur, definitief ergens onder te brengen dan wel te laten rouleren. Janssen is daar mordicus tegen. De raad moet beseffen dat het voorstel een onderhandelingsresultaat is. Als men GIDS wil claimen, zal Geneeskunde vermoedelijk het BCN opeisen. De raad voelt met de arme farmaceuten mee. Hadden die jongens wat moois bedacht, dreigen de bestuurders het van hen af te nemen. Dat het een wat vreemde samenwerking is, als men de toekomstige partner bij een dergelijk detail al niet vertrouwt, schijnt niemand te deren. Zelfs als Schoonen moet toegeven dat hij alleen de mening van de farmaceuten in het GIDS-bestuur verwoordt, blijft hij de sympathie van de raad houden. Ondanks een laatste oproep van Janssen besluit de raad het beheer van het BCN definitief aan zichzelf toe te wijzen en dat van GIDS slechts voorlopig aan de medische faculteit. Folkert van der Woude, met ingang van 1 september de nieuwe decaan en vorige week ter kennismaking aanwezig, zal met gemengde gevoelens zijn eerste klus hebben zien opdoemen: hoe moet hij dit besluit aan de medici verkopen? Dat de interfacultaire samenwerking met zoveel argwaan nog een lange weg te gaan heeft, zal hem intussen wel duidelijk zijn geworden.

POP

Jan Kooi.

Voor wie het nog niet wist: in kringen van insiders heeft Groningen de naam een sterk van de rest van het land afwijkende smaak te hebben. Terwijl met name het westen van ons land meewaait met de rages die de pers van week tot week verzint, heeft met name Groningen meer vastgehouden aan datgene wat er rond '75 gebeurde. Neem een Gert van Veen (Volkskrant 'house' promotor, die er niet vies van is om over de successen van zijn eigen bandje te schrijven!), die Groningen beschouwt als een 'punkstad', waar ze nog steeds van die ouderwetse muziek houden. Zo ontdekten die rare Groningers een aantal jaren geleden massaal (en ik bedoel massaal!) de pure eenvoud van Dead Moon. Rauwe en compromisloze, in mono uitgebrachte platen, zonder enige vorm van opsmuk. Dead Moon's succes alhier werd als zo symptomatisch gezien voor de smaak van Groningen, dat VERA de band speciaal uit Amerika liet overkomen in verband met haar jubileum een tijd geleden. We zijn inmiddels een vijftal platen verder, en ziedaar: de VPRO heeft plots de band ontdekt, en meteen volledig geclaimd. De laatste plaat van Dead Moon haalde de eerste (!) plaats in OOR's Moordlijst. Heel langzaam haalt het westen van ons land ons bij... (donderdag 5 september, VERA).

KLASSIEK

(Yvonne van den Berg)

''Wat is erger dan een fluit, twee fluiten.'' Mozart heeft zich ooit laten verleiden tot deze uitspraak, waarschijnlijk omdat in zijn tijd, in tegenstelling tot een aantal tientallen jaren later, de dwarsfluit nog niet erg zuiver gestemd was. Wat dat betreft hadden de bespelers van snaarinstrumenten het makkelijker; zij stemden gewoon zelf hun instrument. Zo ook de clavecinisten. Carolien Eijkelboom en Jelte Huizebos laten op 31 augustus nog eens horen hoe die clavecimbels in een soloconcert klonken. Een soloconcert waarin zij werken spelen voor één maar ook voor twee clavecimbels. Het programma staat in het teken van Mozart en zijn tijdgenoten. Je kunt genieten van werken van C.P.E. Bach, J.C. Naumann, J.Haydn, Mozart zelf en een andere zoon van de grote J.S. Bach: J.C. Bach. Het concert vindt plaats in de Pelstergasthuiskerk aan de Pelsterstraat 43, aanvang 20.15 uur. Met dit intieme concert voor een en twee clavecimbels openen deze twee Groningse clavecinisten het seizoen van kleine klassieke concerten.

THEATER

(Lida Coumou)

Zoals beloofd zal ik deze keer iets meer over de alternatieve podia in Groningen vertellen. Het Platformtheater aan het Boterdiep is het oudste en minst geoutilleerde podium in de stad; de meest frequente gebruikers van dit enigszins verwaarloosde pand zijn vechtsportbeoefenaars, cursisten van de Akteerstudio en repeterende amateurtoneelspelers. Meer op voorstellingen ingericht is het drukbezochte Prinsentheater aan het Noorderplantsoen: amateurgezelschappen uit Groningen en omstreken presenteren hier hun produkties in een ongedwongen en gemoedelijke sfeer. Het USVA-Theater aan de Boteringestraat is in hoofdzaak een cultureel centrum, waar veel interessante dans- en toneelcursussen worden gegeven. Kleinkunst is een specifiek terrein van dit podium; het afgelopen jaar waren er iedere donderdag optredens van beginnende en gevorderde cabaretiers. De nationaal bekende Bert Visscher begon hier zelfs zijn carrière. Tot slot ons eigen Universiteitstheater. Deze twee jaar geleden opgerichte, uiterst comfortabele en technisch goed uitgeruste speelplek trekt veel locale en landelijke semi-professionele toneelgroepen. Een theater om trots op te zijn. Van 23 september tot en met 1 oktober speelt het huisgezelschap het Gerugt twee stukken van Fassbinder.

JAZZ

(Jerry Remkes)

Derek Bailey (gitaar) en Tony Oxley (percussie) behoren ongetwijfeld tot de grootsten uit de Britse jazzgeschiedenis. In Sheffield geboren en opgegroeid, verhuisden ze in 1967 beiden naar Londen. Oxley kon daar gelijk aan het werk in de wereldberoemde Ronnie Scott's Club en wist als begeleider van vele Amerikaanse gasten furore te maken. Hieruit volgde een eerste plaatopname met o.a. Derek Bailey. In 1970 stichtten zij samen met Evan Parker het label Incus, om zo de ontwikkeling van de vrije improvisatie-muziek op plaat te garanderen. Halverwege de jaren zeventig vertrok Tony Oxley echter uit Londen om overal ter wereld te gaan spelen. Bailey ging steeds meer als solist zijn weg zoeken en het contact tussen de twee werd beperkt tot sporadische gezamenlijke projecten. Zaterdag 31 augustus is er daar een van te zien tijdens de vijfde JazzFietstour. In het oude kerkje (1858) te Warfhuizen zullen ze tussen 16.00 en 18.00 optreden. Passe-partout f30,-, Losse concerten f10,-.

Beelden moeten het afleggen tegen de natuur

Door GERARD LAKKE

Eigenlijk is het een oneerlijke race, de expositie 'Beeld' van hedendaagse sculptuur in de tuinen van Hortus Botanicus te Haren. Oneerlijk omdat het pleit al bij voorbaat beslecht is: de beeldende kunst legt het hier af tegen de levende natuur. Want hoe 'n hoge pet je ook op mag hebben van de fantasie en de verbeeldingskracht van moderne kunstenaars, Moedertje Natuur blijkt in haar veelvormigheid, haar onvoorspelbaarheid en haar absurde rijkdom (levende steentjes!) uiteraard oneindig veel fascinerender. Zonder de geringste inspanning steelt het groen hier de show. Bij gewone buiten-exposities dringt de vergelijking tussen natuur en cultuur zich meestal niet zo sterk op, maar bij een beeldententoonstelling in een botanische tuin, waar de meest exotische en wonderbaarlijke planten, bloemen en bomen van de wereld zijn verzameld, is het onontkoombaar dat de kunst magertjes af gaat steken. Het initiatief van kunstenaar Nico Gerbenzon om elf beeldhouwers in de Hortus te laten exposeren, was zodoende van meet af aan gedoemd te mislukken. Toch is de expositie (en anders de Hortus wel) de moeite van een bezoek waard. Ten eerste omdat de tentoonstelling je bewust maakt van een opmerkelijk verschil tussen de natuur en door kunstenaarshanden gemaakte objecten. Temidden van de quasi-wilde natuur word je snel duidelijk dat je kunst met heel andere ogen en met een heel andere geestesgesteldheid bekijkt. Van de natuur kun je zonder enige terughoudendheid genieten. Er steekt geen bedoeling achter (behalve misschien voor mensen die in de schepping geloven) en je hoeft haar dus ook niet te begrijpen. De natuur vindt je mooi, en daarmee uit.

Poëzie

Kunst daarentegen heeft meestal een bedoeling. Kunst kan gevoeld èn begrepen worden. Vaak behelst ze zelfs meer een uitdaging aan het verstand dan een aangename prikkeling van de zintuigen. En als reactie daarop neem je tegenover kunstwerken haast automatisch een meer verstandelijke, inlevende houding aan: 'wat betekent het?', 'wat stelt het voor?', 'waarom zou de kunstenaar het zo gedaan hebben?' etcetera. Die cerebrale opstelling frustreert op zijn beurt helaas weer het onbekommerde genieten; in die zin is het net alsof de kunst zichzelf soms behoorlijk in de weg staat. Het is een onbedoelde verdienste van de expositie dat je dit enigszins tragische verschijnsel haarscherp ervaart. De andere reden dat het toch een interessante expositie is geworden, zijn de werken van Wia van Dijk, Mirjam Veldhuis en Peet Verrijn Stuart. Alle drie hebben bescheiden maar weloverwogen toevoegingen en ingrepen gedaan die goed passen in de natuurlijke omgeving van het park. Als bij toeval stuit je bijvoorbeeld in het Pinetum, achter het muskuskaasjeskruid, op de ongekunstelde zachtblauwe ster die Wia van Dijk uit de hemel heeft laten vallen. Poëzie! Vlakbij staat een open constructie van ijle metalen buizen, die bedoeld lijkt als bescherming voor de ronde zonnedauw. Als je er naartoe en omheen beweegt, blijkt het object van Verrijn Stuart echter een fijnzinnige en intrigerende dans van lijnen en vlakken op te voeren. Opnieuw poezie! Mirjam Veldhuis tenslotte legde in de walkant van een slootje in een veld vol hoefblad grote bladeren van rode klei met daarop een netwerk van dunne, geschilderde blauwe adertjes. Haar verdorde bladeren doen denken aan longen of aan hersenen. Schijnbaar en passant prikkelt Veldhuis met haar arrangement gevoel èn verstand. Andermaal poëzie!

'Beeld', elf beeldhouwers in de Hortus Haren. Tot en met 29 september. Dagelijks geopend van 10-16.45 uur.

Een enquête van de Nederlandse Stichting voor Statistiek onder een representatieve steekproef van achthonderd Nederlanders bracht in 1985 aan het licht dat eenderde van de ondervraagden het bestaan van buitenzintuiglijke waarneming zeker of waarschijnlijk achtte. Dit lijkt al hoog, maar een onderzoek onder Atheneumleerlingen van Rob Nanninga in Groningen liet zien dat tachtig procent in helderziendheid geloofde. De uitslag van de enquête sluit aan bij andere onderzoeken waaruit bleek dat goed-opgeleide jongeren in meerderheid geloof hechten aan het paranormale. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat onder de Groningse studenten minstens de helft meent dat telepathie bestaat.

Voordat het ijzeren gordijn openging was dit een belangrijk onderzoeksgebied in de Sovjetunie. Vooral in militaire laboratoria werd veel onderzoek verricht naar de mogelijkheden om de bedoelingen van de kapitalistische vijand via pure geestkracht te raden. In Amerika zijn in de jaren twintig tests gedaan door het echtpaar Rhine. Proefpersonen in gesloten hokjes moesten raden welke kaarten getrokken werden door mensen die ze niet konden zien of horen. Gewone mensen en telepathen deden het even goed als een dobbelsteen. In ons land is allerlei onderzoek gedaan door Tenhaeff met lieden als Gerard Croiset, die claimde de toekomst te kunnen schouwen en misdaden op te kunnen lossen. Naderhand bleek dat Tenhaeff met zijn resultaten geknoeid had. Alle ideeën die Croiset de politie aan de hand deed waren waardeloos gebleken. Na de ontvoering van de broer van grootgrutter Albert Heijn kreeg de politie honderden tips van helderzienden. Ook de politie is gelovig: ze werden allemaal nagetrokken. Niet één bleek maar bij benadering juist.

Zoals zo vaak bestaat het geloof naast de wetenschap. Er bestaan momenteel zelfs doe-het-zelf-boeken om je helderziendheid op te krikken.

Kennelijk bestaat er een sterke neiging te geloven in het onwaarschijnlijke. Gemakkelijke kernfusie bijvoorbeeld. Zo heeft de Nederlandse ingenieur G.C. Dijkhuis tien jaar lang tevergeefs proberen aan te tonen dat dit kan met kunstmatig te vervaardigen bolbliksems. Zijn firma 'Convectron NV' is nu op zoek naar nieuwe geldschieters. Recenter was het wonder uit Utah: de koude kernfusie in een jampot van Martin Fleischmann en Stanley Pons. Over de hele wereld probeerden fysici en chemici de proefnemingen te herhalen. In Nederland ging prof. Van der Wiel, van het Instituut voor Plasmafysica, ermee aan de slag. Tevergeefs natuurlijk. En dan waren daar de homeopathische verdunningen van Benviste. Op 30 juni werd de medische wereld opgeschrikt door een publikatie van de Franse arts Benviste in het gezaghebbende tijdschrift Nature. Hij beweerde dat homeopathische verdunningen van anti-IgE (een stof die het menselijk afweersysteem stimuleert) reacties teweegbrachten in bloed. Naderhand bleek dat deze proeven niet reproduceerbaar waren onder toezicht van een commissie van hoofdredacteur Maddox, de goochelaar Randi en de fraude-expert Stewart. Merkwaardig genoeg hadden de redactie en de referees van Nature over het hoofd gezien dat Benvistes wiskunde even ongeloofwaardig was als zijn biochemie.

Desondanks blijft het geloof in de homeopathie wijdverspreid. In Elsevier weekblad van 17 augustus konden we lezen dat ''Lubbers virussen en bacteriën op afstand weet te houden. Tussen de stapels plastic mapjes die voor hem op tafel liggen, staat een flesje Nisyleen, homeopathische druppels.'' ''Aan het flesje kun je zien hoe ziek hij zich begint te voelen'', wist Neelie Smit Kroes te vertellen. ''Of hij neemt een paar druppels en dan is het kennelijk niet erg, of hij neemt van die grote scheuten.'' PETER BÜGEL

Stijgend inkomen leidt niet tot een rechtevenredig groter geluk Recept voor een gelukkiger leven

Maakt geld gelukkig? Over deze prikkelende vraag onderhield hoogleraar algemene economie Flip de Kam de KEI-lopers. Op initiatief van het Studium Generale hield hij een pleidooi met een knipoog. ''U bent niet beter af als u meer gaat verdienen.'' Op deze pagina een bewerking van zijn lezing. Door FLIP DE KAM In Nederland hebben we de zegswijze: geld maakt niet gelukkig. Veel mensen die arm zijn en krap zitten denken daar echter wel anders over. Wie heeft er nou eigenlijk gelijk? Maakt geld gelukkig of juist niet? Als je om je heen kijkt, zou je het wel denken. Want om nou maar te beginnen met de individuele mens, die wil elk jaar meer verdienen. Mensen gaan er eigenlijk vanuit dat ze elk jaar loonsverhoging krijgen en meer bezit vergaren. Zoals een zelfstandige ondernemer hoopt dat elk jaar zijn winst verder stijgt. Geld is dus kennelijk belangrijk; meer geld, schijnen we te denken, zal ons gelukkiger maken. En wat geldt voor individuen, geldt eigenlijk ook voor landen. Als het nationaal inkomen van een land niet groeit, dan wordt dat vaak negatief beoordeeld. En als het nationaal inkomen juist fors toeneemt, berichten deskundigen in de media dat het land een gezonde economie heeft. Daar gaat het goed. Niet alleen de mensen krijgen daar elk jaar een hoger inkomen, maar ook het land in z'n totaliteit is beter af. Waarom maakt dat extra geld dan gelukkiger? Geld is een ruilmiddel; je kan er spullen en diensten voor kopen en die voorzien in onze behoeften. Van brood tot bier tot onderdak. Als je meer geld hebt kan je in meer behoeften voorzien en dus word je gelukkiger. In mijn eigen vakgebied, de economie, geldt wel een beetje de vuistregel: meer is beter. Geld maakt gelukkig en meer geld maakt dus gelukkiger.

Milieu

Maar er zijn ook economen die iets langer nadenken. Die realiseren zich dat het verhaal niet zo simpel is. Neem eens een land waar iedereen bijna evenveel verdient. Iedereen vindt dat eerlijk en iedereen is tevreden. Nou is er een van die individuen die, door wat voor oorzaak dan ook, meer gaat verdienen. De anderen gaan er niks op achteruit, maar die ene verdubbelt zijn inkomen. Nou zou je zeggen, niemand gaat er op achteruit, één gaat er vooruit, dus die hele samenleving in totaal gaat erop vooruit. Maar daar zit hem nu net de kneep. De rest van de mensen heeft vanaf dat moment het idee te zijn achtergesteld bij het individu dat een veel hoger inkomen heeft. En dus zal het wel eens kunnen zijn dat die hele samenleving per saldo ongelukkiger wordt. De ervaring leert dat mensen hun geluk heel vaak afmeten door naar andere mensen te kijken. Diep in hun hart willen ze het net ietsje beter hebben dan de buren. Dan ben je pas gelukkig. U begrijpt dat dat een probleem geeft. Als iedereen het iets beter wil hebben dan de ander, blijft de meerderheid van de mensen altijd ongelukkig. Het is nu eenmaal niet zo dat we het allemaal precies even goed kunnen hebben. En in het geval van een sterke groei van het nationaal inkomen kun je je ook afvragen of de bevolking van het betrokken land daar nu zoveel gelukkiger van wordt. Als we allemaal meer gaan verdienen, wordt er ook meer geproduceerd en dat betekent een verdergaande aantasting van het milieu en uitputting van grondstoffen. Eigenlijk zou je die kosten moeten aftrekken van het groeiende inkomen van een land.

Cynisch

Als iedereen zo rijk is dat we eindelijk allemaal een auto hebben, wordt ons geluk niet zoveel groter. Omdat we dan permanent in de file staan. Dat zie je vaak bij goederen die vroeger alleen maar waren weggelegd voor kleine groepen, de happy few. Op het moment echter dat iedereen zich die goederen kan permitteren, is de lol er eigenlijk af. En dus zijn er cynische mensen die zeggen: zorg dat mooie dingen alleen bereikbaar zijn voor kleine groepen, de meest rijke mensen. Want die rijke mensen genieten dan tenminste. Kan iedereen ervan genieten, dan blijft er niets meer te genieten. In overvolle musea worden meesterwerken onzichtbaar. Over die redenering moet u maar eens nadenken.

Loterij

Laten we eens iemand nemen die een ton wint in de staatsloterij. Wordt zo iemand nou gelukkiger dan hij daarvoor was? Aanvankelijk natuurlijk wel. Want hij kan zich dingen permitteren die voorheen buiten zijn bereik lagen. Of hij zet alles op de spaarbank met het mooie, gelukkig makende gevoel dat hij dat bedrag als appeltje voor de dorst achter de hand heeft. Maar na verloop van tijd begint het te wennen dat hij een ton te verspijkeren heeft en dan is het al een stuk minder leuk. Bovendien gaat de prijswinnaar zich vergelijken met mensen uit een andere groep. Binnen de kortste keren is hij vergeten hoe het vroeger was. Een van de oorzaken dat een stijgend inkomen niet leidt tot een rechtevenredig groter geluk, is het feit dat het referentiekader verandert en het geheugen kort is. Mijn stelling luidt: natuurlijk heb je geld nodig om in basisbehoeften te voorzien. Anders ben je diep ongelukkig. Maar boven dat minimumniveau neemt het geluk veel minder toe dan het geldinkomen.

Jam

Voor studenten met een laag inkomen volgen hier wijze lessen uit. Als zij gelukkig willen zijn terwijl ze moeite hebben om rond te komen van de basisbeurs, kan ik het volgende adviseren. Leef zo sober en ellendig mogelijk. Zoek een zolderkamer die lekt. Koop zo goedkoop en slecht mogelijk voedsel. Maar één keer in de week ga je dan naar een hotel, neemt een leuke kamer, en gaat lekker eten. Dat geeft een enorm geluksgevoel, zeker wanneer je dat afzet tegen de dagen dat je het slecht hebt. Ik heb dat zelf ook gedaan. Ik heb jarenlang zo geleefd dat ik zes dagen in de week een boterham met jam at. Eén dag in de week ging ik dan 'duur' eten in een Chinees restaurant. Ik moet zeggen dat me dat altijd veel beter is bevallen dan dat ik iedere dag in de rij zou staan bij de mensa. Die studenten gaven per saldo meer geld uit aan hun eten en waren toch minder gelukkig. Dit recept voor een gelukkiger leven krijgt u gratis van mij. Zorg dat u in zo slecht mogelijke omstandigheden terecht komt. U kan erom lachen, maar toch is het waar. Ik zei u al: de traditionele economen zeggen nog altijd: meer is beter. Als je meer kunt besteden, ben je beter af. Gelooft u dat maar niet. U bent niet beter af als u meer gaat verdienen. Prof.dr. C.A. de Kam is als hoogleraar algemene economie verbonden aan de RUG

Docent journalistiek zwakt hooggespannen verwachtingen af `Iedereen kijkt ons op de vingers'

Deze week beginnen zestien studenten geschiedenis met de afstudeerrichting journalistiek. Ruime aandacht voor reflectie op het handelen van journalisten moet de Groningse opleiding onderscheiden van andere opleidingen in het land. ''Journalisten moeten kritisch leren nadenken over het eigen functioneren'', zegt José van Dijck, die als docent verbonden is aan de opleiding. ''We leiden hier geen journalisten op, we leiden historici op en we proberen die meer dan gebruikelijk bagage in de journalistieke sfeer mee te geven.''

Geert de Jong

De afstudeerrichting journalistiek is een initiatief van het Nieuwsblad van het Noorden en docenten van de vakgroep Geschiedenis, verenigd in de Stichting Groninger Studie Journalistiek. Het plan om in Groningen academici tot journalist op te leiden is vanaf het begin gestuit op felle kritiek. In universitaire kring zijn de plannen omstreden omdat er geen formele mogelijkheid is de toestroom van studenten in de hand te houden. Juridisch gezien is het niet mogelijk geschiedenisstudenten die het eerste jaar gehaald hebben de toegang tot de opleiding te weigeren. Om dat probleem te omzeilen worden aankomende studenten in de journalistiek afgeschrikt met de mededeling dat het een bijzonder zware opleiding wordt. Of zoals geschiedenisdocent dr. Doeko Bosscher het in De Journalist, het blad van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, formuleerde: ''Studenten kunnen om zeven uur 's morgens uit hun bed worden gebeld en de opdracht krijgen om zo en zo laat een onderbouwd artikel over een bepaald onderwerp te leveren.'' Een ander veelgehoord punt van kritiek is dat het niet de taak van de universiteit zou zijn om journalisten op te leiden. Journalistiek, zo luidt de redenering, is een ambacht, en dat leer je alleen door het veel te doen. Het is bovendien een vrij beroep, dus elke socioloog, natuurkundige of historicus die een pen kan vasthouden, kan in principe journalist worden. Ook de bestaande hbo-opleidingen reageerden lichtelijk gepikeerd op de aankondiging dat in Groningen per 1 september toch een opleiding van start gaat. De opleidingen vrezen een concurrentiestrijd om de schaarse stageplaatsen. Aan de noodzaak van nog een journalistieke opleiding naast de vier scholen voor de journalistiek en de post-doctorale opleiding aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit wordt openlijk getwijfeld. In reactie hierop lanceerde Dr. Hans Renner in De Journalist een aantal rechtvaardigingsgronden voor de Groningse opleiding die er niet om liegen. De hoog geschoolde lezer van nu zou vragen om stukken die geschreven zijn door minstens even hoog geschoolde journalisten. Bovendien zou de historische kennis van de huidige generatie journalisten tekort schieten. Daardoor, aldus Renner, zijn ze niet in staat gebeurtenissen in een bredere (historische) context te plaatsen. De Groningse opleiding, aldus Renner, zou aan al deze bezwaren tegemoet kunnen komen. Renners pretentie ''de best geschoolde journalisten van Nederland te gaan opleiden'' is niet alleen de journalistieke goegemeente in het verkeerde keelgat geschoten. Ook docente José van Dijck is niet onverdeeld gelukkig met deze uitspraken. ''Er is een te geromanticeerd beeld ontstaan, alsof we een complete opleiding aan het inrichten zijn. Dat is niet zo. Het is een afstudeerrichting binnen de studie geschiedenis, zoals je ook een afstudeerrichting Duitslandkunde hebt.''

Reflectie

''Voor ons als docenten is het heel belangrijk om de komende tijd wat meer in de luwte aan het onderwijsprogramma te kunnen werken. Het begin is er, maar nog niet meer dan dat. Door alle publiciteit krijg ik wel eens het gevoel in een glazen kooi te werken, je bent met iets nieuws bezig en onderwijl word je door werkelijk iedereen op je vingers gekeken'', aldus Van Dijck. 'Reflectie' is het toverwoord dat wordt aangeroepen om het onderscheid met de hbo-scholen duidelijk te maken. In het tijdschrift voor geschiedenisstudenten Obscuur verwoordde Doeko Bosscher dat als volgt: ''Heel veel dingen die in de praktijk van de journalistiek als vanzelfsprekend worden aangenomen, moeten hoognodig eens tot onderwerp van reflectie worden gemaakt. De manier waarop kranten functioneren, de manier waarop nieuws tot stand komt en geselecteerd wordt.'' Als 'reflectie op de journalistiek' het kenmerk is dat de Groningse opleiding van de hbo-opleidingen onderscheidt, dan zou je verwachten dat dat ook tot uitdrukking komt in het onderwijsprogramma en de te bestuderen literatuur. Echter, ruim de helft van het studieprogramma bestaat uit colleges journalistieke vaardigheden. En op de literatuurlijst staan nu nog voornamelijk leerboeken die ook op de scholen voor journalistiek gangbaar zijn. Een voorbeeld is Piet Heils 'Werkwijzer voor journalistiek denken en doen', een uit 1979 daterend standaardwerk dat verplichte kost is op elke school voor journalistiek in Nederland. Ten behoeve van de reflectie en wie weet om de academische status te onderstrepen is er een Amerikaans werk op de literatuurlijst opgevoerd: 'Reading the news' van R.K. Manoff, een boek waarin uitgebreid wordt stilgestaan bij de vijf W's; wie, wat, waar, wanneer, waarom (en hoe). Opvallend aan de voorlopige boekenlijst is dat theoretisch werk ontbreekt. Van Dijck: ''De meer theoretische vakken komen pas later in het studiejaar aan de orde. De huidige literatuurlijst is afgestemd op de vaardigheidsvakken. De indruk die het wekt, dat de afstudeerrichting journalistiek toch een praktijkopleiding is, is dus niet helemaal juist.'' De schenking van het J.B. Scholtenfonds van een ton waarmee de afstudeerrichting een redactielokaal met 15 terminals en een opmaakscherm hoopt te financieren, wekt daarentegen weer wel de indruk dat het om een praktijkopleiding gaat. Ruimte voor een dergelijk redactielokaal is er overigens nog niet. In het toekomstige redactielokaal krijgen de aankomende studenten de gelegenheid ervaring op te doen met het maken van een krant, het bewerken van kopij en het herschrijven van artikelen. Vaardigheden die hbo-studenten in de regel tijdens hun stage opdoen. De stages die de universitaire studenten bij krantenredacties zullen gaan lopen krijgen een ander karakter dan die van hun niet-universitaire collega's. ''Niet zozeer stukjes schrijven, maar meer meelopen en wennen aan de ritmiek van het vak, kijken wat journalisten nu eigenlijk doen'', aldus Kees Wiese, een van de initiatiefnemers van de Groningse opleiding. In tegenstelling tot afgestudeerden van hbo-instellingen biedt de universitaire opleiding geen beroepsperspectief als journalist, legt Wiese uit. ''Afgestudeerden in de journalistiek hebben een bredere inzetmogelijkheid dan alleen maar als journalist. Ze zouden ook onderzoeker kunnen worden. Er is namelijk dringend behoefte aan onderzoek naar het functioneren van de pers in Nederland, om maar iets te noemen.''

Capaciteit

Piet Hagen is directeur van de school voor de journalistiek in Utrecht en een van de critici van de Groningse plannen. Volgens Hagen is reflectie op het eigen handelen niet iets dat de Groningse opleiding van de andere journalistieke opleidingen onderscheidt. ''Ken je één journalist die niet bij tijd en wijle nadenkt over wat-ie doet?'' Hagen is nog altijd niet gelukkig met de komst van de afstudeerrichting in Groningen. Maar nu de afstudeerrichting een feit is, moet ze wel betrokken worden in het overleg dat de verschillende opleidingen met elkaar voeren, vindt hij. Naar zijn mening had er echter veel eerder overlegd moeten worden. ''Stel je voor dat elke universiteit zoiets begint. Er is geen enkele behoefte aan twintig opleidingen in Nederland. Qua opleidingscapaciteit is het niet gerechtvaardigd, qua arbeidsmarkt evenmin.'' Voor een concurrentieslag om de schaarse stageplaatsen is Hagen niet bang. ''Ik heb begrepen dat de stages die de Groningse studenten gaan lopen totaal anders van karakter zullen zijn dan de stages die onze studenten lopen. Die van ons gaan direct aan het werk, terwijl de Groningse studenten meer observerend op zo'n krantenredactie moeten gaan rondlopen. Dat kan heel leerzaam zijn, dus dat moeten ze maar doen.'' Het jaarlijkse congres van het IFLA, de internationale organisatie van bibliothecarissen, was in eerste instantie de reden voor het bezoek van dr. Alex Klugkist, bibliothecaris van de Groningse UB; dat was het gebleven, ware het niet dat het congres van 17 tot 24 augustus in Moskou plaatsvond: ''Ik hoorde maandag bij het ontbijt van de staatsgreep. Eerst drong het niet echt tot me door. Tot ik zag dat de televisie alleen nog maar sport en ballet uitzond. ''Ik zat er met mijn neus bovenop. Om in het congrescentrum te komen moesten we voor het Russische parlement langs, door de barricades. Het congres viel wel min of meer in het water. Voordrachten en lezingen gingen niet door, de concentratie op bibliothecaire zaken was een stuk minder. ''Aan langer blijven heb ik niet gedacht. Natuurlijk zijn het historische gebeurtenissen die je van dichtbij kunt volgen, maar het duurt nog maanden voor de problemen opgelost zijn. En wat moet ik er verder doen? Met een collega heb ik wel rondgelopen en foto's gemaakt, maar ik ben bibliothecaris, geen verslaggever.''

(Ellis Ellenbroek)

Duizendste bedrijfskundige studeert af

Onder grote belangstelling ontving Hendrik Pieter de Jong afgelopen maandag de duizendste bedrijfskundebul sinds de start van de studierichting in 1977. De gelukkige was een van de 51 bedrijfskundestudenten die maandag in de aula van het Academiegebouw afstudeerden. Uit handen van prof.dr. M.R. van Gils, decaan van de faculteit, kreeg De Jong naast het fel begeerde papiertje een bos bloemen en een zeefdruk van de kunstenaar Jan Steen. In zijn toespraak verkneukelde Van Gils zich alleen al bij de gedachte dat ''ruim duizend Groningse bedrijfskundigen met een bul op zak als lichtwormpjes door Nederland en de wereld trekken.'' Na een exacte telling kwam Hendrik Pieter de Jong als de duizendste lichtworm uit de bus. Hij studeerde af op ondernemingsplan voor een middelgroot allround metaalbedrijf uit Dokkum. Met als eindcijfer een acht heeft De Jong inmiddels een baan voor drie dagen in de week bij hetzelfde bedrijf.

(Alfred Kazemier)

Ministerie vecht recht verlenging studieduur aan

Het ministerie van Onderwijs gaat in hoger beroep tegen het vonnis dat de Haagse rechtbank eerder deze maand velde over het recht op studieduurverlenging. De rechter besliste toen dat vier jaar geleden verworven rechten op compensatie nu nog steeds geldig zijn. Volgens het ministerie is het hoger beroep een ''technische'' kwestie. De uitspraak zal geen gevolgen meer hebben voor de betrokken studenten. Het vonnis had betrekking op een groep studenten die vlak voor invoering van de Harmonisatiewet aan een tweede studie waren begonnen. In een inmiddels befaamde uitspraak van rechter Wijnholt in 1988 had deze groep vier jaar extra studietijd gekregen. Een deel van hen had echter ook nog 'compensatietijd' tegoed, bijvoorbeeld op grond van ziekte. De vraag was of zij die compensatietijd nu alsnog konden opnemen. Het ministerie vond van niet. De Haagse rechtbank oordeelde begin deze maand echter dat de betrokken studenten het volste recht hebben om hun compensatietijd alsnog op te nemen. De rechter vond dat de wens van de studenten niet alleen logisch was, maar dat het ministerie de afgelopen jaren ook nooit duidelijk had gemaakt dat daar in Zoetermeer anders over werd gedacht. Vooral dat laatste argument van de rechter bestrijdt het ministerie.

(Margriet van Lith, HOP)

Onderzoekschool op medisch gebied erg in trek

Onderzoekscholen op medisch gebied zijn bij de Nederlandse universiteiten zeer populair. Maar liefst 11 voorstellen in die sector zijn voor een Stimulans-subsidie van de onderzoeksorganisatie NWO aangemeld. De subsidie is bedoeld als steuntje in de rug bij de opzet van onderzoekscholen. De 'erkenningsprocedure' volgt daarna en die gebeurt door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Afgesproken was dat elke universiteit maximaal drie aanvragen mag indienen, de kleinere maar twee. NWO kan 12,5 miljoen per jaar verdelen. De verdeling over de vakgebieden is opvallend. Elf van de 36 voorstellen die de universiteiten doen zijn op het gebied van de medicijnen. De eerste keus is voor de meeste universiteiten gevallen op onderzoeksgroepen die al min of meer als onderzoekschool werken. Bij letteren leidde dat tot niet meer dan twee voorstellen, het centrum voor Language Studies in Tilburg en dat voor niet-westerse studies in Leiden en dat laatste is dan nog een coproduktie met de gamma-faculteit. Voor het overige zijn de thema's redelijk over techniek, gamma en bèta verdeeld. Opvallend is wel dat daarbinnen sommige thema's wel erg op elkaar lijken. Zo zijn er drie voorstellen voor een onderzoekschool economie, namelijk uit Rotterdam, Tilburg en Maastricht. Ook voor de vakgebieden sociologie en neurologie liggen er steeds twee voorstellen. In beide gevallen is ook de RUG in de race, met het Interuniversitair Centrum voor Theorievorming en Methodenontwikkeling in de Sociologie (ICS) en het Centre for Behavioural, Cognitive and Neurosciences (BCN). De keuze van de RUG lijkt mede door strategische overwegingen te zijn ingegeven. Ontbraken deze twee centra op de lijst, dan zou daaruit wellicht worden afgeleid dat Groningen in deze vakgebieden het veld ruimt voor de concurrenten in de strijd om het predikaat onderzoekschool. Naast ICS en BCN diende de RUG de International School for Material Sciences voor de subsidie-ronde in.

(Margriet van Lith, HOP)

Ritzen positief over opleiding predikanten

Minister Ritzen stemt in grote lijnen in met het plan voor een nieuwe universitaire predikantenopleiding van de Hervormde Kerk. Alleen over de volledige gelijkwaardigheid van kerkelijke en staats-vakken binnen het doctoraal heeft Ritzen grote twijfels. Kern van het plan is dat de kerkelijke opleiding een volledige doctoraalstudie wordt. Nu is de Hervormde predikantenopleiding postdoctoraal, als tweejarig vervolg op de normale vierjarige doctoraalstudie theologie. Als het voorstel wordt uitgevoerd kiest de student al meteen voor de predikantenopleiding en volgt dan gedurende zes jaar de twee studies naast elkaar. Tweede pijler van het voorstel is dat de kerkelijke vakken wetenschappelijk gelijkwaardig zijn aan de staatsvakken en dat de kerkelijk hoogleraren in principe ook bij de faculteit worden benoemd. Juist daarover spreekt minister Ritzen nu in een reactie zijn twijfels uit. Een kerkelijk vak kan bijvoorbeeld geen centraal hoofdvak zijn binnen het doctoraalprogramma, zo schrijft de minister. De scheiding tussen kerk en staat (de duplex ordo) laat dat niet toe, maar overigens ook het Academisch Statuut niet. Dr. A.C. de Roon, secretaris van de hervormde commissie voor het theologisch wetenschappelijk onderwijs, gelooft dat hij de minister er wel van kan overtuigen dat dat eerste geen probleem is. Dat de kerkelijke vakken niet binnen het Academisch Statuut passen is een probleem dat De Roon wel erkent. De oplossing van dit probleem is volgens hem echter niet moeilijk, want het vergt niet meer dan een simpele aanpassing van het Statuut.

(Margriet van Lith, HOP)

Staatsjuristen waarschuwen voor EG-verdrag

Minister Ritzen blijft bij zijn wens dat in het EG-verdrag een onderwijsparagraaf wordt opgenomen. De paragraaf komt in plaats van een artikeltje dat alleen het beroepsonderwijs betreft. Dat schrijft de minister aan de Tweede Kamer. Twee staatsjuristen, prof.dr. P. Akkermans en dr. M. Mentink, adviseerden de minister deze zomer om niet alleen van een aparte paragraaf af te zien, maar zelfs het bestaande artikel verder in te perken. Zij vrezen een ernstige bedreiging van de vrijheid van richting en inrichting van het Nederlandse onderwijs. ''Als je bevoegdheden naar Brussel overhevelt'', zo was hun commentaar, ''weet je wel waar je begint maar nooit waar je eindigt.'' Minister Ritzen deelt de angst van de twee juristen niet. Nederland heeft zich aangesloten bij een voorstel van Luxemburg voor een onderwijsparagraaf. Op dat voorstel kunnen amendementen worden ingediend en Ritzen vraagt de Kamer nu of aan zulke amendementen behoefte bestaat. Ritzen zelf is van mening dat het EG-verdrag in elk geval garantie moet bieden dat het onderwijsbeleid een zaak blijft van de lidstaten en dat deze ook zelf bepalen hoe de inrichting en de bekostiging van het onderwijs zijn geregeld. Maar hij vindt het wel noodzakelijk dat binnen EG-verband spoedig meer van de grond komt op het gebied van internationalisering van het onderwijs dan tot nu toe. Zo moet een onderwijsparagraaf bijvoorbeeld de diploma-erkenning regelen en programma's voor verbetering van de talenkennis van studenten.

(Margriet van Lith, HOP)

GSb klaagt over Steunpunt

Door ARJAN WILDEBOER

''We hebben van studenten een hoop klachten gekregen'', verklaart Riegholt Hilbrands, voorzitter van de Groninger Studentenbond (GSb). ''Het Steunpunt Studiefinanciering in Groningen functioneert niet goed. Zo zijn er studenten geweest die niet geholpen konden worden. Maar bij een ander Steunpunt wist men de vragen wel te beantwoorden.'' Om te achterhalen of de klachten gegrond zijn, delen GSb-leden dinsdagmiddag in het pand van het Steunpunt aan de Oude Boteringestraat knalgele enquêteformulieren uit aan de bezoekers. Want naast de gebrekkige voorlichting van het Steunpunt is de GSb nog andere misstanden op het spoor. ''De wachttijden zijn veel te lang'', zegt Hilbrands, ''die zijn een half uur of meer. Ook is er een gebrek aan privacy en krijgen klanten een soms zeer onvriendelijke behandeling.'' Volgens de voorzitter zijn een deel van de klachten terug te voeren op de kleine behuizing van het Steunpunt en op het tekort aan personeel. ''Veel van de medewerkers zijn ook niet goed ingewerkt en kennen de Harmonisatiewet onvoldoende. Dan is het natuurlijk ook moeilijk om goede voorlichting te geven.'' Het duurt even voordat de eerste enquêteformulieren terug komen en er een voorlopige balans opgemaakt kan worden. Na vijf formulieren springen er nog geen echte klachten van de studenten in het oog. ''Het is natuurlijk vooral bij de moeilijke gevallen dat het Steunpunt niet goed functioneert'', zegt Hilbrands. Hermien Klieverik, coördinatrice van het Steunpunt, laat later op de dag weten verrast te zijn door de actie en deze nogal ''lullig'' te vinden. ''Het is erg flauw om in de vakantietijd een dergelijke actie te houden. Veel van onze medewerkers zijn nog niet terug, dus de wachttijden zijn wat langer dan normaal. Maar ondertussen heb ik vandaag al wel dertig studenten afgewerkt.''

Adviesraden vegen TU's de mantel uit

De pretenties ten aanzien van de inzetbaarheid van de huidige eerste-fase-ingenieur kunnen niet worden waargemaakt. De positie van de drie technische universiteiten ten opzichte van de algemene universiteiten en het hoger technisch onderwijs is vervaagd. Bovendien ontbreekt het aan een gemeenschappelijke strategie en aan slagvaardigheid om in te spelen op maatschappelijke behoeften en ontwikkelingen in de technische wetenschappen. Ook dient de relatie met de omgeving, in casu het bedrijfsleven, te worden versterkt. Dat concluderen de ARHO en de AWT in hun advies aan minister Ritzen over de technische universiteiten. De twee adviesraden komen met forse kritiek en een lange lijst van aanbevelingen. Zo moet de eerste fase opnieuw ingericht worden en deze moet leiden en dat is nieuw tot de titel van doctorandus in de technische wetenschappen. De ingenieurstitel zou dan voorbehouden blijven aan degenen die met goed gevolg de tweejarige vervolgopleiding tot ontwerper afsluiten. De adviesraden stellen verder ronduit ''dat de beoefening van de zuivere wetenschap (fundamenteel onderzoek) als zodanig geen taak is voor de technische universiteiten.'' Binnen de drie TU's is met verontwaardiging gereageerd op het advies. Bovendien zijn ze teleurgesteld, omdat ze gehoopt hadden op steun voor hun pleidooi voor een vijfjarige eerste fase. ''Dat wij niet de goede mensen zouden opleiden is onzin, het zijn de bekende praatjes vanuit de industrie'', reageert rector J. de Smit van de Universiteit Twente. De opmerking, dat fundamenteel onderzoek niet aan een TU thuis zou horen bestempelt J. Ruis, adviseur van het Eindhovense College van Bestuur, als ''de grootste onzin die we ooit gelezen hebben''.

(Walter van Hulst, Cursor)

Aio's moeten in duurdere huizen

GUUS TERMEER

Assistenten in opleiding (aio's) en onderzoekers in opleiding (oio's) van de RUG moeten ondanks hun tijdelijke aanstelling in aanmerking komen voor extra urgentiepunten bij woningtoewijzing. Maar ze mogen geen aanspraak maken op goedkope huurwoningen. Met deze uitspraak probeerde de raadscommissie Ruimtelijke Ordening van de gemeente Groningen een slepend conflict tussen de RUG en de gemeente te beslechten. Aio's en oio's krijgen bij het zoeken naar een huurwoning tot op heden geen extra urgentiepunten bij het Gemeentelijk Huisvestingsbureau. De gemeente stelt zich op het standpunt dat het hier om tijdelijk contracten gaat, zodat er geen sprake is van economische binding. Aan dit standpunt wordt nu getornd. Vorige week donderdag boog de raadscommissie Ruimtelijke Ordening zich over een tussenrapportage van de bestuurscommissie Woonruimteverdeling. De bestuurscommissie, waarin naast de gemeente ook woningbouwcoöperaties en belangenverenigingen van huurders een stem hebben, adviseerde om het begrip economische binding pas te hanteren bij tijdelijke aanstellingen vanaf vijf jaar. Aio's en oio's dreigden buiten de boot te vallen. De raadscommissie stak hier een stokje voor. Drie jaar tijdelijke arbeid werd een ''redelijke grens'' geacht, waardoor aio's en oio's aanspraak kunnen maken op extra urgentiepunten. Gezien hun beginsalaris (1800 gulden bruto) komen de beginnende onderzoekers in aanmerking voor de goedkoopste categorie huurwoningen. Ten onrechte, oordeelde de raadscommissie eenstemmig. Hun salaris stijgt vanaf het tweede jaar zo snel dat het gerechtvaardigd is hen naar een duurdere woning te verwijzen. Op deze wijze wordt de markt van goedkope huurwoningen niet overbelast. Wethouder Y. Gietema zegde toe het voorstel van de raadscommissie in de eerstkomende gemeenteraadsvergadering (11 september a.s.) te verdedigen. Wat de aio's en oio's precies te wachten staat, is nog onduidelijk. Henk Dijksterhuis, secretaris van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening, benadrukt dat het om een bereidheid van de wethouder gaat om extra urgentiepunten te geven: ''Daarmee is nog niet gezegd dat iedere aio per definitie die extra punten krijgt. Dat zal van geval tot geval moeten worden bekeken.'' Ook het begrip 'duurdere woningen' blijft vooralsnog in het vage. Dijksterhuis: ''De laagste categorie is uitgesloten. Dus moet u aan een of twee categorieën hoger denken. De aio's en oio's kunnen uiteraard een beroep doen op een huursubsidie; zolang ze tenminste niet boven de huursubsidiegrens (720 gulden per maand, GT) komen.'' Collegevoorzitter E. Bleumink van de RUG toont zich teleurgesteld over het voorstel: ''De deur staat nu op een kier. Maar dit is niet de regeling die wij gewenst hebben.'' De verwijzing naar duurdere woningen vindt de collegevoorzitter onrechtvaardig: ''Alsof ze dat kunnen betalen. Aio's en oio's moeten allerlei beginkosten maken als ze naar Groningen komen. Voor voormalige beursstudenten is dat al een heel zware belasting. Duurdere woningen maken het er niet aantrekkelijker op om hier te komen werken.'' Op 12 september overlegt de RUG opnieuw met de gemeente.

Anderhalf jaar beurs voor propaedeuse

MARGRIET VAN LITH

Studenten die langer dan anderhalf jaar over de propaedeuse doen, verliezen het recht op de basisbeurs. Dat zal minister Ritzen volgende maand voorstellen in zijn begroting voor 1992. Deze vorm van de ''tempobeurs'' is bedoeld als overgangsmaatregel, want uiteindelijk zullen de studenten de propaedeuse binnen een jaar moeten halen. In de begroting 1992 komt Ritzen met een uitwerking van enkele elementen uit de Tussenbalans, zoals de invoering van een tempobeurs. Het recht op een beurs wil de minister, net zoals in het vorige stelsel, koppelen aan de studievoortgang. Voorlopig blijft de tempobeurs beperkt tot de propedeuse. Wie dat diploma na anderhalf jaar nog niet behaald heeft, krijgt geen basisbeurs meer. Wel kan hij nog een lening krijgen. De anderhalf jaar-maatregel is uitdrukkelijk bedoeld als overgangsmaatregel. De minister vindt dat de universiteiten zich de komende tijd meer moeten inspannen om de studenten goed door de propaedeuse te leiden. Als dat geregeld is, wordt de regel verscherpt: dan volgt verlies van de basisbeurs al voor wie langer dan een jaar over de propaedeuse doet. In de begroting '92 wordt verder voorgesteld de studiefinanciering af te schaffen voor studenten aan zogenoemde ''aangewezen'' onderwijsinstellingen. Dat zijn instellingen die niet door het ministerie worden betaald, maar waarvan de diploma's wel worden erkend. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Leidse Onderwijsinstellingen en Instituut Schoevers. Een groeiend aantal studerenden krijgt daarvoor studiefinanciering; als die wordt afgeschaft levert dat de minister 15 miljoen gulden op. Ook wil de minister de subsidie aan universiteit Nijenrode (11,5 miljoen) stopzetten. Ritzen vindt dat het bedrijfsleven meer aan deze bedrijfskunde-opleiding moet bijdragen. Ook vindt hij dat de studenten wel een hoger collegegeld kunnen betalen. Ze betalen nu bijna drieduizend gulden per jaar. Nijenrodestudenten behouden wel het recht op studiefinanciering. (HOP)

College tevreden over onderhandelingsresultaat RUG krijgt 1,4 miljoen voor kleine letteren

LAURENS BERENTSEN

Minister Ritzen heeft besloten op den duur tien miljoen gulden op de begroting voor het wetenschappelijk onderwijs opzij te zetten voor de kleine letteren. De RUG krijgt 1,4 miljoen gulden uit deze pot, die bedoeld is om de voorzieningen voor kleine letteren in Nederland overeind te houden. Daarmee lijkt een einde te zijn gekomen aan een slepende discussie over een aantal noodlijdende kleine vakgebieden binnen de letterenfaculteiten. Volgend jaar krijgen de kleine letteren vijf miljoen gulden extra van het onderwijsministerie. Voor Groningen betekent dat zeven ton. De daarop volgende jaren wordt het bedrag steeds verhoogd, totdat de kleine letteren vanaf 1995 structureel 10 miljoen extra krijgen bovenop de normale toewijzing van het ministerie. Zij krijgen dit geld, omdat zij anders onder de armoedegrens zouden terechtkomen. Dat komt omdat het ministerie bij de verdeling van het geld onder andere uitgaat van de studentenaantallen, en die zijn bij de meeste van de kleine letteren gering. Aanvankelijk leek de minister vooral oog te hebben voor de moeilijke situatie waarin de Azië-studies verkeren. Die studies zijn vooral te vinden aan de universiteit van Leiden. Ritzen werd daar nog eens in bevestigd door het rapport van de commissie-Staal. De sanskritist prof.dr. Frits Staal c.s. adviseerden slechts steunmaatregelen voor de Azië-studies in Leiden. In de bestuurskamers van de RUG stak daarop een storm van protest op, omdat de Europese kleine letteren en die van het Midden-Oosten buiten de boot dreigden te vallen, terwijl juist de Groningse universiteit onderdak biedt aan een aantal van deze studies. Collegevoorzitter E. Bleumink constateert met enige voldoening dat dat gevaar is afgewend. Afgelopen vrijdag voerde hij het afrondend overleg met de betrokken universiteiten en het ministerie. Leiden krijgt met vijf miljoen gulden weliswaar nog steeds veruit het meeste geld, en met nog eens twee miljoen voor een instituut voor Aziatische studies, zijn ook de Azië-studies nog steeds rijkelijk bedeeld. Maar Bleumink zegt ''gematigd tevreden'' te zijn met de 1,4 miljoen die hij voor Groningen heeft binnengehaald. Vier ton daarvan is bedoeld voor de vakgroep Talen en Culturen van het Midden-Oosten en de resterende miljoen gaat naar de Europese kleine letteren. Daaronder vallen onder andere de vakgroepen Finoegristiek, Nieuwgrieks, Slavische Talen en Oudgermanistiek. Ook de studie Fries, waarvan de RUG als enige universiteit een hoofdvakvestiging krijgt, deelt mee in deze ene miljoen. De Faculteit der Letteren stuurde het CvB op pad om twee miljoen gulden binnen te halen. Volgens prof.dr. J. Koster, vice-decaan van de letterenfaculteit, is het toegezegde bedrag daarom te weinig, maar toch vindt hij het geen slecht onderhandelingsresultaat. ''We vinden wel dat er te veel naar Leiden gaat, maar we krijgen bijvoorbeeld meer dan de Universiteit van Amsterdam.'' De UvA krijgt 1,3 miljoen gulden. Koster is verder hoopvol gestemd, omdat het College zich welwillend heeft getoond om uit de centrale middelen van de universiteit iets extra's te doen voor de kleine letteren. In de komende faculteitsraadsvergadering ligt het ontwerp convenant voor, waarin staat welke verplichtingen de faculteit aangaat in ruil voor de steun uit Zoetermeer.

Kamerbewoners klagen over geluidsoverlast

Naarmate studenten langer zelfstandig wonen wordt de kwaliteit van hun woonruimte beter. Dat is de belangrijkste conclusie uit een enquête onder 460 studenten in Groningen. Die enquête werd gehouden door een gezamenlijke werkgroep van de studentenfractie GRUNK, de Groninger Studentenbond en het Centraal Bestuursorgaan voor de studentvoorzieningen (CBO). Doel was om enig zicht te krijgen op de kwaliteit van de studentenhuisvesting. Hoewel de gegevens stammen uit 1989 is er niet veel veranderd, zo schrijft de werkgroep in haar onlangs verschenen rapport. Twintig procent van de studerenden heeft een zeer gehorige kamer; slechts 13 procent kent geen geluidsoverlast. Bij 7 procent valt de kamer niet voldoende warm te stoken, 12 procent klaagt over het gebrek aan daglicht en bij 14 procent is de kamer te vochtig. Deze klachten komen vooral voor bij studenten die een kamer huren in de particuliere sector. Iets meer dan 27 procent vindt de eigen woonruimte te klein. Naast de particuliere sector blijkt ook de SSH veel krap bemeten kamers aan te bieden. Een te kleine kamer is voor 50 procent van de studenten een reden om te verhuizen. Ook een te hoge huurprijs, een te grote afstand tot het centrum en de slechte staat van het huis scoren hier hoog. Opvallend is dat bijna een kwart van de studenten een vloeroppervlak bewoont van meer dan 30 vierkante meter. Net zo opmerkelijk is het feit dat slechts 3 procent het contact met medebewoners ervaart als zijnde slecht tot zeer slecht.

(Arjan Wildeboer)

Prof. Douben eerste voorzitter van adviesraad

De Eindhovense hoogleraar algemene economie N.H. Douben is benoemd tot voorzitter van de nieuwe Adviesraad Onderwijs (ARO). Deze raad komt in de plaats van de drie afzonderlijke adviesraden voor het onderwijs, waaronder de ARHO. Douben is per 1 september benoemd. De vervanging van drie aparte adviesraden door een algemene was vanaf het begin van zijn ambtstermijn een wens van minister Ritzen. Hij is voorstander van een kleine vaste adviesstructuur met daarnaast regelmatig gebruik van ad hoc ingestelde commissies van deskundigen. De vervanging van de drie raden door een levert een besparing op van twee miljoen gulden. De ARO moet wetenschappelijk gefundeerde adviezen geven voor toekomstig onderwijsbeleid; het is niet de bedoeling dat zij adviseert over beleidsvoorstellen die al zijn uitgewerkt, want dat is de taak van de Onderwijsraad. Volgens het instellingsbesluit moet de nieuwe raad zich vooral richten op de relatie tussen het onderwijs en de rest van de maatschappij. De leden, ten hoogste zeven ''full timers'' of evenredig meer part-timers, worden op persoonlijke titel benoemd. De ARHO, de adviesraad voor het hoger onderwijs die nu ook is opgeheven, keerde zich in zijn laatste ''jaarbericht'' tegen de neiging van deze minister om voortdurend commissies-ad hoc in te stellen. Leden van zulke commissies kunnen meestal niet zo gemakkelijk de nodige kritische afstand nemen. ''Het risico van impliciete belangenbehartiging is groter dan in een permanente adviesstructuur.'' Bovendien zijn de opdrachten aan zulke commissies meestal zo beperkt geformuleerd, dat hun adviezen helemaal niet passen binnen de rest van het beleid, vindt de ARHO.

(Margriet van Lith, HOP)

Aftredend rector magnificus Engels is geen showbink /11

Opleiding journalistiek gooit het op reflectie

Kritisch nadenken over het eigen functioneren, daarin onderscheiden universitair geschoolde journalisten zich van hun hbo-collega's. Te hoog gespannen verwachtingen op 5

Volgens econoom Flip de Kam maakt geld lang niet altijd gelukkig /4

Farmacologen dringen door in de complexiteit van de hersenen /7

Geroosterd vlees bij AEGEE

De Groningse tak van de Europese studentenvereniging AEGEE (Association des Etats Généraux des Etudiants de l'Europe; 15.000 leden) verzorgde voor zo'n vijftien buitenlandse studenten een ''summer university''. Twee week lang volgden de gasten colleges over Engels spreken in het openbaar. Op de foto worden net de voorbereidingen getroffen voor een gezellige barbecue in de tuin van een studentenhuis.

Foto Bert Janssen

Directeur KVI maakt zich zorgen over voortbestaan Twee instituten voor kernfysica is te veel

JOEP ENGELS

De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) heeft minister Ritzen vorige week geadviseerd één van de twee kernfysische instituten, het Groningse KVI of het Amsterdamse NIKHEF-K, te sluiten. Een woordvoerder van de Raad zegt dat het van wijsheid zou getuigen om dat nu te doen en niet pas, zoals het voornemen is, na 1998. De discussie over de toekomst van de kernfysica in Nederland is niet van vandaag of gisteren. De kernfysica neemt meer dan een kwart van het budget van FOM (de tweede geldstroom van natuurkunde) voor zijn rekening. Een jaar geleden is de discussie in alle hevigheid losgebarsten. De momentele (extra) investering van tientallen miljoenen in nieuwe versnellers voor zowel het KVI als het NIKHEF-K heeft de tegenstanders gesterkt in de opvatting dat de kernfysica nieuwe ontwikkelingen in de natuurkunde belemmert. Het bestuur van FOM heeft vorig jaar echter besloten dat de bouw van de nieuwe versnellers voltooid moet worden en de faciliteiten gebruikt. Dat betekent dat het NIKHEF-K en het KVI respectievelijk tot 1998 en tot na 2000 op de afgesproken wijze kunnen blijven functioneren. Vermoedelijk houdt het besluit van FOM verder in dat het KVI ook na 2000 op de bestaande voet verder kan gaan. Omdat het NIKHEF-K relatief steeds duurdere apparatuur nodig heeft, moeten de Amsterdamse kernfysici samenwerking zoeken met hun buitenlandse collega's en met de nauw verwante elementaire-deeltjes-fysici. Met deze plannen vindt het bestuur van FOM voldoende op de ontwikkelingen te hebben gereageerd. In een officiële reactie op het AWT-advies zegt FOM-directeur dr. K. Chang dat de AWT niet goed op de hoogte is van het FOM-beleid. Door de inkrimpingen zal er in 2000 ongeveer tien miljoen gulden vrijkomen voor nieuwe ontwikkelingen. Chang: ''Dit stuk van de AWT is mosterd na de maaltijd.'' Een woordvoerder van de AWT benadrukt dat het advies een ''issues-paper'' is, ter voorbereiding op het Strategisch Beleidsdocument dat Ritzen in september 1992 wil uitbrengen: ''Eén van de door ons aangedragen punten is de kernfysica. Daarvan hebben we gezegd dat uitstel tot 2000 geen wijze beslissing was. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, was ons motto.'' Hoewel de Amsterdammers meer onder vuur liggen, is KVI-directeur prof. R. Malfliet er niet gerust op. Voorlopig houdt hij vast aan de afspraak dat het KVI in 2000 na een positieve evaluatie gewoon door kan functioneren. ''Maar ik ben nu sinds 1 januari directeur van het KVI en de vuilspuiterij die ik in die acht maanden heb meegemaakt, was ongekend. Toen er voldoende geld was, was iedereen collegiaal, maar nu het minder wordt, proberen ze allemaal hun eigen zaak te redden.''

Verenigingsleven Leiden blijkt minder in trek

De gezelligheidsverenigingen voor studenten zitten in de lift, stelde de Nijmeegse cultuurpsycholoog dr. J. Janssen in de UK van vorige week. De laatste jaren is er een stijgende tendens te zien met als koploper Leiden. Een nieuwe trend, zo oordeelde de cultuurpsycholoog. Een bericht in het Leidse universiteitsblad Mare lijkt deze bevinding te logenstraffen. Met de Leidse gezelligheidsverenigingen gaat het helemaal niet zo goed. Het middel van de ledenstop hoefde niet eenmaal te worden gehanteerd. Sinds vorig jaar is er zelfs een terugloop te constateren. De oorzaak ligt bij minister Ritzen met zijn studieduurverkorting en gesleutel aan de beurs, zo meldden de besturen van de Leidse verenigingen. De schrik zit er goed in bij de eerstejaars! Haaks op deze constatering staan de ervaringen in Utrecht. Daar constateerden de gezelligheidsverenigingen dat de maatregelen van Ritzen niet van invloed zijn op de inschrijvingen. De verenigingen kregen evenveel of zelfs meer aanmeldingen dan voorgaande jaren. Een conclusie die ook blijkt op te gaan voor Groningen. Zijn de Leidse eerstejaars voorzichtiger en plichtsgetrouwer dan hun Utrechtse en Groningse collega's? Opnieuw voer voor een cultuurpsycholoog.

(Guus Termeer)

Het geloof in buitenzintuiglijke waarneming waar ik vorige week over schreef is niet de enige dwaling van de hedendaagse goed opgeleide jongere. Religie-achtige gedachtengoeden scoren ook hoog. Het lijkt erop dat waar de eenvoudigen van geest de jongerentoogdag van de EO massaal bezoeken, de student meer de neiging heeft de blik naar het oosten te wenden, waar diverse goeroes op de markt van het nieuwe geloven nering vinden. Een voorbeeld is de school van de Maharishi Mahesh Yogi: de transcendente meditatie, kortweg TM. De discipelen krijgen na enige inwijdingsrituelen een persoonlijke mantra, die ze strikt geheim dienen te houden. Volgens apocriefe berichten krijgt iedereen dezelfde: Aima, hiring, shiring. Deze betekenisloze woorden dient de ingewijde voortdurend in zichzelf te herhalen tijdens de meditatie. Op die wijze kunnen specifieke gedachten worden uitgebannen. Dit is erg slaapverwekkend en de meditatie is een voortdurend gevecht tegen de slaap. Zeer veel mensen stoppen er na een eerste kennismaking mee.

Een interessante claim van de TM-organisatie is de overwinning van de zwaartekracht die de serieuze mediteerder kan boeken. Al mediterend verheft de TM'er zich van de grond. Volgens de TM gaat dit zweven terug op een zekere Patanjali, die 1500 jaar geleden een aantal oefeningen (Siddhi's) heeft beschreven waaronder zweven. Voor een beter inzicht verwijs ik naar het boek van Hergé, 'Kuifje in Tibet'.

Het zweven omvat drie stadia : hoppen, zweven en vliegen. De TM-organisatie zegt het eerste stadium onder de knie te hebben.

De stichting Skepsis loofde vorig jaar tienduizend gulden uit voor iemand die al TM-end gedurende één seconde, één meter de lucht in zou gaan. Deze stichting heeft als doelstelling onder meer, ''het verrichten van kritisch onderzoek naar beweringen die op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke kennis hetzij uiterst onwaarschijnlijk zijn, hetzij met deze kennis in tegenspraak zijn. In het bijzonder richt zij zich op als pseudo-wetenschappelijk te kwalificeren verklaringen en als paranormaal geduide verschijnselen.''

De heer Frans van de Logt van het Maharishi Vedisch Instituut nam de uitdaging aan. Op 29 oktober van het vorig jaar organiseerde het Studium Generale van de TU Eindhoven de proef onder overweldigende belangstelling. De zaal puilde uit van de meer dan zeshonderd studenten en andere belangstellenden.Na een korte inleiding door de vertegenwoordiger van de stichting Skepsis, waarin hij de valwet van Galilei uitlegde en liet zien dat hij tienduizend gulden bij zich had, kwam Van de Logt aan het woord. Hij meende dat Galilei met zijn derde oog had gezien dat de aarde niet rond was zodat je niet kon stellen dat de wetenschap alle antwoorden had. Daarna ging hij in meditatie, videocamera's werden gericht en op de tonen van stemmige muziek maakte Van de Logt drie hupjes en kreeg een applausje. De opgenomen videobeelden werden ter plaatse op een groot scherm vertraagd herhaald. Van de Logt bleek bij zijn beste hop twintig centimeter omhoog te zijn gekomen en was daarbij 0,4 seconde los van de grond. Belangrijker was dat in geen geval een afwijking van de paraboolbaan kon worden geconstateerd: Van de Logt had zich gewoon met zijn spieren afgezet. Het Eindhovens Dagblad kopte de volgende dag op de voorpagina: ''Zwaartekracht houdt stand op de TUE''. PETER BÜGEL

GSb stelt ouderonafhankelijkheid ter discussie Verlaag basisbeurs voor hogere inkomens

De regels van het ministerie van Onderwijs voor studiefinanciering zijn zo ingewikkeld, dat bijna niemand er wijs uit kan worden. De Groninger Studentenbond (GSb) pleit voor een versimpeling bij ''een volgende bezuinigingsronde''. In zo'n bezuinigingsronde moet de ouderonafhankelijkheid op de helling: verlaag de basisbeurs van studenten met rijkere ouders, zo luidt het advies van de GSb. Door JAAP BERGAen RIEGHOLT HILBRANDS De open brief waarin dhr. Labberté twee weken geleden in de UK zijn gal spuwde richting minister Ritzen was de aanzet tot dit stuk. We kunnen hem alleen maar volledig gelijk geven als hij zegt dat het voor decanen zowel als voor studie-adviseurs zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is studenten nog goed voor te lichten. Regelmatig komt het voor dat noch decanen, noch studieadviseurs, noch het Steunpunt Studiefinanciering weten onder welke regelingen mensen nou precies vallen. Van een decaan aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden kregen wij tien cases toegestuurd met de vraag of wij wisten wat de rechten van de betreffende studenten waren. Na een diepgaande studie, die enkele dagen in beslag nam, besloten we gedesillusioneerd en zonder enig resultaat het ministerie van O&W om raad te vragen. 'Al' na enige weken reeds kregen wij antwoord. Helaas bestond dit antwoord slechts uit het toesturen van de krant voor studerend Nederland, uitgegeven door de Informatiseringsbank. ''Daarin staat alles wat Uw nodig heeft'', zo lazen wij in de begeleidende brief. Deze uitgave bevatte uiteraard niets nieuws voor ons. Gelukkig stond er nog een goede suggestie in de brief van het ministerie: probeer het eens bij het steunpunt studiefinanciering. Aannemende dat dit een wrange grap was, hebben wij de moed maar opgegeven. We wensen de betreffende studenten veel succes. Maar voor ons is het inmiddels overduidelijk dat de huidige regelgeving studiefinanciering en inschrijvingsduur te ingewikkeld is voor een correcte voorlichting.

Offers

Dat deze regels zo ingewikkeld zijn komt door de constante bezuinigingen. Met name de hieraan gekoppelde uitzonderingsregelingen schieten hun, op zich nobele, doel dan ook mijlen ver voorbij. Regels die elkaar tegenspreken, studenten in verschillende rechtsposities en verschillende interpretaties van de regels, maken dat studieadviseurs en decanen hun werk niet zo goed kunnen doen als zij graag zouden willen. Het bestuderen van deze regels zou werkelijk alle vrije tijd, inclusief nachtrust, van deze mensen opeisen. En zelfs dan blijven er volgens ons onoplosbare gevallen over. Het gevolg is dat met name de zwakkere groepen, de uitzonderingen dus, in een dermate ingewikkeld circuit van regelgeving terechtkomen dat hun rechten aan hun neus voorbijgaan. Bij een volgende bezuinigingsronde moet er dan ook naar een versimpeling van de regelgeving gestreefd worden. Dit is alleen mogelijk wanneer er duidelijke en rechtvaardige keuzes worden gemaakt. Om te kunnen komen tot een aanvaardbaar alternatief zal de minister de studentvertegenwoordigers serieus moeten nemen. Van de andere kant zullen de studenten in bepaalde mate tegemoet moeten komen aan de grenzen van de mogelijkheden van de minister. De landelijke studentenorganisaties LSVb en ISO zullen dus offers moeten brengen. Volgens ons zou dat momenteel de ouderonafhankelijkheid moeten zijn. Al eerder heeft de GSb onder druk van bezuinigingen voorgesteld om de basisbeurs (fors) te verlagen en deze verlaging voor de laagste inkomensgroepen te compenseren in de topbeurs. De andere studenten zouden de verhoogde ouderlijke bijdrage desgewenst moeten kunnen bijlenen bij de Informatiseringsbank. Uitgangspunt blijft dat de maximale lening gehandhaafd blijft. Doordat de maximale schuld niet wordt verhoogd, blijft de toegankelijkheid gewaarborgd en wordt deze waarschijnlijk zelfs vergroot, doordat studieleningen maatschappelijk makkelijker zullen worden aanvaard. Er gaan immers meer studenten lenen. Deze maatregel zal voor het eerst niet de studenten uit de lagere inkomensgroepen opzadelen met weer hogere schulden. De PvdA lijkt hier momenteel echter nog niet toe geneigd. Immers om de nieuwe doelgroep, de middeninkomens, te paaien, moeten de lagere inkomens bloeden. Mede hierom zagen de minister en de fractiespecialist, de heren Ritzen en Vermeend, kennelijk geen andere mogelijkheid dan de studieschulden stevig op te schroeven, onder andere door het verhogen van de rente. Een maatregel die overigens haar basis al verloor bij het verzinken van de privatisering in het Haagse moeras. Natuurlijk valt op dit gebied ook niks te verwachten van het altijd al op de middenklasse gerichte CDA. Echter graag of niet, beide partijen zullen toch gedwongen worden de realiteit onder ogen te zien. Rapporten van zowel de Rekenkamer als de Raad van State wijzen erop dat de ingeslagen weg niet verder kan worden gevolgd. Hierbij is natuurlijk voor de PvdA ook het massale verlies aan achterban van belang. Het vergroten van de ouderafhankelijkheid is in onze ogen veel rechtvaardiger dan de nu circulerende alternatieven. Immers ook de leningen na het niet halen van de propaedeuse binnen een jaar of het opmaken van de steeds kortere tempobeurs, zullen de financiële ongelijkheid tussen studenten vergroten en de toegankelijkheid verkleinen. De voorlichters zullen een nog zwaardere taak krijgen, als gevolg van een nog ingewikkeldere materie en de studenten zullen nog minder weten waar ze aan toe zijn. Dit kan echter niet, daarom heeft de GSb binnen de LSVb aangedrongen op een discussie over het loslaten van het principe 'ouderonafhankelijkheid'. Er is immers duidelijk geworden dat studenten uit de lagere inkomensgroepen niet gebaat zijn bij de halsstarrige houding van zowel de minister als de studentenorganisaties.

Jaap Berga is deskundige studiefinanciering van de GSb en Riegholt Hilbrands is voorzitter van de GSb.

Steunpunt

Naar aanleiding van de berichten over ''binnenstromende'' klachten bij de GSb over het Steunpunt Studiefinanciering, wil ik hier namens het Steunpunt graag op reageren. Op de eerste plaats vinden we de wijze van actievoeren op z'n zachtst gezegd ''niet netjes''. GSb'ers komen het pand binnen rennen met de pers achter zich aan en delen enquêteformulieren en ijsjes uit aan wachtende klanten. Hierbij beseffen ze niet dat het merendeel van de klanten géén hbo- of wo-studenten zijn en dus niet tot de doelgroep van de GSb behoren. Daarnaast is het fotograferen van de wachtende mensen en het publiceren van de foto's een inbreuk op de privacy. De gestelde vragen op het enquêteformulier zijn zeer suggestief, waardoor van enige betrouwbaarheid en validiteit nauwelijks sprake kan zijn. Op de tweede plaats bestrijd ik de argumentatie achter deze actie. Er zouden bij de GSb vele klachten binnenkomen omtrent klantonvriendelijkheid, ondeskundigheid, lange wachttijden en gebrek aan privacy. Wat dit laatste betreft, heeft het Steunpunt juist onlangs geïnvesteerd in een extra ruimte waar de telefoonvoorziening is ondergebracht, waardoor in de bezoekersruimte meer ruimte en dus meer privacy gegeven kan worden. Wat de overige klachten betreft heeft dit mijns inziens veel te maken met de verwachtingen die men van het Steunpunt heeft. Het Steunpunt is in dienst van de RUG en werkt als intermediair tussen de Informatiseringsbank en de klant om voorlichting te geven over de studiefinancieringsregelingen. Dit heeft z'n beperkingen, omdat het Steunpunt afhankelijk is van de Informatiseringsbank wat betreft informatievoorziening, menskracht en middelen. Maar de Informatiseringsbank is de uitvoerder en neemt de beslissingen. Wanneer zo'n beslissing ten ongunste van de klant uitvalt, dan is het logisch dat er onvrede ontstaat, maar het Steunpunt is te allen tijde in staat en bereid om hier uitleg over te geven. Daarom zou ik hierbij de GSb willen uitnodigen, indien er inderdaad serieuze, concrete klachten zijn, deze klachten kenbaar te maken, zodat het Steunpunt deze serieus kan bekijken. Op deze GSb-wijze is er uiteindelijk niemand geholpen. Ten slotte wil ik mij hierbij volledig distantiëren van uitspraken welke ik gedaan zou hebben in de UK d.d. 29 augustus j.l.. Mijn reactie ging via een collega, waardoor van een citaat geen sprake kan zijn en Arjan Wildeboer dankbaar gebruik kon maken van een geheel eigen interpretatiemogelijkheid. Hermien Klieverik, coördinator Steunpunt Studiefinanciering.

Geknipt

In UK nr. 2 d.d. 29 augustus, bevindt zich op de achterpagina een stukje onder de kop 'Geknipt'. Over dat knippen wilde ik het even hebben. De constructie van dit ongetwijfeld hilarisch bedoelde stukje doet namelijk zelfs chronisch verdorde traanbuizen weer uitbundig stromen, zij het niet van het lachen. Gepoogd wordt dhr. Renner, historicus en pleitbezorger van de nieuwe opleiding journalistiek, onderuit te halen. De anonieme compilator van 'Geknipt' doet dat als volgt. De heer Renner blijkt ergens iets gezegd te hebben over ''interpretatieve journalistiek''. Wat hij met deze term bedoelt wordt niet vermeld, of moet ik dat uit het eerste citaat zien af te leiden? Een ander periodiek heeft enige nogal triviale uitspraken over de recente coup in de Sovjetunie uit de mond van Renner opgetekend. Wat doet dan de redacteur die bloed ruikt? Die koppelt het citaat aan de term ''interpretatieve journalistiek'' door het eerste ''een voorproefje'' van het tweede te noemen. Chapeau! Op suggestieve, tevens heel goedkope wijze worden twee verschillende zaken, twee verschillende contexten, moeiteloos door elkaar gemengd. De bagger die daaruit resulteert is niet te vreten. Hopelijk kunnen dergelijke voorbeelden van het slechtere knip- en plakwerk, waarbij op een oneigenlijke manier met citaten wordt gegoocheld, voortaan achterwege blijven. Jeroen Benders Vorige week had de Financieel Economische Dienst (FED) twee afscheidsborrels. Geert Mannes (58) ging weg bij de afdeling financiële planning en begroting. Hij was 27 jaar in dienst van de RUG; Gré Richie (57) legde haar functie als hoofd van de afdeling comptabiliteit neer. Richie blikt terug op een bijna 35-jarige carrière aan de universiteit: ''Toen ik in 1957 begon op de toenmalige afdeling Financiële en Materiële Zaken (zie foto, EE) was ik daar het eerste meisje. Discriminatie vind ik een zwaar woord, maar ik maakte wel mee dat ze tegen me zeiden: 'Als je een man was, zat je al veel hoger in de boom.' ''Voor mij in de plaats komt een man. Misschien komt het omdat boekhouden van oudsher toch iets voor mannen is. Ik heb zelf altijd graag met getallen gewerkt. En waarschijnlijk ook wel naar tevredenheid. Ik ben tenminste schandalig verwend bij mijn afscheid. Ik zit hier in mijn kamer temidden van zestien bloemstukken. Abnormaal.''

(Ellis Ellenbroek)

Postbank goochelt met kortingen

De Postbank is iets te hard van stapel gelopen in haar poging de in april gelanceerde Studenten Voordeelpas verder te promoten. Deze zomer kregen duizenden studenten met een girorekening, maar nog zonder zo'n handige kortingkaart van vijftien piek een wervend schrijven. Onlangs ontvingen de aangeschrevenen nogmaals een brief. Daarin neemt de Postbank een aangekondigde korting op studieboeken terug. De bank had nòg iets recht te zetten: bij Canadian Stocks betalen paseigenaren voor een spijkerbroek van honderd gulden vijfennegentig piek. Vijf procent eraf dus, niet tien procent, zoals eerder was beloofd. Maar Base geeft wèl tien procent reductie, troostte de Postbank. Er hebben zich nog geen studenten gemeld die een pas bestelden en zich nu bedonderd voelen, weet Kitty Borghuis van de afdeling Persvoorlichting van de Postbank. Maar Canadian Stocks voelt zich wèl gedupeerd. J. Slangen, office manager van het spijkerbroeken-concern meldt er ''absoluut niet blij'' mee te zijn dat nog eens zwart op wit is gezet dat Base twee keer zoveel korting geeft. Wat overigens ook helemaal niet blijkt te kloppen. Want Base geeft geen tien procent, maar tien gulden korting, bij een aankoop boven de honderd gulden! ''Een grove fout'', vindt J. Bosman van de Base-kleding het. ''Misschien hou ik die korting wel aan en eis een schadevergoeding,'' Een lichtelijk beschaamde Postbank-voorlichter Borghuis laat uiteindelijk weten dat Base zover niet zal gaan. Het blijft bij een kort erratum voor studenten die de pas aanschaffen.'' (Ellis Ellenbroek)Wie moet spreken bij een afscheid, is niet te benijden. Over de vertrekkenden niets dan goeds, luidt het parool. Het resultaat is meestal dat de meer of minder welgemeende bedankjes ontaarden in een opeenstapeling van holle frases. Wie echter hyperinflatie wil voorkomen, doet er goed aan niet al te kwistig met dankzeggingen te strooien. De voorzitter van de Universiteitsraad Geert Joosten had vorige week donderdag dan ook de onmogelijke taak zeven vertrekkende raadsleden, twee aftredende vice-voorzitters en een scheidende rector magnificus uitgeleide te moeten doen. Dat moest wel misgaan; zo'n kruisbestuiving van dankbaarheid kan alleen maar tot kromme tenen leiden. Joosten stak tien maal de loftrompet. Collegevoorzitter Erik Bleumink wilde niet achterblijven en deed de lofredes nog eens dunnetjes over. Op hun beurt richten de vertrekkenden zich in dankbare bewoordingen tot degenen die hen zojuist geprezen hadden. Alleen buiten universitair U-raadslid Cor Boers zelf geprezen als voorzitter van de raadscommissie voor begrotingszaken besefte dat een dankbetuiging aan geloofwaardigheid wint als zij niet blijft steken in pluimstrijkerij. En zie, hoe toepasselijk: Boers waarschuwde voor zelfgenoegzaamheid, ''het grootste gevaar voor een organisatie''. De waarschuwing van het vertrekkende raadslid kwam waarschijnlijk te laat om nog wat te veranderen aan de regie voor de opening van het Academisch Jaar, afgelopen maandag. Daar beleefde de fine fleur van de universiteit namelijk een uitvergrote reprise van het voorafgaande. Het lintje voor scheidend rector magnificus Engels lag natuurlijk al ergens in een kast, en dan stuur je zo iets niet terug naar de koningin. Bovendien, wie zou Engels zijn onderscheiding misgunnen, ook al getuigde de laatste rectoraatsrede van de kersverse Ridder niet van veel dapperheid. 'Petrarca's dichterkrans en de jonge universiteit' was wel een érg ver gezochte aftocht van de man die steeds roept om een inhoudelijk debat over het wetenschappelijk onderwijs. Dat ook Bleumink in het zonnetje moest worden gezet, lag wat minder voor de hand. Engels stak hem een pluim op de hoed bij de aanbieding van het boek 'De universiteit in opspraak'. Onder Bleuminks leiding was het College nooit in opspraak gekomen. De collegevoorzitter houdt van harpmuziek vandaar een harpiste bij de opening en de harp staat in de iconologie voor harmonie in de kosmos, zo hield de mediaevist de zaal voor. Onwillekeurig riep de rector zelf het engeltje in herinnering dat op klassieke afbeeldingen met een harpje in zijn arm de held hemelse lof toe zingt.

Leven en overleven in het poolgebied

Het Arctisch Centrum van de RUG organiseert een unieke collegereeks over natuur en cultuur op het topje van de aardbol. Tropische wezens op 5

Macht premier Lubbers mist een juridische basis /7

Groningse student gaat vergadering VN toespreken /8

Opening Academisch Jaar: ieder voor zich en Ritzen voor ons allen /11

Scheidend decaan hekelt bestuursstijl CvB

Er is sprake van structureel wantrouwen in de verhouding tussen het College van Bestuur en de faculteiten. Binnen de universiteit heerst een bestuursstijl die eerlijke besluitvorming in de weg staat en tot disloyaliteit leidt. Volgens de terugtredende decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, prof. J. Griffiths, is het resultaat hiervan dat er een bestuurscultuur is ontstaan waarin elkaar belazeren en overrompelen tot een normale zaak zijn geworden. Twee jaar heeft Griffiths deel uitgemaakt van het college van decanen. In een tweede termijn heeft de rechtssocioloog geen zin. De communicatie met het College van Bestuur is dermate verstoord dat een normale bestuursverhouding niet mogelijk is. Aan het eind van zijn zittingsperiode geeft de terugtredende decaan zijn visie op de bestuurlijke verhoudingen binnen de universiteit. Een te veel aan centralisme, onvermogen om op een fatsoenlijke manier te communiceren en een elementair gebrek aan respect voor mensen op de werkvloer zijn in de ogen van Griffiths kenmerkend voor de manier waarop de universiteit wordt bestuurd. ''Het College van Bestuur heb ik meermalen als onbetrouwbaar, denigrerend en oneerlijk ervaren.''

(Geert de Jong)

Verder op pagina 9

Op de tast naar boeken zoeken

Door ELLIS ELLENBROEK en GEERT DE JONG

''Ik dacht dat het de atoombom was'', zegt een medewerker van de UB. ''Opeens een witte flits over het beeldscherm, en daarna niets meer.'' Maandagmiddag, tien voor half drie. De halve binnenstad ligt lam als gevolg van een stroomstoring. Ook de universiteit wordt getroffen. Computers doen het niet meer, lichten vallen uit, hier en daar brandt de noodverlichting. Een gehandicapte op de vierde verdieping van het Harmoniegebouw klautert uit zijn rolstoel en slaagt erin, zich dapper aan de leuning vasthoudend, met de trap naar beneden te komen. Zijn rolstoel trekt hij met zich mee. In de UB wordt iemand uit de lift bevrijd. Bibliothecaris Alex Klugkist ziet toe hoe ijverige gebruikers op de tast naar boeken zoeken. De lichtknoppen moeten om, wijst hij, om te voorkomen dat de spanning straks te groot wordt. Ondertussen ronselt Klugkist personeel om te posten bij de nooddeuren, die door de calamiteit spontaan zijn opengesprongen. De bodes van het Academiegebouw hebben een ander probleem: Het Academisch Jaar wordt om vier uur geopend. Waar halen we op stel en sprong een noodaggregaat vandaan? Terwijl telefoonboek en Gouden Gids erop worden nageslagen, gaan normale stekkers er alvast uit en worden noodsnoeren uitgerold. Geert Dikboom, hoofd van de bode- en conciërgedienst, laat uitvissen of er in de kantine extra koelfaciliteiten moeten komen. In de kelders van het Academiegebouw werken de kok en zijn maatje bij kaarslicht stug verder aan het feestmaal van die avond. Gerookte zalm in dilleroomsaus en tournedos met rode pepersaus, ter gelegenheid van het afscheid van rector magnificus Engels. Afwassen gaat niet, koffiezetten wel. Met de hand. Gezellig, net als vroeger. Een rampje als dit brengt allerlei minuscule cultuurverschillen binnen de universiteit aan het licht. De kassa's in de kantine van het Harmoniegebouw willen niet meer open; de kantine sluit. Ook de kassa's in de kantine van de UB en het Academiegebouw weigeren dienst, maar daar behelpt men zich met hoofdrekenen en turven. De storing veroorzaakt doordat bij renovatiewerkzaamheden aan de Weeshuisgang een middenspanningskabel is geraakt is om half vier verholpen. Iedereen kan doorgaan met waar hij mee bezig was. Hier en daar kost het aan de praat krijgen van computers wat moeite, maar er zijn nauwelijks gegevens verloren gegaan. Het Rekencentrum van de RUG, in Paddepoel, zat ongeveer een half uur zonder stroom. Het centrum krijgt via een tussenstation in het storingsgebied stroom, aldus een woordvoerder van het Gemeentelijk Energie Bedrijf. Maar ook uit Paddepoel wordt geen noemenswaardige schade gemeld.

Minister Ritzen ontvangt klachtenbundel LSVb

MARGRIET VAN LITH

De klachtenlijn van de LSVb is in de proefperiode van ruim twee weken al door zo'n achthonderd studenten gebeld. De meeste bellers begrepen niet meer welke veranderingen nu inmiddels wel en welke nog niet officieel zijn ingevoerd. Daarnaast blijkt de BV OV-kaart een bron van grieven. Afgelopen maandag bood LSVb-voorzitter René Danen aan minister Ritzen de eerste klachten aan. Meteen nadat Ritzen, die naar het LSVb-kantoor gekomen was, de eerste ''klachtenlijnbundel'' in ontvangst genomen had rinkelde de telefoon alweer. Grijnzend gaf LSVb-voorzitter René Danen de hoorn aan de minister, zodat deze klagende student in elk geval de eer had dat hij de minister zelf aan de lijn kreeg. De rol die Ritzen tijdens het debat met de studenten moest spelen, was overigens ook wat vreemd. Veel kwade reacties en vragen van de aanwezige studenten hadden te maken met de begroting voor volgend jaar, die uitgebreid in de pers is uitgelekt. Maar een nog niet gepubliceerde begroting, daar mag een minister nu eenmaal niks over zeggen. In plaats daarvan sprak Ritzen vooral veel lovende woorden over dit nuttige initiatief van de LSVb. ''In vergelijking met andere grote operaties komt de verstrekking van studiefinanciering er niet slecht af'', vond hij. ''Maar elke fout is er een te veel.'' De klachtentelefoon van de LSVb vond hij daarom zeer nuttig, ''complementair'' aan het werk van zijn eigen ambtenaren. Op twee terreinen, het functioneren van de steunpunten en de begrijpelijkheid van de formulieren, bereidt het ministerie nu zelfs samen met de studentenbonden verbeteringen voor. Technische problemen, zoals de trage communicatie tussen de Informatiseringsbank en de BV OV-kaart, kunnen volgens de minister daardoor sneller opgelost worden. De politieke meningsverschillen tussen LSVb en minister zijn wat moeilijker klein te krijgen, vermoedde hij. Zo hield Ritzen vol, dat zijn bezuinigingsmaatregelen wel onprettig zijn, maar de toegankelijkheid van het onderwijs niet in gevaar brengen. En daar dachten de studenten heel anders over.

Fraudeur

De LSVb heeft inmiddels besloten de klachtenlijn op grotere en professionelere schaal voort te zetten. Zo'n twintig leden van de bij de LSVb aangesloten lokale bonden krijgen een speciale scholing om de vragen van de klagers goed te kunnen beantwoorden. De klachten worden in categorieën verdeeld en in de computer opgeslagen, zodat regelmatig een nieuwe inventarisatie kan worden gepubliceerd. De klachten die de eerste twee weken zijn binnengekomen, kwamen vooral van studenten die wilden weten wat hen nu precies boven het hoofd hing. In de pers verschenen immers steeds nieuwe plannen die al wel (zoals de beperking van de beurs tot 5 studiejaren en tot studenten jonger dan 27) of nog niet (zoals de ''tempobeurs'') zijn ingevoerd. De tweede grote categorie vormden de klachten over de BV OV-kaart. De relatie tussen de studenten en deze organisatie is niet warm; ''je wordt daar meteen als fraudeur beschouwd'', vonden de klagers. Een dag te laat de kaart weer inleveren leidt zonder pardon tot een boete van 330 gulden. Bovendien vinden velen dat de levering van de kaart veel te lang op zich laat wachten. De conclusie uit de eerste reeks van klachten is voor het LSVb-bestuur intussen al duidelijk, liet René Danen weten. ''Op korte termijn moet er vooral rust komen, dus geen nieuwe veranderingen in de wet'', zei hij. ''En dan is het hoog tijd om na te denken over een heel nieuwe aanpak. Want dit stelsel van studiefinanciering hangt door alle wijzigingen zo langzamerhand als los zand aan elkaar.'' Wat de OV-kaart betreft wilde Danen intussen best geloven dat die populair is onder studenten, maar juist daarom kan de minister volgens hem best het royale gebaar maken dat de kaart voortaan facultatief is. (HOP)

Weinig waardering voor bestuurders

Universitair bestuur is een vak. En niet eens een vervelend vak, want ''ik heb er voor gekozen en voor enkel narigheid acht ik mij niet in de wieg gelegd.'' Zo begon de Amsterdamse collegevoorzitter Gevers zijn rede bij de opening van het academisch jaar. Gevers vindt het merkwaardig dat het universitair bestuursvak maar op weinig waardering en enthousiasme kan rekenen. Als het bijvoorbeeld goed gaat met een universiteit krijgen de hoogleraren alle lof; niemand zal een waarderend woord over de bestuurders zeggen. Volgens Gevers overheerst binnen de universiteit de mening dat het beste bestuur eigenlijk dat is waar je niks van merkt. Tenzij dat bestuur natuurlijk iets voor je moeten regelen. Hem was ook opgevallen hoe weinig van zijn Nederlandse collega-bestuurders ooit over hun werk schrijven. Als er al over universitair bestuur wordt geschreven, dan wordt vaak geprobeerd het vooral op andere fenomenen te laten lijken: de universiteit moet een bedrijf zijn of een school, en ze moet worden geleid als een soort ambtelijke dienst of als een gemeenteraad.

(Margriet van Lith, HOP)

Samenwerking Ouagadougou wordt uitgebreid

De RUG wil de samenwerking met de Universiteit van Ouagadougou (Burkina Faso) voortzetten. Voor de lopende projecten, waarvan de financiering eind van dit jaar afloopt, wordt bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken een vervolgsubsidie aangevraagd. Twee nieuwe projecten staan op stapel. De RUG gaat het bestuur van de Universiteit van Ouagadougou steun verlenen bij het universitair management. Dit in het kader van een ingrijpende reorganisatie die de Universiteit van Ouagadougou te wachten staat. Daarnaast wil de RUG helpen bij de oprichting van een centrum voor 'permanente educatie'. Bovenstaande afspraken zijn gemaakt tijdens de 'commission mixte', de jaarlijkse vergadering van de beide samenwerkingspartners. Vorige week bezocht een delegatie van de Universiteit van Ouagadougou onder leiding van de rector dr. A. Traoré de Groningse universiteit. Ook de mensenrechtenkwestie kwam opnieuw aan de orde. Rector magnificus L.J. Engels benadrukte dat de regering van Burkina Faso nog steeds geen uitsluitsel heeft gegeven over het lot van de verdwenen projectmedewerker Guillome Sessouma en de student Dabo Boukary. Rector Traoré antwoordde dat hun lot ook voor hem een vraagteken blijft. Wel ziet hij positieve ontwikkelingen in zijn land, die een herhaling moeten voorkomen. M. Gardeur, hoofd van het Bureau Buitenland van de RUG, onderschrijft deze visie: ''Natuurlijk blijven we hameren op het gebrek aan informatie bij de Burkinabese regering. Een positieve ontwikkeling is echter dat de autoriteiten, onder invloed van het internationale lawaai, duidelijk voorzichtiger zijn geworden.'' Zij wijst erop dat Burkina Faso op weg is naar een democratische staatsvorm. ''In juni is een goede grondwet aangenomen. In december zijn er presidentsverkiezingen en verkiezingen voor het parlement waaraan maar liefst veertig politieke partijen meedoen. Het democratiseringsproces wordt serieus genomen.''

(Guus Termeer)

Wisseling van de wacht in de Universiteitsraad

Vorige week donderdag vergaderde de Universiteitsraad voor de laatste keer in zijn oude samenstelling. In het eerste deel van de vergadering bedankte raadsvoorzitter G. Joosten de vertrekkende leden. Voor de studenten waren dat Gert-Jan Braunstahl, Heleen Scheer en Désirée Theijse van de SORUG, en Hennie Varwijk van de GRUNK, en voor de fractie van de buiten-universitaire raadsleden C. Boers, J. Jongejan en N. Scholtens-ter Haar. GRUNK-fractievoorzitter Jeroen Huisman nam reeds voor de zomervakantie afscheid. Na de schorsing traden de nieuwe leden van de raad aan. M. van der Blij, E. Boelens en T. van der Reijt voor de GRUNK en E. Ebels en L. Flikweert voor de SORUG. Behalve A. de Widt-Nieuwenhuizen is de fractie van de buiten-universitaire leden geheel vernieuwd. Minister Ritzen benoemde op voordracht van de raad: A. van Arragon, docente klassieke talen aan het Praedinius-Gymnasium in Groningen; P. Nobelen, werkzaam bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij; G. Visch, organisatie-adviseur en docent bedrijfskunde bij Philips; en E. Vrijland, geneeskundig inspecteur van de volksgezondheid voor Groningen en Drenthe. Met deze vier nieuwe leden is ook de vacature die binnen de fractie bestond, opgevuld. Ook de vertegenwoordigers van het ondersteunend en beheerspersoneel zaten nog met een open plaats. Die is nu ingenomen door J. Heersema, werkzaam bij de afdeling centrale studenten administratie. De nieuwe raad koos twee nieuwe presidiumleden. Komend jaar zullen naast raadsvoorzitter Joosten, Popko Dijkema (ATP) en Jeroen van den Brink (GRUNK) namens de raad aanschuiven bij de vergaderingen van het College van Bestuur. Louwarnoud van der Duim en Hans Geene legden hun presidiumschap neer.

(Laurens Berentsen)

Milieukoepels voor onderwijs

FRANK STEENKAMP

De snelle groei van studierichtingen op milieugebied vraagt om meer coördinatie in het universitaire onderwijs. Om versnippering tegen te gaan en flexibeler opleidingen te maken, zouden universiteiten met veel milieu-onderwijs daarom speciale 'milieukoepels' moeten instellen. Aan de RUG moet er een natuurwetenschappelijke koepel komen. Dat zegt de Interuniversitaire Commissie Milieukunde (ICM) in een woensdag verschenen advies aan de universiteiten. Het aantal universitaire milieu-opleidingen is in korte tijd sterk gegroeid. Was het aanbod in 1986 nog grotendeels beperkt tot korte cursussen, sindsdien zijn de studievarianten met een milieucomponent van minstens een studiejaar als paddestoelen uit de grond geschoten. Er zijn nu acht milieukundige en veertien milieuspecialistische opleidingen. Samen met twee postdoctorale cursussen staat het totaal op 24, en binnen twee jaar wordt een verdere groei tot 36 opleidingen verwacht. Wie een spoedig overschot op de arbeidsmarkt vreesde, wordt door de commissie milieukunde gerustgesteld. Het aantal afgeleverde milieudeskundigen mag dan groeien van driehonderd nu tot bijna duizend in 1996, daartegenover staat naar verwachting ook een zeer grote vraag. Drie jaar terug schatte het Nationaal Economisch Instituut (NEI) de toekomstige behoefte nog op bijna zevenhonderd universitaire milieudeskundigen per jaar. De sindsdien verschenen overheidsnota's en enkele andere wijzigingen brengen de ICM nu tot een nieuw geschatte behoefte van 1520 milieuwetenschappers, gelijk verdeeld over brede 'kundigen' en smalle 'specialisten'.

Scenario

Per deelgebied zijn er echter verschillen. Bij een pessimistisch scenario kan de markt voor milieukundigen, milieubiologen, -geografen en -hygiënisten toch wel eens verzadigd raken. Terwijl voor groene chemici, juristen en economen blijvende tekorten verwacht worden. Zo is er straks werk voor 90 tot 190 milieuchemici per jaar, terwijl er maar 50 zullen afstuderen. Om deze marktproblemen te ondervangen en tegelijk de samenhang in het milieu-onderwijs te vergroten, doet de commissie enkele voorstellen. Er moeten geen nieuwe plannen meer komen voor brede milieukunde-opleidingen, en de bestaande opleidingen zouden zich meer kunnen richten op genoemde tekortgebieden. Daarnaast wil de ICM dat verschillende milieurichtingen van een universiteit meer gaan samenwerken en zoveel mogelijk onder één koepel gebracht worden. Zo'n koepel met daaronder de disciplinaire studiepaden kan de flexibiliteit en de keuzemogelijkheden voor de student vergroten. Volgens de voorstellen van de ICM komt de Groningse universiteit in aanmerking voor een natuurwetenschappelijke koepel. ''Daarover is het laatste woord nog niet gezegd'', stelt M. Berger, studiecoördinator van de Interfacultaire Vakgroep Energie en Milieukunde. ''Dit voorstel lijkt ons wat beperkt.'' De samenwerking met de sociale faculteit moet, volgens hem, tot de mogelijkheden blijven behoren. Bij het ter perse gaan van deze krant was nog niet precies bekend welke koepels binnen welke universiteiten zullen verrijzen. (HOP)

Basisbeurs moet in vier jaar aflopen tot nul

Het bestuur van de HBO-raad heeft minister Ritzen voorgesteld de bezuinigingen op studiefinanciering anders aan te pakken. In het eerste jaar moet de uitkering bestaan uit een hoge basisbeurs en een kleine lening. In de jaren daarna wordt dat omgedraaid en in het vierde studiejaar moet de student zijn hele budget lenen. De schuld zal niet extreem hoog oplopen, omdat de schuldopbouw plus rente in het begin klein zijn. Het zal studenten in elk geval prikkelen om sneller te studeren. Bovendien treft zo'n maatregel alle studenten even zwaar, vindt de HBO-raad. Het enige probleem waar zo'n aanpak geen oplossing voor biedt is de 'no show-student'. Dat zijn studenten die zich wel inschrijven, maar zich nimmer in de collegebanken vertonen. De HBO-raad denkt dat de hogescholen wel in staat zijn na een half jaar nauwkeurig aan te geven wie wel en wie niet echt studeert. Een andere oplossing kan zijn dat een zo groot mogelijk deel van de basisbeurs 'in natura' wordt uitbetaald, zoals nu al het geval is met de OV-kaart en de ziektekostenverzekering. De Informatiseringsbank zou bijvoorbeeld het collegegeld direct aan de school kunnen storten in plaats van via de omweg van de student. De plannen van minister Ritzen, vooral de 'tempobeurs' in de propaedeuse, zijn volgens de HBO-raad veel onrechtvaardiger. Studenten uit lagere inkomensgroepen worden daardoor extra zwaar getroffen. Die raken immers als ze de propaedeuse niet op tijd halen niet alleen de basisbeurs, maar ook de aanvullende financiering kwijt. De HBO-raad denkt dat zo'n dreigend vooruitzicht die studenten er van kan weerhouden te gaan studeren. Ze moeten dan immers hun hele budget gaan lenen en dat schrikt af.

(Margriet van Lith, HOP)

Tweehonderd kamers voor buitenlanders

Eind volgend jaar moeten er in Groningen 200 kamers beschikbaar zijn voor buitenlandse studenten die aan de RUG of een hbo-instelling komen studeren. Om dat te bereiken zijn de voormalige Albertine Agnesschool en panden aan de Moesstraat en de Hoge der A aangekocht. De onderwijsinstellingen hebben de Stichting Huisvesting Buitenlandse Studenten (SHBS) opgericht die het verhuur van de panden zal gaan beheren. De samenwerking moet het mogelijk maken beter aan de grillige vraag naar dergelijke kamers te voldoen. Het pand aan de Hoge der A gaat dienen als vervangende woonruimte voor de bewoners van de studentenflat aan de Uurwerkersgang. De RUG wil deze studentenflat samenvoegen met het International Guesthouse tot het 'Erasmusgebouw'. Daarmee zou de universiteit twee vliegen in één klap slaan. De kwakkelige exploitatie van het Guesthouse wordt verbeterd omdat docenten- en studentenhuisvesting worden gecombineerd en de universiteit zodoende is verlost van de noodvoorzieningen voor studentenopvang zoals in de Oude Boteringestraat. Ger Weening, hoofd studentenzaken van de RUG, noemt de samenwerking van de SHBS nu al een succes. Woningcorporaties hebben de panden aangekocht en vertimmerd terwijl de gemeente met subsidie is bijgesprongen. Het project is bij minister Ritzen gedropt nu deze heeft gesuggereerd dat hij plaatselijke initiatieven wil subsidiëren.

(Joep Engels)

Lintje voor Engels bij start Academisch Jaar

LAURENS BERENTSEN

Scheidend rector magnificus L.J. Engels is benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Collegevoorzitter E. Bleumink spelde hem afgelopen maandag bij de opening van het Academisch Jaar de bijbehorende versierselen op. Alvorens het rectoraat over te dragen aan zijn opvolger, de econoom S.K. Kuipers, dook Engels in zijn laatste openingsrede in de geschiedenis van de universiteit. Engels is onderscheiden vanwege zijn bestuurlijke verdiensten voor de universiteit. Hij nam afgelopen maandag voor de tweede keer afscheid als rector van de RUG, nadat hij deze functie van 1981 tot 1984 ook al eens bekleedde. Daarnaast is Engels onder andere lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en zat hij in de onlangs opgeheven Advies Raad voor Hoger Onderwijs. Bovendien was het 1 september precies 25 jaar geleden dat de mediaevist als kroondocent aan de RUG werd benoemd. Naast het lintje voor de rector, was er voor mevrouw Engels een Academieplaquette in zilver. Zij ontving deze onderscheiding van de RUG uit handen van collegevoorzitter Bleumink. Scheidend rector Engels wilde zo vlak voor de overdracht van het rectoraat in de traditionele rede bij de opening van het academisch jaar, niet ingaan op een actuele kwestie. ''Het past mij niet u zo kort voor ik de drempel naar het bestuurlijk hiernamaals overschrijd nog even te bedelven onder raadgevingen'', meende de rector. Hij koos daarom voor een historisch thema: 'Petrarca's dichterkrans en de jonge universiteit'. Toch bleken er uit het verleden nog wel enige lessen te trekken.

Stokpaardje

De rector ontkrachtte het beeld dat de eerste universiteiten geheel uit eigen initiatief en kracht ontstonden en daarom volstrekt autonoom waren. Ook in de twaalfde en dertiende eeuw oefenden de verschillende overheden invloed uit op de gang van zaken rond de Alma Mater, zij het dat zij de universiteiten vooral bij het regelen van interne zaken veel meer autonomie gunden dan de huidige overheid. Ook het idee dat de jonge universiteiten uitsluitend geleid werden door interne doelstellingen en idealen, verwees Engels naar het rijk der fabelen. De spanning tussen deze doelstellingen en idealen en de vragen uit de omgeving van de universiteit is niet van vandaag of gisteren, zo hield de rector zijn gehoor voor. Tenslotte bestreed Engels de historische misvatting dat wetenschappelijk onderwijs en hbo twee loten van één stam zijn. En zo kwam de rector via Petrarca en de jonge universiteit nog één keer bij zijn stokpaardje terecht: het vormende, generalistische element dat van oudsher de universitaire opleiding kenmerkt en dat haar behoort te onderscheiden van het hoger beroepsonderwijs.

LSVb-voorzitter hardhandig uit zaal gezet

Het afscheid van de Nijmeegse collegevoorzitter ir. W. van Lieshout, dinsdag jongstleden, is hardhandig verstoord. Kort voor de rede van onderwijsminister Ritzen heeft de politie ongeveer 25 studenten uit de zaal van de Nijmeegse stadsschouwburg verwijderd. De lezing van Ritzen kon ongestoord doorgang vinden. De afgevoerde studenten waren van plan Ritzen een aantal ''kritische vragen'' over de bezuiniging op de studiefinanciering te stellen. Twee studenten zijn voor verhoor enkele uren op het bureau vastgehouden, onder wie LSVb-voorzitter René Danen. De studenten werden uit de zaal verwijderd, vanwege het in bezit hebben van valse kaarten. Na onderschepping van twee valse entreebewijzen vroeg de bedrijfsleider van de schouwburg de politie om assistentie bij een nadere inspectie van de kaarten in de zaal. ''Ik ben op de jongeman afgestapt die ik in de buurt had gezien van het tweetal met ongeldige kaarten. Hij weigerde zijn kaart te laten zien en stompte me in het gezicht. Daarom is hij aangehouden. Ik wist niet dat hij René Danen was.'' Danen, die in bezit was van een geldig plaatsbewijs, weerlegt de lezing van de bedrijfsleider: ''Ik werd plotseling met bruut geweld afgevoerd. Pas na anderhalf uur cel kreeg ik te horen dat ze me wegens handtastelijkheid hadden opgepakt.'' Danen, die deze beschuldiging ''volkomen afwijst'', werd later die dinsdagavond persoonlijk door Ritzen opgebeld. De minister liet weten de gang van zaken rond zijn arrestatie te betreuren en altijd open te staan voor dialoog. Danen overweegt nadere juridische stappen tegen de directie van de Nijmeegse schouwburg. Hij is daarover in overleg met zijn advocaat.

(Paul van den Broek, KUnieuws)

BEDRIJFSKUNDE REIKT haar bullen altijd op maandag uit. Dat is de vaste vergaderdag van de faculteit, met als leuke bijkomstigheid dat men dan kan beschikken over de Senaatskamer of de Aula van de Universiteit. Die zalen zijn statig en bovendien groot genoeg om een heleboel bedrijfskundebullen in één keer uit te kunnen reiken. Op maandag 26 augustus zijn er eenenvijftig geslaagden. In groepen van dertien zijn ze, met hun aanhang, in de Aula uitgenodigd. Marjolein Risseeuw zit in de tweede groep, van twee uur 's middags. ''Ik heb een couturier in de arm genomen en een stof uitgezocht die mij geschikt leek. Het is een echt carrièrepakje geworden, geel met blommen'', had ze al verklapt. Zodoende is het niet moeilijk de 24-jarige bedrijfskundestudente te vinden in de menigte die samendromt bovenaan de beloperde trap van het Academiegebouw. Als de deuren opengaan blijkt de temperatuur in de Aula behoorlijk te zijn opgelopen. Bedrijfskundedecaan professor Van Gils, tevens voorzitter van de examencommissie, verontschuldigt zich ervoor. In de zaal wissen opa's en oma's zich het zweet van het voorhoofd. Bossen bloemen ritselen en het ruikt er sterk naar 4711, maar de dertien bedrijfskundigen-in-spe vertrekken geen spier. Ze komen op alfabetische volgorde naar voren om met een dichtgeknoopt colbert en een gladgestreken rok een speechje van hun afstudeerbegeleider aan te horen. Omdat zich voor de deur al weer nieuwe geslaagden verzamelen, worden de praatjes allengs slechter te verstaan. Maar het merendeel blijkt wel een komisch voorval uit de studietijd te bevatten, of een vaderlijke raad. Hoogtepunt van de bijeenkomst is het tekenen van het document waarbij vooral vaders met camera's naar voren glippen.

Marjolein Risseeuws vriendin, Marjolein Fitski, is om vier uur aan de beurt. De twee dames geven samen een afstudeerborrel aan het Paterswoldse meer. Die begint om half zes, maar de plechtigheid in het Academiegebouw loopt nogal uit. ''Fitski kan er nooit op tijd zijn'', fluistert Risseeuw. Zelf springt ze meteen nadat haar vriendin is toegesproken met haar broer in de auto. De bul, in een kokertje van de faculteit, wordt op het dashboard gedeponeerd. ''Linksaf, rechtsaf'', dirigeert de kersverse doctorandus de chauffeur. Ondertussen frunnikt ze ietwat nerveus frunnikend aan een gouden ringetje, het afstudeercadeau van haar ouders. Onderweg bevestigt ze het vermoeden dat er veel mooipraterij bij de afstudeerpraatjes zit. ''Marjolein gaat gewoon keihard door'', had de begeleider van Marjolein Fitski gezegd, maar meteen daarna had hij opgemerkt dat ze haar afstuderen steeds had uitgesteld. ''Die begeleider zelf was daar nota bene de oorzaak van'', vertelt Risseeuw, ''hij was steeds op vakantie.''

De borrel in Paviljoen 't Vergulde Anker, waarvoor zo'n vijftig mensen zijn uitgenodigd, wordt aangeboden door de ouders van beide Marjoleinen. In het nabijgelegen Familiehotel is een kamer gehuurd, zodat ook de 86-jarige opa van Marjolein Risseeuw van de partij kan zijn. ''We mochten zelf kiezen hoe we het wilden vieren'', aldus Risseeuw. ''Mijn vader vertelde me dat het in de tijd dat hij werktuigbouwkunde studeerde gewoonte was een diner te geven, maar wij wilden iets waarbij we met zoveel mogelijk mensen een kletsje kunnen maken.'' Risseeuw studeerde, net als haar vriendin, zes jaar. ''Na een tijd van biertjes aan de bar, ontdekte ik anderhalf jaar geleden opeens dat ik af wilde studeren'', blikt ze terug. Kort daarop begon ze aan haar afstudeeropdracht bij de vestiging in Barcelona van het grafische bedrijf Bührmann-Tetterode NV. ''Ik kwam in Groningen als groentje, ik ga weg als doctorandus. De tijd van truien met zo groot mogelijke gaten is voorbij.'' Toch kan Risseeuw nog niet voorgoed afscheid nemen van het studentenleven. Binnenkort vertrekt ze naar Engeland voor een post-doctorale opleiding human resource-management aan de universiteit van Warwick. ''Ik heb de laatste centen bij elkaar geraapt en een paar mensen lief aangekeken, waaronder mijn vader. Hij doet het graag, maar dat is dan ook het laatste. Hij heeft me gevraagd of ik na dit jaar ogenblikkelijk een baan wil zoeken.''

Op het terras van 't Vergulde Anker loopt een enthousiaste vader Fitksi foto's te maken van het afgestudeerde duo. Dat wordt gelukgewenst door de vriendinnen van hun Vindicat-jaarclub Relefanti. 'Poes', zoals Fitski daar genoemd wordt en 'Reus', bijnaam voor Risseeuw, krijgen van de leden van de bevriende herenjaarclub Stout bij Nacht een zachtrose T-shirt met hun foto erop. Meneer Fitski toont zich tevreden dat alledrie zijn kinderen hun studie voor hun vijfentwintigste hebben afgerond, ongeveer gelijktijdig met zijn pensioen bij Akzo. Dochter Marjolein waagt de sprong naar de maatschappij op haar vierentwintigste. Sinds 1 augustus werkt ze als produkt-manager bij Nationale Nederlanden in Rotterdam. Een baan waar een mantelpakje bij hoort en visitekaartjes met haar titel. Fitski heeft het studentenleven doelbewust achter zich gelaten: ''Ik ben absoluut uitgestudeerd. Ik wilde direct na mijn afstuderen een baan hebben en ben dus in maart beginnen te solliciteren.'' Na een paar open sollicitaties was het raak bij Nationale Nederlanden. Fitski heeft haar eerste concrete opdracht, het maken van een marketingplan voor 1992, al binnen. Onlangs betrok ze een appartementje in Rotterdam: ''Het is lekker om een beetje schoner te wonen. Geen keuken meer delen met viezeriken, afwas met schimmel. Als ik dat nu zie vraag ik me af hoe ik het heb uitgehouden. Maar ik deed er net zo hard aan mee.'' Naast haar woonsituatie gaat haar inkomen er natuurlijk ook op vooruit. De keerzijde van het nieuwe leven is het elke dag om kwart voor zeven opstaan om de trein van kwart over acht te halen. En dat ze 's avonds na haar werk alleen nog maar uitgeblust op de bank kan liggen. Maar Fitski vindt het niet erg: ''Ik heb het geluk dat ik ontzettend leuke collega's heb, we lachen en geiten vreselijk veel, dus als ik thuiskom heb ik mijn portie vriendschap voor die dag wel weer gehad.''

AFSTUDEREN GAAT niet zonder een uitgebreide administratieve procedure. Studenten leveren één tot twee maanden van tevoren alle tentamenbriefjes in bij de onderwijsadminstratie van hun studierichting. Daarnaast vragen zij hun examen aan bij de Centrale Studenten Administratie met een speciaal examenformulier. Nadat alle gegevens over en weer gecontroleerd zijn, krijgt de student een uitnodiging zijn of haar papiertje te komen halen. In het studiejaar 1989-1990 werden 1990 doctoraalbullen uitgereikt, ongeveer honderd meer dan het jaar daarvoor. Daarnaast gaan er jaarlijks nog eens bijna 3000 propaedeuse-bullen de deur uit en worden er ongeveer 400 tweede-fase-diploma's uitgereikt aan artsen, tandartsen, apothekers, leraren en accountants. Op dit moment draait het administratieve apparaat op volle toeren voor de laatste diploma's over het jaar 1990-1991. De Faculteit der Letteren is met tussen de drie- en vijfhonderd doctoraalbullen per jaar één van de grootste leveranciers van titelhouders. Ze zijn daar in de topdrukte van augustus vergeten me een nieuwe uitnodiging te sturen, dacht student Frans, Wim Meeuwesen (26). Weken verkeerde hij in de veronderstelling dat zijn buluitreiking op donderdag de negenentwintigste zou zijn, maar hij ontdekte net op tijd dat het twee dagen eerder zou gebeuren. Meeuwesen bleek een brief van de faculteit over het hoofd te hebben gezien. ''Ik was op vakantie in Frankrijk'', verontschuldigt hij zich. ''Om mijn spreekvaardigheid op peil te houden. Ja, ik blijf niet thuis om me een paar weken voor te bereiden op mijn afstudeerdag.'' Eén dag van tevoren laat de aankomend doctorandus Frans weten dat het ''improviseren'' wordt. Half september komt er een groot feest, maar nu blijft het bij een open huis voor intimi. Daarvoor moet hij nog inkopen doen. En Meeuwesen moet zijn scriptie nog een keer kopiëren. Zijn ouders in Havelte hebben op het nippertje nog vrij kunnen nemen, en zijn vriendin, wat vrienden, tante, zus, broer en oma met haar vriend zullen er zijn. Met zijn kleren heeft Wim nog een probleem: ''Ik heb een nogal nette pantalon gekocht, maar daar horen dan ook weer schoenen bij, een nette bloes, een colbert en een stropdas. Dat heb ik allemaal niet. Ik denk dat ik gewoon mijn oude plunje aandoe. Ik heb niet zoveel zin om te stressen, met mijn scriptie heb ik al genoeg gestressed.'' Toch lukt het, want Meeuwesen verschijnt op het moment suprême met een geleend colbert, een zalmrose stropdas waar z'n vader een knoop in heeft gelegd en splinternieuwe broques. Meeuwesen studeerde zeven jaar, het laatste jaar als extraneus. ''Ik ben geen student die zich vier jaar in zijn kamertje opsluit.'' Hij bekent dat hij na een acht voor het tentamen Thema 3 in het vierde jaar niet zoveel meer heeft uitgevoerd. De meeste tijd ging daarna op aan sociale contacten, het studierichtingsblad Parbleu en de oprichting van een Tai Ji-vereniging. Het schrijven van een scriptie, over Algerijnse literatuur, viel hem uiteindelijk zwaar: ''Ik had de studie in zes jaar willen doen, maar ik kreeg een of andere inzinking die een half jaar duurde.'' Scriptiebegeleider dr. J.L. van Apeldoorn roept in herinnering hoe hij Wim met goede tips op gang heeft geholpen. Luisterden de bedrijfskundigen zwijgend, Meeuwesen waagt zich aan een discussie met zijn begeleider die ''niet optimaal tevreden'' is over de scriptie. Van Apeldoorn vindt dat zijn student er ''teveel van zichzelf'' in heeft gelegd. Wat Wim gaat doen, informeert de voorzitter van de examencommissie Frans, professor Hillenaar. ''Eerst de vervangende dienstplicht'', antwoordt Meeuwesen. Maar hij heeft nog geen werkplek gevonden. Een sollicitatie bij het Centrum voor Buitenlanders, als leider van een project met Marokkanen, leverde niets op. ''Ik kan natuurlijk altijd nog patiëntenvervoerder worden, maar dat trekt me niet. Ik hoop dat Sociale Zaken me nog even tijd geeft.'' Na de dienst lijkt het bedrijfsleven Meeuwesen wel wat: ''Ik heb een vriend die redelijk Spaans spreekt en nu voor een bedrijf de markt in Spanje mag verkennen. Een pioniersfunctie met het oog op Europa '92. Dat zou ik ook wel willen. Pionieren, maar dan in Frankrijk.''

OOK RENSKE DE BOER (24), die zich op dezelfde dag als Wim doctorandus in de Franse taal- en letterkunde mag noemen, heeft nog geen baan. ''Het is voor studenten Frans moeilijk om aan de slag te komen'', beseft zij. Na een paar weken klusjes opknappen in huis en veel boeken lezen merkt ze dat het ''eigenlijk niet eens zo prettig is om doctorandus te zijn'': ''De studie was altijd een excuus. Nu denk ik een beetje angstig: Wat moet ik gaan doen? Vertalen? Toerisme misschien? De toekomst is voor mij één groot vraagteken.'' Om erachter te komen wat voor haar de juiste richting is gaat De Boer, die niets voelt voor een onderwijsbevoegdheid, binnenkort meedoen met het OM-project van het Arbeidsbureau, een oriënterende cursus voor werkloze academici. Tot ze weet wat ze wil, is ze van plan vrijwilligerswerk te doen. Als het even kan een baantje waarbij ze haar Frans kan gebruiken. In de Openbare Bibliotheek heeft ze de mappen met vrijwilligersbanen er al op nageslagen. Twee studiegenoten zijn op reis gegaan naar Costa Rica, maar dat is niks voor haar: ''Ik heb zin eerst serieus na te denken.'' In het Wapen van Brussel gaat die dinsdagmiddag Wims bul met het 'Facultas Disciplinarum Litterarum Alumnum ornatissimum' van hand tot hand. Het feestvarken ontdekt in de bijgevoegde cijferlijst een vijf die een zes had moeten zijn. Zijn moeder troost hem: ''Ach, die halen we wel weg met Tippex.'' Een paar meter verderop, in café Forum, wordt Renske de Boer in het Fries en het Frans lovend toegesproken door haar vader: Dat ze haar bestemming maar mag vinden. Een paar dagen later laat De Boer weten dat ze voor drie dagdelen per week aan de slag kan als vrijwilliger bij de Stichting Vluchtelingenwerk. Ze gaat Franssprekende Noord-Afrikaanse asielzoekers die in Nederland uitgeprocedeerd zijn helpen bij hun gedwongen emigratie.

PETER FEBERWEE (26) wilde eigenlijk dierenarts worden, maar werd daar vier keer voor uitgeloot. Na in dienst te zijn geweest deed hij een jaar scheikunde en stapte over op farmacie, waarvoor hij nog vijf jaar overhield. Die zijn nu op. ''Mijn afstuderen is een moetje'', zegt Feberwee die overigens niet van plan is apotheker te worden. Dat zijn in zijn ogen ''veredelde drogisten, middenstanders die niets anders doen dan de voorraad bijhouden''. Dit jaar begint hij volgens een ingewikkelde constructie als tweede fase-student bij Farmacie met een aanvullend doctoraal bij Milieukunde. Dat kan als hij zich daar als extraneus staat ingeschreven. Peters leven verandert niet veel na zijn doctoraal. Met een basisbeurs van 570 gulden, aangevuld met wat eigen inkomsten, blijft hij gewoon op zijn studentenkamer wonen. Dankzij een baantje als conciërge bij het Nieuwsblad van het Noorden, elke ochtend van zes tot tien, heeft hij de duizend gulden collegegeld die een extraneus moet betalen bij elkaar gesprokkeld. Plus wat geld om zijn familie te trakteren op een etentje bij de Griek, ter gelegenheid van zijn afstuderen. Al vindt hij het afronden van zijn studie maar weinig voorstellen: ''Je verzamelt 170 punten en krijgt er een bul voor. Lang zo serieus niet als een middelbare-school-examen.'' Peters ouders hebben nog even overwogen niet uit Amsterdam naar Groningen te komen. De buluitreiking van hun dochter, vorig jaar in Utrecht, was een aanfluiting. Peter: ''Toen haar naam werd afgeroepen stonden we nog op de gang.'' Dit keer lijkt het net zo te gaan. Feberwee staat ingeroosterd op 10.47 uur. Hij heeft precies zeven minuten de tijd. De Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen moet die donderdag de 29ste nog honderddrieëntwintig andere doctoraal- en propaedeusebullen uitreiken. Dus heeft Feberwee een briefje gekregen met het vriendelijke verzoek familie en bekenden zo vlug mogelijk in en uit de Faculteitskamer waar het allemaal plaatsvindt te loodsen. Hij laat het briefje zien: ''Zeven minuten en dan kun je oprotten. Dat wordt trekken als mensen opa en oma mee hebben. Uitermate onbeschoft.'' De bel van 10.47 gaat een kwartier te laat. Peter, gestoken in een zwart jasje en vestje met kashmirpatroon, wordt door de examencommissie Farmacie uitbundig geprezen voor zijn toxicologisch onderzoek. Hij leverde een belangrijk aandeel in het onderzoek naar een geneesmiddel tegen Parkinson. Zo belangrijk dat zijn begeleider de resultaten op een congres in Washington gaat presenteren. Peter krijgt dankzij een gemiddeld cijfer tussen de zeven en zeveneneenhalf het judicium 'met genoegen' toegekend. ''Ik hoop dat mijn vader er trots op is'', had Peter van tevoren gezegd. Eén blik op de stoelen tegen de wand van de Faculteitskamer zegt genoeg. Toch ziet vader Feberwee veel haken en ogen bij het behalen van een titel. ''Ik ben een exceptie'', zegt hij, ''ik pas niet in je verhaal.'' De 58-jarige vader gaf zelf ooit een studie aan de Technische Universiteit van Delft eraan om mee te helpen op het bedrijf van zijn grootouders. Later had hij verschillende banen, onder meer als technisch tekenaar. Bij zijn laatste werkgever liep hij boos weg om uiteindelijk zijn bestemming op een eigen boerderijtje te vinden. Feberwee senior is er niet geheel gerust op dat zijn zoon geen carrière na zal jagen: ''Het leven is een zotternij geworden. De mensen leven niet meer. Ze streven alleen nog maar imbeciele doelstellingen na. Een Mercedes en een welverzorgde oude dag. Ik heb het angstige vermoeden dat Peter ook zo wordt. Hij is zo passend, een probleemloos geval. Keurig gestudeerd en in dienst geweest. Maar hij begrijpt me niet, daar is hij ook nog te jong voor.''

HOEWEL HET OFFICIEEL examen heet is het verschijnen voor de examencommissie niet meer dan een formaliteit. Zelfs studenten die op de dag van hun buluitreiking nog een examenonderdeel moeten afleggen kunnen niet meer zakken. Daarvoor zijn de eerder behaalde resultaten goed genoeg. Marjolein Risseeuw had op haar afstudeerdag nog een eindgesprek, voor filosofiestudent Bart Croughs (25) komt er op vrijdag 30 augustus nog iets meer bij kijken. Croughs wordt aan de tand gevoeld over zijn wetenschapsfilosofische scriptie over chelatietherapie. Daarna moet hij een doctoraalreferaat houden over het boek 'Science and Relativism' van Larry Laudan. Hij zit er nogal over in: ''Ik wil alleen in de krant als ik werkelijk afstudeer. Ik wil niet voor joker staan.'' Het vuur wordt hem behoorlijk aan de schenen gelegd: ''Je loopt in je scriptie om het probleem heen'', begint docent dr. Hans Harbers. En als Bart wat tegenspartelt: ''Laat me nou eerst eens uitpraten.'' ''Dan vergeet ik wat je zei'', roept Bart. ''Dan moet je dat opschrijven. Ja, zo gaat opponeren.'' Als de student hem even later weer in de rede valt houdt Harbers het voor gezien: ''Ik houd op, je luistert niet.'' Excuses van Bart mogen niet baten. Croughs, die overigens 'met veel genoegen' slaagt, tekent zijn bul in zaal 33 van het Filosofisch Instituut. Er zijn alleen twee vrienden bij. De gang met een stoet familie en kennissen naar het chique Academiegebouw was hem teveel ''kouwe drukte''. In feite vindt hij het aflopen van zijn studententijd, precies één dag voor het verstrijken van zijn inschrijvingstermijn, maar een treurige zaak: ''Zolang je studeert hoef je niet te werken en ben je toch een fatsoenlijk lid van de maatschappij.'' ''Ik heb geen idealen in de zin van geld verdienen, maar om niet helemaal een bijstandssloeber te zijn heb ik een paar van mijn verhalen geprobeerd te slijten aan het Hollands Maandblad. Dat is gelukt.'' Bart wil schrijver worden: ''Ooit heb ik een jaar medicijnen gestudeerd, om een goede zoon van mijn vader te zijn. Mijn vader spoort me nog steeds aan om een fatsoenlijk beroep te kiezen, maar hij is wel blij dat ik nu gepubliceerd word.'' Bart is, naar eigen zeggen, het meest succesvolle Croughs-kind: ''Een broer van me is lid van de Scientology Church. De andere is depressief en mensenschuw en de derde broer is werkloos.'' ''Mijn werkloze broer geeft me tips hoe ik werkloos kan blijven'', grapt Croughs. Hij is best geïnteresseerd in een baan. Een docent van filosofie heeft hem erop gewezen dat er binnenkort banen voor filosofisch onderzoekers vrijkomen bij de medische faculteit. Dat is misschien wel iets: ''Een academische baan biedt over het algemeen voldoende vrijheid voor een literaire carrière. Kijk maar naar W.F. Hermans of Maarten 't Hart.''

Groningse aio beoordeelt Afrikaanse filosofie-studenten Examinator in Sierra Leone

Vorig jaar rond deze tijd werd ik opgebeld door een Britse vakgenoot, die ik ooit op een congres had ontmoet. Of ik zin had hem op te volgen als ''external examiner'' aan de universiteit van Sierra Leone. In Engeland is het heel gewoon om de examens te laten bijwonen door iemand van buitenaf. En ook naar de kolonies werd deze gewoonte geëxporteerd. Zo komt het dat elk jaar tientallen meest Britse external examiners afreizen naar universiteiten in Nigeria, Maleisië, en andere landen van het voormalig Britse koninkrijk. Reis- en verblijfkosten worden betaald door de voormalige kolonies. In dit geval door één van de armste landen van westelijk Afrika. Was dat geen geldverkwisting, vroeg ik nog wat onzeker aan mijn voorganger. ''Ja'', verzuchtte hij, ''dat heb ik ze al zo vaak verteld, maar ze willen niet anders.''

Afzondering

Niets had me kunnen voorbereiden op wat me te wachten stond. Toen ik samen met nog zes andere Engelse collega's uit andere vakgebieden, op het vliegveld van Sierra Leone stond, werd ons al snel duidelijk dat we niet als gewone reizigers werden beschouwd. Vakkundig werden wij door de formaliteiten geloodst en in rap tempo naar de reeds wachtende auto met chauffeur geleid. Op de veerboot, die het vliegveld met de hoofdstad Freetown verbindt, werden we onmiddellijk naar de stuurhut gebracht, waar we in een koele ruimte drankjes kregen aangeboden, ver weg van het gekrioel van de inheemse passagiers die met grote manden cassave en levende kippen een plaatsje moesten zien te krijgen op een te kleine boot. En in Freetown aangekomen vervoerde men ons regelrecht naar het hotel, dat tien kilometer buiten de stad aan de kust ligt en is ingericht compleet met zwembad, tennisbanen, casino en de onvermijdelijke disco. Als je niet wilde, hoefde je niet te merken dat je in Afrika was; dat leek de bedoeling te zijn van de organisatoren. Achteraf bezien kun je stellen dat ons hele verblijf in het teken van de afzondering stond. Het was niet echt de bedoeling dat wij deelnamen aan het universitaire leven. Er werden bij filosofie geen mondelinge examens afgenomen. Men kwam de examenformulieren en de scripties brengen, en de gedachte was dat wij die nakeken op onze hotelkamer, aan de rand van het zwembad of anders in de lounge. Met enige verbazing nam men kennis van mijn voornemen om tenminste toch enkele studenten te spreken. Waarom zou ik zoiets willen? Haastig voegde men eraan toe dat dit onmogelijk was: de studenten waren allen naar hun dorpen teruggekeerd. Niemand van onze groep werd gevraagd een lezing te geven, of mee te doen aan een discussie of onderzoeksbijeenkomst. Ik geloof dan ook niet dat er enig moment was gedurende deze tien dagen dat ik het gevoel had een enigszins normaal leven te leiden. Bijgestaan door een grote hoeveelheid gedienstig personeel en met uitzicht op verlaten stranden en veel wuivend groen zat ik grote stapels examenpapieren na te kijken. Het hotel werd gefrequenteerd door de uitzonderlijkste figuren. Tsjechen voerden duistere onderhandelingen met Westduitse investeerders, gevluchte Liberianen zetten er hun zaken voort, rijke Libanezen dineerden er met prachtig uitziende hoeren, maar daarnaast was ook de pauselijke nuntius een veelgeziene gast. 's Avonds werd onze groep beziggehouden met tal van uitnodigingen. De weinige blanken in Freetown waren kennelijk blij met ieder nieuw blank gezicht dat in de stad verscheen en de uitnodigingen stroomden binnen. Op koele veranda's van oude koloniale villa's, omgeven door een verlichte tuin, nuttigden wij hapjes en wisselden we beleefdheden uit met de minister van landbouw, de missionaris of anders wel met professoren in de geologie of de medische wetenschap, die heel hard lachten op alles wat je zei wat maar enigszins als grappig kon worden aangemerkt. De stevige wandelschoenen die ik in mijn koffer had, hadden beter thuis kunnen blijven om plaats te maken voor avondkleding en pumps.

Plato

Ondertussen was de beoordeling van het examenwerk minder eenvoudig dan ik had gedacht. Het examen bestond uit twee delen: een doctoraalscriptie en antwoorden op een achttal essayvragen. Deze essayvragen zelf waren wonderlijk en ik was blij dat ik ze zelf niet had hoeven beantwoorden. Wat zou in godsnaam het gewenste antwoord zijn op de vraag: ''Kan een rechtvaardig mens leven in een onrechtvaardige samenleving?'' Ik zou niets beters hebben kunnen verzinnen dan een flauwiteit als ''ik hoop het'', maar de studenten wisten kennelijk precies wat werd bedoeld. Zij antwoordden eensluidend: ''Plato zegt: het is moeilijk voor een rechtvaardig mens om in een onrechtvaardige samenleving te leven, maar het is onmogelijk voor een rechtvaardige samenleving om te bestaan zonder een rechtvaardig mens.'' Toen ik dit de eerste keer las, vond ik het een aardige vondst; bij de achtste keer werd het me duidelijk dat deze vragen talloze malen tijdens colleges moesten zijn geoefend. Later begreep ik beter waarom deze procedure werd gevolgd. De studenten hebben namelijk geen eigen studieboeken. Ze moeten het doen met de schaarse boeken die in de bibliotheek aanwezig zijn. In het geval van filosofie betekent dit dat er één exemplaar beschikbaar is voor ongeveer tien afstudeerstudenten. Men drijft dus geheel en al op de mondelinge overdracht. En daar heeft men geen woord van gemist. Zelfs het onbeduidendste grapje van de docent wordt herhaald. Of de kandidaten ook werkelijk begrepen hebben waar het Plato of Locke om te doen was, is dan moeilijk in te schatten. Aan de doctoraalscripties beleefde ik meer plezier. Niet in de laatste plaats door de indrukwekkende dankwoorden die vaak meer dan een pagina beslaan en waarbij de hele familie bedankt wordt. Vaak zijn deze vergezeld van uitgebreide loftuitingen zoals ''Praise God Almighty, who in His Wisdom created Philosophy and Rational Mind''. Of, wat platvloerser, maar van kennelijk belang voor de betreffende student die had kunnen studeren dankzij pa's beurs: ''God, bless my Father and his Business.''

Zakkenvullers

Maar het was hier ook makkelijker kaf van koren te scheiden. Naast verpletterend slechte scripties las ik verhalen van een indrukwekkende kwaliteit. Deze scripties onthulden veel: niet zozeer over filosofie alswel over de droevige staat waarin het land verkeert. Met Locke's vrije en gelijke burgers in de hand hekelden de studenten de ''zakkenvullers'' die het land besturen, en in navolging van Kant bepleitten ze verlichting en een meerpartijenstelsel (dat overigens juist tijdens mijn verblijf werd afgekondigd door de zittende regering). De meeste scripties gingen over het verschil tussen de eigen achtergond en de geleerde westerse filosofie. Zo waren er scripties over de filosofische verdedigbaarheid van het geloof van de Temne-stam, over de vraag of ritueel slachten wel gerechtvaardigd was en over de rationaliteit van uitgebreide begrafenisrituelen. Opvallend daarbij was dat de studenten meestal concludeerden dat deze traditionele praktijken ''filosofisch en wetenschappelijk onhoudbaar'' waren. Vooral de achttiende-eeuwse verlichtingsfilosofen met hun beroep op rationaliteit en vrijheid zijn dan ook bijzonder populair bij de Sierra Leonese studenten. De scripties waren des te indrukwekkender omdat mij niet duidelijk was hoe de studenten ze hadden kunnen schrijven. Er bevinden zich nauwelijks boeken in de universiteitsbibliotheek van na 1971; de studenten moesten voornamelijk vertrouwen op oppervlakkige boekjes als ''How to make philosophy simple''. Dat iemand dan nog in staat is een leesbaar en interessant verhaal te vertellen, doet vermoeden dat hier alleen de zéér slimmen afstudeerden. Dat we desalniettemin veel van Freetown hebben gezien was te danken aan het gelukkige feit dat een van mijn Britse collega's erin geslaagd was een auto te lenen. Deze auto vormde voor onze groep een soort ''life-line'' met het dagelijkse leven in Sierra Leone; de enige verbindingsschakel tussen ons geïsoleerde bestaan en de Afrikaanse realiteit. We liepen over de markten, reden door de jungle, bezochten afgelegen dorpen en liepen over stranden waar mensen bezig waren visnetten binnen te halen.Vervolg van pagina 9.

Wat we zagen was vele malen erger dan ik had verwacht, ook al was dit niet mijn eerste bezoek aan Afrika. Ik had bijvoorbeeld nooit eerder een hoofdstad van een land gezien, waar geen elektriciteit was. Er waren trouwens ook maar heel weinig moderne gebouwen. De straten, voor het merendeel bestaande uit platgereden rood zand, werden geflankeerd door vervallen koloniale villa's, compleet met veranda's en Griekse zuiltjes. Daartussen waren bouwsels van golfplaat opgericht, variërend van zeer eenvoudige hutjes tot ingewikkelde constructies, compleet met afdakjes en zuiltjes die opgebouwd waren uit benzineblikken. En dit alles werd verlicht met olielampjes. Later hoorde ik dat Freetown wel degelijk het technisch vermogen bezit om de stad elektrisch te verlichten. Het is op organisatorisch vlak dat een en ander was misgegaan; de meeste huizen hadden geen meters; als er al meters waren, waren er niet genoeg mensen die deze op tijd kwamen opnemen, en als er al rekeningen werden opgemaakt, werden deze te laat verstuurd, zodat mensen inmiddels allang weer verhuisd waren. Bovendien hadden de overheidsdiensten, tezamen goed voor de helft van het elektriciteitsverbruik, de gewoonte deze rekeningen in het geheel niet te betalen. Het elektriciteitsbedrijf had dus eenvoudigweg niet het geld om de benodigde brandstof te betalen. En zo komt het dat de zeldzame elektrisch verlichte winkels toebehoren aan rijke Libanezen (de middenstand in West-Afrika; zoals de Indiërs in Oost-Afrika) die geld genoeg hebben om een eigen generator aan te schaffen.

Kopietje

Freetown heeft ook vrijwel geen openbaar vervoer. Het was er wel eens geweest, maar alle bussen waren langzaamaan stuk gegaan. Iedereen loopt. Behalve naar de universiteit; die is niet lopend te bereiken, want ze ligt op een hoge berg. Zowel onderaan als bovenaan de berg staan dus enorme groepen mensen te wachten op een lift van de gelukkigen die een auto bezitten. Gemiddelde wachttijd: twee uur. Het merkwaardige is dan natuurlijk wel dat wij, bevoorrechte examiners, naar iedere receptie of party die ter ere van ons werd gehouden, vervoerd werden per busje. Er zijn dus wel busjes, maar kennelijk denkt niemand eraan om die te exploiteren terwille van het universiteitspersoneel. Hoe dat komt, werd zelfs niet begrepen door de rector magnificus zelf, die ik op een van de feesten erover aansprak. 'Even' naar de faculteit gaan voor een kopietje is er dus niet bij. Niet alleen omdat je dan een halve dag kwijt bent, maar ook al omdat er geen kopieerapparaten zijn. Trouwens, als die er wel zouden zijn, zou men er nog niets aan hebben, want ook op de universiteit is er geen elektriciteit. 's Avonds studeren op de bibliotheek is dan ook onmogelijk. De flakkerende olielampjes, de doordringende geur van houtskool en vis, in een atmosfeer die nog het meest doet denken aan een hete badkamer waarin iemand net een half uur heeft staan douchen, maken je duidelijk dat deze hoofdstad anders is dan de meeste andere in de derde wereld. Freetown is geen luxueus waterhoofd op een onderontwikkeld achterland, maar eenvoudigweg de voortzetting ervan. En de statistieken onthullen wat dat in de praktijk betekent: 80 procent van de hoofdstadbevolking is ondervoed. Niet omdat er niet genoeg voedsel is; de zee zit vol vis en de grond is zo vruchtbaar dat een willekeurige stok die in de grond gestoken wordt, onmiddellijk gaat ontspruiten. Het probleem is eerder dat dit voedsel niet ten volle kan worden benut doordat vrijwel iedereen aan een inwendige infectie lijdt. De gemiddelde levensverwachting is dan ook 39 jaar. Sierra Leone is één van de weinige landen waar de afgelopen jaren de levensverwachting korter is geworden. Het is overigens het enige land ter wereld dat geen televisie heeft. En door dit land werd ik dan betaald om cijfers uit te delen aan filosofiestudenten. Van het bezoek aan Fourah Bay College, waar de filosofische faculteit deel van uitmaakt, had ik mij veel voorgesteld. Het is de oudste instelling voor hoger wetenschappelijk onderwijs bezuiden de Sahara. Door de Church Missionary Society in 1827 gesticht, was het de eerste universiteit waar zwarten mochten studeren en werd daarmee de kweekplaats voor het zwarte intellect dat zo'n belangrijke rol tijdens de dekolonisatieperiode gespeeld heeft.

Schimmel

Een glimmend witte Mercedes bracht mij erheen. Omdat ik al eerder een Afrikaanse universiteit bezocht had, had ik mij voorbereid op de verveloze lokalen en de ietwat droevige sfeer van een arme universiteit. Maar toen ik de filosofische faculteit van Sierra Leone betrad, wist ik toch niet wat ik zag. Door het bloedhete vochtige klimaat hadden zich dikke lagen schimmel vastgezet op vloeren en muren. Het meubilair bestond uit oude donkerbruine houten schoolbanken, vermoedelijk Britse afdankertjes uit de jaren twintig. De houten keukenstoelen waarop we plaatsnamen, vielen van ellende uit elkaar. De vergadering waarop de cijfers werden vastgesteld was overigens nogal bizar. Het bleek namelijk helemaal niet de bedoeling om de cijfers in overleg vast te stellen. Eerst werd mij gevraagd een speech te houden en daarna bleken mijn cijfer-voorstellen (ook als die afweken van de bevindingen van de docenten) zonder mankeren te worden overgenomen. Het lukte mij niet goed de docenten uit te leggen dat ik dat een riskante strategie vond: ik kende de studenten immers niet; bovendien had het incoherente (Britse) cijfersysteem mij al genoeg moeilijkheden opgeleverd. Ik troostte me met de gedachte dat mijn waarderingen in de meeste gevallen hoger lagen: de studenten zouden er niet de dupe van worden.

Prestige

Het filosofische instituut heeft een tekort aan meubilair, aan krijt, aan pennen en aan papier. Toch is deze faculteit het best georganiseerd van allemaal. De examiner voor bedrijfseconomie werd tot wanhoop gebracht door vergaderingen die niet doorgingen, door cijferlijsten die zoek waren, en door reglementen die men niet meer kon vinden. ''Wat is de gewoonte in Lancaster?'', hadden ze hem gevraagd. En daarop besloten ze ter plekke het systeem van die universiteit over te nemen. Ook de arts in ons gezelschap liep er treurig bij, omdat de examens nog moesten worden afgenomen en hij dus niets had om na te kijken. Toen hij de papieren eindelijk kreeg handelden de vragen onder meer over de ziekte van Parkinson, een ziekte die men gewoonlijk krijgt op een leeftijd die door de inwoners van dit land vrijwel nooit bereikt wordt. Hoewel het filosofie-onderwijs goed georganiseerd is, komen de filosofiedocenten toch nauwelijks toe aan het doen van onderzoek. Het salaris van de gemiddelde wp'er bedraagt het equivalent van driehonderd gulden per maand. Wie in leven wil blijven, doet er goed aan zich een bijbaan te verschaffen. Bovendien zou ik zelf alleen al doodmoe worden van het heen-en-weer gelift. Zelf voerden de docenten het argument aan dat er 's avonds geen licht was. Dit argument vind ik eigenlijk niet erg overtuigend. Rousseau had immers ook geen eigen generator in de tuin staan. Veeleer lijkt de sfeer me verstikkend. In een cultureel klimaat waarin iedereen slechts probeert te overleven, waar men uren bezig is brandstof te versieren, en waar de boeken staan te schimmelen op de planken, lijkt iedere intellectuele activiteit zinloos. Zinloos zoals de voormalige Britse bus-haltes, waar geen bus ooit meer stopt, en die op veel plaatsen overwoekerd zijn door het niet te stuiten groen van de jungle. Als ik wegga, blijkt dat ik in het hotel een rekening heb opgebouwd van tweeduizend piek, die de universiteit zal betalen. We worden er een beetje moedeloos van. Wat hebben ze aan onze aanwezigheid gehad? ''Prestige'', had het hoofd van de filosofische faculteit daarop geantwoord. ''Maar voel je niet schuldig, want als jij het niet opmaakt, komt het heus niet ten goede aan de bibliotheek of zo. You're not eating our books''. Of ik volgend jaar weer kwam, vroeg hij. Ik denk dat ik het maar doe. Met een koffer vol filosofieboeken. En avondkleding niet te vergeten. HORIZONTAAL: 1. voor de helft veilig. (15) 9. ledematen als toeval geeft ze maar weinig mogelijkheden. (9) 10. die jongen is wel erg serieus. (5) 11. oh nee, klinkt het anders opnieuw. (3) 12. op afstand is de baas wel aantrekkelijk. (9) 14. zij die begonnen, gebruikten er steen bij. (7) 15. die aarde zoent. (8) 16. prachtig stil. (6) 18. zo'n jongen is hem zelf. (6) 21. het begon allemaal met die ene grondwerker. (3) 24. koest is mooi. (4) 25. wegkijkers. (15) 27. het beleven van die vaardigheid, leidt tot wellust. (10) 28. de ogen van dat wilde beest. (4)

VERTIKAAL: 1. beurs. (11) 2. lukt hoogbouw om in te werken. (8) 3. snedig plat. (8) 4. zeurvat. (5) 5. koerend als zo'n duistere. (7) 6. zoek een plaats in dat kippebos. (10) 7. slechte grond houdt niet van water. (7) 8. tenslotte is zo'n vervelend persoon niet gezond. (8) 13. die Europeaan loopt warm voor schoonheid. (7) 16. kort is niet lang met tweemaal zo'n letter. (2) 17. plaats een atoom om in te sporten. (7) 19. samenwonen is niet reëel. (6) 20. hij uit afval, kan hij niet uitspreken. (6) 22. kletsen tijdens 't kaarten. (5) 23. gooide weg, maar smult van die pijnspelletjes. (5) 25. zelfs die vogel praat over wie de WAO moet uitvoeren. (3) 26. is in Engeland familie van ons. (3)

Onder de inzenders van de juiste oplossing van het cryptogram wordt een boekenbon van 25 gulden verloot. Oplossingen van Cryptogram 4 dienen vrijdag 20 september voor 12 uur in het bezit te zijn van UK, Postbus 80, 9700 AB Groningen, o.v.v. Cryptogram 4. De oplossing vindt u in UK 6.

OPLOSSING CRYPTOGRAM 2

Horizontaal: 1.vakcentrale; 6.hbo; 8.luilak; 11.stereo; 12.ct; 13.dove; 14.hoefijzer; 15.poezelig; 16.nokt; 18.bier; 19.tong; 22. alt; 24.ad; 25.uitzonderlijk; 28.overdadig; 29.bewijs; 31.era; 32.nos; 33.magen; 34.lach. Vertikaal: 1.valreep; 2.cel; 3.nek; 4.riethagen; 5.lasteren; 6.horizontaal; 7.onoprecht; 9.indienen; 10.advies; 17.oefenbal; 18.blazoen; 20.onzijdig; 21.genegen; 23.bisdom; 26.kast; 27.eens; 30.wvc. De boekenbon gaat naar: T. de Boer, Noorderspoorsingel 19a, 9716 JC Groningen.

VROUW EN KOFFIE

Pia Kroes, kantinemedewerkster Harmoniegebouw, en haar koffiezetapparaat:

''We beginnen elke ochtend met twintig liter; als het druk is, moet er in de loop van de dag soms om de tien minuten tien liter water worden bijgeschonken. De koffie is altijd goed, we krijgen tenminste nooit commentaar.'' GSb dupeert 80 procent van de RUG-studenten Terugschroeven beurs voor rijken lost niets op

Vorige week lanceerde de Groninger Studentenbond (GSb) op deze pagina het voorstel om de basisbeurs van studenten met rijke ouders te verlagen. Het Interuniversitair Studenten Overleg (ISO) ziet niets in zo'n bezuinigingsmaatregel. Door RENS SNEL De GSb gaf verleden week de minister en de studentenorganisaties alvast wat handvatten voor een ''volgende bezuinigingsronde'' op studiefinanciering. Wat stelde de GSb precies voor? Bij die komende ronde bezuinigingen laten we overigens hopen dat die voorlopig nog even niet komt zou de ouderinkomensonafhankelijkheid van het stelsel studiefinanciering er aan moeten geloven. Hoe rijker de ouders van een student, des te minder beurs zou hij of zij mogen ontvangen. Het verlies van basisbeurs zou met een lening (tegen marktrente) ''gecompenseerd'' kunnen worden. Dit voorstel betekent een verlaging van de basisbeurs voor tenminste 50 procent van alle studenten. In het wetenschappelijk onderwijs geldt dat voor bijna 80 procent. Dit alles onder het motto van ''duidelijke en rechtvaardige keuzes'' en ''versimpeling van de regelgeving''. De GSb verweet ook aan het ISO zich al te ''halsstarrig'' op te stellen in deze kwestie. Ik geloof dat daar geen sprake van kan zijn. Het ISO heeft zich in de discussies omtrent studiefinanciering, ook in de studentenkamer, alles behalve behoudend opgesteld. Voor ons zijn zeer veel dingen bespreekbaar, zelfs een algehele renovatie van het stelsel, hetgeen overigens zeer noodzakelijk is. Inderdaad is de studiefinanciering ondertussen een lappendeken van noodmaatregelen geworden die de regelgeving bepaald ondoorzichtig maakt. Inderdaad zijn zeer inconsequente keuzes gemaakt. Iets anders dan constructief meedenken is echter zaken voor te stellen waar je in het geheel niet achter kunt staan. 80 procent van de studenten aan de RUG een (forse) basisbeursverlaging aan te wrijven is, denk ik, geen studentenbelangenbehartiging meer. Tenzij natuurlijk iets dergelijks problemen van veel ernstiger aard oplost of voorkomt. Het moge duidelijk zijn dat dat niet geldt voor de plannen van de GSb.

Complex

Het voornaamste bezwaar tegen het plan van de GSb is dat het helemaal niets oplost. De regelgeving wordt er niet eenvoudiger door, maar juist veel ingewikkelder. De huidige problemen blijven gewoon bestaan, terwijl er een groot aantal problemen bijkomt. Door mensen veel afhankelijker te maken van hun ouders en bovendien voor veel grotere bedragen, zal de problematiek van de hardheidsclausule (ouders willen of kunnen om de een of andere reden niet betalen) veel urgenter worden. De jurisprudentie daarover is zelfs nu al idioot complex. De Informatiseringsbank zal veel meer verschillende beurzen uitbetalen en bovendien veel meer leningen van zeer veel verschillende hoogtes uitgeven en vervolgens weer innen. Iets wat de programmatuur van de Informatiseringsbank naar alle waarschijnlijkheid niet (zonder problemen) trekt. Een ander bezwaar is dat de voordelen van stufi worden opgeheven. Ondanks alles heeft studiefinanciering er voor een groot deel toe bijgedragen dat er veel meer mensen zijn gaan studeren. Het GSb-voorstel komt tot op grote hoogte overeen met het systeem van de Rijksstudietoelage. Stufi is nu juist ingevoerd om de ontoegankelijkheid van dat stelsel te verhelpen. Bovendien zullen er veel meer mensen oneigenlijke keuzes gaan maken met betrekking tot het soort onderwijs dat ze willen gaan volgen. Het hbo is bijvoorbeeld goedkoper dan het wetenschappelijk onderwijs, daar lopen de schulden veel minder hoog op en dus wordt dat financieel nog veel aantrekkelijker dan nu al het geval is voor een veel groter aantal mensen.

Bijlenen

Behalve dat het dus niets oplost, problemen schept daar waar die nu in veel geringere mate aanwezig zijn, levert het plan ook nog eens vrijwel niets op. Zolang iedereen het verlies aan basisbeurs gewoon kan bijlenen en de leningen niet geprivatiseerd of verzelfstandigd zijn blijft de overheid evenveel uitgeven. Dat is het gevolg van de begrotingssystematiek van het rijk. Bovendien kan de basisbeurs nooit zakken onder het niveau van drie keer kinderbijslag, want dan is het voor veel mensen de moeite niet meer om van studiefinanciering gebruik te maken. Dat zou trouwens wel een zeer grote bezuiniging voor Onderwijs en Wetenschappen opleveren, maar het kan, ook van de GSb, nooit de bedoeling zijn zoveel mogelijk mensen uit studiefinanciering te jagen. Al met al teveel redenen om niet voor het plan van de GSb te kiezen. Dat heeft niets met 'halsstarrigheid'' van de studentenorganisaties te maken als wel met gezond verstand. Stufi moet gewoon als geheel op de helling. In Nederland zou bijvoorbeeld eens nagedacht moeten worden over een soort ''integraal jongerenbeleid''. Er is namelijk weinig reden jongeren zonder inkomen van nagenoeg dezelfde leeftijd op een andere manier te behandelen. Of ze nu studeren, nog op school zitten of werkeloos zijn, een brood kost ongeveer twee gulden en de huur gemiddeld 300. Natuurlijk is dat een zeer lange en zeker niet makkelijke weg, maar het is er wel een die te verantwoorden is. Voor de korte termijn zou vooral gedacht moeten worden aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Als er een goede studiebegeleiding is, als mensen in hun propaedeuse zich goed kunnen oriënteren, als studenten goed (maar vrijwillig) verwezen worden, als alle overbodige obstakels uit het studiecurriculum verdwenen zijn dan zouden Ritzens plannen weleens geheel overbodig kunnen blijken. En dat alles zonder iemand een centje pijn te bezorgen. Zou dat niet een veel betere inzet zijn dan alvast te gaan anticiperen op de volgende en nog komende bezuinigingsronden en steeds verdergaande bezuinigingen voor te stellen, waar je als belangenbehartiger met de beste wil van de wereld niet achter kunt staan? Rens Snel is voorzitter van het Interuniversitair Studenten Overleg, ISO.

Onderwijs afgestemd op nieuwe Burgerlijk Wetboek Een nieuwe bijbel voor juristen

Op 1 januari 1992 wordt een groot deel van het oude, vertrouwde Burgerlijk Wetboek vervangen door een verbeterde versie. De man op de straat zal er weinig van merken, maar het is een mijlpaal voor privaatrecht-juristen. Met een vooruitziende blik paste de vakgroep privaatrecht al in de jaren tachtig de colleges aan. De huidige rechtenstudenten zijn daarom goed op de hoogte van het nieuwe recht. De oudere garde zit echter in een lastig pakket. ''Daar hoor je geluiden als: ik ga maar met de VUT of met pensioen'', aldus de hoogleraar privaatrecht Wim Reehuis.

Arjan Wildeboer

Op 25 april 1947 kreeg de Leidse hoogleraar mr. E.M. Meijers bij Koninklijk Besluit de opdracht een nieuw Burgerlijk Wetboek te ontwerpen. Het oude Burgerlijk Wetboek (BW) uit 1838 leunde nog zeer sterk op de codificatie uit de Franse tijd. Eigenlijk was die Franse wetgeving gewoon overgeschreven en op een aantal punten nogal gebrekkig vertaald. Ook gaf de veranderende samenleving aanleiding om de tekst van het wetboek eens grondig te herzien. ''In het BW staan delen die we volstrekt anders interpreteren dan vroeger'', zegt prof.mr.dr. Wim Reehuis. ''Er zijn bepalingen die we precies andersom uitleggen of die we zelfs volledig negeren. De opdracht aan Meijers luidde daarom: poets het BW eens op, zet het mooi in elkaar, haal de anachronismen eruit en verwerk er ook de rechtspraak in van met name de hoogste civielrechtelijke instantie, de Hoge Raad. Het wetboek moest toegankelijk worden gemaakt voor iedereen. Gaandeweg wilde men echter vooral ook een beter wetboek maken. En daarmee heeft men nogal wat problemen over zich afgeroepen.''

Vermogensrecht

Die hercodificatie, het opnieuw vastleggen van de wet, bleek een gigantische operatie. Om dat inzichtelijk te maken stapelt Reehuis zijn bureau vol met dikke boeken die de parlementaire geschiedenis van de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (NBW) beschrijven. Een deel van die geschiedenis wordt door de vakgroep privaatrecht in Groningen vastgelegd. Alleen al de Kamerstukken die voor de vaststelling van de wettekst van Boek 6, het algemeen deel van het verbintenissenrecht, zijn uitgewisseld, beslaan meer dan 1000 pagina's. ''Als je breekt met de oude wetgeving, moet je ook voor een overgangsregeling zorgen'', zegt Reehuis. ''Daarnaast heb je nog de invoeringswet. Die bevat al weer aanpassingen van de tekst zoals die reeds was vastgesteld en ook nogal veel veranderingen van andere wetgeving. Ook die geschiedenis telt weer duizenden bladzijden.'' Boek 1, het personen- en familierecht, trad in 1970 in werking. In 1976 was het de beurt aan Boek 2, het rechtspersonenrecht. Daar gaat het om BV's, NV's en aanverwante zaken. En op 1 januari 1992 zullen de Boeken 3, 5 en 6 en ook een aantal titels van Boek 7 het licht zien: het vermogensrecht in het algemeen, zakelijke rechten, het reeds genoemde algemeen deel van het verbintenissenrecht en de bijzondere overeenkomsten. Reehuis benadrukt voortdurend dat er niet een enorme breuk bestaat tussen het oude en het nieuwe recht. De rechtsontwikkeling is, zoals hij zegt, een continu proces. ''Het burgerlijk recht is een systeem waar we, met allerhande invloeden, al sinds het Romeinse recht tweeduizend jaar aan timmeren.'' Veel rechtsregels blijven ook nu nog in ongewijzigde vorm overeind. Dat neemt niet weg dat de invoering van het NBW wel voor enige complicaties in het onderwijs heeft gezorgd. Begin jaren tachtig kregen rechtenstudenten nog colleges in de geest van het oude wetboek. Maar omstreeks 1983 kwam het keerpunt. Toen publiceerde de Groningse hoogleraar prof.mr. O.K. Brahn, de leermeester van Reehuis en nu met emeritaat, zijn 'Zwaartepunten van het nieuwe vermogensrecht'. Hij liep daarmee vooruit op de komst van het NBW. Als proefeditie werd het boek eerst gebruikt voor het onderwijs van alle eerstejaars rechtenstudenten in Groningen. Later werd dit boek ook aan andere faculteiten voorgeschreven. ''Sinds die tijd doen we tijdens colleges net of het NBW al bestaand recht is'', vertelt Reehuis. ''Van de andere kant moeten de studenten ook op de hoogte zijn van het oude BW. Al is het alleen maar om later te kunnen communiceren met oudere collega's. Bovendien heb je die kennis nodig om nog iets van de oude rechtspraak en de arresten te begrijpen. Eigenlijk volgen de studenten dus twee studies.'' De terminologie van beide wetboeken kan soms sterk verschillen. En er is misschien geen vakgebied waarin het juiste gebruik van termen zo belangrijk is. Ook kent het nieuwe wetboek een geheel andere systematiek dan het oude. ''Tussentijds is bovendien ook nog eens de nummering van het NBW gewijzigd. Eerst kreeg een bepaling bijvoorbeeld het voorlopige nummer 3.1.1.1.. Nu worden alle artikelen gewoon doorgenummerd: 620, 621, 622, enzovoorts. Iemand die de nieuwe systematiek en nummering niet heeft geleerd, kan maar moeilijk iets in het NBW terugvinden.'' Toch is volgens Reehuis het boek beter gestructureerd en veel toegankelijker voor de studenten. ''Maar het blijft wel een wetboek van juristen voor juristen. Voor een leek is het nieuwe wetboek een tamelijk onbegrijpelijke en abstracte materie. Dat kan natuurlijk ook niet anders. Een wettekst geeft algemene regels die gelden voor vele concrete gevallen in het dagelijkse leven.'' De stap om in het universitaire onderwijs gaandeweg steeds meer aandacht aan het nieuwe wetboek te besteden, is niet zonder risico geweest. Aan de andere kant bleek dat onderwijs ook de reddende engel. Nog in 1986 stond in het regeerakkoord vermeld dat de invoering van het NBW opnieuw onder de loep zou worden genomen. Een ''commissie van wijzen'' boog zich over de vraag of de hele operatie stopgezet moest worden of niet. Iedereen begon wat moe te worden van het enorme gezeur en gediscussieer rond de wetteksten en de steeds maar uitgestelde invoering ervan. Een van de commissieleden was de Groningse hoogleraar mr. C.J.H. Brunner, een collega van Reehuis. Een belangrijk argument om toch maar door te zetten was het feit dat een hele generatie juristen in feite al met het nieuwe recht werd opgeleid. De reeds lang afgestudeerde juristen zijn vaak niet erg blij met de invoering van het NBW. Reehuis toont begrip voor hun koudwatervrees, maar vindt dat juristen zich niet moeten bedienen van het teddybeer-argument: ''Een jongetje krijgt op z'n eerste verjaardag een teddybeer. Als hij twee is hangt het halve oor eraf en heeft die beer geen ogen meer. Met drie is de beer al helemaal niet meer om aan te zien, net als het oude Burgerlijk Wetboek. Als hij vier is komt z'n oom met een nieuwe beer. Maar dat is de grootste belediging die je dat jongetje aan kunt doen. Want die oude beer, daar houdt hij van. Op precies dezelfde manier reageren sommige juristen op de invoering van het NBW.''

Rigide

Toch wil ook Reehuis niet ontkennen dat de nieuwe wetgeving ingrijpende gevolgen heeft voor de oudere juristen. ''Als je bijvoorbeeld al jaren als rechter werkzaam bent, dan weet je precies hoe je een vonnis op moet schrijven. In die zin is een rechter conservatief. Datzelfde conservatisme geeft ook rechtszekerheid. Straks met het NBW moet hij eerst even kijken of er geen bepaling is die van hem vraagt zijn vonnis op een andere manier in te kleden.'' Er is daarom een enorme behoefte aan onderwijs over het nieuwe wetboek, weet Reehuis. Het hele commerciële circuit heeft zich er al op gestort. Binnen de universiteit kan men terecht bij PAO, het Post Academisch Onderwijs. ''De vele cursussen die we daar geven vormen een extra belasting voor de mensen van onze vakgroep. Het komt allemaal bovenop onze normale taken.'' Maar net als bij het NBW-onderwijs aan de reguliere studenten, heeft de vakgroep ook hier een voorsprong opgebouwd. ''Zo hebben we cursussen gegeven voor de Nederlandse Vereniging van Banken in Amsterdam. Terwijl het daar natuurlijk stikt van de plaatselijke universiteiten.'' En hij vervolgt met: ''Banken zijn mammoetorganisaties als het gaat om de contracten die ze afsluiten. Door de nieuwe regels zijn ze genoodzaakt al die contracten na te lopen en eventueel andere akten op te stellen. En daar kunnen ze niet vroeg genoeg mee beginnen. Niet alleen de juridische afdeling aan de top van een bank heeft ermee te maken, ook de niet-jurist beneden aan de balie krijgt die nieuwe akten voor zijn neus. Het hele kantoor moet zich daar dus op instellen.'' Het oude Burgerlijk Wetboek heeft 150 jaar stand gehouden en het is mooi dat het nieuwe boek er nu zo'n beetje is, vindt Reehuis. ''Maar het is echter de vraag of we ooit weer zo'n codificatie gaan beginnen, ook gezien de Europese eenwording in 1992. Ondertussen gaat de rechtsontwikkeling natuurlijk gewoon door. Als de maatschappelijke ontwikkelingen er om vragen, dan zal de rechterlijke macht toch weer iets anders in de bepalingen van het nieuwe Burgerlijk Wetboek gaan lezen dan er eigenlijk in de teksten staat. Vergelijk het maar met een bijbel. Sommigen leggen die tekst nogal rigide uit, anderen zien het meer als een soort leidraad bij het handelen. Er bestaat niet zoiets als een authentieke interpretatie.''

VR.13 SEPTEMBER Windischgrätz. Stevige gitaarmuziek met invloeden van The Beatles en The Velvet Underground. De Walrus, Pelsterstraat 25. 22.00 uur.Dangerous Liaisons. Regie Stephen Frears, USA 1989. Kostuumfilm met liefde, roddel, haat en achterklap in het zeventiende-eeuwse Parijs. De film won in 1990 de Gouden Palm in Cannes. Simplon Filmhuis, Boterdiep 71. 21.00 uur.

ZA.14 SEPTEMBER Open Monumentendag. Honderden bezienswaardige ge-bouwen in Nederland openen hun deuren voor het publiek. De stad Groningen heeft dit jaar twee thema's: 'Groningen en de handel' en 'Groningen en haar zustersteden'. Er is een wandelroute langs pakhuizen met buitenlandse namen.

ZO.15 SEPTEMBER Toyohiko Satoh. Luitconcert. Op het programma staan ondermeer suites van S.L. Weis en J.S. Bach. Synagoge, Folkingestraat 60. 11.30 uur.Collegium Musicum Groningen speelt Bach. Sonates voor viool, traverso, gamba en clavecimbel. Reserveren gewenst. Café Bunders, Oude Boteringestraat. 16.00 uur.

MA.16 SEPTEMBER Out of Frames. Internationaal theaterfestival en sympo-sium met deelname van kunstacademies uit Londen , Milaan, Berlijn, Warschau. Praag, Helsinki, Bratislava en Groningen. Tot en met 22 september zijn er op acht bijzondere locaties in de stad verschillende theaterprodukties te bewonderen.

DI.17 SEPTEMBER The Thief of Bagdad. Regie o.a. Ludwig Berger, Groot Brittannië 1940. Een mega-project vol vliegende tapijten, geesten in de fles en tovenaars. Een opmerkelijke sprookjesfilm over ene Sabu die de slechte tovenaar Veidt uitschakelt. Duizend-en-één-nacht verhaal met ongelooflijke Technicolor effecten. VERA. 21.00 uur.

WO.18 SEPTEMBER Theater te Water speelt 'Chinezen' op theaterschip 'de Verwondering'. De voorstelling is gebaseerd op twee zogenaamde Yuan-komedies. Deze stukken dateren uit het midden van de dertiende eeuw en vertonen een aantal overeenkomsten met de Commedia dell'Arte in Europa. Plaats: Garnwerd, tegenover Café Hamming. Kaarten reserveren aan boord vanaf 17.30 uur, aanvang voorstelling 20.30 uur.

DO.19 SEPTEMBER Jeff Dahl Group. Popconcert van deze Amerikaanse band. VERA. 22.00 uur. (Zie ook: POP).

Buluitreiking

Nog steeds is een buluitreiking de kroon op een universitaire studie. Met de steeds kortere studiemogelijkheden is er elk jaar vóór 1 september een race om met de laatste herkansingen de studie af te ronden. Het grote aantal afgestudeerden heeft de economische faculteit dit jaar overrompeld. Daardoor was persoonlijke uitreiking niet mogelijk. Dit klinkt onbegrijpelijk, maar goed... Michiel heeft zijn economie studie op tijd volbracht; oud 24 jaar; een keurige prestatie. We hebben ons allen vrijgemaakt om bij de uitreiking aanwezig te zijn. Vóór het prachtige Academiegebouw is de sfeer feestelijk; de afgestudeerden in keurig pak omringd door studiegenoten, vrienden en ouders die gekomen zijn om bij dit bijzondere moment aanwezig te zijn: de buluitreiking Op 29 augustus 1991 om 14.30 uur stroomt de aula vol. Het is er adembenemend bedompt en warm. De tien afgestudeerden nemen plaats op de eerste rij, alle ouders en vrienden vullen de grote zaal; vol verwachting. Professor Feenstra en twee anderen nemen plaats achter de grote tafel waar een microfoon is opgesteld. We spitsen onze oren voor wat er komen gaat dit half uur. Prof. Feenstra neemt het woord (en spreekt grotendeels buiten het bereik van de microfoon). Ongeveer 15 minuten (!) spreekt hij in droge, oplezende vorm over het aantal nieuw aankomende studenten en de percentages van afvallende studenten in de propaedeuse- en doctoraalfase bij economie. Hij lijkt voor zichzelf te spreken, de aanwezigen worden onrustig. Kostbare tijd en gelegenheid gebruikt Feenstra voor een ego-trip, niemand luistert. In de bedompte sfeer wacht ieder gelaten tot hij is uitgesproken. Hoe is het mogelijk dat in deze tijd van grootse, wereldwijde, hoog belangrijke economische veranderingen deze professor 'Droogstoppel' zijn afgestudeerden verveelt met zulke prietpraat. Van deze jonge economen in de startblokken mag hiervoor geen betrokkenheid worden verwacht! De economische faculteit heeft hier een gelegenheid gemist om een bekwaam, economisch geschoolde persoon een inspirerende gedachte mee te laten geven aan deze jonge economen bij de start van hun maatschappelijke loopbaan. Ik heb deze gebeurtenis als beschamend ervaren. Is dit ons universitair niveau? Zijn dit de professoren die denken dat ze de studenten kunnen inspireren en vormen? Het is treurig en tragisch. Daarna de buloverhandiging. Er is weinig tijd meer over. Slechts drie van de tien krijgen een 'persoonlijk' woord. Twee van hen worden geprezen voor hun resultaten in tweedehands auto's! De derde is opgevallen door de studie in slechts vier jaar, cum laude, af te ronden (na HEAO) met een breed pakket. Professor Feenstra bekijkt verheerlijkt glimlachend deze laatste cijferlijst en we horen hem zeggen: ''Het is een lust voor het oog zo'n lijst te zien met achten en negens.'' Ik voel vluchtneigingen bij me opkomen, maar weet dat alles weldra voorbij zal zijn. Alles met elkaar is dit soort plechtige universitaire hoogtepunten van een teleurstellend laag niveau. Laat de faculteit nu niet langer alleen economisch denken maar ook aandacht geven aan niveau en publiciteit. M. Lofvers, Hilversum Derk Kranenborg, hoofd van de Centrale Studentenadministratie (CSA), volgt de cursus 'Ondernemend leidinggeven'. Dat gebeurt via de afdeling Vorming en Opleiding van de RUG bij het Instituut voor Organisatie Psychologie in Groningen. Onlangs verbleef Kranenborg drie dagen in het Friese Rijs voor een van de onderdelen van de cursus. Het relaas van een ervaring die hem altijd bij zal blijven: ''In de auto hadden we al een hts'er aangewezen om de leiding te nemen. De opdracht was met trekkerbanden, jerrycans, palen en touw een vlot te bouwen en daarmee een meer over te steken. Daar zag ik niet echt tegenop. Als kind heb ik ook wel van dat soort dingen gedaan. Maar toen we klaar waren met het vlot, zegt er eentje: 'Ik ga niet mee. Het spijt me, maar ik kan niet zwemmen.' De opdracht was, met z'n zevenen dat meer over, dus wij met z'n zessen praten. We beloofden hem een zetel midden op het vlot en wij er om heen. Het meer is maar een meter diep, zeiden we. Wisten wij veel. Maar we hebben hem uiteindelijk zo ver gekregen dat hij meeging. Dat vlot lag muurvast op het water. 's Avonds zitten we in het hotel te evalueren, zegt de cursusleiding om tien voor tien: 'Volgende opdracht: jullie moeten vanavond allemaal hebben paardgereden voordat je naar bed gaat.' M'n eerste reactie was: je bent gek. Wij informeren bij de hoteleigenaar of er ergens in de buurt een manege is. Iets over tienen komen we daar aan. Die boer zegt: 'Wat mankeert jullie? Ik moet morgen om vijf uur m'n bed uit.' De meesten van ons waren al door de bocht. Zo van: dat kun je inderdaad niet maken. Maar we moesten paardrijden. Vraagt een van ons wie de manege runt. Dat bleek dus de man z'n vriendin te zijn. Vriendin erbij gehaald, en toen dachten we, het lukt. Die zei eerst ook nee, maar uiteindelijk wilde ze toch wel drie paarden zadelen. Wij met z'n zevenen die paarden uit de wei gehaald en om de beurt in het donker een eindje gereden. Een hele bijzondere ervaring. De volgende dag werden we in twee groepjes opgedeeld. Koop of krijg iets, en verkoop dat met winst; wie de meeste winst maakt heeft gewonnen. Dat was een verschrikkelijke opdracht. Wij kwamen met zijn vieren in Lemmer terecht. Daar stapten we een supermarkt binnen en kochten appels, chips en blikjes frisdrank, 54 cent per blikje, die prijs vergeet ik nooit meer. Bij de achterdeur op de parkeerplaats verkochten we die blikjes voor een gulden per stuk. Twee van ons geneerden zich, en ik ook wel een beetje, maar de vierde stapte meteen op iemand af. Toen dacht ik: als hij het durft, dan durf ik het ook. Een meisje vroeg waar het geld naar toe ging dat we verdienden. We hebben haar wat laten kiezen en toen werd het Greenpeace. Als je daar zo staat, merk je hoe makkelijk mensen door de bocht gaan. Als je een goed produkt hebt en een goed verhaal, ligt het geld op de weg. Het liep voortreffelijk. We waren zo door onze voorraad heen. Ik kreeg er echt een kick van en wilde wel opnieuw inkopen, maar we moesten om zes uur terug zijn. Je hoort vaak van die negatieve verhalen, zo van: dat lukt toch niet, dat hebben we al zo vaak geprobeerd. Ik heb geleerd dat bijna alles lukt, als je maar goed samenwerkt, je concentreert op de uitvoering en durf hebt. Ik denk dat ik dat van deze cursus wel heb gekregen: meer durf.''

Laurens Berentsen

Collegegeld voor deeltijdstudent gaat omhoog

Het collegegeld voor deeltijdstudenten wordt de komende vier jaar geleidelijk verhoogd tot 1700 gulden per jaar. Ook het cursusgeld voor de Open Universiteit gaat omhoog, met name voor studenten die al een universitair of hbo-diploma hebben. Deze maatregelen worden aangekondigd in de onderwijsbegroting, die minister Ritzen op Prinsjesdag openbaar zal maken. Ritzen wil verder een deel van zijn begrotingsprobleem voor 1992 oplossen door het 'ontacademiseren' van een van de academische ziekenhuizen. Deze ziekenhuizen moeten in elk geval tot verdergaande taakverdeling komen. Op termijn zou dat er volgens Ritzen toe kunnen leiden dat een van hen de academische status verliest. De vraag rijst dan natuurlijk wel, welke gevolgen dat heeft voor de betrokken medische faculteit. Door de verregaande samenwerking tussen faculteit en ziekenhuis is het bestaan van de een immers niet goed denkbaar zonder de ander. Om die reden zou concentratie in Amsterdam het meest voor de hand liggen, omdat daar in een stad twee academische ziekenhuizen staan. Op het gebied van de studiefinanciering vormen de grootste veranderingen die van de al eerder gemelde renteverhoging en de 'tempobeurs' in de propaedeuse. Verder wil minister Ritzen voor studenten met een aanvullende beurs een andere leenregeling laten onderzoeken. De beurs voor studenten uit de lagere inkomensgroepen is opgebouwd uit drie delen: basisbeurs, lening en aanvullende beurs. Momenteel is het niet mogelijk wel de aanvullende beurs te ontvangen maar niet de lening. Minister Ritzen wil de rente op de studieleningen fors verhogen, maar laat onderzoeken of deze groep studenten dan eventueel van de lening af kan zien. De OV-kaart wordt, verspreid over drie jaar, met tien gulden verhoogd. Wat de instituten voor internationaal onderwijs betreft wil Ritzen tot afspraken komen met collega Pronk van Ontwikkelingssamenwerking. Die heeft meer geld voor onderwijs ten behoeve van ontwikkelingslanden in het vooruitzicht gesteld. Minister Ritzen wil zijn bijdrage aan die instellingen, zoals het Institute of Social Studies in Den Haag, in elk geval drastisch verlagen. (Margriet van Lith, HOP) ''Vertel eens, jongens, wat heeft deze man ?'' De kleine chef de clinique van de afdeling neurologie wendde zich naar het groepje co-assistenten dat zich rond het bed had verzameld. ''Gisteren ingestuurd door de huisarts met een gedissocieerde hemi-anaesthesia alternans, homolateraal syndroom van Horner en een nystagmus.'' Er viel een stilte. Yvette de Bruyne, zesdejaars studente geneeskunde schraapte haar keel. ''Eh, een CVA...?'' ''Uiteraard, uiteraard'', kraaide de neuroloog, ''you're on the right track, absoluut, maar wat voor CVA, eh?'' Yvette krabde zich eens achter het oor. ''Ahem...'', hoorde ze een stem achter zich. Ze deed een stap opzij en keek om. Theo Niemantsverdriet was een morsige verschijning van te verwaarlozen omvang, in wiens gezicht jeugdpuistjes diepe sporen hadden achtergelaten. ''Ahem'', zei Theo nogmaals, ''volgens mij is het een eh lateraal medulla oblongata syndroom van Wallenberg, dat meestal wordt veroorzaakt door een afsluiting van een arteria vertebralis, waarna het verzorgingsgebied van ...'' ''Enough, enough'', riep de specialist uitgelaten, ''een genie, een genie! Je weet meer dan ik, jongen! Je bent absoluut on the right track!''

''Goh, jij weet wel veel zeg.'', bewonderde Yvette Theo later, in de koffiekamer. ''Och, wat heet. Ik kom altijd een half uurtje eerder op zaal en loop dan de statussen even door. En anders zoek ik het even snel op in m'n Codex.'' Theo klopte op een omvangrijke bobbel in z'n jaszak. ''Dus je hebt eigenlijk gewoon gespiekt?'', lachte Yvette. ''Tja, je moet wel'', roerde Theo afwezig in z'n koffie, ''er is altijd wel iets wat ik niet weet en wat ik wel zou moeten weten. Het probleem is dat ik niet weet wat dat is. Stom eigenlijk. Daarom doe ik altijd maar alsof ik het wel weet. Je wordt er gek van, omdat ik niet weet wanneer ik net moet doen alsof ik het wel weet...'' ''En dus...'', begon Yvette. ''Precies'', beaamde Theo Niemantsverdriet zuchtend, ''en dus doe ik altijd maar net alsof ik alles weet.'' Yvette schaterde. ''Haha, jij bent een aparte zeg! Zo kun je natuurlijk nog wel even doorgaan!'' Theo knikte mismoedig. ''Ik heb bijvoorbeeld het gevoel dat jij wel weet wat ik zou moeten weten, maar jij kunt me niet zeggen wat het is, omdat jij niet weet dat ik niet weet wat dat is. Dus jij kunt nu wel weten wat ik niet weet, maar niet dat ik dat niet weet. En ik kan je dat ook niet vertellen, want ik weet het ook niet.'' Theo boog zich naar Yvette toe en keek haar doordringend aan. ''Dus je zult me alles moeten vertellen wat je weet...'' ''God, wat maak jij het ingewikkeld, zeg'', kreunde Yvette, ''Wat bedoel je nou eigenlijk?'' ''Ik weet het niet'', mompelde Theo, ''misschien ben ik gewoon een beetje verliefd op je, geloof ik?''

In de tweede UK van deze jaargang waren de middenpagina's gewijd aan een advertentie voor de activiteiten van het Groninger Studenten Pastoraat. Er werden werkgroepen aangekondigd over homoseksualiteit, zenmeditatie en bijbellezing. Ook werd de mogelijkheid van dopen in de Martinikerk aangeroerd. Op zich is het vreemd dat ook godsdienst in de kerk der rede aanhangers vindt. Volgens Ringgren en Ström (1964) is het denken bij een godsdienst ''emotioneel geladen'', is de opvatting dat het lot van de mens een bepaalde bedoeling heeft essentieel en zijn bepaalde ritualistische handelingen (offers, dopen) heel belangrijk. De neiging ten slotte tot het belijden van een godsdienst berust volgens de auteurs op een aangeboren neiging zekerheid te scheppen.

Piet Vroon betoogt in zijn interessante boek 'Tranen van de krokodil', dat godsdiensten in woorden gegoten restanten zijn van onze dierlijke geschiedenis. Door de evolutie zijn wij opgescheept met drie verschillende breinen. De hersenstam, die we gemeen hebben met de voornoemde krokodil, het limbische systeem, dat ook bij hogere dieren voorkomt en onze eigen neocortex, die verder nog bij dolfijnen en walvissen valt aan te treffen. De emoties komen uit het limbische systeem, om die reden kan de ratio daar niets mee. Het gedrag van dieren wordt daaruit verklaard. Het limbische systeem maakt een ruwe representatie van de werkelijkheid, die weinig twijfel of keuze toelaat. Dat is ook niet van belang voor het overleven van het dier. Als het brein van mensen voor een deel gelijkvormig is aan dat van dieren, is het niet onwaarschijnlijk dat ook in ons doen en laten sporen zijn te vinden van zo'n schematisch beeld van de werkelijkheid. De oorsprong van de godsdienst houdt volgens Ringgren en Ström verband met conditioneringswetten waaraan dier en mens onderhevig zijn. Maar, zal de gelovige tegenwerpen, bij dieren zie je toch geen geloof. Dat is nog maar de vraag. De gedragspsycholoog B.F. Skinner zette duiven in een kooi. Via een mechaniek kregen de dieren zo nu en dan voedsel. Na verloop van tijd bleek dat de duiven zich eigenaardig gedroegen. De ene vogel draaide doorlopend pirouettes, de andere klapte met zijn rechtervleugel, een derde pikte steeds in zijn poot. Wat was er aan de hand? Als een duif toevallig een pirouette draaide op het moment dat het voedsel arriveerde, legde hij ten onrechte een verband tussen het een en het ander. Het beest meende ten onrechte dat het op zijn wenken bediend zou worden als het als een tol ronddraaide of in zijn poot pikte. Skinner noemde dit operante conditionering, tegenwoordig wordt het wel superstitious learning genoemd. Het verschijnsel komt ook veel voor bij topsporters, die bijvoorbeeld zonder een bepaald kledingstuk niet denken te kunnen presteren.

Het feit dat ideologieën, godsdiensten en sekten niet toegankelijk zijn voor discussie is in dit licht begrijpelijk. Het gedeelte van het brein dat discussieert, de neocortex, beïnvloedt daarmee niet het limbische systeem waar de wortels van het geloof zetelen. Dit systeem kan alleen een zeer schematische voorstelling van de werkelijkheid bevatten, een mythe, daarbij voelt het zich het beste. Men ziet de moederduif tegen haar jong antwoorden op de vraag waarom ze steeds pirouettes maakt : ''Je moet niet alles willen begrijpen, kind.'' PETER BÜGEL

Archeologisch onderzoek bij Wijnaldum Een terp met standing

Finn Folcwalding heette hij. De mythische heerser uit de Beowulf die zijn machtszetel in het Friese terpdorpje Wijnaldum had. Dat is tenminste de theorie van de Friese historicus Jan Zijlstra. Hij opperde de suggestie dat Wijnaldum ooit Winwald heette. En dat die naam weer afkomstig zou zijn van de naam Finn, met de ''adelijke'' toevoeging ''wald''. Wat erop neer zou komen dat Wijnaldum in feite ''Finnsburg'' betekent. De theorie vormde samen met vondsten van amateur-archeologen de aanleiding voor het starten van een grootscheeps archeologisch onderzoek bij de terp van Wijnaldum. De resultaten zijn tot nog toe spectaculair. ''De eerste weken liepen we elke dag te juichen'', vertelt onderzoeksleider Jan Schoneveld. ''We vonden van alles, niet alleen enorm veel resten aardewerk, gebruiksvoorwerpen en sieraden, maar ook de bodemsporen zijn uitzonderlijk goed. Deze terp is zeker al vanaf de tweede eeuw bewoond geweest.'' Het onderzoek dat aanvankelijk als een proef-opgraving was bedoeld, kreeg door dit succes zijn vervolg. ''Toen we zoveel goede vondsten deden, besloten we verder te gaan,'' aldus Schoneveld. ''Bovendien bleek de terp bedreigd.'' De diepte-drainage trok de laatste jaren steeds meer vocht uit de grond, waardoor het organische materiaal uit de terp, zoals leer en hout, al vergaan was. Een ander probleem was dat de boer het terpland 's winters braak liet liggen. De genadeloze wind en regen hebben al zeker een meter terp weggespoeld. In archeologische termen betekent dat, dat de periode van de negende tot de twaalfde eeuw verdwenen is. Om te voorkomen dat nog meer waardevol materiaal verloren zou gaan, werd besloten tot het uitbreiden van het onderzoek. Ook in 1992 zal een groep onderzoekers zich weer op deze modderhoop storten. De terp, voor een leek niet meer dan een vage glooiing in het landschap, wordt nu doorsneden door twee ''sleuven'', die door de archeologen tot op zeeniveau onderzocht worden. Er staat een enorme graafmachine naast, die om de zoveel tijd de sleuf precies vijf centimeter dieper maakt. In de sleuven zitten groepjes mensen met hun handen in de modder te wroeten, lijntjes op de grond te trekken en hoopjes aarde uit te zeven. Volgens Schoneveld is het de eerste keer dat bij een terp-onderzoek zulke goede bodemsporen zichtbaar zijn. Van alle vondsten die tot nu toe gedaan zijn, is hij daar het meest enthousiast over. ''Normaal vind je bij een terp één grote grijze massa klei, die je vervolgens uit gaat spitten op zoek naar voorwerpen. Deze terp is van een heel andere orde. Het is bijna alsof je in zandgrond zit te graven.'' Hij loopt langs de graafputten en wijst allerlei verkleuringen in de bodem aan. Voor de archeologen een open boek: ze duiden op de aanwezigheid van plaggen, die tegen een put of een oventje gelegen hebben. Of ze maken duidelijk dat er op die plek ooit eens palen in de grond gestaan hebben, of dat er ergens een podium is geweest. Ze maken de reconstructie van complete plattegronden mogelijk.

Dierebotjes

''We kunnen nu al zien dat hier bijvoorbeeld een huis gestaan heeft, op een podium'', vertelt de archeoloog. ''Een huis dat op Romeinse wijze gebouwd was, dus aan een hooggeplaatste familie moet hebben toebehoord.'' Anders dan historici als Zijlstra, interesseert Schoneveld zich niet zo voor de precieze identiteit van deze mensen. Voor hem is het voldoende te weten dat ze tot de elite behoorden. En die gedachte wordt met iedere vondst weer versterkt. ''Het begon al met die fibula. In de 50'er jaren werd dat sieraad hier al gevonden. Een fibula was vroeger een machtssymbool, een sieraad voor een hooggeplaatste dame.'' Maar niet alleen de sieraden duiden erop, dat het hier om ''een terp met standing'' gaat. Ook de vondst van een aantal gouden munten wijst in die richting. ''Relatiegeschenken'', denkt de onderzoeksleider. ''De vondst van glasscherven uit de zesde eeuw is een indicatie, want glas was een zeldzaam artikel in die tijd en alleen voor de elite betaalbaar. Het hoogtepunt in de terpbewoning lag zo rond de zesde en zevende eeuw. De tijd waaruit deze vondsten stammen.'' Schoneveld spreekt dan nog niet eens over de duizenden aardewerkscherven die de archeologen boven de grond halen. ''Dat is vooral veel import-aardewerk. We gebruiken het voornamelijk om andere vondsten te dateren.'' Het meeste aardewerk stamt uit de 4e en 5e eeuw. Dat is opmerkelijk omdat van die periode tot nog toe aangenomen werd, dat Friesland vrijwel onbewoond was. Deze theorie staat nu op losse schroeven. Schonevelds vondsten wijzen onomstotelijk in een andere richting. Niet alle vondsten zijn zo spectaculair. De meeste opgravingen bestaan uit talloze dierebotjes, spijkers, scherven aardewerk, metaal-slakken enzovoort. En iedere avond zitten de archeologen na een dag in de modder gewroet te hebben, met een hoopje scherven voor hun neus om de hele boel schoon te maken, in zakjes te doen, te nummeren en in te voeren in de computer. Het werk stopt zelden voor 12 uur 's nachts. ''Ik wilde hier niet dezelfde fout maken, die zo vaak gemaakt wordt bij archeologisch onderzoek'', legt Schoneveld uit. ''Namelijk dat een groepje onderzoekers vlijtig gegraven heeft en er vervolgens niets meer gebeurt. Je zit dan met een enorme stapel modderige scherven en roestige stukjes ijzer. Je weet nauwelijks wat het is en het systematisch verwerken is een enorm omvangrijk en saai karwei. Daardoor gebeurt het regelmatig dat na een wetenschappelijke opgraving de publikaties uitblijven, omdat de gegevens nooit verwerkt worden. En dat is natuurlijk erg jammer.'' De onderzoekers verwerken de vondsten nu ogenblikkelijk, zodat meteen na de graafwerkzaamheden begonnen kan worden met het werken aan wetenschappelijke publikaties. Het gebruik van de computer is bij deze verwerking een enorme hulp. Schoneveld en zijn collega's zijn er zeer tevreden mee. ''Je kunt gegevens tien keer zo snel oproepen, de computer kan kaarten tekenen, inkleuren, combinaties maken, het werkt allemaal fantastisch.'' Het computergebruik bevalt zelfs zo goed, dat volgend jaar een groep Hongaren en Amerikanen naar Wijnaldum komen, om de kunst af te kijken.

Praalgraf

En om mee te graven natuurlijk, want naarmate de werkzaamheden vorderen, groeit ook het belang van deze terp: ''Ik denk dat je het zeker met een vindplaats als Dorestad kunt vergelijken'', zegt Schoneveld. ''We stuiten hier op een enorme rijkdom aan gegevens.'' Hij is vast van plan zijn bevindingen uit Wijnaldum met gegevens over Dorestad te gaan vergelijken. Er waren waarschijnlijk contacten, gezien het feit dat onlangs een munt van de zevende-eeuwse muntmeester Madelinus werd gevonden. En Madelinus zou in Dorestad gewoond hebben. ''Maar Dorestad was een handelscentrum, in tegenstelling tot Wijnaldum'', weet Schoneveld. ''Handelsplaatsen lagen altijd aan de rand van een rijk. Wijnaldum ligt in het centrum van het oude Friese rijk. Dan heb je meer kans op een vorstenzetel.'' Het zijn allemaal nog speculaties maar Wijnaldum maakt een goede kans om verder de geschiedenis in te gaan als ''Fries koningscentrum''. ''Je weet het pas zeker als je een praalgraf vindt'', zegt Schoneveld, ''maar ik heb wel goede hoop dat nog tegen te komen. Mogelijk in een algemeen grafveld, aan de andere kant van de terp.''

Sportcentrum opent krachthonk Zweten op de pec-deck en de condorfly

Het gepees en gezweet op de apparaten in het kleine achteraf-hokje is voorgoed verleden tijd. Op het Sportcentrum is deze zomer een geavanceerd krachtcentrum ingericht. Onder studenten en personeel van de RUG leeft een grote vraag naar ''sporten met een aanwijsbaar fysiek gevolg''. In zaal 3 van kunnen krachtpatsers, maar ook bierbuiken, zich voortaan volop uitleven.

Alfred Kazemier

Een jaar gelden bestond de sportvereniging van het universitaire personeel, de SPR, veertig jaar. Voor het Sportcentrum, waar de SPR naast de ACLO gebruik van maakt, had de jubilaris een leuk extraatje in petto. In overleg met het bestuur van de SPR mocht er 25.000 gulden besteed worden. ''Daarmee kun je een bar in de kantine inrichten of een mooie vijver aanleggen, maar dat vonden we geen zinvolle besteding'', lacht Pieter Tilstra, hoofd van het Sportcentrum. Samen met Anne Marten Groenman, sinds dit voorjaar voorzitter van de SPR, legt hij uit waarom de keuze op een krachthonk is gevallen: ''Het geld moest besteed worden aan iets wat ook door personeelsleden gebruikt kan worden.'' Achterliggende gedachte bij de aanschaf van de trainingsapparatuur is de bedrijfsfitness. Werknemers kunnen tussen de middag een uurtje terecht in het krachtcentrum. Bovendien sluit het centrum aan bij de vergaande individualisering in de sport, die Tilstra en Groenman signaleren. Je gaat naar een krachthonk wanneer het jou uitkomt en je bent niet afhankelijk van anderen. En er moet gezweet worden. Werd er door het personeel vroeger nog vrijblijvend gezamenlijk gewandeld in de middagpauze, nu moet het resultaat van de inspanning tastbaar zijn, meent Groenman. ''Je ziet het bij de studenten en bij het personeel. Ze willen alleen nog maar sporten als het een aanwijsbaar fysiek gevolg heeft. Bij een partijtje voetbal hoef je je helemaal niet in te spannen. Je kunt rustig een uurtje meehobbelen zonder een bal te raken en dat willen de mensen niet meer.'' De sporters staan in de rij voor de beginners- en gevorderdencursus krachttraining. In de tot nu toe anderhalve week dat men zich daar voor in heeft kunnen schrijven zijn er al zo'n achthonderd aanmeldingen binnen. Na de cursus betaalt een ACLO- of SPR-lid vijfentwintig gulden om het hele jaar onbeperkt van de fitnessapparaten gebruik te mogen maken. Als je alle vijfentwintig werkplaatsen in zaal 3 van het Sportcentrum langs wilt, ben je snel een uurtje zoet. Meer dan vijfentwintig personen kunnen er niet in de zaal. Hangen er vijfentwintig fiches aan het daarvoor bedoelde bord, dan is de zaal vol en moet je wachten.

Hoornse Plas-spier

De mogelijkheden in het krachtcentrum zijn legio. De trainingsprogramma's kunnen naar hartelust gevarieerd worden. Er zijn trainingsapparaten voor roeiers, volleyballers kunnen specifiek trainen op hun schouderpartij en voetballers kunnen hun te korte hamstrings aan de achterkant van het dijbeen oprekken. Heb je een been gebroken dan kun je de altijd aanwezige begeleiding vragen naar een goede revalidatieoefening. Naast narcistische en sportieve doelen dient het krachthonk dus ook een medisch doel. In het krachthonk komen alle spieren aan de beurt, zelfs de lachspieren. ''De apparaten hebben de gekste namen, van condorfly tot calf-raise'', vertelt Joop Alberda van het Sportcentrum. ''De calf-raise is voor je kuitspieren, de naam zegt het al, en de condorfly is voor de grote borstspieren. Als je die helemaal uitdrukt moet je je armen strekken, vandaar die condor.'' En wil je trainen om uitsmijter te worden bij het Academiegebouw dan kun je het beste met de pec-deck gaan werken. Alberda lachend: ''Pec komt van pectoralis, de borstspier. Daar kweek je de zogenaamde 'Hoornse Plas-spier' mee.''

Kunstacademie viert feest met 'Out of Frames' De verloren symboliek van een doorleefde stad

Met de bus van Berlijn naar Londen in vijf minuten? Dat kan in het groots opgezette internationale theaterfestival 'Out of Frames', waarmee de Kunstacademie de komende week feest viert. Acht Europese kunsthogescholen verlenen hun medewerking. Theater op locatie: geen rode pluche van de schouwburg, maar zitten in het natte gras. In een verlaten ESA-garage presenteert een Poolse groep ontwerpers de produktie 'Time present'. Benjamin Gijzel is de Nederlandse regisseur van dit project.

Lida Coumou

Voor Benjamin Gijzel betekent 'Out of Frames' meer dan 'buiten de kaders' treden. Hij hoopt dat het publiek na afloop van de voorstelling de garage met ander ogen gaat zien, omdat de plek een theatrale waarde heeft gekregen. Volgens hem staat de oude ESA-garage aan de Admiraal de Ruyterlaan voor de verloedering van vandaag: verwaarloosd, ingestort en gedeeltelijk afgebrand. Jarenlang heeft men niets aan deze bouwval gedaan. De muren zijn vol geschilderd met graffiti, de grond is overwoekerd met groen, het dak is zo goed als verdwenen. Kortom een plek van deze tijd. De voorstelling 'Time present' gaat over twee mensen waarvan je kunt vermoeden dat ze in de garage wonen , die geen besef hebben van het verleden en geen uitzicht hebben op een toekomst. Ze zien alles als het heden. Ze komen in contact met een man die cello speelt, de 'Creator', een soort God, die in staat is hen de ogen te openen. Hij toont ze dat het moment van 'hier en nu' niet geïsoleerd gezien moet worden, omdat alles wat er gebeurt voortdurend een proces is van scheppen en geschapen worden. De plek die er zo lelijk uitzag heeft ook iets moois door het bloeiende onkruid en de grafitti. Water en vuur zijn natuurelementen waar de Polen graag gebruik van maken (in de schouwburg niet toegestaan). Gijzel: ''Het specifieke van de Poolse voorstelling is dramatische symboliek en mystiek. Het mag nooit te realistisch zijn, te eenduidig, het geheim moet er zijn. Zo gauw je dat gaat verklaren, verliest het zijn waarde.'' Alhoewel Gijzel zelf nogal rationeel is ingesteld, vindt hij het een voordeel dat beelden het uitgangspunt vormen voor deze voorstelling: ''Het bevrijdt mij van de verantwoordelijkheid die ik altijd heb gevoeld voor de inhoud en de boodschap die daaruit zou moeten voortvloeien. Dat je puur van het plezier, het genot en de ervaring kunt uitgaan is iets totaal nieuws.'' Veel dingen tijdens de repetities vond hij fascinerend, omdat ze op beweging en gevoel waren gebaseerd.

Martinitoren

Gijzel merkt keer op keer dat er grote verschillen zijn tussen Nederlanders en Polen in hun emotionele beleving en hun culturele achtergrond: ''De vrijheid die wij in het westen hebben genomen is soms zo ver gegaan, dat we alles leeg geïnterpreteerd hebben; we hebben nog wel de symbolen, maar deze zijn zo vaak gebruikt, dat ze uitgehold zijn. Symbolen bestaan voor ons slechts als ze een esthetische aantrekkelijkheid bezitten.'' Een van de duidelijkste voorbeelden vindt hij nog steeds de discussie die hij met de Poolse ontwerpers voerde over de middeleeuwse kathedraal. Voor hen staat een kathedraal voor de christelijke cultuur, een symbool van iets eeuwigs. In de voorstelling wilden zij een mini-Martinitoren ten tonele voeren om te refereren aan ons cultureel historisch besef. Gijzel heeft ze duidelijk moeten maken dat de Martinitoren voor de Groningers niets meer is dan een vervormd briefhoofd of het logo op een koektrommel. ''Wij zien alleen de gebruikswaarde van zo'n symbool, niet de culturele achtergrond. Wij zoeken niet meer naar de diepere betekenis, we zetten liever alles tussen aanhalingstekens, uit angst uitgemaakt te worden voor dogmatisch of religieus. Onze vrijheid geeft ons zoveel vleugels dat we daardoor vervlakken.'' De ontwerpers van de kunsthogescholen hebben niet alleen de locatie uitgezocht, zij zijn ook de auteurs van de voorstelling. Zij bepalen in feite wat we te zien krijgen. Voor de Polen geldt dat de vorm inhoud is. Zo zijn de touwen waarmee de kathedraal wordt opgehesen geladen met betekenis; het moeten mooie zware kabels zijn omdat ze voor het geloof staan. De voorstelling in de garage wordt bloedserieus en geeft daarmee een actueel beeld van de identiteit van de deelnemers uit Warschau. De opzet van het festival is dat er 'geen knieval voor het publiek' wordt gemaakt. Daarom doet Gijzel in zijn regie veel concessies aan de Polen. Hij verklaart het belang van cultuur voor het Poolse volk uit de strijd die het altijd heeft moeten voeren tegen onderdrukkers. Vooral de Russen zijn gedurende eeuwen de grote boosdoeners geweest. Hoe belangrijk het culturele leven voor de Polen is, blijkt uit de studentenopstand in 1968 in Warschau: deze vond plaats na een theatervoorstelling. Iets dergelijks gebeurde bij ons honderdvijftig jaar geleden bij de afscheiding van België; nú zou dat onvoorstelbaar zijn. Gijzel: ''Bij ons is cultuur luxe, in Polen is het noodzaak.'' In het land zelf zag je tot voor kort een voortdurend gevecht tegen het communistische systeem. Gijzel stelt dat censuur cultuurbevorderend werkt: ''Als alles verboden wordt, is de uitdaging groter. Als je gedwongen wordt tot een interessante omweg, via een metafoor, dan is het artistiek gezien veel boeiender. Als je alles mag zeggen, dan ben je gauw uitgepraat. Het Poolse publiek is erop getraind tussen de regels door te lezen, te zoeken naar de verscholen essentie.'' Economisch gezien was het staatssysteem wel cultuurvriendelijk, er werd altijd veel geld beschikbaar gesteld. Tot voor kort had Warschau twintig gesubsidieerde theatergezelschappen, waarvan de grootste zo'n honderd acteurs op de loonlijst had. De Poolse ontwerpers verbazen zich dan ook over het beperkte budget, waarmee zij hier moeten werken. Ze beseffen dat ze in hun eigen land financieel bevoorrecht zijn. Dat cultuurverschillen soms onoverbrugbaar zijn, blijkt tijdens het persklaar maken van dit artikel: een week voor aanvang van het festival heeft Benjamin Gijzel besloten op te stappen. Artistiek gezien kon hij zich niet langer verenigen met de (vaak eigenzinnige) ideeën van de Poolse groep.

'Out of Frames' toont van 16 tot en met 22 september een grote verscheidenheid aan Europese culturen tijdens een boeiende tocht langs Berlijn, Londen, Helsinki, Praag, Bratislava, Warschau, Milaan en Groningen. Voor toegangskaarten kun je terecht bij Academie Minerva aan het Zuiderdiep van 10.00 tot 16.00 uur. Het boek 'Out of Frames scenografie over de grenzen' (tot 1 oktober 25 gulden) geeft een compleet beeld van theatervormgeving op locatie. Geen onderwerp weten, je door stapels informatie worstelen, bang zijn voor het witte vel of het lege scherm en uiteindelijk toch met een doos vol scripties de kopieerwinkel uitwandelen. Herkenbare ervaringen voor afstudeerders en afgestudeerden; voorstelbare situaties voor anderen. Situaties ook die met een hoop emoties gepaard gaan. In de meeste handleidingen over afstuderen wordt met geen woord over emoties gerept, merkten acht vrouwen uit Tilburg. De dames studeerden tussen 1980 en 1990 sociologie en besloten tijdens hun afstuderen een groep te vormen. Hun lotgevallen legden zij neer in een boekje, 'Afstuderen'. De groep bleef met opzet een vrouwenaangelegenheid. De schrijfsters, die allen via Vrouwenstudies 'iets met vrouwen' deden en afstudeerden op onderwerpen als incest, ongewenste intimiteiten en seksueel geweld, waren zo in de eerste plaats verzekerd van een bepaalde manier van vergaderen en taalgebruik. Maar bovendien zou het toelaten van mannen in de groep zijn uitgedraaid op minder aandacht voor eigen gevoelens. ''Onze mannelijke medestudenten hadden dezelfde ups en downs, hun vallen en weer opstaan'', geven de schrijfsters in 'Afstuderen' toe. Maar ze wijzen erop hoe de man er al van oudsher niet aan gewend is over twijfels en andersoortige emoties te praten. Op pagina 90 van het boekje staat: ''...we zijn ervan overtuigd dat aspecten van ons dagelijks leven en van de manier waarop we met afstuderen bezig zijn geweest verband houden met ons vrouw-zijn. We hebben een poging gedaan om iets van die 'eigen wijzen' van 'vrouwelijk' afstuderen in beeld te brengen.'' Het boekje is dan bijna uit, maar we zijn niet veel wijzer geworden wat betreft dat typisch vrouwelijk afstuderen. We weten dat de vriend van één van de schrijfsters, die tegelijk met haar afstudeerde, jaloers was op de steun en bevestiging die zij van de groep kreeg. Hij had die steun en bevestiging iedere avond van háár gevraagd. ''Daardoor werd ik in een traditioneel vrouwelijke rol gedrukt.'' Afstuderen schijnt emotioneel zwaarder te zijn voor vrouwen: ''Zij worden geacht van iedereen de verjaardagen te weten, zij moeten onthouden of de boeken moeten worden teruggebracht naar de bibliotheek, wanneer het ouderavond is op school.'' Dat gold misschien voor de acht auteurs tussen de 29 en 43 jaar en in het bezit van een aantal kinderen maar gaat zeker niet op voor de doorsnee studente. Er staan ook nuttige, zakelijke tips in het boekje. Dat je goede afspraken moet maken met je afstudeerbegeleiders bijvoorbeeld en dat het handig is die in een afstudeercontract vast te leggen. En dat een reele tijdsplanning en een geschikte werkplek onontbeerlijk zijn. Tips die door de heren zullen worden misgelopen. Voor hen en alle anderen zijn er gelukkig nog boeken te over. (Ellis Ellenbroek) 'Afstuderen', Jeanette Blaauw, Denise de Costa, Laura Dekkers, Annemie Halsema, Wilma Langewisch, Marjon Meijs, Gerrie Peters, Tineke Vanloo. Aulapocket 844, uitgeverij Het Spectrum, Utrecht 1991. 93 pag. Prijs F 14,90

Door NICOLETTE SCHOLTEN

De wachtgeldregelingen voor ambtenaren zijn te goed, vindt de regering. De hoogte en vooral de duur van de uitkeringen zijn in veel gevallen gunstiger dan die van de werkloosheidsuitkeringen in de marktsector. Omdat het aantal wachtgelders de laatste jaren erg is toegenomen (en nog zal stijgen vanwege forse bezuinigingen bij de rijksoverheid), liggen hier de bezuinigingsmogelijkheden voor het oprapen.

Hoe ziet die kennelijk zo riante regeling voor ambtenaren er uit? Op de eerste plaats hebben alleen ambtenaren met een vaste aanstelling die onvrijwillig met ontslag gaan, recht op wachtgeld. Voor mensen die op jonge leeftijd in dienst zijn gekomen van de overheid, is de periode dat de uitkering wordt verstrekt, langer dan die in het bedrijfsleven. Als iemand bovendien op de datum waarop zijn of haar ontslag ingaat, tenminste tien dienstjaren achter de rug heeft én als optelling van leeftijd en dienstjaren leidt tot het aantal van zestig, dan wordt de duur van de wachtgelduitkering verlengd tot aan het pensioen. Het voordeel van een langere wachtgeldperiode neemt bovendien af als werknemers op latere leeftijd in dienst zijn getreden. Bij ontslag tellen dan minder dienstjaren.

De uitkeringen zijn hoger dan in het bedrijfsleven. In de WW geldt een uitkeringspercentage van 70 procent van het salaris. Voor ambtenaren zijn de uitkeringen achtereenvolgens 93 procent (de eerste drie maanden), 83 procent (over de volgende negen maanden), 73 procent (over de daaropvolgende vier jaar) en 70 procent (over de resterende periode).

Aan de andere kant kent een aantal (grotere) bedrijfssectoren bovenwettelijke regelingen. Deze hebben vooral betrekking op de hoogte van de uitkeringen. Een bovenwettelijke regeling kan bijvoorbeeld inhouden dat in de WW-periode tot 90 procent van het laatstverdiende inkomen wordt doorbetaald. In dat geval zijn ontslagen werknemers in het bedrijfsleven over het algemeen beter uit dan hun gedupeerde collega's die bij de overheid gewerkt hebben. Maar als alle regelingen op één hoop gegooid, opgeteld en gemiddeld worden, is de financiële situatie van de ex-fabrieksarbeider inderdaad (iets) minder gunstig dan die van de ex-ambtenaar.

Koren op de molen van een bezuinigend kabinet, dus. In het kader van een 'marktconforme wachtgeldregeling' onderzoekt minister Dales op dit moment of ze de uitkeringspercentages terug kan brengen tot 70 procent en de uitkeringsduur kan beperken.

Een volgende stap zou zijn de wachtgeldregeling volledig af te stemmen op wat in de marktsector van toepassing is: de WW, de Toeslagenwet, de IOAW en wat als bovenwettelijke aanvulling gebruikelijk is. Het gemiddelde van de bovenwettelijke aanvullingen zou kunnen worden verwerkt in de wachtgeldregeling. Veel simpeler dan die toch wat omslachtige weg zou het zijn om de wachtgeldregeling gewoon af te schaffen. Maar omdat dat te veel WW-premie zou kosten, laat de minister dat alternatief wijselijk ongenoemd als ze de voorstellen in de onderhandelingen met de vakcentrales brengt. Ze hoopt dat haar plannen in 1993 in werking zullen treden, maar ze zal nog een harde dobber hebben aan de bonden.

Kantine van Wijsbegeerte staat op de tocht

De kantine in het gebouw van de Faculteit der Wijsbegeerte aan de A-weg draait met een veel te lage omzet. Als de faculteit haar kantine open wil houden, moet ze een veel grotere bijdrage betalen aan de Universitaire Kantinedienst dan tot nog toe het geval was. Was het afgelopen jaar een betaling van 3000 gulden overeengekomen, nu blijkt ruim het dubbele nodig te zijn. Sinds januari 1991 experimenteert de universitaire kantinedienst in het gebouw van filosofie. ''De faculteit was vroeger verdeeld over twee gebouwen'', legt beheerder Desirée Verberk uit. ''Wij gingen er van uit dat als de gebruikers van beide gebouwen bij elkaar zouden zitten, er voldoende gebruik gemaakt zou worden van een kantine.'' Dat viel echter tegen. De belangstelling is minimaal en de kantine kan tegen de huidige voorwaarden niet openblijven. ''Het ziet er naar uit dat de faculteit 7500 gulden per jaar zal moeten betalen om de kantine open te houden'', aldus Verberk. ''Maar de onderhandelingen daarover zijn nog niet afgesloten.'' Het is nog niet zeker of de kantine zal blijven bestaan, maar Verberk heeft goede hoop. ''Ik denk zeker dat de faculteit haar best zal doen het geld op tafel te krijgen. Een goede kantine is wel belangrijk.''

(Christien Boomsma)

Het collectieve misverstand van de belastingdruk

''De belastingdruk ligt hier lager dan bij onze buurlanden of de Verenigde Staten. Daarnaast staan wij al langer bekend als een land met een fiscaal vriendelijk klimaat voor het internationaal opererende bedrijfsleven. Sommigen beschouwen ons zelfs als een belastingparadijs of tax haven.'' Spreekt hier de bankdirecteur van Monaco of de minister van Financiën van Liberia? Nee, het is een citaat uit de oratie van de nieuwe Groningse hoogleraar belastingrecht, Willem Vermeend, landelijk bekend als lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Vermeend rekende afgelopen dinsdag af met de collectieve misvatting, dat de belastingdruk gigantisch is in Nederland en het klimaat voor het particuliere initiatief verstikkend. De te hoog geachte tarieven moeten het zowel in de wetenschappelijke literatuur als aan de stamtafel vaak ontgelden, oreerde Vermeend. ''Vooral het toptarief van zestig procent is daarbij de boosdoener. Dat is zeer opvallend want het overgrote deel van de belastingbetalers in ons land kent dit tarief slechts van horen zeggen. Drie en een half procent van hen krijgt er echt mee te maken. Verreweg de meeste belastingplichtigen worden uitsluitend geconfronteerd met het in internationaal opzicht lage 13%-tarief.'' Nederland kent dus wel hoge belastingtarieven de oude 72 procent was internationaal berucht maar bijna niemand hoeft dat te betalen. We zijn namelijk het paradijs van de aftrekposten en de belangrijkste daarvan is de hypotheekrente. En wie profiteren daar het meeste van? Juist, de hogere inkomens. Vermeend rekende dinsdag voor dat door die ''uitholling'' zelfs de werknemers met een inkomen boven de twee ton gemiddeld niet meer dan veertig procent belasting betalen. Eigenlijk wist iedereen dat ook wel. De wenkbrauwen gingen pas echt omhoog toen Vermeend vertelde dat ze dit in Den Haag nog niet wisten. De door de hoogleraar voorgeschotelde belastingdrukpercentages voor de hogere inkomens bleken aanzienlijk lager te zijn dan de cijfers die hij als kamerlid in de officiele beleidsstukken tegenkwam. In die stukken komen hypotheekaftrek of bijzondere beroepskosten namelijk niet voor. ''De achterkant van het belastingbiljet'', luidde de titel van Vermeends lezing. Om het collectieve misverstand uit de wereld te helpen stelde hij voor om op die achterkant te vermelden wat het gemiddelde belastingpercentage is. Dat zou de belastingmoraal ten goede komen. Vermeend wees ook op een meer serieuze keerzijde van de lage belastingdruk: de hoge premielasten. Die zijn de afgelopen jaren wél fors gestegen. De percentages zijn onafhankelijk van het inkomen en de premies drukken dus vooral op de lagere en middeninkomens. Het premiepercentage van een minimumloner is twee maal zo hoog als dat van iemand met een brutoloon boven de twee ton.

(Joep Engels)

Stellingen

Uit het rijgedrag van automobilisten valt af te leiden dat het onduidelijk is of met de term ''de uiterste limiet'' een onder- of een bovengrens wordt bedoeld.

(G.A. Luinstra)

Het bestaan van de universiteitsraad vindt zijn rechtvaardiging vooral in een uit dit bestaan voortvloeiend gevolg, namelijk dat leden van het college van bestuur zo nu en dan een student ontmoeten.

(J.P. Rehwinkel)

Het milieubesef in Nederland ontwikkelt zich in een zelfde tempo als de stijging van de zeespiegel; eenmaal volwassen, staat het water ons tot aan de lippen

(L. Lie-A-Huen)

De steeds verder gaande vertroeteling van huisdieren in Nederland doet vermoeden dat het met de inter-menselijke relaties snel bergafwaarts gaat.

(V.G.H. Eijsink)

SSH betrekt nieuwe panden

Door ARJAN WILDEBOER

''In 1974 trad ik als bestuurslid aan bij de Stichting Studenten Huisvesting. Ik dacht dat de eerste prioriteit zou zijn om voor goede huisvesting van studenten te zorgen. Daar dienden andere dingen ondergeschikt aan te blijven. Welnu, dat idee heeft me in 1978 de kop gekost.'' Als oud-secretaris van de stichting opent Pim Fortuyn, ook bekend als ex-directeur van de OV-Studentenkaart BV, met een vleugje ironie het nieuwe onderkomen van de SSH aan de Turftorenstraat. De periode Fortuyn, zoals sommigen dat noemen, kenmerkte zich door een grote dadendrang. Onder hem nam het kamerbestand van de stichting in rap tempo toe. Er werd aangekocht, gehuurd en vooral ook veel gebouwd. Schuilden de slapende SSH-ambtenaren in de beginjaren nog onder de veilige paraplu van de universiteit, met Fortuyn werd ook de periode ingeluid van de SSH als zelfstandige woningbouwcorporatie voor de huisvesting van jongeren. Dat viel niet bij iedereen in goede aarde. ''Maar het feit dat ik hier nu ben, geeft al aan dat de geschiedenis gunstig over mij oordeelt'', liet Fortuyn al voor zijn speech weten. Vele genode en ongenode gasten vergapen zich aan de twee grondig verbouwde, monumentale panden die de stichting nu in gebruik neemt. Niemand van de aanwezigen wil er openlijk moeilijk over doen, het kantoor ziet er ook werkelijk prachtig uit, maar het heeft allemaal bij elkaar een lieve duit gekost: 3,5 miljoen gulden. ''De puberteit van de SSH is voorbij'', verklaart de scheidend bestuursvoorzitter Geert Otten. Hij merkt ook op dat de jaren negentig om een verandering van het beleid vragen. ''Ik denk in de richting van nauwe samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven, met een belegger, met een beheersinstituut.'' Anders dan Otten ziet wethouder Ypke Gietema van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Cultuur veel meer in een fusie van de SSH met andere woningbouwcorporaties. Zijn bedoeling is duidelijk. Op die manier kunnen studenten worden ondergebracht in de nu onverhuurbare huizen van de wijk Leeuwenborg. Nadat de wethouder ook nog even fijntjes wijst op het ''kortzichtige beleid'' van het SSH-bestuur om geen woningen te reserveren voor buitenlandse studenten, gaat iedereen weer opgelucht aan de borrel. Gerlas van den Hoven (22), onlangs cum laude afgestudeerd bij de vakgroep nucleaire vaste stof fysica, is winnaar geworden van de eerste Kamerlingh Onnes-prijs. Die prijs wordt voortaan ieder jaar uitgereikt aan een uitmuntende natuurkundestudent. Van den Hoven heeft met zijn onderzoek naar de atomaire structuur van amorf silicium een studiereis van 5000 gulden en een plaquette in de wacht gesleept: ''De meetmethode die we bedacht hadden ging moeizaam en uiteindelijk besloten we een andere stof te gaan meten. Uit dat onderzoek hebben we hele goede aanwijzingen gekregen dat een nooit bewezen zogeheten vacature inderdaad bestaat. ''Ik heb een aanmoedigingsprijs voor jong talent gewonnen. Nou ben ik wel jong en ik had op zich ook goede studieresultaten, maar het is toch een kwestie van geluk. Je weet niet van tevoren of er leuke resultaten uitkomen. Het komt wel aan op doorzetten. Als je maar blijft proberen achter de geheimen te komen die Moeder Natuur voor ons verborgen houdt, vind je uiteindelijk altijd wel wat.''

Decanen distantiëren zich van kritiek collega

GEERT DE JONG

De kritiek van prof. J. Griffiths op de bestuurlijke verhoudingen binnen de RUG wordt door zijn collega-decanen niet gedeeld. De meeste decanen distantiëren zich van de ''radicale toonzetting'' van Griffiths uitspraken. Het College van Bestuur laat desgevraagd weten niet te willen reageren op de uitlatingen van de scheidend decaan van de Rechtenfaculteit. In een interview in deze krant uitte Griffiths vorige week onverholen kritiek op het College van Bestuur. De vertrekkend decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid hekelde de verhouding tussen College van bestuur en de faculteiten. Volgens hem wordt deze verhouding gekenmerkt door een structureel wantrouwen. Griffiths vindt verder dat het College zich te centralistisch opstelt en afspraken niet na komt. ''Griffiths geeft wel een erg rigoreuze beoordeling van het College van Bestuur'', meent de vice-decaan van de Faculteit der Letteren, prof. J. Koster. ''Ik zal de laatste zijn om het CvB van onbetrouwbaarheid te betichten. Al moet gezegd worden dat het College in het geval van de huisvestingsproblematiek van Rechten en Letteren de boel wel een beetje aan het lijntje heeft gehouden. Daarin heeft het laks gehandeld, wat ook binnen onze faculteit wel eens tot de nodige frustratie heeft geleid.'' Ook decaan prof. H.J. Huisjes van de Faculteit der Geneeskunde kan zich niet vinden in de kritiek van Griffiths. ''De toonzetting is wat aan de radicale kant. Ik heb niet de indruk dat het College de faculteiten erg veronachtzaamt. Wel is er sprake van een lichte tendens tot centralisme. Laat ik het zo zeggen: we hebben te maken met een krachtig opererend College van Bestuur. Dat is prima. Maar dat neemt niet weg dat ik vind dat ook het College van Decanen wel eens wat krachtiger zou mogen optreden.'' Prof. J.H. Voogd, decaan van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen, deelt de kritiek van Griffiths allerminst. ''Mijn ervaring is dat als er wat aan de hand is, dat altijd met het College in alle openheid besproken kan worden. Het is beslist niet zo dat faculteiten allerlei besluiten door de strot geduwd krijgen. Griffiths klaagt over slechte communicatie tussen het College van Bestuur en de faculteiten, maar het zou best zo kunnen zijn dat de communicatiefouten aan de kant van de ontvanger gezocht moeten worden. Ik heb wel eens de indruk gekregen dat binnen de rechtenfaculteit zelf de communicatie ook niet altijd optimaal verloopt.''

Ritzen heeft meevaller van honderd miljoen

Brengt de 27-jarigenmaatregel in de studiefinanciering nu 338 miljoen of 83 miljoen gulden op? Die vraag hebben de PvdA-kamerleden T. Netelenbos en W. Vermeend vorige week gesteld aan minister Ritzen. Zijn antwoord 83 miljoen was de beste schatting, maar het wordt toch honderd miljoen meer illustreert nog eens hoe moeilijk beheersbaar het beurzenstelsel na alle wijzigingen is geworden. Aanleiding voor de kamervragen was een krantebericht. Bij de bezuinigingen op studiefinanciering zou Ritzen zich arm hebben gerekend, door de opbrengsten veel lager te schatten dan een nu pas openbaar geworden 'uitvoeringstoets' van de Informatiseringsbank. Als dat klopte, meenden de kamerleden ruimte te zien om de nieuwe bezuinigingen op de onderwijsbegroting te beperken. In zijn antwoord gaf de bewindsman toe dat de Informatiseringsbank de opbrengst van de 27-jarigenmaatregel inderdaad veel hoger had geschat. Maar zo'n ''beleidsmatig onvoldoende getoetste'' raming moet volgens Ritzen geen eigen leven gaan leiden. Anders dan 'Groningen' hielden zijn ambtenaren rekening met ''gedragseffecten'': veel mensen die weten dat je geen beurs krijgt na je 27ste, gaan eerder studeren. Verder leidt ook de Harmonisatiewet al tot een daling van het aantal oudere studenten; dat mocht niet nogmaals als opbrengst geboekt worden. Kortom: van de 338 miljoen uit de uitvoeringstoets bleef na een ''beleidsrijke'' toetsing van het ministerie nog maar 83 miljoen over. Dat bedrag had Ritzen dan ook in het voorjaar tegenover de Kamer genoemd. Een simpel verhaal, zo lijkt het. Maar de minister moet wel nog iets opbiechten: ''Inmiddels hebben nacalculaties geleid tot bijstellingen.'' Extra beleidsruimte biedt dit meevallertje echter niet: Ritzen kon die honderd miljoen gulden toevallig uitstekend gebruiken in zijn begroting voor 1992.

(Frank Steenkamp, HOP)

Tijdelijk onderkomen op de camping

Ze staan er vanaf het begin van de KEI-week. De camping in het stadspark biedt zoals elk jaar een tijdelijk onderkomen voor zo'n twintig eerstejaars die nog geen kamer hebben gevonden. In caravans van vrienden of familie bivakkeren ze tot ze een meer permanente woonruimte hebben weten te vinden. ''Het is reuze gezellig'', zegt Peter Mensink vanuit de deuropening van zijn onderkomen. Hij studeert geneeskunde en vindt Albergen wat te ver weg om op en neer te reizen. ''Om een uur of zes komt iedereen voor z'n caravan zitten en worden de pannen tevoorschijn gehaald. Eigenlijk is het net een studentenhuis, maar wij hebben véél meer ruimte.'' Alexander Hoenderdos studeert milieukunde en het grapje ''nou, dan zit je wel goed op die camping'' heeft hij al een keer of honderd gehoord. ''Het is gewoon kamperen, zeker met het mooie weer van de laatste tijd. Het lijkt wel alsof je vakantie nog voortduurt. Dat maakt het wel moeilijker om aan de studie te gaan.'' Op 15 oktober moeten ze allemaal iets anders hebben gevonden, want dan sluit de camping de poorten. De ervaring leert overigens dat dat altijd wel lukt. Maar voorlopig, en dat wil zeggen tot de regentijd begint, is het nog goed toeven, daar in het stadspark.

(Geert de Jong)

Advies over technische universiteiten is achterhaald

FRANK STEENKAMPLAURENS BERENTSEN

Het onlangs verschenen AWT/ARHO-advies over de positie van de technische universiteiten getuigt van weinig realiteitszin. Dat vindt de Groningse collegevoorzitter E. Bleumink. Volgens hem ''lopen de beide adviesraden tien jaar achter''.Een van de ondertekenaars van het advies, C. de Hart, meent dat de tu's hun verkrampte houding moeten loslaten waarmee ze hun huidige opleiding verdedigen. De tu's vragen aan de ene kant een extra jaar studie, maar wuiven serieuze kritiek op de vierjarige opleiding steeds weg. Dat is onverstandig en gevaarlijk, vindt De Hart, voorzitter van de per 1 augustus opgeheven Adviesraad voor Hoger Onderwijs en voormalig bestuurder van de TU Delft. Volgens het AWT/ARHO-advies biedt de huidige tu-studie te weinig ruimte om genoeg vakkennis èn ontwerpvaardigheid bij te brengen. Voorstel van de twee raden: geef na vier jaar de titel 'doctorandus'. Voor de ingenieurstitel is dan nog een ontwerpersopleiding van één of twee jaar nodig. De Hart, blijkbaar geschrokken van de negatieve reacties van de tu's op dit advies: ''Er wordt ons in de mond gelegd dat de tu's nu de verkeerde mensen opleiden. Ik zou tegen de tu's willen zeggen: léés wat er staat en buig dit advies naar je toe. Wij geven de argumenten waarom vier jaar echt te kort is. Als men dat als steun in de rug wil gebruiken om alsnog te knokken voor vijf jaar, dan heeft men onze zegen.'' RUG-collegevoorzitter Bleumink acht de kans klein dat er een ingenieurstitel nieuwe stijl komt, gezien het standpunt van Ritzen over de studieduur aan de tu's. Bleumink zet sowieso grote vraagtekens bij het realiteitsgehalte van het AWT/ARHO-advies. Hoewel het advies niet over de algemene universiteiten gaat, is de RUG wel belanghebbende, omdat de Groningse universiteit zich profileert met een aantal technische vakgebieden en een paar ingenieursopleidingen in huis heeft. Het belangrijkste kritiekpunt van de RUG op het advies betreft dan ook de strikte scheiding die wordt gemaakt tussen de technische en de algemene universiteiten. De eerste moeten volgens de adviesraden zo ongeveer het alleenrecht hebben waar het gaat om de technische wetenschappen en dan met name de toepassingsgerichte beoefening daarvan, terwijl de algemene universiteiten zich met fundamenteel onderzoek moeten bezighouden. Bleumink vindt daarentegen dat er ''een continuüm bestaat tussen toepassingsgericht en fundamenteel onderzoek, tussen de ingenieur en de doctorandus''. Een scherpe scheiding daartussen acht hij ''volkomen achterhaald''. Hoewel de tu's veel kritiek hebben geleverd op het advies, zegt Bleumink vrijwel zeker te weten dat ze het onderscheid tussen technische en algemene universiteiten wel onderschrijven. Hij spreekt in dit verband over het ''trauma van de tu's'' dat veel van wat op technisch en technologisch gebied gebeurt, buiten hen omgaat. Een trauma waar deze universiteiten zo snel mogelijk overheen moeten zien te komen, aldus de collegevoorzitter. (HOP)

Landelijke Studentenkrant maakt come-back

Op 17 september a.s. is hij er weer, de landelijke Studentenkrant. Na een afwezigheid van zeven maanden zullen maandelijks weer 50.000 kranten, verspreid over elf universiteitssteden, voor het grijpen liggen. Afgelopen januari, nog geen jaar na oprichting van het landelijke blad, stopten de persen omdat er niet genoeg advertentiegeld werd binnengehaald. De Studentenkrant verwacht met haar nieuwe acquisiteur, het Groningse AV-advertising, het benodigde jaarbudget van twee ton te kunnen binnenhalen. ''Adverteerders springen weliswaar als vlooien van de ene naar de andere krant'', aldus D. van der Leij van AV-advertising. Maar hij vertrouwt erop dat de Studentenkrant ''een goed produkt'' is waar adverteerders ''aan blijven hangen''. Onder Andras Mebius, student rechten en Russisch, opvolger van hoofdredacteur Anne Koornstra, handhaaft de krant de oude formule. Een kernredactie in Groningen en correspondenten in den lande blijven ''studenten informeren over hun collega's op andere universiteiten en ze op de hoogte houden van alles wat hen kan raken''. In het licht van die formule is de uitgeefster van de Studentenkrant, de Stichting Studenteninformatie, van plan haar activiteiten uit te breiden. Op de dag van uitkomen, 17 september a.s., heeft de redactie van de Studentenkrant een interview met minister Ritzen. Dat kan dan pas een maand later gepubliceerd worden. ''Maar we zetten de belangrijkste uitspraken op de telex zodat andere kranten er alvast iets mee kunnen doen'', kondigt scheidend hoofdredacteur Koornstra aan.

(Ellis Ellenbroek)

Faculteit mag contract sluiten tot een ton

Faculteiten mogen zelf contracten met derden sluiten voor het verrichten van onderzoek zolang het om bedragen gaat tot 100.000 gulden. Zij hoeven daarvoor niet naar het College van Bestuur. Dat is de belangrijkste wijziging in de definitieve nota 'Cont(r)acten met derden'. In een eerdere versie van de nota waarin staat hoe er aan de RUG met contractonderzoek en -onderwijs wordt omgegaan, stond nog dat alleen de collegevoorzitter contracten mocht tekenen. Na een discussie in verschillende overlegorganen binnen de universiteit is het CvB daar op teruggekomen. In de nota staat nu zelfs dat in de toekomst mogelijk ook voor contracten boven de 100.000 gulden de tekenbevoegdheid door het College wordt gemandateerd naar de faculteiten, zoals dat heet. Collegevoorzitter Bleumink vertelt dat het daarbij met name zal gaan om de faculteiten PPSW, W&N en Geneeskunde. Omdat daar veel contractonderzoek wordt verricht, wordt op elk van deze faculteiten een medewerker aangesteld die zich met de zakelijke kant van dit onderzoek gaat bezighouden. Daarmee komt het College tegemoet aan de klacht van veel onderzoekers dat de weg langs het Bureau van de Universiteit te omslachtig is en te veel tijd kost. Opvallend is verder dat in de nieuwe versie van 'Cont(r)acten met derden' de paragraaf over de stichtingen is verdwenen. Deze stichtingen, opgericht en bestuurd door universitaire medewerkers, ontplooien contractactiviteiten met behulp van universitaire middelen. In een eerdere versie liet het CvB weten daar paal en perk aan te willen stellen. Het College streeft er nog steeds naar om alle contractactiviteiten via de officiële kanalen te laten lopen, stelt Bleumink. Maar omdat in 'Cont(r)acten met derden' vooral de formele procedure wordt beschreven, wil het College met een aparte nota over de stichtingen komen, aldus de collegevoorzitter.

(Laurens Berentsen)

Wet Studiefinanciering geëvalueerd Arbeiderskind gaat minder vaak studeren

FRANK STEENKAMP

Studerende arbeiderskinderen zijn, anders dan de Wet Studiefinanciering beoogde, sinds 1984 een stuk zeldzamer geworden. Hun aandeel in de universitaire studentenpopulatie daalde van 16 naar 11 procent. Tegelijk groeide het marktaandeel van kinderen uit de hoogste inkomensgroep van 25 naar 30 procent. Dat staat in een via het Parool uitgelekt onderzoeksrapport van het bureau Research voor Beleid in Leiden. Het rapport vormt een deel van de evaluatie van de Wet Studiefinanciering, die minister Ritzen rond 1 oktober aan de Kamer heeft toegezegd. De onevenredige groei van het aantal rijkeluiskinderen deed zich overigens alleen voor bij universitaire studenten. In het beroepsonderwijs (hbo en mbo) nam juist het aandeel van kinderen uit lagere inkomensgroepen sterk toe. Zoals bekend was een belangrijke doelstelling van de in 1986 ingevoerde Wet Studiefinanciering studenten financieel minder afhankelijk te maken van hun ouders. De statistieken suggereren nu wat sommigen indertijd al vreesden dat rijkeluiskinderen meer van dit stelsel profiteren dan anderen. Zelf waarschuwen de onderzoekers echter voor te snelle conclusies: de trends kunnen veroorzaakt zijn door autonome maatschappelijke ontwikkelingen. Uit een enquête blijkt immers dat jongeren uit hogere milieus zich bij hun studiekeus nauwelijks laten leiden door de studiefinanciering. Uit het Leidse onderzoek blijkt verder dat ouders van studenten gieriger zijn dan bij de vaststelling van studiebeurzen wordt aangenomen. Van de 97 procent van de studenten die recht heeft op een 'ouderlijke bijdrage', blijft 30 procent daar zelfs volledig van verstoken. Nog eens veertig procent krijgt minder dan het normbedrag. Dat betekent overigens niet dat al deze studenten in armoede leven. Bijna 70 procent van alle studenten met een beurs blijken namelijk naast hun studie te werken en dat leidt er toe dat 73 procent van de uitwonende studenten per maand meer te verteren hebben dan het huidige normbudget (F 1053,43). De Landelijke Studentenvakbond ziet in het onderzoek een extra argument voor een geheel nieuw studiefinancieringsstelsel ''waarin ouderonafhankelijkheid en toegankelijkheid centraal staan''. Zoals eerder berekend, komen de kosten van zo'n stelsel fors hoger uit. Dat is een andere keus dan die van de Groninger Studentenbond. Deze organisatie doorbrak vorige week de solidariteit met de hogere milieus: de basisbeurs voor kinderen uit deze groepen moet verlaagd worden, ten gunste van arbeiderskinderen, zo liet de GSb in een opiniebijdrage in de UK weten. (HOP)

Personeel vindt verdeling extraatje onrechtvaardig

GUUS TERMEER

De verdeling van de arbeidsvoorwaardengelden 1990-1991 valt slecht bij het personeel van de RUG. De tweedeling in bonusuitkeringen, 150 gulden voor de lagere schalen en 400 gulden voor de hogere, wordt onrechtvaardig gevonden. Personeelsleden in vaste dienst van de RUG werden in augustus verblijd met een extraatje. Het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen had 1,3 miljoen ter beschikking gesteld ter verbetering van de decentrale arbeidsvoorwaarden. De bonden wilden dit geld besteden ter compensatie van de WIISO-korting. Deze solidariteitsheffing was ooit bedoeld om de werkgelegenheid in het onderwijs te bevorderen maar is volgens de bonden volledig mislukt. Het College van Bestuur wilde alle personeelsleden met een extraatje van 300 gulden belonen. Na lang bakkeleien werd in mei een compromis bereikt: twee keer 75 gulden voor personeelsleden die beneden het bedrag zitten van schaal 7, salarisnummer 7 en vier keer honderd gulden voor de hogere schalen en personeelsleden die onderwijs verzorgen. Immers, deze laatste groep heeft concreet een WIISO-bijdrage geleverd. De eerste uitbetaling plus de toelichtende brief van de Dienst Personeel & Organisatie zorgde voor de nodige onvrede op de werkvloer. ''Zowel het lager als het hoger personeel vinden dit onrechtvaardig. Niemand snapt dat verhaal over de verdeling'', reageert H. Meiborg, lid van de dienstcommissie van de Faculteit der Geneeskunde. En zijn collega bij de Faculteit der Wijsbegeerte G. Bosma meldt dat ''alle mensen in de lagere rangen grote moeite hebben met de tweedeling.'' Volgens W. de Goede van de dienstcommissie Wiskunde en Natuurwetenschappen zijn er zelfs personeelsleden die hun lidmaatschap van de vakbond dreigen op te zeggen. Ook de Dienst Personeel & Organisatie kreeg de nodige telefoontjes. Het feit dat het College van Bestuur de relatie met de WIISO-korting principieel niet wil leggen, zorgde voor onduidelijkheid. Waar ligt precies de grens, wilden veel vragenstellers weten, en waarom is juist daar een streep getrokken? Beleidsmedewerker H. van der Meulen geeft toe dat de tweedeling niet is uit te leggen zonder de WIISO erbij te halen: ''Anders lijkt het pure willekeur.'' De Zwarte Piet ligt bij de bonden. Hoe konden zij zich hard maken voor een regeling waarbij de hogere inkomens worden bevoordeeld? G. Wilkens, voorzitter van de personeelsdelegatie in het GO, is enigszins verbaasd dat er nu zoveel kritiek komt: ''De leden hebben ons met deze opdracht op pad gestuurd. Ook tijdens de jaarlijkse ledenvergadering van de ABVA/KABO dit voorjaar werd aan het standpunt vastgehouden: zorg voor een compensatie van de WIISO. Dat is nu gedeeltelijk gebeurd, in een wat ongelukkig compromis.'' Wel zegt hij te verwachten dat de bonden bij de verdeling van de arbeidsvoorwaardengelden voor 1992 hun standpunt zullen verlaten: ''Ik denk dat na de storm die nu over ons heen komt, de leden ons niet meer op pad zullen sturen om vast te houden aan de WIISO-compensatie.''

VR.20 SEPTEMBER The Innocents. Amerikaanse Rock van Nederlandse bodem. Gitaarduo met covers en eigen nummers. De Walrus, Pelsterstraat 25. 22.00 uur.

ZA.21 SEPTEMBER Widde Wieven Op Drift. Blijspel in drie bedrijven door de Grunneger Sproak. Reserveren: dagelijks tussen 18.00 en 19.00 uur tel. 129694. Grunneger Sproak, A-Kerkstraat 11. 20.00 uur.

ZO.22 SEPTEMBER Theater eenakters. Theatergroep 'Zomaar' speelt 'Ik heb gedroomd, of niet?' van Luigi Pirandello en Stichting 'De Koffer' speelt 'Noorderstation' (Victoria Station) van Harold Pinter. Plaats: kerkje van Oostum. Tijd: 14.30 uur.Harry,Harry,Harry,Harry en Harry. Vijf vrienden die toevallig allemaal Harry heten verzorgen een sfeervolle sessie. Café De Unie, Gelkingestraat 5. 16.00 uur.

DI.24 SEPTEMBER Kuhle Wampe. Regie Slatan Dudow, Duitsland 1932. 'Kuhle Wampe' is een camping aan de rand van Berlijn, bevolkt door arbeidersgezinnen die geen huur konden betalen. Werkloosheid en uitzichtsloosheid worden treffend uitgedrukt. Een indrukwekkende film, gemaakt in de crisistijd. VERA , 21.00 uur.West Java. Moderne dansgroep uit Bandung, van Gugum Gumbira. Cultureel Centrum de Oosterpoort. 20.15 uur.

WO.25 SEPTEMBER 'Damn' en 'Caveman'. Popmuziek in Jongerencentrum Simplon. 21.00 uur.

DO.26 SEPTEMBER The Third Man. Regie Caroll Reed, Groot-Brittannië 1949. Een film naar een verhaal van Graham Green. Holly Martins gaat op bezoek bij een vriend in Wenen. Hij is net op tijd voor de begrafenis. Holly vertrouwt een en ander niet, en gaat op onderzoek uit. Spannende thriller. Simplon, 21.00 uur.Een overtollig mens. Toneelstuk van Biesheuvel over de academicus Johan Knipperling. Kruithuis, 20.30 uur.

EXPOSITIES Ploegwerk. Landschappen van de Groninger Ploeg-schilders. Tot en met 3 november 1991. Koetshuis Borg Verhildersum, Wierde 40, Leens. Open: dinsdag tot en met zaterdag 13.00 tot 17.30 uur, zondag van 10.30 tot 17.30 uur. HORIZONTAAL 1. met stip. (8) 5. slaapplaats voor spinnen. (6) 8. 't niet begrijpen. (10) 9. in de grond is dat openbaar vervoer niet erg groots. (6) 11. golftas. (10) 12. dat stuk eet pap. (6) 13. met opgave van soorten. (15) 14. zo op het gezicht hoorde het lekker. (4) 15. hij beheert een pracht-kwekerij. (7) 16. die wind wordt bij griep gekort. (2) 17. die dag doen ze daar kort aan studie. (2) 19. spuit binnen spruit. (5) 22. alsof het zomer is. (10) 25. in de Nederlandse theologie is de overzetting van volken gangbaar. (15) VERTIKAAL 1. s' nachts schijnt die Europeaan een beroemdheid. (8) 2. dat gedoe van overlopen. (13) 3. gebakken pech. (9) 4. bergloon. (10) 5. ze blijven alleen bij elkaar om het geld. (11) 6. zijn zintuigen horen zinloos te zijn. (12) 7. dat grommend stuk vee komt in grote aantallen voor. (4) 10. snuffelen in een netenkom. (9) 14. aantal mogelijkheden bij het biljarten. (6) 15. daarmee kleed je je tegen de kilte die erin zit. (6) 18. die drank heet anders. (4) 20. er zit een bol in dat tasje. (4) 21. 't zicht op de bar. (4) 23. voordeelzin. (3) 24. achter klinkt als drinken. (3) Onder de inzenders van de juiste oplossing wordt een boekenbon van 25 gulden verloot. Oplossingen van Cryptogram 5 dienen vrijdag 27 september voor 12 uur in het bezit te zijn van UK, Postbus 80, 9700 AB Groningen. Vermeld op de envelop Cryptogram 5. De goede oplossing wordt in UK 7 gepubliceerd.

OPLOSSING CRYPTOGRAM 3Horizontaal: 1.boerderijdrop; 8.ik; 9.vlakbij; 10.cabaret; 11.oplaten; 14.bekleed; 15.roodkapje; 19.hoezo; 20.arabier; 22.voorst; 24.troost; 25.logboek; 28.no; 29.was; 30.greppel; 32.losgelegenheden.

Vertikaal: 1.bevoorraad; 2.egaal; 3.debat; 4.ijsco; 5.rubber; 6.parelmoer; 7.uiteenzetten; 12.afd; 13.nop; 16.onaards; 17.knipoogje; 18.envelopje; 21.ritzege; 23.orgel; 26.kozijn; 27.kwal; 31.pad.

De boekenbon voor deze oplossing gaat naar: Alet Bakker, 4e Drift Noorderhaven 80, 9712 AK Groningen.

VVD'er Franssen wil harde aanpak van universiteiten `Ritzen is een jojo'

De VVD is voorstander van een nieuwe bestuursstructuur voor universiteiten en hbo, met in elk geval een sterke rol voor de faculteitsbesturen. Kiezen voor een eigen charter, waarin universiteiten hun eigen bestuursstructuur kunnen vastleggen, is er wat onderwijsspecialist Franssen betreft absoluut niet bij; dat is een halfzachte oplossing. In het algemeen vindt Franssen dat de universiteiten wel wat harder mogen worden aangepakt. ''De universiteiten interpreteren het begrip autonomie als een verbod voor de overheid om zich nog ergens mee te bemoeien. Dat vraagt zo langzamerhand om een scherpe reactie van de Kamer.''

Deze week presenteerde minister Ritzen van Onderwijs en Wetenschappen zijn tweede begroting. De Grote Saneerder van die weerspannige begroting is Ritzen echter nog steeds niet geworden, vindt VVD-onderwijsspecialist Jan Franssen. ''Minister Ritzen is binnengehaald als de econoom die de onderwijsbegroting wel even op orde zou brengen. Het beeld dat we nu hebben is eerder dat van iemand die met de meest bizarre trucs de gaten moet dichten. Met de verkoop van gebouwen bijvoorbeeld, wat ik principieel nauwelijks te verteren vind. Het is voor mij de grote vraag of hij met die trucs ook de mechanismen onder controle krijgt die altijd weer overschrijdingen bij onderwijs veroorzaken; en daar gaat het toch om. Maar of hem dat gelukt is kunnen we eigenlijk pas zien als deze minister weer weg is.'' Wat overigens wellicht niet lang meer duurt, denkt Franssen. ''Als de vakbeweging een deal voorstelt kan het Kabinet daar nauwelijks meer onderuit. En dat overleven ze niet.'' Tot nu toe heeft de VVD zich niet al te hard tegenover PvdA-minister Ritzen opgesteld. De debatten over studiefinanciering, in april van dit jaar, verliepen aanzienlijk minder heftig dan in de tijd van de huidige kamervoorzitter Deetman. Rond de nieuwe hoger onderwijswet WHW zal dat heel anders gaan, voorspelt Jan Franssen strijdlustig. ''Ik kondig vast aan dat ik van plan ben minstens op anderhalf uur spreektijd in te tekenen. En dan wil ik vooral een stevige discussie over de toekomst van het bestel, want de visie van de minister daarover vind ik zeer mager.''

Halfzacht

Franssen is blij dat de behandeling van de WHW nog wel even op zich laat wachten, want dat geeft hem de kans zich goed voor te bereiden. Zo zal de VVD zeker met een ''panklaar idee'' komen voor een nieuwe bestuursstructuur voor het hoger onderwijs. Een in de wet vastgelegd model wel te verstaan, en niet zo'n ''halfzachte facultatieve oplossing als de charters''. ''Uitgangspunt zal wat mij betreft zijn een nauwere band tussen bestuur en beheer en een versterking van de positie van de faculteitsbestuur, in het bijzonder van de decanen. En het is mij een lief ding als het bestuur van hbo en universiteiten er zoveel mogelijk hetzelfde uit komt te zien. Maar daar hoort u spoedig meer over.'' De nieuwe onderwijswet WHW zou, zoals destijds door minister Deetman gepland, op 1 januari van dit jaar zijn ingevoerd. De kabinetswisseling leidde tot vertraging en nu lijkt het opeens of niemand nog haast heeft met de behandeling ervan. In elk geval is tijdens deze kabinetsperiode al vele keren met ''uiterlijke data'' geschoven.

Lastpak

Kern van de wet is eigenlijk dat universiteiten en hogescholen meer zelf mogen regelen, meer zelf mogen bepalen hoe zij hun budget uitgeven. Dat principe is iets waar de hele Tweede Kamer het wel over eens is, maar over de invulling wordt verschillend gedacht. Vooral de vraag of een universiteit zomaar een nieuwe studierichting mag beginnen is een twistpunt. Aan de ene kant staat het zelfbeschikkingsrecht van de universiteiten en aan de andere de zorg om een goede besteding van overheidsgeld; over de balans daartussen kunnen minister en Kamer het maar niet eens worden. Franssen: ''Daarin vind ik Ritzen net een jojo: in elke versie van het wetsvoorstel staat weer iets heel anders. Mijn mening is dat de minister van Onderwijs hier een duidelijke verantwoordelijkheid heeft. De minister introduceert terecht het begrip 'macrodoelmatigheid'. Maar hij doet dat zonder aan te geven hoe dat dan door de universiteiten en hemzelf moet worden ingevuld en toegepast. Terwijl op dat punt juist grote duidelijkheid is geboden.'' Een paar keiharde beslissingen mogen op dit gebied trouwens wel genomen worden, vindt Franssen. ''Neem zo'n studie als bouwkunde. Hoe vaak is al niet gezegd dat het aantal opleidingen in die sector te groot is? Maar er gebeurt niks! Dat is geldverspilling. Ik kan me daar vreselijk boos om maken.'' Als het aan Jan Franssen ligt zullen de universiteiten zeker een toontje lager moeten zingen. Autonomie, daar is hij als liberaal natuurlijk een voorstander van. Maar dat moet niet betekenen dat de overheid zich dan nergens meer mee mag bemoeien. En dat is wel de boodschap die de universiteiten nu uitdragen, vindt Franssen. ''Autonomie betekent voor de universiteiten: de minister moet geld geven en verder z'n mond houden. Dat is bijvoorbeeld de opstelling van Van Lieshout (de nieuwe voorzitter van de VSNU. Red). Ik vind dat dat om een zeer scherpe reactie van de Kamer vraagt. Nee, autonomie is iets dat in dialoog met de overheid bestaat, waarin ieder een eigen verantwoordelijkheid heeft. En in die dialoog mag de overheid wat mij betreft een lastpak zijn.'' Eigenlijk is Franssen van oordeel, dat minister Ritzen gewoon ''te aardig'' is voor de universiteiten. Ze nemen een loopje met hem, vindt hij. Dat blijkt bijvoorbeeld bij de uitvoering van de hoofdlijnenakkoorden: ''Die tussentijdse evaluatie van de VSNU, die was toch flinterdun! De HBO-raad neemt de zaak dan heel wat serieuzer.'' Een convenant, daar is Franssen helemaal niet tegen. Sterker nog, hij heeft die aanpak zelf ooit bedacht. Maar de VVD'er ziet zo'n convenant eerder als een keiharde afspraak. ''Ik heb zo'n idee twee jaar geleden zelf geformuleerd. Maar ik wilde de universiteiten daarmee dwingen tot rendementsverbetering. Zo'n afspraak als: jullie nemen maatregelen die het rendement zo verbeteren dat dat mijn begroting getal X minder kost. En als dat niet lukt leveren jullie dat bedrag toch in en dan zie je maar waar je het wel vandaan haalt.''

Einde WSF 18+

Dreigend laat Jan Franssen alvast weten, dat zijn partij zich de komende tijd degelijk zal roeren in hoger onderwijs-kwesties. Dat geldt voor de WHW evenzeer als voor de studiefinanciering. De evaluatie van vijf jaar WSF 18+, zoals de wet officieel heet, op 1 oktober aanstaande, mag wat Franssen betreft meteen het eind ervan inluiden. ''Mijn partij heeft er nog geen definitief standpunt over, maar het mijne is bekend: dit systeem van een flinke basisbeurs voor iedereen kan echt niet meer. Ik begrijp wel dat het moeilijk is om er afstand van te doen. Maar deze wet is intussen echt volkomen door de werkelijkheid van de krappe overheidsfinanciën achterhaald. Er is geen geld genoeg om aan studenten meer geld uit te geven dan het kinderbijslagniveau. De rest moeten ze maar bijverdienen, of van hun ouders vragen, of lenen.'' Net als de studentenbond LSVb is Franssen van mening dat studiefinanciering onderdeel moet zijn van een 'integraal jongerenbeleid' en dat het nu bij het verkeerde ministerie is ondergebracht. Franssen voelt wel iets voor een zelfde soort aanpak als bij het Jeugd Werk Garantie Plan. De jongere krijgt een scholing die hem geschikt maakt voor de arbeidsmarkt, maar als hij zelf niet actief genoeg is wordt zijn uitkering gekort. ''Zo'n aanpak vind ik bij studiefinanciering ook wel passen: slechte studieprestaties leiden meteen tot sancties. Als je die hele WSF 18+ wilt loslaten, wat ik onontkoombaar vind, dan krijg je een scherpere uitnodiging om een koppeling te maken naar het jongerenbeleid en het geheel onder te brengen bij Sociale Zaken.'' (HOP)

ij zijn allen voor geheelonthouding.'' Gennadii Bastov is dronken, maar hij kan nog alle anti-alcoholleuzes van de Partij opsommen. In mei 1991 verzekert hij mij dat de campagne tegen het drankmisbruik in de Sovjetunie een groot succes is. De werkelijkheid is anders. Als hoofd van een belangrijk instituut in Moskou en lid van de Communistische Partij durft Bastov niet toe te geven dat Gorbatsjovs eerste grote hervorming op een mislukking is uitgelopen. Gorbatsjov begon zijn perestrojka in 1985 met een ongekend felle campagne tegen het drankmisbruik. Daar was alle reden toe, want in het midden van de jaren tachtig had het alcoholprobleem in de Sovjetunie schrikbarende vormen aangenomen. Alcohol speelde een rol bij 20 procent van alle sterfgevallen. Onder invloed van overmatig drankgebruik daalde de levensverwachting van de mannelijke bevolking tussen 1964 en 1980 van 67 tot 62 jaar. Drinken op het werk leidde tot een verlies aan arbeidsproduktiviteit van 15 à 17 procent. Herstel van de economie was onmogelijk zonder een resolute aanpak van het alcoholprobleem. Daarom kondigde Gorbatsjov op 17 mei 1985, twee maanden na zijn aantreden als partijleider, de 'definitieve' aanval op het dronkenschap en alcoholisme aan. In een resolutie van het Centrale Comité werden de hoofdlijnen van het nieuwe anti-alcoholbeleid uiteengezet. De kern van dit beleid was een drastische beperking van de produktie en verkoop van alcoholhoudende dranken. De produktie van 'bormotoecha', een goedkope vruchtenwijn met een alcoholpercentage van ongeveer 20 procent, zou zelfs helemaal stopgezet worden.

Accijnzen

Met het besluit de produktie van drank te beperken, week Gorbatsjov af van het beleid van zijn voorgangers. Chroesjtsjov, Brezjnev en Andropov hadden om het hardst geroepen dat de bevolking moest stoppen met drinken, maar ondertussen werd er ieder jaar meer drank geproduceerd. Zo'n 14 procent van de inkomsten van de staat was afkomstig uit accijnzen op drank. Met uitzondering van Lenin, wilde geen enkele Sovjet-leider snijden in zo'n belangrijke bron van inkomsten. Gorbatsjov wilde dat wel. Hij zag in dat de winsten uit de verkoop van drank niet meer opwogen tegen de kosten van het drankmisbruik. Behalve een beperking van de produktie van drank, werden in de resolutie van het Centrale Comité nog een aantal andere maatregelen aangekondigd. Zo zou er een medisch programma voor de behandeling van alcoholverslaving ontwikkeld worden. De partij beschouwde verveling als de belangrijkste oorzaak van drankmisbruik, dus de mogelijkheden voor een 'nuttige' besteding van de vrije tijd zouden worden uitgebreid. Er zouden meer clubhuizen en sportvoorzieningen komen. Een grootscheepse propagandacampagne moest een einde maken aan de 'liberale, onverschillige' houding van veel Sovjet-burgers ten aanzien van drankgebruik. De straffen op het drinken van alcohol op het werk en in het openbaar werden drastisch verhoogd.

Kopje thee

Het bekendmaken van de nieuwe maatregelen tegen het drankmisbruik ging in de Sovjet-pers gepaard met een stroom artikelen. Onder het motto 'Nuchterheid tot norm des levens' werd opvallend openhartig over de omvang van het alcoholprobleem geschreven. Door deze glasnost hoopte Gorbatsjov de bevolking voor zijn campagne te winnen. De kranten stonden vol verhalen over gebroken gezinnen en verslaafde kinderen. Op dramatische wijze werd de lezer er op gewezen dat drank meer kapot maakt dan je lief is. Steeds werd benadrukt dat er in de samenleving een 'sfeer van onverdraagzaamheid' ten aanzien van drankgebruik gecreëerd moest worden. Met dit doel werd de 'Vrijwillige maatschappij voor de strijd tegen drankmisbruik in heel de Unie' opgericht. De belangrijkste taken van de VDOBT (naar de Russische initialen van de vereniging) lagen op het gebied van voorlichting en preventie. Door het organiseren van (alcoholvrije) culturele avondjes moest de VDOBT de bevolking duidelijk maken dat het bij een kopje thee ook best gezellig kon zijn. Het ledental van de vereniging groeide snel. Niet omdat er opeens veel meer geheelonthouders waren, maar omdat veel partijleden wilden laten zien dat zij achter de nieuwe maatregelen stonden. De anti-alcoholcampagne kreeg al vrij snel het karakter van een klopjacht. Openlijk drankgebruik werd taboe. De militie trad hard op tegen drankgebruik op straat. Veel mensen raakten hun baan kwijt, omdat zij in het openbaar aangeschoten gezien waren. In tal van fabrieken werden speciale anti-alcohol comité's opgericht. Leden van deze comité's liepen 's avonds de restaurants af om te controleren of er ook iemand van hun bedrijf zat. Als dat het geval was, bleven zij bij de deur staan wachten om te kijken hoe deze mensen naar buiten kwamen: hadden zij gedronken of niet? Uit angst om voor te 'gematigd' aangezien te worden, ging een deel van het bureaucratische apparaat overijverig te werk bij het beperken van de verkoop en produktie van drank. Fabrieken werden gesloten en duizenden hectaren wijngaard werden totaal verwoest. De produktie van drank daalde veel sneller dan gepland. Van het ene op het andere moment was er in het hele land vrijwel geen drank meer te krijgen. Het aantal verkooppunten voor drank werd sterk ingeperkt. Van de oorspronkelijke 238.000 verkooppunten waren er tegen het einde van 1985 nog 108.000 over. Voor deze winkels ontstonden enorme rijen, die in de volksmond 'stroppen van Gorbatsjov' werden genoemd.

Surrogaten

Het grote tekort aan drank viel slecht bij de bevolking. Drank, en in het bijzonder wodka, speelt een belangrijke rol in het Russische sociale leven. Drinken is voor veel Russen dé manier om iedere gebeurtenis in het leven te vieren. Het is de belangrijkste vorm van ontspanning en escapisme. De meerderheid van de bevolking wilde hier geen afstand van doen. Door de maatregelen van Gorbatsjov werden deze mensen gedwongen uren in de rij te staan voor een fles drank. Zij ervoeren dit als zeer vernederend. ''Ik ben noch een alcoholist, noch een dronkelap. Waarom kan ik geen fles wijn kopen zonder vernederd te worden'', aldus één van de wachtenden in de rij voor drank. In 1985 daalde de consumptie van drank, die door de staat geproduceerd was, met meer dan de helft. Deze daling was voor een deel schijn. Ondanks alle propaganda waren de drinkgewoontes van de bevolking niet veranderd. Nu er in de winkels nauwelijks drank te krijgen was, zochten de zware drinkers hun heil in allerlei alcoholsurrogaten als eau de colognes, antivries en schoonmaakmiddelen. Tussen 1985 en 1987 steeg de verkoop van parfum met 40 procent. De meer gematigde drinkers stapten over op de consumptie van 'samogon', illegaal gestookte wodka. Door de maatregelen van Gorbatsjov was het illegaal stoken van drank een lucratieve bezigheid geworden. Na prijsverhogingen in juli 1985 en augustus 1986 kostte een liter wodka in de winkel 20 roebel. Het maken van een liter samogon kwam op ongeveer 1,5 roebel. Voor een fles samogon werd op de zwarte markt grof geld betaald. Het logische resultaat was dat binnen de kortste keren 'iedereen' stookte: directeuren, leiders van plaatselijke sovjets of partij-organen en zelfs voorzitters van geheelonthoudingsverenigingen. Steeds meer mensen zagen in dat de anti-alcoholcampagne in veel opzichten een averechts effect had. Al na een jaar verslapte de aandacht van degenen, die belast waren met de uitvoering van de campagne. In 1987 meldden de kranten dat er weer dronkelappen in het straatbeeld verschenen. In de pers werd steeds meer kritiek geleverd op het ondemocratische karakter van de campagne. Nikolaj Gogol schreef in 1988 in de Pravda dat het onzinnig is het drankmisbruik te bestrijden met nieuwe clubhuizen, omdat de basisoorzaak van het probleem ligt in ''de als voorheen heersende bestuursstructuur en de beveladministratieve methodes van de leiding, die de mens de mogelijkheid ontneemt invloed uit te oefenen op zijn werk en zijn bestaan''. De Izvestija voegde daaraan toe, dat Gorbatsjov het alcoholprobleem met ouderwetse dwangmethodes probeerde op te lossen. Zo was in een aantal plaatsen een drooglegging afgekondigd, zonder enig overleg met de bevolking. Van de maatregelen ter verbetering van de behandeling van alcoholverslaving was niets terecht gekomen. In 1988 gaf het Centrale Comité een aantal fouten toe. In een resolutie over de voortgang van de campagne, werd gesteld dat de oplossing van één van de meest gecompliceerde sociale problemen op veel plaatsen terug gebracht was tot administratieve maatregelen en korte termijn campagnes. De propagandisten waren er niet in geslaagd de bevolking bij de campagne te betrekken. Doordat de produktie van drank veel sneller gedaald was dan oorspronkelijk gepland, was drank tot een object van hoge vraag geworden. De gevolgen hiervan waren lange rijen bij de drankwinkels en een enorme toename van het illegale stoken en het speculeren met drank. De omstandigheden die leidden tot de lange rijen, moesten dan ook zo snel mogelijk worden opgeheven.

Zwarthandelaren

De resolutie van het Centrale Comité bleek het begin van het einde. De campagne was in 1988 duidelijk over zijn hoogtepunt heen. Geleidelijk werden steeds meer maatregelen teruggedraaid. De produktie van drank steeg weer, het aantal verkooppunten werd uitgebreid en in 1990 mochten de winkels weer van 's morgens vroeg tot 's avonds laat alcohol verkopen. De campagne doofde langzaam uit. Het kwaad was echter al geschied. In 1989 werd bekend dat de anti-alcohol campagne de staat 49 miljard roebel had gekost. In de winkels was geen drank meer te krijgen, maar er waren ook geen andere consumptiegoederen. Het geld dat de bevolking vroeger in de staatswinkels besteedde verdween in de zakken van illegale stokers en zwarthandelaren. Het begrotingstekort liep op tot 120 miljard roebel. De staat vulde dit tekort aan door geld bij te drukken, hetgeen leidde tot hoge inflatie. Gorbatsjov had groot gelijk, toen hij besloot dat er iets moest gebeuren tegen het drankmisbruik in de Sovjetunie. Zijn campagne leverde echter alleen nog maar meer problemen op. Terwijl Gorbatsjov hervormingen en democratie beloofde, probeerde hij het drankmisbruik op te lossen met ouderwetse dwang-methodes. Dit deed afbreuk aan zijn geloofwaardigheid. Door zijn anti-alcoholbeleid verloor Gorbatsjov veel krediet bij de bevolking. Het mislukken van zijn eerste grote hervorming was voor velen hèt bewijs voor de onmacht van zijn bewind.

Clown , leermeester en strenge vader

Met grijs haar, een grijze trui en een grijze broek. Zonder kleur of franje trotseert prof.dr. W.J. Drukker de eerstejaars studenten economie. Die zitten tot in de nok van de grote collegezaal in Paddepoel en ogen nog vermoeid van alle introductiefeesten. In vergelijking met die nukkige studentenmassa lijkt de docent een kwetsbaar en nietig mannetje. Maar hij is ze de baas. Waar een ander de moed in de schoenen zou zinken bij de aanblik van zoveel nog ongevormde geesten, gaat Drukker klokslag 12 uur energiek van start. ''Vóórt gaan wij op de ingeslagen weg'', zegt hij met krachtige stem. En direct verstomt het geroezemoes in de zaal en kan je een speld horen vallen.

Drukker vertelt in rap tempo over de agrarische economie van omstreeks de middeleeuwen. Door de expansie van de landbouw werd heel Europa in feite voor het eerst gekoloniseerd. ''Een landheer met baard zei gewoon tegen zijn horigen met baarden: hier hebben jullie een schop, gaat heen, en begin aan de andere kant van het moeras maar voor jezelf te graven.'' De studenten lachen en kijken elkaar veelbetekenend aan. Het is toch wel een beetje een clown, die Drukker, denken ze. Maar de docent gaat onverstoorbaar verder, dempt zijn stem, of verheft die juist, en geeft nadrukkelijk aan wat belangrijk is. Moeiteloos maakt de clown Drukker plaats voor de leermeester Drukker. ''Steeds meer land werd door de groeiende bevolking in gebruik genomen. Maar de technologie veranderde niet. Zoiets noemen we extensieve economische groei en die term moet je goed onthouden. Uiteindelijk zal die stijgende lijn in de groei stranden. Dan komt er als het ware een bottle-neck en gaat het fout.''

Na de clown en de leermeester is het nu de beurt aan een strenge vader met luide stem. ''Hebben we dat vorige week ook al gezegd mevrouw?'', roept Drukker plotseling. En hij kijkt doordringend naar een studente in het midden van de zaal. ''Nee? Dan is de term extensieve economische groei nu gevallen. Boem!''

Beter dan een acteur ooit zal leren, paradeert Drukker in het rond. Dan weer staat hij links, met één hand losjes in de broekzak, de wijsvinger van de andere hand opgeheven voor de mond of in de lucht. Een paar tellen later staat hij rechts, veertig meter verderop, op de trap tussen de collegebanken. En dat alles volgens een onzichtbare maar vanzelfsprekende logica, zo lijkt het wel. ''Iedereen die een beetje opgelet heeft zegt nu: Drukker, je bazelt man'', vervolgt Drukker. ''Wat je nu vertelt, klopt niet. Wie weet het? Wat klopt er niet van mijn verhaal?'' Als een student met enige aarzeling een antwoord mompelt, neemt de docent het direct weer enthousiast over. ''Die meneer daar geeft een briljant en gelukkig ook beknopt antwoord. Horigen zaten volgens de regels vast aan een bepaald stuk grond. Die kon je niet maar zo op een nieuw stuk grond zetten. Maar het principe van de horigen werd op een gegeven moment helemaal omgegooid en er ontstonden pachtrelaties. Over twee colleges zal dat gegeven erg belangrijk worden en wie dat verhaal echt goed wil begrijpen schrijft dit nu op en zet er drie strepen onder.''

Drukker is een meester van de timing. Net op de momenten dat de aandacht van de massa dreigt te verslappen en het gekuch en geschuif toenemen, komt hij met een grapje of neemt zijn betoog plotseling een andere wending. Hij doet zelfs nog even het standbeeld na dat op de Herebrug staat. ''Die dame en haar schamele bedekking met drie korenaren is de stedenmaagd van de stad Groningen. Haar voet staat op de kop van een kalf, de ommelanden. Dat geeft al aan hoe de stedelingen tegen de landbouwers aankeken. Die twee hadden elkaar nodig, maar ze hadden ook flink de pest aan elkaar.''

Ondertussen ziet en hoort de docent alles en reageert daar ook op. ''Kunt u zich dat voorstellen mevrouw?'', spreekt hij tot een zachtjes kakelende studente. ''Oh pardon, mevrouw is even bezig met haar administratie, zie ik.'' Wat later begint ver achter in de zaal een elektronisch horloge te piepen. ''Meneer'', haakt Drukker onmiddellijk in, ''dat is een goed horloge. Maar geef me nog even twee minuten de tijd en ik ben klaar.''

En Drukker gaat verder met een indrukwekkend verhaal over de periode dat het ''gigantisch fout'' ging met Europa, tijdens de pestepidemie van 1348. Als hij op een zakelijke manier maar met indringende beelden het hoe en waarom van die epidemie heeft verklaard, besluit hij in sombere toon met de zinnen: ''U moet zich eens voorstellen wat dat betekent. In nog geen twee jaar tijd werd 30 tot 70 procent van de europese bevolking in één klap weggevaagd.'' De studentenmassa hangt aan zijn lippen. Doodstil is het nu in de zaal. Je kan wederom een speld horen vallen, net als aan het begin van het college, toen Drukker voor het eerst het woord nam. ''Oef'', breekt deze de spanning. ''Laten we nou maar even ophouden en pauzeren. Ik zie u graag over een kwartiertje terug.''

Een slechte onderwijsorganisatie remt de studievoortgang `Daar kunnen wij ook niets aan doen'

Studenten moeten opschieten. Konden ze vroeger nog wel eens een jaar uit hun neus gaan eten, met minister Ritzen aan het bewind is dat nu voorgoed verleden tijd. Voor een deel dragen studenten natuurlijk zelf de verantwoordelijkheid voor hun studietempo. Aan de andere kant moet ook de onderwijsorganisatie deugen. De regel 'waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt' mag dan waar zijn, als die fouten structureel zijn is er toch echt iets mis. Hieronder twee voorbeelden bij psychologie van hoe het niet moet.

Arjan Wildeboer

Stel je eens voor. Je heet Harry, je bent student psychologie en je hebt een geldig paspoort. Ergens halverwege de studie zou je wel eens wat meer willen weten over de stagemogelijkheden in het buitenland. In de studiegids staat dat de 'Commissie Buitenland' daar alles over kan vertellen. En vol goede moed ga je op pad, naar het secretariaat op de begane grond. Dan volgt de onderstaande dialoog: ''Waar zit de Commissie Buitenland?'' ''Tja, hebben we die dan?'' ''Er staat in de studiegids dat die commissie hier op de begane grond zit.'' ''Ja, nu je het zegt. Er is geloof ik wel iemand die zich daar twee dagdelen in de week mee bezighoudt. Maar die is er nooit. Die heeft het te druk.'' ''Hoe moet ik dan iets aan de weet komen over de stagemogelijkheden in het buitenland?'' ''Schrijf hem maar een briefje.'' ''En het adres?'' ''Dat weet ik zo niet. Dan moet ik eerst even in de kaartenbak kijken. Ik heb het nog niet opgeschreven want hij werkt hier pas.'' Voor iemand die toevallig geen Harry heet en geen psychologie studeert, is dit misschien een grappig verhaal. Maar eigenlijk valt er niet veel te lachen. Dat bovenstaand voorval zich bij Psychologie afspeelde is min of meer toevallig. Dit soort problemen is overal aan de RUG eerder regel dan uitzondering. Onder druk van Den Haag moeten studenten in een steeds kortere tijd hun studie tot een goed einde zien te brengen. Tijd is geld. Een goede planning is voor de hedendaagse student dus een harde noodzaak. Helaas blijkt maar al te vaak dat organisatorische problemen bij een vakgroep of een faculteit roet in het eten kunnen gooien. Informatie in de studiegidsen blijkt niet te kloppen of is op z'n minst misleidend. Studieadviseurs weten geen raad met vragen en sturen studenten van het kastje naar de muur. Verplichte colleges worden zonder duidelijke reden een jaar uitgesteld. Voor bepaalde tentamens kunnen maar een beperkt aantal studenten worden toegelaten. En fouten in de administratie of laksheid van universitair personeel zorgen voor studievertraging of nog erger: het wordt onmogelijk om nog op tijd af te studeren.

Inschrijven

Nog een praktijkgeval bij psychologie. Een studente, laten we haar Betsy noemen, gaat op zekere dag verontrust naar de onderwijsadministratie: ''Hallo, ik heb me ingeschreven voor het college P61 maar ik heb nog helemaal geen bericht gehad of ik nu geplaatst ben of niet.'' ''Hoe is je naam?'' ''Betsy.'' ''Nee, die naam staat inderdaad niet op de lijst.'' ''Hoe kan dat nou? Ik weet zeker dat ik me heb ingeschreven. Kunt u dat nog nazoeken?'' ''Ja hoor eens, ik heb hier een stapel met 400 formulieren. Je denkt toch zeker niet dat ik...'' ''Dan doe ik het zelf wel even.'' (...) ''Hier heb ik hem al! Ziet u wel, P61, het staat erop.'' ''Tja, ...., eh, ja, die is er dan doorgeschoten.'' ''En nu?'' ''Nou, het vak zit onderhand al vol, dus je kunt het niet meer volgen.'' ''Maar als ik dat nu niet doe, kan ik niet verder met P63. En ik ben nu vijfdejaars en volgend jaar moet ik op stage en kan ik P61 niet doen.'' ''Daar kunnen wij ook niets aan doen.'' Als er van studenten wordt verwacht dat ze vaart met de studie maken, mag er ook verwacht worden dat de organisatie van het onderwijs deugdelijk in elkaar steekt en dat gemaakte fouten worden hersteld. Wie zijn oor te luisteren legt, krijgt echter vaak een andere indruk.

RUG-secretaresse begint winkel in woondecoraties `Ik had genoeg van het ambtelijke wereldje'

Sinds vorige week donderdag zwaait Gea Emmelkamp de scepter over 'Kastanje', een zaak in woondecoraties in de Oude Kijk in 't Jatstraat. Voor die tijd was ze secretaresse bij het Bureau van de Universiteit. De stap naar een toonbank en een kassa in een eigen winkel vol mooie spullen is groot. Maar Emmelkamp zette hem in volle overtuiging: ''Ik dacht bij mezelf: als je nog vijf jaar secretaresse blijft verzuur je.''

Ellis Ellenbroek

De bodes van het Academiegebouw hebben bij de opening een boeket gebracht en ook op de tweede dag wordt Gea Emmelkamp (37) nog door oud-collega's in de bloemetjes gezet. Een van hen overhandigt een bos oranje anjers: ''Succes met de sprong... in 't duister zal ik maar niet zeggen.'' Na een rondje door de splinternieuwe winkel complimenteert hij Emmelkamp en kondigt aan binnenkort met zijn vrouw langs te komen om een fruitschaal uit te zoeken bij hun grenenhouten meubels. Emmelkamp glundert. De bloemen worden opzij gelegd. De winkelierster zwemt weliswaar in de vazen, maar die zijn niet voor eigen gebruik: ''Dan komen er kringen in en dan lijkt het net of ik een tweedehands winkel heb.'' De afgelopen tweeëneenhalf jaar was Emmelkamp coördinerend secretariaatsmedewerker bij de Dienst Personeel & Organisatie. Haar vertrek daar betekende voor de tweede keer in haar leven ontslag nemen. Eerder wisselde ze een analistenbaan op het AZG, waar ze ''spuugflauw'' van was, in voor een job als secretaresse bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Na zeven jaar stapte ze over naar DP&O. ''Ik had genoeg van het ambtelijke'', zegt ze over haar afscheid van de universiteit. Waarom nu gekozen voor een zelfstandig ondernemerschap? ''Het zit in de familie. Mijn vader was zelfstandige en mijn oudste broer is na twintig jaar Philips voor zichzelf begonnen. Een andere broer van mij zit erover te denken.''

Kasteel

Aanvankelijk overwoog Emmelkamp samen met vriendinnen een winkel te beginnen, iets met kleding, heren- of kinderkleding. Maar daar wilde de toenmalige secretaresse toch niet aan omdat er al zoveel van zijn. Ze besloot solo te gaan. De keus viel op woondecoraties: ''In bladen zag ik zulke prachtige dingen. Het komt vast ook omdat ik altijd al de kunstacademie heb willen doen. Ik heb twee keer tevergeefs toelatingsexamen gedaan bij Minerva. Dit is een variant. Wat ver gezocht misschien, maar het gaat ook om mooie spullen.'' Om een vestigingsvergunning te kunnen krijgen begon Emmelkamp twee jaar geleden met een ondernemersopleiding en een cursus vakkennis. Begin dit jaar stapte ze met een ondernemingsplan naar de bank voor een lening. Veel overtuigingskracht was er niet nodig om daar geld los te krijgen. Met behulp van de makelaar was ook een pand snel gevonden. Het duurde alleen wel een tijd voor de naam 'Kastanje', die in blauwe letters op de etalageruit prijkt, was gevonden. Vrienden zetten haar op het spoor. Emmelkamp: ''Op een avond belden er vrienden van me op die zeker wisten dat ze het hadden gevonden: Kasteel!'' Emmelkamp ging voor het samenstellen van haar collectie hoogstpersoonlijk beurzen en handelaren af. Daarbij merkte ze dat bijvoorbeeld bepaalde lampen niet aan haar geleverd konden worden omdat andere Groningse zaken er het monopolie op hebben. ''Romantisch, Belgisch, weelderig'', probeert ze de kommen, vazen, karaffen en andere decoraties die uiteindelijk op de planken prijken te karakteriseren. ''Maar het is misschien nog niet echt uitgesproken.'' Ze streeft wel naar een eigen stijl in haar collectie. Daarin moeten ook meer dingen speciaal voor mannen komen: ''Gisteren kwam hier iemand die een cadeau zocht voor een man. Dat bleek ik niet te hebben. Daar moet ik toch een beetje op letten.''

Streefomzet

Na één dag gaat het inpakken van verkochte spullen nog wat onwennig. ''Het zijn ook zulke gekke vormen'', mompelt de onderneemster, terwijl ze een geribbelde vaas in cadeaupapier wikkelt. ''Misschien kan ik daar nog wel eens een cursus voor volgen.'' ''Het heeft wel wat dat ik niet meer elke maand een vast bedrag op mijn bankrekening krijg overgemaakt, of ik nu veel of weinig werk'', vindt Emmelkamp. Maar ze is wel blij dat ze op de openingsdag al bijna haar streefomzet haalde. Als dat zo doorgaat kan ze binnenkort iemand in dienst nemen om zelf eens op haar gemak beurzen in het buitenland te kunnen bezoeken. Maar mocht de omzet tegenvallen dan is er evenmin reden tot paniek: ''Failliet gaan is het ergste wat me kan gebeuren. En daar zijn in Nederland wel opvangregelingen voor. Ik kan altijd nog weer secretaresse worden.'' ''Ontspannen'', zei het meisje vriendelijk, terwijl ze hem aankeek. Fredje probeerde te ontspannen, maar zijn vingers bleven krom staan. Hij trok een grimas. ''Het is de eerste keer hè'', zei het meisje. ''Geeft niets hoor, veel mensen vinden het moeilijk. Misschien helpt het als je aan iets leuks denkt.'' Ze had blond haar en een aardig gezicht. Warempel, het lukte. Z'n arm lag rustig op tafel. De pijn was kort en viel eigenlijk wel mee. Een klein druppeltje bloed verscheen op het zachte vlees van zijn vingertopje. De verpleegster zoog het op met een glazen rietje en verrichte er geroutineerd enkele handelingen mee. ''8,7'', zei ze. ''Dat is voldoende. Als je dit even wilt lezen, dan mag je daar wel plaatsnemen hoor.'' Ze gaf hem een paar A-4tjes en wees in de richting van de gang, waar Hedwig Verschuur al zat. ''En, laat eens zien, heb je echt blauw bloed?'' Hedwig lachte. ''Niet grappig'', zei Fredje kortaf. Hedwig deinsde quasi-geschrokken terug. ''Nu moet je eerst kijken of je aids hebt en dan gaan ze je bloeddruk en je pols meten. Eigenlijk best prettig, zo'n medische keuring ieder half jaar. Dan weet je tenminste weer hoe je er voor staat.'' Ze stond op en ging een klein kamertje binnen. Fredje vond het absoluut niet prettig. Vijf minuten geleden voelde hij zich nog pico-bello; hij had geen medische test nodig om dat te weten. Maar nu bibberden zijn knieën en brak het zweet hem uit. Dat die Hedwig daar zo gemakkelijk over deed! En die gereformeerde trut van een Annie Stortemelk had laatst een speldje gekregen voor tien keer bloedgeven! Hij zou blij zijn als-ie weer heelhuids thuis was. Nou ja, op twee kleine gaatjes na dan. Hij lachte hardop om zijn eigen gedachten. Met gefronste wenkbrauwen las hij de papieren die de verpleegster hem had gegeven. Een brief over aids en hepatitis-B. Of hij het de laatste jaren nog had gedaan met mensen uit risicogroepen. Hij geloofde van niet. Na Hedwig was hij al snel aan de beurt voor de keuring. Z'n hartslag en zijn bloeddruk waren wonderlijk genoeg in orde, terwijl hij z'n hart toch in z'n keel voelde bonzen. Daarna werd hij aan een soort kruisverhoor onderworpen. Of hij malaria had gehad, of aspirine had geslikt, of recent nog iets had gebroken. De ziekte van Bang? Bang was hij wel, maar het ging iets beter. ''Dan mag u hier wel even tekenen.'' De verpleegster, een oudere vrouw, schoof een formulier onder zijn neus. ''U kunt bij de zaal plaatsnemen hoor. Daar komen ze u wel halen.'' Aan de rand van de zaal ging hij zitten. In een van de grote ligstoelen in het midden zat Hedwig. Er kwam een rood slangetje uit haar arm. Ze was druk in gesprek met alweer een andere verpleegster. Het bloed afnemen viel mee. De prik in zijn arm was een stuk minder pijnlijk dan die in z'n vinger, daarstraks. Binnen tien minuten had hij een zakje gevuld met zijn bloed. ''Valt u wel eens flauw?'' vroeg de verpleegster die hem los kwam maken. Fredje schudde zijn hoofd. Wat dacht ze wel. Hij had wel voor hetere vuren gestaan. Bij de ontruiming van het WNC bijvoorbeeld. Dat was een echte veldslag geweest en daar was hij niet warm of koud van geworden. Ze deed een stap achteruit. ''Dan mag u wel plaatsnemen aan de bar. Daar kunt u koffie of soep krijgen.'' Soepel zwaaide Fredje zijn benen op de grond. ''Bedankt'', zei hij. Wilde hij zeggen. Plotseling werd het zwart voor zijn ogen. Toen hij weer bijkwam, keek hij in de ogen van Hedwig Verschuur. ''Gaat het weer jochie'', vroeg ze bezorgd.

Naar aanleiding van mijn stukje in UK 2, op 29 augustus jongstleden, was Rob Nanninga zo vriendelijk mij de resultaten te sturen van een korte enquête die hij had afgenomen bij 206 eerstejaars psychologie aan de VU, tijdens hun introductiecursus op 20 augustus van dit jaar. De respondenten moesten oordelen over een aantal uitspraken op het gebied van het paranormale. Men zou kunnen denken dat VU-studenten erfelijk belast zijn omdat hun gereformeerde voorouders deze universiteit opgericht hebben als bolwerk tegen de zondige wetenschapswereld. Uit de antwoorden bleek dit niet. Met het statement : ''Er is een God die zich met ieder mens persoonlijk bezighoudt'', bleek slechts 15,5 procent het eens (14,5 procent twijfelde).

Heel anders bleek het met issues die eerder bijgeloof dan geloof betroffen.

Over Astrologie oordeelden 54,5 procent van de vrouwen en 25,5 procent van de mannen positief (samen 47,5 procent). Men was ervan overtuigd of vond het aannemelijk(24,5 procent twijfelde).

61 procent was ervan overtuigd dat ''er mensen bestaan die anderen beter kunnen maken door genezende krachten of energieën naar hen uit te zenden (paranormale genezing)''. (23,5 procent twijfelde).

Reïncarnatie, met mensen die zich onder hypnose gebeurtenissen uit vorige levens kunnen herinneren, werd geloofd door 41,5 procent van de vrouwen, en 35,5 procent van de mannen (29 procent twijfelde).

De hoogste score behaalde het volgende statement: ''Mensen die een hartaanval hebben gehad, vertellen soms na afloop dat ze tijdens de aanval uit hun lichaam traden en even in een andere wereld vertoefden. Deze belevenissen komen niet voort uit hun verbeelding, maar zijn echt gebeurd.'' 63 procent van de vrouwen en 39,5 procent van de mannen was het hiermee eens. Overigens is dit nogal een ambigue formulering. Beter was geweest: ''Ze hebben dit niet verzonnen, maar menen dit werkelijk meegemaakt te hebben'', in welk geval ik zelf ook positief had geantwoord gezien de grote hoeveelheid geboekstaafde bijna-dood-ervaringen.

Er waren ook paranormale verschijnselen waar de eerstejaars minder geloof aan hechtten. Het verplaatsen van voorwerpen puur met de geest (psychokinese) leek 29,5 procent van de psychologen-in-spe aannemelijk.

De effectiviteit van talismannen stond slechts voor 18,5 procent buiten kijf.

Maar 22,5 procent meende dat er methoden bestonden om met de overledenen in contact te komen en slechts 21 procent dacht dat de parapsychologie het bestaan van paranormale verschijnselen wetenschappelijk had bewezen; (40 procent aarzelde overigens).

Opvallend was dat de uitspraak die het laagst scoorde, 15 procent, luidde: ''Ik heb zelf wel eens een onverklaarbare paranormale ervaring gehad.'' Wanneer men dit tezamen met de vorige stelling beschouwt lijkt het alsof men allerlei buitengewone dingen op ervaringsgebied aanneemt, zonder dat zelf meegemaakt te hebben, en zonder te geloven dat het wetenschappelijk aannemelijk is.

Geloof stoelt klaarblijkelijk niet op deze grondvesten. Zoals ik vorige week aannemelijk trachtte te maken, zijn oudere evolutionaire structuren in ons brein hier waarschijnlijk voor verantwoordelijk. Deze worden niet bereikt door het vwo. Te hopen valt overigens dat ze overruled worden gedurende de psychologiestudie. Met de nieuwe plannen van Ritzen is enig pessimisme op zijn plaats. Schools blokken is vergelijkbaar met lagere leerprocessen, conditionering in plaats van inzicht. Misschien kunnen we over zes jaar de eerste academicus dankzij een managementcursus rijk zien worden met de verkoop van aardstralenkastjes. PETER BÜGEL

Muziek uit India in de Oosterpoort Klassiek concert voor bamboefluit en tabla

Vorig jaar programmeerde de Oosterpoort een serie met klassieke muziek uit India. Vanwege het grote succes is er dit seizoen opnieuw een serie 'India klassiek', met vier concerten. Ter introductie een inleiding in de Indiase muziekcultuur en haar belangrijkste muziekvorm: de raga.

Yvonne van den Berg

De Indiase muziek is duizenden jaren oud. Pas in het begin van deze eeuw kwam de westerse wereld door sporadische bezoeken van Indiase spelers in contact met deze muziekcultuur. Componisten als Debussy en Skriabin lieten zich door de klanken uit het Oosten inspireren en bekeken deze muziek niet alleen meer als exotisch of folkloristisch. De belangstelling voor de Indiase muziek kwam echter pas goed op gang in de jaren vijftig, dankzij de inspanningen van de violist Yehudi Menuhin en de sitarspeler Ravi Shankar. Zij verdiepten zich in elkaars muziek, organiseerden lezingen en concerten en brachten een serie platen uit met als titel 'East meets West'. Bestaande vooroordelen over de Indiase muziek werden in één klap van tafel geveegd en andere westerse componisten gingen zich met de muziek bemoeien. De 'minima-composers', John Cage, K.H. Stockhausen, Terry Riley en Philip Glass behoorden tot deze groep. Maar niet alleen de klassieke muzikanten hadden India ontdekt. De Beatle George Harrison nam sitarles van Ravi Shankar en de Indiase muziek werd een vast onderdeel in de hippie-cultuur van de late jaren zestig. De meditatieve sfeer van de Indiase muziek sloot goed aan bij de yoga, hasjiesj en flowerpower-beweging. Na vijf jaar werd deze mode vervangen voor weer een nieuwe rage maar de Indiase muziek had in het westen een plaats veroverd.

Zweverig

Toch is het voor onze westerse oren nog steeds lastig om de Indiase muziek goed te beluisteren. Onze cultuur heeft muziek voortgebracht waarin harmonie (samenklank) een dominante rol speelt. De muziek uit India dient echter 'horizontaal' beluisterd te worden, dat wil zeggen het gaat om de melodie waarbij het ondersteunende ritme een belangrijke rol speelt. Vergeleken met Westerse melodieën zijn de Indiase vaak ongrijpbaar, beweeglijk en zweverig. Een melodie is in India geen afgerond en vaststaand geheel, zoals in het westen, maar wordt altijd voorzien van rijke versieringen en wordt door iedereen anders uitgevoerd. Dit is een reden waarom veel jazzmusici interesse hebben voor de Indiase muziek. Samenklinkende accoorden zoals wij die kennen, zijn onbekend voor de Indiër. Bij het beluisteren van Indiase muziek is het dan ook goed om je dit te realiseren: de essentie van deze muziek wordt gevormd door de subtiele toonhoogteveranderingen in de melodie.

Raga

Westerse muziekvormen als sonates, suites en symfonieën, zijn in India onbekend. De Indiase muziek kent alleen de raga als muziekvorm. De belangrijkste kenmerken van deze muziekvorm zijn: de raga bestaat altijd uit een bepaalde vaststaande toonladder; ze heeft een naam en vertolkt een bepaalde stemming; de raga is traditioneel gebonden aan een seizoen en aan een bepaalde tijd van de dag. Met dit laatste wordt echter steeds minder rekening gehouden. Zoals wij in het Westen twee hoofdtoonladders kennen, majeur en mineur, heeft de Indiase muziek honderden vaste toonladders. Iedere toonladder kenmerkt zijn eigen gevoel en roept eigen associaties op die door de traditie zijn vastgelegd. Voor een onervaren publiek is het vaak moeilijk om deze stemmingen te herkennen omdat de juiste associaties vaak onbekend zijn. Dit is te vergelijken met de gevoelswaarde die in het westen aan sommige toonsoorten worden toegekend: 'Des-majeur' en 'f-mineur' worden als somber en zwaarmoedig beschouwd, terwijl 'D-majeur' en 'G-majeur' als blijmoedig en feestelijk worden gezien. Op deze manier moet ook de relatie tussen raga en stemming opgevat worden. Zo wordt de raga met de naam 'Dipak' traditioneel met vuur geassocieerd. Volgens de overlevering moest de beroemde zanger Tansen in opdracht van de koning de raga Dipak vertolken. Bij wijze van voorzorg was hij midden in de rivier gaan staan, maar desondanks vloog hij op het hoogtepunt van de raga in brand. In oude liederen en gedichten worden raga's vaak als personen voorgesteld. Raga 'Lalita' is een meisje dat 's nachts eenzaam naar de komst van haar geliefde verlangt: 'Lalita, jong en schoon, gedecoreerd met zeven bloemenkransen, haar ogen lijken op de blaadjes van de lotusbloem zuchtend berust zij in haar noodlot 's morgens is zij nog steeds gekleed voor een ontmoeting met haar geliefde'. Tijdens de uitvoering van deze raga proberen de musici de stemming van de tekst op te roepen. De musici bepalen pas vlak voor een concert de raga's die zij die avond gaan spelen, afhankelijk van hun eigen stemming en voorkeur. Iedere muzikant heeft zijn eigen repertoire van favoriete raga's. De structuur van een raga is meestal de volgende: de raga begint met een inleiding (alaap) waarin de tonen van de toonladder en de karakteristieke motieven op langzame en meditatieve wijze gespeeld worden. De solist wordt in de inleiding alleen begeleid door het basinstrument, de tampoera. Het tweede deel begint met de presentatie van het eerste thema en vanaf dit moment komt ook de drummer in actie. Nu krijgt de raga een vaste ritmische structuur (de tala) die steeds wordt herhaald.

Danskunst

Het derde concert uit de serie 'India Klassiek' staat in het teken van de Indiase dans. De klassieke dans was in het begin van deze eeuw bijna ten dode opgeschreven. De danseressen in de tempels, die de dansen uitvoerden, werden bijna alleen nog met prostitutie geassocieerd en hierdoor kreeg de danskunst een uiterst negatieve reputatie. Gelukkig is daar in de loop van de jaren verandering in gebracht en zijn deze dansen nu ook op de concertpodia te bewonderen. De Indiase dans is een combinatie van dans, pantomime en soms ook zang. Hij kan een verhaal of een lied uitbeelden, maar er zijn ook abstracte dansen mogelijk, waarbij het puur om de sierlijkheid van de bewegingen gaat of om het genuanceerd vertolken van een gevoel. De danseres werkt, naast de voorgeschreven danspassen, met haar handen, vingers, ogen en gezichtsexpressie. In Groningen zal danseres Alarmel Valli het publiek in vervoering met, zo belooft de Seizoenkrant, ''haar gazelle-achtige gratie. ritme en vitaliteit, en haar heldere en waardige bewegingen.''

De serie 'India Klassiek' start op donderdag 26 september om 20.30 uur in de kleine zaal van de Oosterpoort met een concert van bamboefluitspeler Raghunath Seth en tabla (slagwerk) speler Bal Krishna Iyer. Het principe is eigenlijk heel simpel. Aan de ene kant komt er geld binnen, aan de andere kant geef je het weer uit. Een liefhebber kan daar zelfs een staatje van maken: een mooie kolom met baten en een mooie kolom met kosten. Daarna de bedragen optellen en met elkaar vergelijken. Tel uit de winst of incasseer manmoedig het verlies. En pas vervolgens de begroting aan. Ook faculteiten hebben zulke huishoudboekjes, maar die zijn natuurlijk wel wat ingewikkelder. Bij de Faculteit der Economische Wetenschappen is dat boekje blijkbaar zo ingewikkeld dat de economen en boekhouders er zelf ook niet meer uitkomen. En zo lopen tijdens de faculteitsraad de besprekingen over de begroting van 1992 muurvast. ''Dat personeelsbudget van 19 miljoen gulden'', vraagt prof. A. Bosman van Bedrijfseconomie, ''waar komt dat bedrag eigenlijk vandaan?'' D. de Jong van Econometrie vraagt zich af: ''Zitten die KNAW-plaatsen nou bij die 19 miljoen in of niet?'' Bosman neemt het weer over met: ''Is dat rijtje met kosten op de eerste bladzijde onderaan eigenlijk wel compleet? Of gaat er nog meer van die 19 miljoen af?'' Prof. J.T. Degenkamp van de vakgroep Recht voegt zich even later ook bij het gezelschap. ''Ik weet ook niet wat voor beleid er achter deze bedragen zit'', moppert hij. ''En dus kan ik hier ook geen ja of nee op zeggen. Als ik bijvoorbeeld kijk naar het budget voor de bibliotheek, dan vind ik dat veel te laag.'' En hij vervolgt half ironisch, half verontwaardigd met: ''Bij deze stel ik daarom voor het budget van de bibliotheek met het symbolische bedrag van één gulden te verhogen.'' Dan wordt het prof. J.L. Bouma, die even later als nieuwe decaan wordt geïnstalleerd, te gortig. Volgens hem maakt Degenkamp nu zelf ook de fout met bedragen te gaan schuiven zonder dat precies duidelijk is hoeveel geld waar vandaan komt en waar het vervolgens naar toe gaat. ''We moeten gewoon een duidelijk staatje hebben waarop de kosten en de baten staan'', houdt hij de faculteitsraad voor. ''Dan weten we in de volgende raadsvergadering tenminste waar we het over hebben.'' Alle aanwezige economen knikken instemmend. Dat is misschien inderdaad nog niet eens zo'n slecht idee.

De regentijd is dit jaar vroeg begonnen, in mei, en het regent nu, eind augustus nog steeds goed door.

Lig je nog in bed als de regen begint, blijf er dan maar lekker inliggen tot het droog is, want niemand laat zich nat regenen om op tijd op zijn of haar werk te zijn. De universiteit is dan verlaten en de enkele witte docent die met zijn auto komt, staat vervolgens college te geven aan vijf studenten waar er normaal vijftig zitten.

Ben je onderweg en zie je de donkere wolkenmassa aankomen, zorg dan maar dat je snel thuiskomt. Kleine wervelwindjes en harde stormvlagen maken het rijden tussen de tientallen haastige brommers erg gevaarlijk. Dan komt de regen: soms begint het met wat gedruppel, soms zie je het watergordijn op je af komen als een snel opschuivende grens tussen licht en droog en nat en donker asfalt. Binnen twee minuten ben je drijfnat. Ondanks dit soort koude douches genieten stadse Burkinabè van de regen, want iedereen heeft familie op het platteland wonen. En een slechte regentijd (zoals vorig jaar) betekent veel familieleden op de stoep die geld of eten vragen. En hoe kan je weigeren als je zelf een vast salarisje hebt als ambtenaar?

Het platteland van Burkina Faso beschikt over slechts vijf asfaltwegen en een gering aantal goed begaanbare zandwegen. Wil je met een auto de 'brousse' in, dan heb je een grote kans dat je vast komt te zitten in de blubber of in de plassen. Boeren staken dan even hun werk om je er uit te trekken. En als dat niet lukt komen er soms georganiseerde teams uit een naburig stadje, die je tegen betaling in no time weer op de blubberige weg hebben.

Ben je met een mooie auto met vier-wielaandrijving van het project toch in een dorp beland, dan zie je dat, hoewel er nauwelijks meer voorraden zijn en de dagelijkse pot bijzonder mager is, men nu toch meer dan fulltime op de velden werkt. Zelfs kinderen van zeven jaar en oude verschrompelde dames buigen zich met hun hak om het onkruid te wieden. De nog kleinere kinderen hoeden het kleinvee dat anders het gewas op zou eten.

Ondanks die vier-wielaandrijving, vermijden de meeste wetenschappers liever de blubber en doen dus in de regentijd geen onderzoek in dorpjes die ver van asfaltwegen liggen. We werken liever veilig beschut in de informaticazaal aan syllabi, of vliegen naar Europa om te werken aan onze carrière en te genieten van de zomer. Boeren hebben het nu toch veel te druk om onze vragenlijsten te beantwoorden. Hanneke Dijkman

Stufi

De voorzitter van het Inter Universitair Studentenoverleg, Rens Snel, reageerde vorige week op wel erg slordige wijze op het artikel op de opinie-pagina van de UK nummer 3. Duidelijk is in ieder geval wel weer geworden dat het ISO slechts wenst te denken in het straatje van haar (beperkte) achterban, namelijk de studenten uit de hogere inkomensgroepen. Zoals hij zelf al aangeeft, en zoals ook is gebleken uit het rapport van het Leidse onderzoekbureau Research voor Beleid, is de deelname van studenten uit lagere inkomensgroepen binnen het wetenschappelijk onderwijs laag en wordt dit nog steeds erger. Blijkbaar heeft het ISO hier geen moeite mee, zolang haar achterban maar niet hoeft te delen in de algemene bezuinigingsmisère. Daar de GSb duidelijk heeft gemaakt dat dit wat ons betreft wél gebeurt, probeert het ISO zich te verweren door links en met name rechts alle uitspraken van de GSb te verdraaien, dan wel in een verkeerd daglicht te stellen. Zo verwijt Snel de GSb dat zij studenten meer afhankelijk van hun ouders zou maken. Dit kan echter niet zo gesteld worden. We hebben duidelijk gemaakt dat de verhoging van de ouderlijke bijdrage geleend moet kunnen worden. Mensen hebben dus de keus. Of aankloppen bij de ouders, of de verhoging lenen. De ouderlijke bijdrage wordt dus niet verhoogd. Gevolg hiervan is dus ook dat zijn opmerking over vergroting van de problematiek rond de hardheidsclausule kant noch wal raakt; deze wordt niet minder maar ook niet groter. Vervolgens geeft Snel aan dat veel mensen op financiële gronden zullen kiezen voor een hbo-studie. Precies Rens: daar ligt nu het probleem. Als je enigzins op de hoogte bent van de cijfers weet je dat juist nú de arbeiderskinderen op deze gronden kiezen voor een hbo-studie. Door het lenen maatschappelijk aanvaardbaarder te maken, zou je hier iets aan kunnen veranderen. 'Helaas' betekent dat dus wel dat ook de 'rijkere' studenten iets aan hun onderwijs zullen moeten bijdragen. En Rens, waarom zou je in deze tijd van bezuinigingen beweren dat we moeten overgaan op een integraal jongerenbeleid? Laten we wel wezen. Mensen die gestudeerd hebben, zijn voorzien van een beter toekomstperspectief dan de gemiddelde langdurig werkloze. Is het dan echt zo vreemd (mits een redelijke afbetalingsregeling is gegarandeerd) dat deze mensen iets meer in hun eigen toekomst investeren? Nee, de reactie van Snel is slecht onderbouwd, getuigt niet van enige solidariteit en komt slechts voort uit de wil om de belangen van een bepaalde groep veilig te stellen; namelijk de mensen die het toch al makkelijker hebben. We wensen het ISO veel succes, maar laten zij zichzelf alsjeblieft niet langer betitelen als vakbond. Dat doet het VNO ook niet.

Jaap Berga, namens de GSb.

Extraatje

In het artikel van Guus Termeer wordt de historie van de WIISO-korting niet vermeld terwijl dat verhelderend had kunnen werken. In januari 1983 is deze korting ingevoerd voor personeelsleden boven de toenmalige schaal 57 ongeacht of deze onderwijs gaven, en voor de onderwijsgevenden in lagere schalen. De ambtenaren beneden deze schaal zijn door toedoen van de bonden vrijgesteld van deze bijdrage met dien verstande dat de opbrengst welke de minister met deze korting beoogde binnen te krijgen onverlet zou blijven. Dit is een goed voorbeeld van een solidariteitsactie. De lage schalen hebben daardoor vele duizenden guldens in de zak kunnen houden zonder dat dat overigens tot een stormloop van aanmeldingen bij een vakbond heeft geleid. Als dus nu degenen die door de WIISO-maatregel zijn gekort een extraatje krijgen, zou dat op zichzelf geen aanleiding tot commotie behoren te zijn. Van onrechtvaardigheid kan, als de maatregel in verband met de WIISO wordt gebracht, niet worden gesproken. Onrechtvaardigheid zit wel in het feit dat ieder boven schaal 7, ongeacht of hij of zij heeft betaald, op de peildatum 1 augustus jongstleden voor de maatregel in aanmerking komt. Daar zijn velen bij die geen of weinig aan de WIISO hebben bijgedragen. Daar de in de brief van Bolle gehanteerde criteria identiek zijn aan die in de circulaire van januari 1983 over de WIISO zou mijns inziens eenieder die beneden schaal 7 wordt gesalarieerd niet in aanmerking voor welk bedrag dan ook moeten komen. Maar daar een op grond van WIISO-criteria rechtvaardige toepassing kennelijk erg veel tijd vraagt van de salarisadministratie ware het beter geweest dat de hele verwijzing naar de WIISO achterwege was gebleven en aan elk personeelslid een zelfde bedrag was uitgekeerd.

A. van der Spoel, Faculteit der Geneeskunde

Oud-student werkt als financieel directeur bij Ajax `Risico's houden het spannend en leuk'

Maarten Oldenhof, oud-student bedrijfskunde aan de RUG, werkt per 1 augustus bij Ajax. Als financieel directeur, een nieuwe baan bij de club met een aloude traditie. Bommen, staven en voetbalvandalen vormen een grote bedreiging voor de begroting van Oldenhof. Het gaat bij het bedrijf Ajax om miljoenen, maar een bom is zo gegooid. 'Veiligheid voor alles' is na het staafincident en de Europese schorsing van een jaar het nieuwe credo van Ajax.

Het interview met Maarten Oldenhof had onder prettiger omstandigheden moeten plaatsvinden. Om precies te zijn op zondagmiddag, in de VIP-room van FC Groningen na de wedstrijd tegen Ajax. ''Je herkent me wel aan de blauwe blazer en de Ajax-stropdas.'' We zouden het gaan hebben over de leuke kanten van het werken bij een voetbalclub. Maar de keerzijde van het betaalde voetbal, het supportersgeweld, gooide roet in het eten. Door de vondst van explosieven bij enkele racistische Groningse 'supporters' werd er zondagmiddag niet gevoetbald in het Oosterpark. ''Het is sneu'', zegt Maarten Oldenhof (30), de nieuwe financieel directeur van Ajax, in een eerste reactie. Sneu voor het publiek, dat een altijd aardige wedstrijd moest missen. ''Maar er was geen alternatief'', vindt Oldenhof, ''Het verbieden van de wedstrijd door de loco-burgemeester is de enige juiste beslissing.'' Waren het ditmaal Groningse raddraaiers, Ajax heeft op het gebied van het supportersgeweld ook geen onbesmet blazoen. Twee jaar geleden werd de keeper van Austria Wien tijdens het Europa cup-duel in Amsterdam getroffen door een ijzeren staaf. Het koste Ajax een jaar schorsing in het internationale voetbal en een heleboel aan extra inkomsten. Sindsdien zat de schrik er goed in bij bestuursleden en supporters. Bij Ajax staat inmiddels zoveel prikkeldraad en ijzerwerk dat de hekken achter het doel meer op de voormalige Berlijnse muur lijken dan op een afrastering. Oproerkraaiers worden er door agenten direct uitgepikt en komen het stadion voorlopig niet meer binnen. ''Ajax doet heel veel aan veiligheid'', vertelt Oldenhof. ''Buiten dat het verschrikkelijk veel geld kost is de veiligheid gewoon heel belangrijk.''

Liefdewerk

Toen Oldenhof deze zomer bij Ajax aan het werk ging, realiseerde hij zich terdege dat het geweld ook deel uitmaakt van het ''spannende'' voetbalwereldje. Ajax moet voor de eerste drie thuiswedstrijden in het Europese voetbal uitwijken naar een ander stadion. In Amsterdam mag door toedoen van het staafincident niet gespeeld worden. ''Nu moeten we weer uitwijken naar Düsseldorf. Je wordt constant herinnerd aan het risico dat je loopt als voetbalclub.'' Streng fouilleren, zoals bij Ajax, houdt het stadion veilig maar kost veel geld. De overheid is steeds minder bereid voor de bescherming van de goedwillende supporters te zorgen. Oldenhof: ''Onze eigen suppoosten krijgen nu al veiligheidscursussen en per wedstrijd hebben we vijfenzeventig man van een particuliere bewakingsdienst op de been. Door de bezuinigingen trekt de politie zich steeds meer terug.'' Oldenhof is bij Ajax verantwoordelijk voor de interne organisatie, het personeelsbeleid en de administratie en de automatisering ervan. Hij regelt de kaartverkoop, schrijft de jaarverslagen voor de club en doet de verslaglegging aan de KNVB. De oud-speler van Forward 1 (''Ik kon een aardig partijtje ballen'') heeft zich niet met technische zaken te bemoeien, die zijn het pakkie-an van 'Don' Leo Beenhakker, de technisch directeur. Oldenhof: ''Natuurlijk is alles hier wel besmet met voetbal. Ik kijk hier uit op het trainingsveld. Maar als ik Brian Roy een verschrikkelijk slechte voetballer vind dan kan ik daar niets van zeggen. Ajax is een vereniging met leden. Die kiezen een bestuur en het bestuur stelt de directie aan. We hebben een technisch directeur, een commercieel directeur en een financieel directeur; hun taken zijn strikt gescheiden.'' De leden en het bestuur hebben bij de directie een forse vinger in de pap. Elke dinsdagavond wordt er met het algemeen bestuur vergaderd. ''Je moet het bestuur zien als een soort van raad van commissarissen in een normaal bedrijf. Als commissaris bemoeien ze zich heel intensief met Ajax. Want het is voor hen liefdewerk oud papier.'' Ajax-voorzitter Michael van Praag wordt bijvoorbeeld niet betaald voor zijn functie. Of je gek van voetbal moet zijn om bij Ajax te werken weet Oldenhof niet. Hij is het in ieder geval wel. ''Dat moet je zijn. Ik ben er elke zondag voor op pad. Als je daar geen plezier in hebt, doe je het niet. Maar bij mij op de administratieve afdeling is toch niet iedereen er gek van. Het is eigenlijk gewoon een kantoor waar je werkt en het produkt is voetbal. Net zoals je wasmiddelen en wasmachines verkoopt.'' Toch is de uitstraling die Ajax als voetbalclub heeft ook belangrijk. Oldenhof: ''Het is een verschrikkelijk leuk bedrijf en de exposure die Ajax heeft is ook belangrijk. Als ik directeur van de machinefabriek Helpman zou zijn geworden had ik nu niet in de UK gestaan.'' Na zijn afstuderen in 1986 vertrok Oldenhof uit Groningen. Organisatie advieswerk, fusie- en overnamewerkzaamheden en interim-management staan al op zijn lijstje. Ajax is de meest recente stap in zijn carrière. Hij solliciteerde er, naar aanleiding van een interview in de krant waarin tussen de regels door te lezen was dat het moderne Ajax een financieel directeur nodig had. ''Gezien mijn leeftijd en werkervaring is de baan een enorme uitdaging voor mij. We werken hier met een begroting van 16 miljoen gulden.'' Het ironische van de voetbalwereld is dat één bommetje van een supporter zo'n begroting op het spel kan zetten. Of nog erger: een bal op de paal. Vorig seizoen werd PSV landskampioen op een gunstiger doelsaldo. Ajax verloor de op een na laatste wedstrijd lullig, met 1-0 van het nietige SVV. ''Zo'n wedstrijd kan je inderdaad een miljoen gulden kosten. En een vent die een staaf gooit nog veel meer. Wat dat betreft is dit een risicovolle bedrijfsorganisatie. Maar dat maakt het werk alleen maar spannender en leuker.''

FILM

(Frank Blaakmeer)

De opmerking ligt wel erg voor de hand, maar Delicatessen, van het Franse regisseursduo Jean Pierre Jeunet en Marc Caro, is inderdaad een lekker hapje. De gekste vondsten volgen elkaar in snel tempo op in de merkwaardigste film van dit jaar, die misschien het beste te omschrijven is als surrealistische slapstick. Hoofdpersoon is de ex-circusartiest Louison, die zich als een soort Buster Keaton door het met kannibalisme, geschifte suïcidalen, en vegetarische commando's gevulde plot beweegt. Het krankzinnige verhaal is slechts een aanleiding voor Jeunet en Caro om met ingenieuze decors en een bijzondere cameravoering een film te maken die alleen op zichzelf lijkt, en in feite ook alleen over zichzelf gaat. Dat is een beetje het probleem met 'Delicatessen', het gaat eigenlijk nergens over en laat dan ook weinig indruk na. Maar voor je daarover kunt gaan emmeren heb je wel een zeer vermakelijke film gezien, waarbij je van de ene verbazing in de andere valt. In 'The Movies'.

JAZZ

(Jerry Remkes)

Hoe leuk luisteren naar muziek ook moge zijn, het zelf maken van muziek blijft natuurlijk altijd leuker. Het merendeel van de mensen die een instrument bespeelt is echter niet in staat zo maar in een band te stappen of een bij hen passende band te vinden. Voor die mensen zijn er verschillende mogelijkheden om toch met anderen te spelen. Op geheel vrijblijvende basis kan dit bijvoorbeeld in Het Paard van Troje (Kromme Elleboog 5). Iedere zondagmiddag rond 16.00 uur staat daar een kundige ritmesectie, bestaande uit twee tweedejaars conservatorium-studenten, om met iedereen, ongeacht niveau of instrument, een jam-session te beginnen. Gezellig en leerzaam. Wil je echter liever in een wat vaster verband spelen, dan kun je je aanmelden bij USVA of SJIG (telefoonnummer 125451). Eind september starten beide stichtingen jazzworkshops onder leiding van gerenommeerde Groningse muzikanten. Het gaat om series van twaalf avonden, die daarna worden afgesloten met een openbaar optreden.

THEATER

(Lida Coumou)

Ooit leerde ik voor dichteres. Na enkele poëzieworkshops met Judith Herzberg als lichtend voorbeeld, moest ik constateren dat ik slechts verzen kon schrijven in tijden van twijfel en diepe treurnis. Herzberg kan meer, veel meer. Gedichten over triviale zaken ('de Afwasmachine') gaan haar even gemakkelijk af als dramatische filmscenario's ('Leedvermaak') en libretti voor kameropera's ('Merg'). Speciaal voor de groep Orkater schreef zij teksten voor muziektheater: vijf jaar geleden 'De kleine zeemeermin' en nu Een goed hoofd. Het verhaal behelst een liefdesdrama in vijf bedrijven: een keurige enigszins wereldvreemde adellijke dame verliest haar hart aan de ex-maîtresse van haar broer, een vrouw die egoistisch, ruw en rauw is. Olga Zuiderhoek speelt met overtuiging de romantische Eveline, die pijnlijk breekbaar aan haar liefde ten onder gaat; de gewetenloze rol van Mitzi wordt vakkundig explosief neergezet door wie anders Loes Luca. Om het geheel niet te zwaar te maken, heeft Orkater gezorgd voor veel muziek en andere afleidingsmanoevres, die helaas de tekst niet altijd ten goede komen. Te zien in de Stadsschouwburg op 20, 21 en 22 september, aanvang 20.15 uur

KUNST

Arjan Wildeboer

Ter gelegenheid van het 15-jarige bestaan van het natuur en milieu-tijdschrift 'Noorderbreedte' heeft galerie Puntgaaf een expositie gewijd aan de omslag-ontwerpen die Swip Stolk vervaardigde voor de afgelopen twee jaargangen. Noorderbreedte heeft zich altijd sterk geprofileerd met opvallende covers die een verademing zijn tussen het brave plak- en knipwerk waarmee de meeste bladen naar buiten treden. In zijn covers voor Noorderbreedte toont Stolk zich een geëngageerd vormgever die op directe wijze reageert op de strekking van de artikelen. Door middel van eigenzinnige collages van divers illustratiemateriaal en door prikkelende beeldvondsten (een landschap aan een infuus) tracht hij op het omslag op zijn eigen manier de inhoud van het tijdschrift te ondersteunen en te versterken. Aangezien hij zich daarbij laat leiden door zijn verbeelding en zijn associaties bij de milieuthematiek, vormen de uiteindelijke ontwerpen niet simpelweg leuke illustraties, maar vertellen ze met beeldende middelen hun eigen, soms verontrustende verhaal. Hoewel naar mijn smaak niet ieder ontwerp helder en geslaagd is, geeft de geëxposeerde reeks omslagen een intrigerend beeld van Stolks werkwijze en bedoelingen. Tot en met 4 oktober. (Gerard Lakke) Pelleboer was de eerste dit jaar die het in de gaten had. ''De herfst zit er weer aan te komen'', sprak de kirrende weergod profetisch vanachter een bewasemde bril. En een dag daarna begon Erwin Kroll op het NOS-journaal met zijn grote handen flinke depressies naar Nederland te duwen. Tijd dus om een nieuwe najaars- en wintercollectie aan te schaffen. En wat een bof. Laat de studentenvereniging VCS Hendrik de Cock nou net een modeshow organiseren. Eerst even kijken, dan iets kiezen en dan later pas kopen. Wat steekt de wereld toch mooi in elkaar, daar zit vast een diepere bedoeling achter. ''Hartelijk welkom allemaal bij deze modeshow'', ratelt een soort discjockey zich tussen een stevige discodreun. ''Jullie gaan de collecties zien van MAC en MAGGIE, VET en FOOKS. De schoenen zijn van SACHA, en COSMO verzorgt het haar. Je krijgt de stijlen modieus, sportief en extreem te zien.'' Daar komen de eerste modellen het broeierige zaaltje binnen over een paarsrode loper op een halve meter boven de grond. Een kniesoor die er op let, maar er zitten een paar flinke lorken tussen met een wel heel eigen motoriek. Dat zijn vast leden van de sociëteit. Het publiek joelt en klapt, want het is allemaal hoogst vermakelijk. Sowieso is het een bijzonder gezellige vereniging, die Hendrik de Cock. ''God bestaat wel, maar sommigen willen hem geen God noemen'', vertelt een vrolijk lid. Een ander merkt diepzinnig op: ''God bestaat niet, maar er is wel iets. Er moet wel iets meer zijn dan de wereld zoals wij die zien. Sommigen noemen dat God.'' Midden tussen de schijnwerpers en onder een glitterbal aan het plafond, hupsen en springen de modellen dat het een lieve lust is. En ze zijn blij. Op de fraai opgemaakte gezichten staat een grijns die bestand is tegen het meest tragische ongeval. Maar wat nou precies de nieuwe wintermode wordt, is niet direct duidelijk. Iets met rood, zwart en wit, zo lijkt het eerst. Voor de dames komen daar felgekleurde panty's bij en stevige hiephiephoera-schoenen. Heren gaan gekleed in grauwe pantalons en geblokte truien en hun voeten steken in grote zwarte schuimblokken. Of nee, de mode wordt toch anders. Onder een ander stampliedje galopperen opeens modellen rond in iets wat doet denken aan Perzische tapijten. Weer wat later staat het podium vol met stemmig maar onopvallend geklede lieden zoals men die dagelijks op straat tegen kan komen. Wel heel apart is die ril in de kous van een mannequin. En ook het wapperende prijskaartje aan het colbertje van een dressman mag er wezen. Maar al met al kun je er eigenlijk geen peil op trekken, op de nieuwe mode. Dan weer valt het oog op grote hobbezakken, wijde jassen en slobbertruien. Een paar tellen later spannen kittige rokjes over de billen, en bollen de kuiten uit de strakke broeken. Als dan ook nog een dame over haar hoge hakken struikelt en zo van de loper de gang indondert, is het wel zeker dat er iets ontbreekt. Het zou toch wel handig zijn als er een soort leider bestond, een wijze man met een grijze baard bijvoorbeeld, die precies zou kunnen vertellen wat je aan moet trekken deze winter. Bij de leden van Hendrik de Cock lijkt dat echter een gepasseerd station. Zonder een blijk van verwarring nemen ze de hele chaos van kleuren, stijlen en modellen in zich op. En als de show is afgelopen werpt iedereen zich zonder moeite op bier, sigaret en leut aan de bar. In opperbeste stemming. Terwijl het feestgedruis in alle hevigheid losbarst, begint het buiten keihard te regenen. De herfst is nu echt begonnen, precies zoals de weergod Pelleboer in al zijn wijsheid had voorspeld. Of is het de echte God misschien? Verdreven uit Hendrik de Cock laat Hij op de stoep van de sociëteit zijn toorn de vrije loop.