College onderwijskunde over VPRO-documentaire Een klas apart

''Video's, lekker makkelijk'', klinkt het in de gangen op weg naar het actualiteitencollege van onderwijskunde. HAVO-4, de spraakmakende VPRO-documentaire over een onhandelbare middelbare schoolklas met gedesillusioneerde leraren, heeft zoveel stof doen opwaaien, dat onderwijskunde haar studenten er wel eens over wilde horen. Drie docenten en een discussie met de zaal.

Christien Boomsma

Het onderwerp spreekt in elk geval genoeg studenten aan om het hoogste opkomstpercentage van het hele jaar te veroorzaken. Een volle bak dus bij het zogeheten actualiteitencollege van de sectie Onderwijskunde waar de VPRO-documentaire HAVO-4 wordt vertoond en besproken. En dat is niet verwonder- lijk, omdat de onderwijskundigen in spe allemaal te maken zullen krijgen met situaties zoals die in de documentaire werden ge- toond. Of ze hebben er al volop mee te maken gehad. Het eerste uur van het college wordt aan de film zelf gewijd. Organisator E.J. Boerma heeft een aantal representatieve delen geselecteerd, die worden vertoond. De meeste aandacht gaat uit naar deel 1: de confrontatie. De film toont de klas bij maat- schappijleer. Een zooitje. Iedereen praat door elkaar heen, niemand luistert naar de leraar. En die kan niet anders reageren dan aan de lopende band leerlingen de klas uit te sturen. Die zijn daar overigens absoluut niet van onder de indruk. Maar er is meer. De lerarenvergadering waarbij een jongen die bijna van school af moet, als een hopeloos geval wordt beschouwd: ongecon- centreerd, gooit er met de pet naar, oordeelt de docente. En later, in een interview, zegt ze: ''Waarom zou ik me uitsloven voor een klas die het toch niet interesseert. Ik ben moe. Ze vinden toch alles belangrijker dan school.''

Conflict

Waren de meeste televisiekijkers na het zien van deze documentai- re vooral geschokt door de lethargische houding van de havisten, de onderwijskunde-studenten kiezen volmondig de kant van de leerlingen. De leraren op deze school reageren fout op de situa- tie, vinden ze. Ze ondersteunen en begeleiden hun leerlingen onvoldoende. Er is één meisje dat de conflict-situatie uit eigen ervaring herkent. ''Ik heb lesgegeven op een lbo en een mavo'', vertelt ze, ''en daar was het net zo. De leerlingen wilden niks, lagen bij alles dwars. Ik gaf ze gymnastiek. Op het laatst was het enige doel van de docenten hen zo snel mogelijk van school af te krijgen. Er was niets met de groep te beginnen. Vwo'ers hebben volgens mij toch een heel andere houding. Die lezen wel kranten, hebben een andere cultuur.'' Anderen reageren op de laatste opmerking als door een wesp gestoken. Zo'n houding kan niet binnen een opleiding voor aan- staande onderwijskundigen. ''Er wordt over die havisten gepraat alsof ze slecht zijn, minderwaardig.'', zegt iemand. ''Vwo'ers zijn toch helemaal niet interessant om les aan te geven. Daar is geen eer aan te behalen. Deze leerlingen moet je begeleiden, stimuleren. Maar de leraren in deze film laten ze maar aanmodde- ren.'' Een van de aanwezige docenten, R. Emmelkamp, knikt instemmend. De docent moet een andere houding aannemen, vindt ook hij. Hij moet niet alleen plezier hebben in zijn vak, maar ook in zijn begelei- dende functie. En dat is moeilijk als er zo'n verschil in leefwe- reld is tussen docent en leerling zoals bij de havo het geval is. Maar is een vwo'er echt zo anders dan een havo-leerling? Uit onderzoeken blijkt dat veel havisten gemakkelijk vwo hadden kunnen doen. En toch doen ze mee met de groep. Ze werken voor een zesje, waar de vwo'er een acht of een negen probeert te halen.

Tweede keus

De studenten zijn weer van mening dat het aan de docenten ligt. Die beschouwen havisten als minderwaardig. Een docent wil immers altijd het liefst lesgeven aan een atheneum of gymnasium. Havo is dan altijd tweede keus. En dat wordt er ingeramd, ook bij de leerlingen. ''Ons werd altijd verteld dat die en die informatie voor ons niet interessant was. Dat was alleen voor vwo'ers'', vertelt een studente. En een ex-vwo'er voegt eraan toe: ''Als het bij ons onrustig was, zei de leraar: 'Jullie zijn toch geen havo-klas.' Dat zegt genoeg.'' G. Rupert, ook een van de docenten, probeert een verklaring te geven. ''Vwo'ers komen, meer dan havisten, uit de hogere milieus. Daar heerst toch meer een cultuur van zelfwerkzaamheid. Kennis om de kennis. Dat heb je niet zo sterk op de havo. En in zo'n situatie moet je je toch eens afvragen hoe je de kennis dan moet overdragen.'' Maar die opmerking valt niet goed bij een aantal studenten. ''Die leerlingen leren alleen voor het diploma, maar niemand vraagt waarom'', merkt een jongen op, na een lange discussie met een meisje achter hem. ''Stel eens wat vragen bij de kennis zelf. Waarom vinden de leerlingen die niet belangrijk. Misschien moet daar meer over nagedacht worden?'' Het meisje achter hem komt uiteindelijk met de verlossende woorden: ''Mis- schien moeten we eens af van de prestatiemaatschappij?!''

Seventies-reünie in de Oosterpoort Waar ooit Brood zong

Door FRANK DEN HOLLANDER

Je zou het nu zo gauw niet meer zeggen, maar eind jaren zeventig stond Groningen in heel het land bekend als Neerlands Popstad Nummer Een. Tot ieders verbazing nam Groningen in Nederland het voortouw op het gebied van de nieuwe muziekstromingen, die onder de namen punk en new wave uit Engeland kwamen overwaaien. De noord-Nederlandse Joe Jackson, de Groningse Costello en de ommelander Clash luisterden naar namen als The Streetbeats, Herman Brood & His Wild Romance en The New Adventures. Dankzij een politieverordening die eiste dat cafés na tweeën alleen open mochten blijven als ze live-muziek hadden, fungeerde de horeca in de Groningse binnenstad als kweekbakje voor tientallen bands, die al gauw stormenderhand de rest van Nederland, en in een enkel geval een heel klein beetje de rest van de wereld veroverden. Aanstaande zaterdag staat een groot aantal grote namen van toen op de 'Back to the Seventies' reünie in De Oosterpoort. Op een knisperend tapijt van kapotte bierbekertjes kunnen de oude getuigen van dit 'Groninger Springtij' elkaar na al die jaren weer eens begroeten. Of 'de sfeer van toen' echt zal herleven, is de vraag: de meeste bands treden aan in een verre van originele bezetting, en of de Kleine Zaal nou een goed alternatief is voor De Koffer van weleer, valt ook te betwijfelen. De Koffer was in de jaren zeventig een van de belangrijkste discotheken in de binnenstad. Dat is moeilijk voorstelbaar als je nu groentehal Doldersum in de Oosterstraat binnenloopt: de roemruchte discotheek besloeg indertijd precies deze ruimte.

Shpritsz

Waar nu de bloemkolen liggen, bracht ik in het najaar van 1977 eens vier achtereenvolgende nachten door op een halve meter van het minuscule podium waar Herman Brood zijn nieuwe Wild Romance presenteerde. Tegen half twee kwam de maëstro, vergezeld van enkele hoogpolige blonde dames, uit de kleedkamer annex toilet- ruimte te voorschijn, een fles whiskey werd op de kleine piano gezet, en vier sets lang denderden de intelligente rock 'n rollsongs voorbij, het publiek uitgeput maar diep onder de indruk achterlatend. Brood zong koeterwaals-Engelse teksten van zichzelf, een hoop covers, en natuurlijk 'Crocodile', geschreven door Pé Hawinkels. Dit was een veelbesproken schrijver, vertaler en bonvivant, die in de zomer van 1977 dood op zijn Nijmeegse kamer was gevonden, bovenop de krant waarin het nieuws van de dood van Elvis Presley gemeld werd. Begin 1978 kwam 'Shpritsz' uit, en samen met een ook al legenda- risch concert voor VARA's Lijn Drie vanuit de Grote Zaal van De Oosterpoort betekende dat de definitieve doorbraak van de Wild Romance. De concerten werden korter, de nummers werden steeds sneller gespeeld, en een van de laatste keren dat ik de groep in die samenstelling zag, was het duidelijk dat het succes Brood boven het hoofd groeide. Het was alweer in De Oosterpoort, in de foyer ditmaal. Vanaf het balkon konden we achter het podium kijken, en zagen dus hoe de ster vlak voor het optreden stevig met gitaarvirtuoos Danny Lademacher op de vuist ging. Bassist Gerrit Veen was aangevreten door de drugs, en drummer 'Ani' Meerman zat er ongeïnteresseerd bij te kijken. Herman Brood is stug doorgegaan, heeft ondertussen diverse come-backs gemaakt, en is zaterdag dus van de partij. Helaas niet met Lademacher, destijds mijn idool. Erwin Java en Peter Walrecht zullen de oude hits waarschijnlijk van een veel heavier geluid voorzien.

Persiflages

De andere grootheden uit die tijd hebben ondertussen ook niet stilgezeten; nog steeds duiken hun gezichten en namen op bij allerlei bands en plaatprodukties. Zo'n beetje de bekendste is wel Jan Rot, voorman van de Streetbeats, die het zelfs tot tv-presentator heeft geschopt, en met een liedjesprogramma het theatercircuit bereist. Voor de echte nostalgici onder de oudere jongeren verdient het aanbeveling zaterdag het restaurant te bezoeken. Daar is het roemruchte 'Tragisch Duo' Paul & André te horen met hun melige parodieën en persiflages op bekende rocksongs. Hun hit 'Keetje van de rolschaatsbaan', met een prachtig parlando over de autolo- ze zondagen van 1973, is voor mij dé klassieker van de seven- ties. Een negatief imago, daar kom je maar moeilijk vanaf. De goede naam van diepvriesreus Iglo kreeg in één klap een onbetrouwbaar karakter door een pakje nitriet-spinazie. En de frauduleuze Slavenburg Bank kon alleen in de financiële wereld terugkeren onder de naam Crédit Lyonnais. Het imago of image van een organi- satie de termen zijn onderling inwisselbaar wordt in Nederland verzorgd door communicatie- en voorlichtingsexperts. Onder het motto 'Communicatie & Voorlichting; een psychologisch perspectief' wijdde de Congrescommissie van het Studenten Overleg Sociale, arbeids- en Organisatiepsychologie (STOSO) een themadag aan deze beroepsgroep. In het Zernike-gebouw bleek al gauw dat mijn stereotiepe mening omtrent psychologiestudenten, het imago dus, nodig aan herziening toe is. Sinds de jaren tachtig heeft de no-nonsense-cul- tuur ons land stevig in haar greep gekregen. Daar ontkwamen ook de psychologiestudenten niet aan. De pluizige wollen trui en de gebatikte jurken zijn vervangen door het colbert en de mantelpak- jes. Want voor de sociale, arbeids- en organisatiepsychologen ligt tegenwoordig een dikbelegde boterham in het bedrijfsleven in het verschiet. Neem bijvoorbeeld de elektronicagigant Philips. De grote reorga- nisatie van dat bedrijf, operatie 'Centurion', heeft tienduizen- den werknemers hun baan gekost. Het overgebleven personeel kreeg de boodschap mee om klantvriendelijker te gaan werken. Bij zo'n ingrijpende organisatieverandering zijn communicatie en voorlich- ting van groot belang om het gedrag van de werknemers te kunnen beïnvloeden. En menselijk gedrag is onlosmakelijk verbonden met de psychologie. De spreekster van Philips op het congres, M. Visser van Philips Semiconductors uit Nijmegen, legde nog eens uit dat Philips een technisch bedrijf is. ''Maar bij Centurion gaat het om de mensen en niet om de markt. Daarom moeten we onze bedrijfscultuur van high tech in high touch veranderen.'' De rol die de interne communicatie daarin speelt is van cruciaal belang. Want leg maar eens uit aan je personeel waarom het belang van de menselijke factor in het produktieproces wordt benadrukt, terwijl tegelijkertijd duizenden mensen op straat komen te staan. Visser gaf indirect toe dat Philips de hulp van de psychologen bij de reorganisatie goed had kunnen gebruiken. ''Het probleem van de interne communicatie is dat we er te laat aan hebben gedacht.'' Bij Philips keek men alleen naar de inhoud van de boodschap en niet naar de ontvanger. ''En die is nu juist zo belangrijk'', wist R. Middel, de tweede spreker. Middel, adviseur op pr-gebied bij een communicatie-adviesbureau, had de waarheid in pacht. ''Alles wat voorlichters naar buiten brengen wordt door de ontvanger gespiegeld aan het beeld wat deze zelf heeft van de achterliggende organisatie.'' Dus zweert Middel ten eerste bij het onderzoek naar het beeld dat de ontvanger van een produkt of een bedrijf heeft om vervolgens dat beeld te kunnen veranderen. Het sigarettenmerk Marlboro stopt jaarlijks miljoenen reclamedol- lars in een stoer cowboy-image. Uit onderzoek was twintig jaar geleden gebleken dat het merk geassocieerd werd met vrouwen. En dat is in de tabakswereld slecht voor je imago. Ype Kroeger, stafmedewerker communicatie bij de NV Gas- unie, voegde de daad bij het woord en testte de theorie van Middel eens uit op een groot publiek van ontvangers. Hij deed niets anders dan een uur lang dia's en filmpjes vertonen met alle reclameboodschappen die de Gasunie heeft verspreid ter verbete- ring van het beeld van die organisatie. Kroeger liep daarbij een behoorlijke deuk in zijn image op toen hij tussen neus en lippen door vertelde dat de Gasunie zich daarbij alleen richtte op ''denkend Nederland''. Toen bleek dat hij daar alle Nederlanders met een vwo-diploma mee bedoelde, kwam het sociale gevoel van de aanwezige psychologen weer naar boven. Want de bedrijfscommunica- tie mag dan interessant zijn om in de toekomst je brood mee te verdienen, aan dit soort elitaire marketingstrategieën willen de psychologiestudenten, getuige de afkeurende reacties, voorlopig hun vingers nog niet branden.

Alfred Kazemier

Nieuw literair tijdschrift bij de

vakgroep Engels Sinds enige tijd heeft de Groningse universiteit er een nieuw tijdschrift bij. 'File, a literary journal' heet het blad, waarmee zes studenten Engels de universitaire markt proberen te veroveren. Begin deze maand rolde het eerste nummer van de persen. Onderwerp: the tragic hero. Prijs: 9 gulden 75 per los nummer. ''Engels miste een eigen tijdschrift'', legt Christa Veenstra, een van de initiatiefnemers, uit. ''Wel zijn er van tijd tot tijd van die mededelingenblaadjes, zoals Harmony Times, maar die gaan meestal ook snel weer ter ziele. Wij wilden wat anders: een wetenschappelijk, literair tijdschrift. Zoiets als Groniek, maar dan voor de Engelse literatuur.'' Het blad ligt nu eindelijk in de winkels, maar de redactieleden hebben heel wat scepsis van officiële zijde moeten overwinnen, voordat het zover was. ''Er zijn natuurlijk al heel wat krantjes door studenten opgericht en weer verdwenen'', vertelt voorzitter Theo van Heijnsbergen van File. ''Wij moesten iedereen ervan overtuigen dat wij anders waren.'' Dat deed File middels het oprichten van een stichting en het aanvragen van een ISSN-nummer, zoals ieder officieel tijdschrift dat heeft. En dat, samen met een behoorlijke dosis overtuigingskracht, hielp. ''We hebben toen subsidies gekregen van de vakgroep en van de centrale studentenvoorzieningen, alles met elkaar 1500 gulden. Als start-subsidie'', vertelt Van Heijnsbergen. ''De rest moet van advertenties en abonnementen komen. We moeten overhouden van het eerste nummer, om het tweede te kunnen financieren.'' Inhoudelijk hebben de studenten een heel lezenswaardig blad afgeleverd. Het thema van de tragische held wordt op allerlei manieren belicht door mensen van verschillende disciplines. Helen Wilcox van Engels leverde zelfs twee artikelen. Eén waarin ze samen met Rina Walthuis de Engelse receptie van Cervantes' 'Don Quixote' analyseert en uitlegt hoe het beeld van deze Spaanse ridder zich in de loop der eeuwen heeft gewijzigd. Haar andere bijdrage concentreert zich op Shakespeare's wel zeer trieste held Hamlet. Maar de redactie heeft zich niet willen vastpinnen op strikt Engelse onderwerpen. Zo leverde Martin Gosman van de vakgroep Romaanse Talen en Culturen een boeiend overzicht van tragische helden in de middeleeuwse literatuur, wat vaak uitdraait op Franse voorbeelden, zoals Tristan en Ysolde. En emeritus hoogle- raar Hans Mooij benadert het thema aan de hand van de oer Hol- landse schrijver Arthur van Schendel. ''Bij Engels alleen is het draagvlak waarschijnlijk niet groot genoeg'', legt Van Heijnsbergen uit. ''We willen een blad maken dat voor veel mensen interessant is. Zowel voor wetenschappers, als voor eerstejaars studenten. En ook voor mensen van andere disciplines.'' Wat dat laatste betreft, lijkt de File-redactie geslaagd te zijn. Want bijna de helft van de dikke zestig abon- nees die zich tot nog toe hebben aangemeld, komt van andere studierichtingen dan Engels. ''We weten nog helemaal niet hoe het gaat lopen'', vertelt Van Heijnsbergen. ''Hoe File er over twee jaar uit zal zien. Wie weet, misschien zijn we dan wel een algemeen literair tijdschrift.''(Christien Boomsma)

Universiteit van Aruba leidt marginaal bestaan Een displaced instituutje tussen toeristisch lawaai

De universiteit van Aruba is zonder twijfel de kleinste van het koninkrijk. Vier full time-docenten vormen de staf en zestig studenten het gehoor. Van de 60.000 bewoners van het eiland gaat ruim een procent studeren, maar de verlokkingen van Nederland, en vooral de Nederlandse studiefinanciering, blijken moeilijk te weerstaan. En zo blijft de jonge universiteit een displaced instituutje temidden van aanzwellend toeris- tisch lawaai.

Het gebouw van de universiteit van Aruba ligt, half verscholen achter weelderige tropische struiken, aan een plein net buiten het centrum van Oranjestad. Voorin de tuin, aan de weg, de traditionele divi divi-boom, zoals het hoort extreem naar één kant doorbuigend. Boven de poort staat met grote letters De La Salle, de naam van de congregatie die het vil- la-achtige gebouw in de vorige eeuw liet bouwen. Rondom de stille binnenplaats liggen een bibliotheek, de repro-afdeling, een administratiekantoortje en wat kamers voor de staf; de college- zaaltjes zijn op de eerste verdieping. In Nederlandse verhoudin- gen zou een gebouw als dit krap ruimte kunnen bieden aan een vakgroep Assyriologie of Romeins recht; hier is de hele universi- teit erin gehuisvest. De oprichting van de universiteit van Aruba (UA) was het politiek gezien vanzelfsprekende gevolg van de Status Aparte die het eiland in 1986 kreeg. Eindelijk onder het juk van het domi- nante Curaçao vandaan besloot het eilandbestuur radicaal alle banden door te snijden en zo werd ook de Arubaanse dependance van de Universiteit van de Antillen gesloten. Aruba wilde nu álles zelf doen: een eigen regering, een eigen munteenheid, een eigen vliegmaatschappij en ook een eigen universiteit. De kleinste van het koninkrijk, met één (juridische) faculteit, vier full time- en zeven part time-docenten en in totaal zestig studenten. Het dilemma waar de universiteit voor staat is hiermee meteen geschetst. In Nederland valt een basisschool van zestig leerlin- gen ver onder de Wallage-norm wat is dan het bestaansrecht van een universiteit van deze omvang? Waarom een eigen universi- teit voor een eiland van de grootte van Texel, met 60.000 inwo- ners? Een eiland bovendien, waarvan de schoolgaande jeugd bijna niet kan wachten tot het moment dat ze het vliegtuig naar Amerika of Nederland kunnen nemen. Want nog honderd keer zo sterk als vwo'ertjes in Appingedam of St. Odilienberg hunkeren de Antilli- aanse jongeren ernaar, de vrijheid van het studentenleven in de Grote Stad mee te maken. Volgens officiële cijfers van de Informatiseringsbank telt Nederland zo'n 750 Arubaanse studenten en dan is er nog een onbekend aantal dat in het zo dichtbij geleden Amerika studeert.

Bijscholers

Drs. H.B. van Aller woont sinds 1989 in Oranjestad. Ze doceert Arubaans staats- en bestuursrecht aan de UA en is voorzit- ster van de universiteitsraad. ''Toen ik kwam, moesten de eerste colleges nog beginnen. Wel vreemd hoor, om te gaan werken aan een universiteit die nog niet bestaat. Je werkt in een enorm isole- ment, want vrijwel niemand weet van het bestaan. Dat is trouwens nog steeds zo. Toen ik laatst de NUFFIC om informatie over diplomawaardering vroeg was de reactie 'Goh, hebben jullie een eigen universiteit?''' Van Aller verbloemt het probleem van de minuscule schaal van de UA niet. Sterker nog: het huidige aantal studenten is volgens haar ''sterk geflatteerd''. ''Verreweg het grootste deel van de studenten is werkstudent, ambtenaren van het eiland die een graad willen halen om promotie te kunnen maken. Het duurt niet lang of het stuwmeertje van deze 'bijscholers' is opgelost en dan houden we nauwelijks studenten over.'' Sinds het lopend studiejaar constateert Van Aller overigens wel een ontwikkeling die enige hoop biedt. Tot nu toe was gemiddeld zo'n negentig procent van de studenten ''oudere deeltijder'' en tien procent ''schoolverlater'', maar dit jaar steeg dat laatste percentage tot dertig. Het college van curatoren van de UA wilde deze mogelijk positieve ontwikkeling echter niet afwachten. Vorig jaar stelde ze een soort visitatiecommissie in, die niet alleen naar de kwaliteit maar ook naar de levenskansen van de jonge universiteit moest kijken. Voorzitter van de commissie was de Nederlandse emeritus- hoogle- raar en CDA-prominent mr. W.C.L. van der Grinten. In zijn huis aan de Groesbeekseweg in Nijmegen laat de 78-jarige staats- rechtgeleerde zéér sombere geluiden horen. ''Mijn conclusie is, dat de levensvatbaarheid van de Arubaanse faculteit zeer twijfel- achtig is. Om te beginnen zijn de docenten in vaste dienst allemaal Nederlanders, die daar per definitie kort blijven, en het is de vraag of Arubanen die plaatsen kunnen opvullen. Daar komt bij dat je alleen in Antilliaans recht kunt afsturen; andere hoofdvakken zijn er niet. En dan heb ik het nog niet over de wens van jonge Arubanen om uit te vliegen; een tijdje buiten het eiland bivakkeren vinden de meesten toch wel erg aantrekkelijk.'' Volgens zowel Van Aller als Van der Grinten is ook de Studiefi- nanciering een factor van niet te onderschatten belang. De WSF 18+, met een basisbeurs voor iedereen, stimuleert het studeren in Nederland. Arubaanse studenten hebben, als Nederland- se staatsburgers, recht op een beurs aan een ''erkende oplei- ding'' en dat zijn wel de Nederlandse universiteiten en hogescholen, maar niet die van Aruba. Voor een studie op het eiland zelf stelt de Arubaanse regering alleen een lening be- schikbaar. Van Aller: ''Studiefinanciering is een enorme incentive om in Nederland te gaan studeren. De studenten krijgen daarvoor een Nederlandse beurs én een lening van de Arubaanse regering. Sinds de invoering van de WSF is het aantal jongeren dat naar Nederland gaat enorm toegenomen.'' Op zichzelf is die toename natuurlijk geen probleem. Alleen: van al die uitvliegers komt maar een klein deel na vijf jaar triom- fantelijk mét diploma thuis. De rest haakt voortijdig af of besluit na de studie om in Nederland te blijven. Beide problemen, de mislukkingen en de brain drain, baren de Arubanen grote zorgen.

Papiaments

Over de oorzaken van de studie-uitval lopen de meningen namelijk nogal uiteen. Van der Grinten wijt die mislukkingen vooral aan het probleem van de taal. ''Arubanen spreken thuis en met vrien- den nooit Nederlands en tegenwoordig wordt zelfs het onderwijs op school grotendeels in hun eigen taal gegeven. Dat maakt dat ze onze taal slecht beheersen; in elk geval veel te slecht om bijvoorbeeld een academische verhandeling te schrijven. Ik begrijp wel dat ze hun eigen cultuur willen bevorderen, maar je maakt het jezelf wel moeilijk met zo'n taal die door nog geen 250.000 mensen op de wereld wordt gesproken. Als ze dan geen Nederlands willen spreken, zouden ze beter Spaans of Engels als voertaal kunnen nemen in plaats van dat ongelukkige Papiaments.'' Arubaanse studenten in Nederland kunnen dit oordeel van Van der Grinten wel een beetje beamen. Michel Frank studeert sinds anderhalf jaar in Amsterdam en hoewel het gezin thuis Nederlands sprak, merkt hij nu dat dat niet genoeg is. Behalve de taal speelt volgens hem ook de extreem nauwe band met thuis een belangrijke rol bij studieproblemen van zijn eilandgenoten. ''Arubanen worden erg beschermd opgevoed. Als ze in Nederland zijn, gaan ze toch weer bij elk feest of familiaal probleem terug. Sommige van onze vrienden krijgen wel vier, vijf keer per jaar een ticket opgestuurd om mee thuis te komen. Dan leer je nooit zelfstandig worden en bovendien kosten al die reisjes erg veel studietijd. Hoe kun je je januaritentamens halen, als je met Kerstmis drie weken feestviert op Aruba?''

Studentencultuur

Michel Frank volgt nu een tweejarige hbo-studie Bedrijfskader. Daarna wil hij aan de universiteit verder studeren, dan wat werkervaring opdoen in Nederland en daarna terug naar Aruba. ''Ik wil graag kennis en ervaring opdoen in Europa. Aruba raakt meer en meer veramerikaniseerd en ik wil wat meer van de wereld zien dan dat.'' De oprichting van een universiteit op Aruba vindt hij onzin. ''Wat hebben we daar nu aan? Daar worden vooral mensen opgeleid die voor de regering gaan werken en die kosten alleen maar geld. We hebben mensen nodig die in het bedrijfsleven gaan werken. Die universiteit is voor jongeren ook helemaal niet aantrekkelijk. Er is geen studentencultuur, de meeste colleges zijn 's avonds en bijna iedereen is deeltijdstudent. Ik moet eerlijk zeggen dat ik, als het gekund had, best een opleiding dicht bij huis had willen volgen. Maar nu ik hier ben merk ik dat ik er veel van leer om me door de problemen heen te slaan.'' Overigens vallen die problemen volgens Michel Frank ook wel mee. De cultuurschok is groot, maar er wonen zoveel eilandgenoten in Nederland, dat je je nooit verloren hoeft te voelen. Bovendien is er het Arubahuis, dat de opvang en financiële verzorging van de studenten regelt. De toekomst van de eiland-universiteit lijkt kortom weinig zonnig. Het visitatierapport dat Van der Grinten en zijn commis- siegenoten vorig jaar publiceerden heeft het UA-bestuur bepaald niet gespaard. De commissie beveelt onder andere ''ten sterkste'' samenwerking met Curaçao aan. Afgezien van een juridische opleiding lenen de Antillen zich volgens hem ook absoluut niet voor een academische studie, vooral Aruba niet. ''Het grote probleem is, dat elk wetenschappelijk klimaat ontbreekt. Er zijn geen hoogleraren en de wetenschappe- lijke staf is piepklein. Een universiteit moet toch een soort intellectueel centrum zijn, een middelpunt van de cultuur, maar zoiets is vooral op Aruba volstrekt afwezig. Als je op Curaçao een lezing geeft komen er nog wel flink wat belangstellenden op af, maar op Aruba zitten er dan vijf mensen in de zaal.''

De universiteit van Aruba. Wie aan het begin van de avond met de KLM of Air Aruba op het vliegveld Reina Beatrix geland is en naar Oranjestad rijdt, kan zich zoiets inderdaad niet voor- stellen net zo min als de universiteit van Benidorm of van Las Vegas. De lange weg langs de kust toont slechts hotels, casino's en in het centrum van Oranjestad een rij bordkartonnen Hollandse geveltjes op gloednieuwe winkelpanden. Sinds de teloor- gang van de olie-industrie is Aruba er alleen nog voor de toeris- ten. De Amerikaanse toeristen om precies te zijn, voor wie een scala aan Mac Donalds, Burger Kings en Donut-bars klaar staat. Wie met Arubaans geld wil betalen, wordt uitgelachen. Behalve het decor voor de promotiefilmpjes van Veronica biedt Aruba veel verstopt en onverwacht natuurschoon maar geen cultuur. Zelfs het eiland-museum, nog geen vier jaar geleden gerenoveerd, is alweer vervallen en meestal dicht.

Amerikaanse universiteiten alleen geïnteresseerd in sporten die geld opleveren Sport-studiesysteem in VS deugt niet

Drie weken geleden deden de economiestudenten Jeanine Lemstra en Yvette van Rossum verslag van hun onderzoek naar het sport-studiesysteem aan de universiteit van Californië (UK 23). Wiepk Hoekstra verbleef enige tijd aan een Amerikaanse universiteit. Ze waarschuwt dat het Amerikaanse systeem allesbe- halve nastrevenswaardig is. Door WIEPK HOEKSTRA Organisatie en stimulering van topsport onder haar studenten levert een universiteit niet alleen een gezond image op, maar ook veel geld. Aldus het onderzoek dat twee economiestudentes op de University of California verrichtten in opdracht van het Sport- centrum van de RUG. Bovendien behalen sportieve studenten betere studieresultaten dan hun a-sportieve collega's, althans volgens de Amerikaanse statistieken. De inspanning van de RUG om een 'sportvriendelijke' universiteit te zijn is dus helemaal niet zo gek. De atleten die zich aan de RUG inschrijven om topsport met een universi- taire studie te combineren beloven niet alleen wereldkampioen triathlon, schaatsen of zwemmen te worden maar ook nog eens hoog te scoren in de studie en zonder problemen binnen vijf jaar hun bul te halen. Ze hebben bovendien nog tijd voor een bijbaantje bij de ACLO om er financieel wat ruimer bij te zitten. Deze sportieve uitblinkers krikken het imago van de stoffige RUG zodanig op dat het sponsorgeld van alle kanten toe- stroomt; uit het bedrijfsleven en van oud-studenten die zich door de prestaties van de topsporters van de RUG nog altijd sterk verbonden voelen met hun Alma Mater. Tenminste, als de RUG en haar sportieve studenten zich volgens het Ameri- kaanse voorbeeld van UCLA gaan gedragen. Dit is nog maar de vraag. Zelf heb ik, na anderhalf jaar aan Michigan State University (MSU) te hebben gestudeerd, een andere mening over topsport binnen het Amerikaanse universiteits- systeem. De belangrijkste sporten, die het meeste geld opleveren, zijn college football en basketball. De verkoop van de televisierechten van de wedstrijden is een noodzakelijke bron van inkomsten voor een state university die onvoldoende door de deelstaat wordt gefinancierd. Daarom worden er kosten noch moeite gespaard om de beste spelers aan te trekken en hen met optimale faciliteiten te omringen. Maar het is een sprookje dat deze atleten ook nog eens uitstekende studenten zijn die door hun strakke trainingsschema een grote (studie)discipline aan de dag leggen. Ze hebben vaak moeite hun cijfers op een zodanig niveau te houden dat ze niet van de universiteit weg gestuurd worden. Als dat niveau niet gehaald wordt en de football-speler/student ook niet meer mee mag trainen, komt de coach wel even naar de collegezaal om met de docent te praten. Dit is een bekend ver- schijnsel op Amerikaanse universiteiten. Vooral football en basketball worden op topniveau gespeeld binnen de college leagues, maar zijn, omdat er zoveel geld mee gemoeid is, ook de meest corrupte sporten. De sport-directeur heeft vaak meer macht dan de president van de universiteit. Regelmatig zijn er conflicten over de te besteden gelden. Er wordt veel geld in faciliteiten voor topsporters gestopt ten koste van investeringen in overige academische voorzieningen. Op de campus van de MSU wordt een nieuw football-gebouw neergezet met allerlei studie- en sportmogelijkheden. Dit gebouw mag 's avonds op bepaalde uren ook door de student-met-de-pet worden gebruikt, terwijl veel gebouwen op de campus schreeuwen om renovatie. Zo vormt het sportcircus een macht binnen de universi- teit.

Ontvluchten

Een universiteit die zijn atleten ook danig uitbuit. De football- en basketballspelers krijgen in de eerste instantie heus geen beurs om een academische opleiding mogelijk te maken. De univer- siteit trekt hen alleen maar aan omdat hun prestaties geld in het laatje brengen. Omgekeerd zijn de atleten vaak alleen maar geïnteresseerd in sporten. Maar al te vaak zijn topatleten in Amerika zwart en voor hen is professionele sport de enige manier hun kansarme omgeving te ontvluchten. 'Magic' Johnson groeide op in Lansing, Michigan en werd gerecruteerd door Michigan State University, wat de universiteit het kampioenschap in de col- lege basketball league opleverde in 1979. Magic maakte zijn opleiding niet af maar werd prof bij de LA Lakers. De atleten van MSU, vaak afkomstig uit de ghetto's van Detroit of een andere grote stad, halen de kranten vaak niet alleen door hun sportprestaties maar ook vanwege verdenking van cocaïnehandel, agressiviteit of seksueel wangedrag. Helemaal niet zo gezond dus. Een Amerikaanse college-opleiding kun je niet echt verge- lijken met een doctoraalstudie in Nederland. College is een kruising tussen een vwo-opleiding en hbo-onderwijs met verplichte gymnastieklessen in het eerste jaar. In hogere jaren nemen veel studenten juist geen tennisles of een aerobicscursus, gewoon omdat zulke cursussen te duur zijn, want als je niet aan topsport doet moet je ze zelf betalen. Een sportcursus komt toch al gauw op zo'n tweehonderd gulden per trimester. Op het docto- raal of graduate niveau valt de aandacht voor sport helemaal weg, omdat je daar als student geen tijd meer voor hebt, tenminste niet op top- of sub-topniveau.

Successen

Sport binnen het Amerikaanse universiteitssysteem is inderdaad heel anders dan sport op de Nederlandse universiteiten en ik betwijfel of het gezond is voor de RUG een voorbeeld te nemen aan de Amerikaanse aanpak. Persoonlijk vind ik dat sport binnen Amerikaanse universiteiten een uit de hand gelopen onder- deel is dat volkomen voorbij gaat aan het eigenlijke doel van een universiteit. Nog even en een reputatie van een universiteit wordt gevestigd op grond van overwinningen van de sportteams in plaats van de wetenschappelijke successen van professoren en studenten. Een onderwijsinstelling als de RUG moet niet afhankelijk worden gemaakt van sportgelden, noch haar image ontlenen aan de sportprestaties van enkelingen, maar op een reële manier door de overheid gefinancierd worden. Sport schijnt een gezonde onderbreking van te zijn en ik 'bom' met plezier zo nu en dan bij de ACLO.

Wiepk Hoekstra is student Algemene Letteren aan de RUG.

Wereldmuziek van 'plaaggeest'

Door LOURENS KLUITENBERG Groningen is een nieuwe muziektrio rijker, Djinn Djinny geheten. De naam betekent plaaggeest in het Arabisch. De groep bestaat uit twee gitaristen en een zangeres. Woensdag 11 maart maakt het trio zijn opwachting in het Universiteitstheater. Het repertoire van Djinn Djinny valt buiten de traditionele muzieksoorten. Het is een mengeling van stijlen waarbij onder meer flamengo-invloeden te herkennen zijn. De benaming wereldmu- ziek is hier op zijn plaats. De oprichter van de groep, Peebee Leroy componeert veel muziek zelf en zegt inspiratie te putten uit de gedichten van de Engelse schrijfster Sylvia Plath. Muziek maken is volgens hem het beschrijven van de dingen die om je heen gebeuren. Het plezier maken tijdens het spelen staat bij de groep dan ook voorop. Peebee Leroy verdiende jarenlang zijn brood als mime-speler in Frankrijk en Spanje. Leroy speelt sinds twee jaar gitaar, maar kan al wel een optreden met de vermaarde gitarist Paco Peña op zijn conto schrijven. Leroys geringe muziekervaring is soms te merken aan de technische fouten die hij tijdens de try-out in café de Balk maakt. Zijn enthousiasme en podiumuitstraling vergoeden echter veel. De andere gitarist, Hans Endendijk, zit iets langer in het vak. Endendijk speelt dan ook strakker en professioneler. Het trio wordt gecomplementeerd door zangeres Bianca van Dijk, ooit furore makend in de Groningse formatie RTC. De try-out van de groep afgelopen zaterdag gaf een aardige indruk van wat de luisteraar te wachten staat. De show van de groep is een afwisseling van muziek, zang en dans. Zelfs een komische act wordt niet geschuwd en ook liefhebbers van het Nederlandstalige lied komen aan hun trekken. Tijdens de zangnummers van Bianca van Dijk kon men een speld horen vallen. Ook de solopartijen van Leroy en Endendijk op gitaar spraken tot de verbeelding, hoewel enkele nummers te uitgesponnen zijn. Daar ligt ook de zwakte van de groep. Doordat het repertoire grotendeels zelf gecomponeerd is, gaat de muziek na verloop van tijd heel erg op elkaar lijken. Een optreden van anderhalf uur is dan nog iets te veel van het goede. Meer afwisseling in het repertoire zou de groep ten goede komen. Maar misschien is dit wel iets teveel gevraagd van een ambitieuze beginnende band. De liefhebbers van wereldmuziek kunnen in ieder geval komende woensdag aan hun trekken ko- men.

Alfa's manoeuvreren voorzichtig richting onderzoek- school `We laten ons echt niet opjagen'

De lokroep van de onderzoekschool is ook in het veld van de geesteswetenschappen gehoord. Theologen, filosofen en letteren-vorsers bundelen momenteel de krachten in zeven centra. Onder het motto 'hardlopers zijn doodlopers' wordt het traject richting onderzoekschool schijnbaar in alle rust voorbereid, van onderop en niet op bevel van ''Zoetermeer''. Maar er klinkt ook gemor binnen de letterenfaculteit. ''Dit halfslachtige beleid werkt niet profilerend, maar nivellerend.''

De wedloop om de onderzoekschool, het landelijk keurmerk voor toponderzoek, is in volle gang. De bèta's lopen voorop, met vanuit Groningen krachtige teams als het Materialen Studiecentrum en het GBB, de fusie van bioche- mici en biotechnologen. De gammawetenschappers hebben hun kaarten gezet op het ICS, het interuniversitair centrum van sociologen. En de alfa's? Zij zijn nog bezig met de indeling van de teams. Vervolgens moeten de shirtjes worden verdeeld. En pas als dat achter de rug is, valt er te denken aan een voorzichtige stap richting onderzoekschool. ''We laten ons niet opjagen door de ontwikkelingen in Zoeter- meer'', verklaart Ed Taverne, hoogleraar architectuurgeschiedenis en voorzitter van de interfacultaire 'Ad-hoc-commissie voor de onderzoeksorganisatie/onderzoekersopleiding Geesteswetenschap- pen'. ''We kiezen voor een eigen ritme, dat aansluit bij de democratische onderzoekscultuur van de humaniora.'' Vorige maand presenteerde de commissie een rapport over de stand van zaken bij de reorganisatie van het geesteswetenschappelijk onderzoek. De eerste voorzichtige stap is gezet: voor de zomer moet de oprich- ting van zeven onderzoekscentra een feit zijn; vijf binnen de letterenfaculteit, plus een centrum voor de wijsgeren en een voor de theologen.

Omweg

De huidige voorwaardelijk gefinancierde onderzoeksprojecten fungeren als vertrekpunt voor zo'n centrum. Vertonen deze VF-velden een thematische samenhang dan wordt er als het ware een accolade voor gezet, en komt er een fraaie naam aan te hangen als Centre for Philosophical Research of, bij de bundeling van het (kunst)historisch onderzoek, centrum voor de Geschiedenis van Cultuur, Idee en Mentaliteit. Waar andere faculteiten al druk bezig zijn met de oprichting van onderzoeksinstituten, zelfstan- dige bestuurseenheden die de springplank vormen voor de status van onderzoekschool, kiezen de geesteswetenschappers met de centrum-constructie voor een strategie van de lange adem. Want voordat de centra een duidelijk samenhangend programma hebben plus een paar klinkende zwaartepunten, moet er nog heel wat water door de Hunze gaan. ''Onze eerste prioriteit is een goede tweede-fase-opleiding'', stelt Taverne. ''De zeven centra bieden onderdak aan een soort klassen voor assistenten- en onderzoekers-in-opleiding. Deze klassen komen samen in de Onderzoekersopleiding Geestesweten- schappen, die in september van start kan gaan. Daarnaast biedt deze constructie de mogelijkheid aan sommige centra om zich verder te profileren in de richting van onderzoeksinstituut en onderzoekschool.'' Dus een onnodige omweg, concluderen de taalkundigen Mark Kas en Ger de Haan in een vorige maand verschenen tegennota. Zij stellen dat de Faculteit der Letteren niet om de hete brij moet heen- draaien. Er zijn maar twee kanshebbers in de race om de onder- zoekschool: het Centrum voor Klassieke, Oriëntaalse, Middeleeuwse en Renaissance Studiën (COMERS) en de taalwetenschappelij- ke poot die letteren heeft in het interfacultaire Center for Behavioral, Cognitive and Neurosciences (BCN). Dat zijn de facultaire zwaartepunten die de volle steun verdienen bij hun streven om onderzoeksinstituut en -school te worden. Kies je voor de trage weg van centra, waarbij vooralsnog zo wat alle onderzoek meegaat, dan sta je straks met lege handen. De Haan: ''Taverne verkoopt nivellering onder het mom van profilering.'' ''Doen we zo'n snelle greep naar de gouden speerpunten, dan wordt de rest van het facultaire onderzoek naar een hbo-niveau gescho- ven'', reageert Taverne op zijn beurt. ''Als je ziet wat er van een onderzoekschool wordt verwacht aan aio's en andere investe- ringen, dan kun je alle verdere onderzoeksactiviteiten wel vergeten. Dat staat haaks op het beleid van de letterenfaculteit, waar pluriformiteit en een rijk aanbod van onderzoek en onderwijs hoog in het vaandel staan.'' ''Maar onze strategie betekent heus niet dat we de zaak op zijn beloop laten'', vult Remy van Schaïk, secretaris van de ad-hoc-commissie, aan. ''We streven wel degelijk naar een duide- lijke profilering en een beter management van ons onderzoek. En dat zal ook van invloed zijn op de verdeling van middelen.'' Het letterenbestuur heeft inmiddels de decanen van de zusterfacultei- ten gewonnen voor het standpunt dat alleen een gecoördineerde aanpak het alfa-onderzoek voor afkalving kan behoeden, vertelt Van Schaïk. Niet via het spel der vrije krachten, maar door een gezamenlijk streven naar federatieve verbanden moeten onderzoek- scholen worden binnen gehaald. De eigenheid van het geesteswetenschappelijk onderzoek vraagt nu eenmaal om een afwijkende aanpak, stellen de beleidsmakers. Maar die eigenheid wordt soms wel overdreven. Te lang zijn de alfa's er vanuit gegaan dat de onderzoekschool volledig is toegesneden op de bèta's. Daar bevinden zich de sterke onderzoeksconcentra- ties, luidt de standaardopvatting, en daar werkt de kapitalisti- sche instelling die nodig is om een kansrijk onderzoeksteam op te tuigen ten koste van zwakkere broeders.

Clichébeeld

''Dat werd begin jaren tachtig bij het formuleren van de VF-programma's en de instelling van het aio-systeem ook al geroepen: dit is typisch iets voor de natuurwetenschappen, moeten de geesteswetenschappen hier wel aan meedoen? Nu kunnen we constateren dat het al met al veel beter heeft uitgepakt dan de meeste geesteswetenschappers durfden geloven.'' Theo Kuipers, voorzitter van het Centre for Philosophical Research, relativeert de verschillen tussen de beide onderzoeksculturen. Natuurlijk hebben de bèta's een voorsprong, doordat de groepsvorming rond grote projecten daar al eerder plaatsvond. ''Maar ook bij de geesteswetenschappen hebben we nu programma's gevormd, die een paar jaar terug niet voor mogelijk werden gehouden. We lopen achter, maar deze vernieuwing kan voor ons ook positief werken. Is het niet als onderzoekschool, dan toch in de vorm van sterkere structuren die in de buurt komen.'' Sterke structuren, dat kan betekenen dat de klassieke alfa-onder- zoeker die zich in een specialisme heeft vastgebeten op zijn tellen moet passen. Valt hij niet bij een centrum in te passen, dan wordt hij wegbezuinigd. ''Voor echt goede onderzoekers is er altijd wel een plaatsje in te ruimen'', meent Kuipers. ''Concreet gezegd: er moet ruimte blijven voor het schrijven van mooie boeken.'' Taverne is er niet zo zeker van dat alle stokpaardjes in de toekomst bereden kunnen worden: ''Bij letteren leeft het clichébeeld dat alfa-onderzoek te maken heeft met een zekere artistieke inslag; dat het alleen floreert bij de gratie van absolute individuele vrijheid. Iedere poging om tot grotere programma's te komen wordt dan als bedreigend ervaren. Persoon- lijk vind ik dat belachelijk. Dat is net zoiets als een architect die een vast programma van eisen als een aanslag op zijn creati- viteit ziet; terwijl hij het ook als een uitdaging kan zien om binnen de gestelde eisen toch tot een eigen ontwerp te komen... Ik denk eerlijk gezegd dat de toekomst voor sommige individuele onderzoekers problematisch kan worden.''

Zover is het voorlopig nog niet. Het traject richting selectie en profilering is uiterst voorzichtig ingezet. En het ziet er naar uit dat de alfa's nog vele horden moeten nemen. Tijdens de faculteitsraad letteren van vorige week vrijdag kwamen vooral de bestuurlijke en juridische haken en ogen aan de orde die aan de instelling van het nieuwe fenomeen 'centrum' en een personele selectie kleven. De principiële vraag of deze voorzichtige strategie het letterenonderzoek slechts windeieren legt, zoals de taalkundigen Kas en De Haan stellen, kwam niet ter sprake. ''Jammer'', vindt Taverne. ''Dat geeft eens te meer aan dat de toekomst van het onderzoek nauwelijks leeft binnen onze facul- teit. Natuurlijk is het fijn dat de ad-hoc-commissie verder kan met zijn werk, maar ik had liever een stevige discussie ge- had.''

Historicus studeerde in het China van na de opstand `Er hangt in Pekingeen benauwende sfeer'

Edward Rouwhorst studeerde van 1983 tot 1989 geschiedenis aan de RUG. In die tijd ontwikkelde hij zijn grote passie voor China. Op het moment dat hij naar Peking af zou reizen strooide de studentenopstand roet in het eten. Een jaar na de bloedig neergeslagen demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede mocht Rouwhorst alsnog vertrekken. Het relaas van veertien maanden wonen op een campus in de hoofdstad van de Volksrepubliek China.

'e kunt enorm met Chinezen lachen. Ze houden erg van eten, hebben een grote eetcultuur en daar wordt ook flink bij gedronken. Tegenover buitenlanders zijn ze erg vriendelijk. Je raakt snel met ze aan de praat, ze zijn erg geïnteresseerd en nodigen je direct uit.'' Aan het woord is Edward Rouwhorst. Hij is een van de van de vijfentwintig Neder- landse studenten die in 1990 een beurs kregen van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen om een jaar in de Volksrepubliek China te kunnen studeren. En zou om bovengenoemde redenen zo weer naar China terug willen. Drie jaar lang reisde Edward Rouwhorst van Groningen naar Leiden om aan het Instituut voor Sinologie de voor de beurs vereiste bijvakken en talencursussen te volgen. Toen de beurs al toegekend was, kreeg hij bijna nog het deksel op de neus. Na het bloedige einde van de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede in mei 1989 besloot de Nederlandse regering alle uitwisselings- programma's met China stop te zetten. Rouwhorst had zijn scriptie over de buitenlandse politiek van China na 1949 al geschreven en zijn studietijd zat er op. Zijn grote wensdroom, China 'ontdekken', leek na de buluitreiking in het najaar van '89 verder weg dan ooit. Gelukkig werd er voor hem een uitzondering gemaakt en kon hij in 1990 alsnog vertrekken. De eerste kennismaking met Peking was er een met gemengde gevoe- lens. Rouwhorst verwachtte een gespannen situatie in de stad waar de protesten tegen de politiek van de Communistische Partij het hevigst waren. Bij de eerste kennismaking met viel Peking hem om andere redenen ontzettend tegen. ''Wat er nog over is gebleven uit de keizerlijke periode is heel mooi qua architectuur, maar wat er na de Tweede Wereldoorlog is bijgebouwd is allemaal hetzelfde: grijs en grauw in een neo-clas- sisistische stijl. Mijn eerste reactie was: Mijn God, wat een lelijke stad. Peking ziet er vreselijk saai uit door de langge- rekte brede wegen en die grauwe gebouwen. Het is een eentonige stad, maar door het wegenstelsel kun je er absoluut niet verdwa- len.'' Zijn eerste indruk van de stad bleek niet de juiste te zijn. De dagelijkse praktijk was nog erger. ''In september 1990, toen ik in de stad aankwam, werden de Aziatische Spelen in Peking gehou- den. Voor vele buitenlanders was het de eerste kennismaking met China na de opstand. Alles was er aan gedaan om het er perfect uit te laten zien. Het anders chaotische verkeer werd nu geregeld door honderden vrijwilligers in rode overalls en de stad was helemaal schoongeveegd; de vele bedelaars waren simpelweg buiten de stadsmuren gezet.''

Barrière

Na de spelen kwam Rouwhorst in aanraking met het 'echte' Peking. De orde en netheid waren verdwenen. Plotseling moest hij vechten voor een plaatsje in de bus, waar eerder die aardige rode manne- tjes hem keurig naar binnen loodsten. En in de winter kreunt Peking onder de last van een laag smog, die als een ondoordring- bare deken over de stad hangt. In China is steenkool nog steeds de belangrijkste brandstof. Behalve smog veroorzaakt dat een grote stofontwikkeling in Peking. ''Ook al hield je de ramen overdag gesloten, 's avonds lag alles in je kamer onder een dikke laag stof.'' Die kamer lag op de westelijke helft van de campus van het Bejing Foreign Studies Institute, de universiteit waar hij een jaar lang studeerde. ''De gebouwen waarin de buitenlandse studenten verblijven worden door een snelweg gescheiden van het oostelijke deel van de campus, waar de Chinese studenten wonen. Het was tien minuten lopen van oost naar west maar toch schept dat een soort barrière.'' De autoriteiten deden er na de opstand alles aan om de studenten te controleren. Rouwhorst: ''Een buitenlandse student woont nooit bij een Chinees in, dat is uitgesloten. Op onze universiteit mochten Chinese studenten je niet op de kamer bezoeken. Toen een Engels meisje toch een Chinees had uitgenodigd werd hij gezien door de conciërge, onder in de flat, en door drie portiers gegrepen. De portiers waren tegelijkertijd beveiligingsmensen. Er ontstond een vechtpartij en de jongen werd van de universiteit gestuurd.'' Dat China sinds 1989 toch iets democratischer is geworden, bleek toen een handtekeningactie van de buitenlandse studenten, om de bezoekregeling te veranderen, na twee maanden succes had. ''Er kwam een compromis. Chinezen mochten ons overdag van 9.00 tot 22.00 uur bezoeken, maar ze moesten wel hun identiteitsbewijs afgeven bij de conciërge. Die kregen ze pas na afloop van het bezoek weer terug.'' Toen Rouwhorst zijn Chinese vrienden na een bezoek naar de uitgang van het gebouw wilde begeleiden mocht hij van hen niet mee. ''De conciërges hielden er nogal vernederende praktijken op na voordat ze hun pasje terugkregen. Ze wilden niet dat ik dat zou zien.''

Privacy

Studenten leven in China in hun eigen stadjes. De campus waar Rouwhorst woonde, is helemaal ommuurd en heeft eetcafeetjes en sportfaciliteiten. ''Het is een eilandje voor studenten. In een eetcafé kom je snel in contact met Chinezen. Je gaat aan tafel zitten, begint een gesprek en ze kletsen direct terug.'' Maar over politiek wordt nooit luidruchtig gediscussieerd. Vooral in Peking is het moeilijk om privacy te hebben; een plaats waar je ongestoord met Chinezen kunt praten ontbreekt. Ook op de campus was de onderlinge controle groot. ''Chinese studenten wonen met zijn achten op een kamer van drie bij vier meter, in stapelbed- den. Buitenlandse studenten bewonen dezelfde gebouwen en zitten slechts met zijn tweeën op een kamer. Tijdens de studentenopstand speelde de ontevredenheid van de Chinese studenten over hun abominabele leefomstandigheden op de achtergrond mee in hun protest tegen de regering. Rouwhorst: ''De roep om meer democra- tie was natuurlijk belangrijk maar het ging de studenten ook om betere huisvesting en om meer privacy. Maar als ze die eisen voorop zouden hebben gesteld hadden ze de burgers nooit mee kunnen krijgen in hun protest.'' De regelgeving op de campus is streng. Om half twaalf 's avonds sluit de conciërge de studentenflat. Wie te laat is moet zijn naam opgeven op een lijst die naar de universiteitsdirectie gaat. ''De Nederlanders en de Russen waren altijd te laat. We trokken dan om de tien minuten aan de bel zodat de conciërge aldoor uit bed moest komen. Die Russen noemden zich Gorbatsjov 1, Gorbatsjov 2, en ga zo maar door. Op den duur mochten we gewoon doorlopen.''

Regels zijn er veel in China maar ze worden met voeten getreden, merkte Rouwhorst. ''Regels zijn er voor de buurman. Het leven is in Peking soms letterlijk en figuurlijk een 'struggle for life'. Mensen moeten wel voor zichzelf opkomen. In de bus bijvoorbeeld. Er wordt al voor het instappen gevochten om een plaatsje. Twee oude vrouwtjes staan vervolgens de hele busreis lang op elkaar te schelden. Op een dag werd er echt gevochten, tot een oud mannetje zei dat zoiets niet hoorde waar een buitenlander bij was. De vechtersbazen keken naar mij en hielden direct op. Ze beseften natuurlijk niet dat ik hen kon verstaan.''

Wereldnieuws

Rouwhorst kwam in China alleen in aanmerking voor de talencursus; voor de colleges die Chinese studenten volgden was zijn spreek- vaardigheid te gering, ondanks de Leidse cursussen. Tijdens het college bleek het opkomstpercentage van groter belang te zijn dan de prestaties. ''Na elk semester hangt er een lijst wie er een goede student is. In het begin verscheen iedereen op het college en waren we allemaal goed. Het tweede semester stonden we alle- maal bij de slechte groep.'' Hoewel de docenten erg sympathiek waren, bleken de lessen nogal eentonig. Het lesmateriaal en de faciliteiten waren niet goed en dus bleven veel buitenlandse studenten na verloop van tijd weg. Of vertrokken ze uit Peking om in China te gaan reizen. Het reizen werd ook de favoriete hobby van Edward Rouwhorst. ''Ik wilde af en toe gewoon weg uit Peking. De smog, de saaie archi- tectuur, de constante aanwezigheid van de partij... Er hangt een benauwende sfeer in ieder opzicht. De mensen wachten nu op wat komen gaat. Er loopt nog steeds veel politie op straat en er rijden nog steeds wagens met veel militairen rond. Niemand weet wat er morgen gebeuren kan, daarom is de houding van de inwoners van Peking apathisch.'' In het fraaie achterland van China wordt het moderne Peking met enig wantrouwen bekeken, ervoer Rouwhorst. ''Die stad wordt door de rest van China geassocieerd met de opstand en daardoor met de partij. Elk ideologisch offensief van de partij begint ook in Peking.'' Anderzijds onderscheiden de inwoners van Peking zich van de rest van China door een uiterst cynische houding. ''Je leest hier overal slogans die helemaal los van de werkelijkheid staan. De mensen lachen erom. In China kan men tegenwoordig ook het wereld- nieuws ontvangen. Ze weten wat er in de rest van de wereld gebeurt en laten zich niet meer van alles wijsmaken door de partij. Ze zijn niet meer zo naïef.'' Veel Chinese studenten willen weg uit China, naar het buitenland. De Groninger werd regelmatig aangeklampt door een medestudent. ''Ze denken dat jij ze kunt helpen om weg te komen. Het is heel vervelend om ze dan teleur te moeten stellen.'' Rouwhorst heeft momenteel ''een eenvoudige baan'' in Japan, bij een bedrijf in Tokyo dat zijde importeert uit China. ''Ze zochten iemand die Chinees en Engels sprak.'' Het liefst wil hij weer naar China om er te promoveren op een onderzoek naar de economi- sche verschillen tussen het achtergebleven platteland en het rijkere kustgebied. ''Chinezen zijn heel anders dan Japanners. Ze zijn veel extraverter en minder formeel. Ze lappen bijvoorbeeld alle verkeersregels aan hun laars... In China had ik toch wel een heel bijzonder leventje. In Japan ben je als buitenlander niet meer zo uniek.''

POP

Voor wie 'Back to the seventies' te ver terug in de tijd is kan zondagavond back to the eighties, de hoogtijdagen van The Gun Club. Na een aantal kwakkeljaren komt Gun Club-voorman Jeffrey Lee Pierce met een project en cd onder de titel 'Ramblin' Jeffrey Lee and Cypress Grove with Wilie Love'. Hiermee lijkt Pierce weer op de goede weg te zijn. Authentieke Delta-Blues à la Robert Johnson afgewisseld met de voor de Gun Club zo kenmerkende Bo Diddley jungle-ritmes. 8 maart treedt Pierce voor de achtste maal op in VERA. Nog wel met The Gun Club. Het Ramblin' Jef- frey-project was er nog niet klaar voor. Wel zullen er naast de greatest hits de nodige nummers van deze cd op de playlist staan. Niet vreemd opkijken als Pierce' gitaarspel klinkt als dat van zijn idool Jimi Hendrix. De oud-roadie van Hendrix woont in Londen bij Pierce om de hoek en verbouwde Jeffreys gitaar in de Hendrixstijl. Niet van echt te onderscheiden. (Perry ten Hoor)

KUNST

Eric van den Bergh (1957) exposeert tot 8 maart recente tekenin- gen en schilderijen bij galerie Biemoldsbelang. De afgelopen jaren is Van den Berghs werk opgevallen door de eigenzinnige en verrassende figuratie en de vlotte techniek. Bij Biemoldsbelang blijft dat positieve beeld maar gedeeltelijk overeind. De presen- tatie onthult een grillig kunstenaarschap dat zich vaak laat verleiden tot magere koddigheid en overbekende beeld-oplossingen. Slechts af en toe wordt een werkelijk memorabel niveau van fijnzinnigheid of humor bereikt. Met name in de bescheiden lijntekeningen zijn nog de sporen van Van den Berghs voormalige fascinerende beeldtaal te herkennen. Van den Bergh, zo blijkt duidelijk uit de tentoonstelling, springt te snel en te vaak over van het ene thema op het andere, van de ene stijl op de andere. Dergelijk gevlinder kan charmante kanten hebben, maar die worden hier helaas veelal teniet gedaan door een tekort aan diepgang. (Gerard Lakke)

FILM

De zwakste scène uit Oliver Stone's JFK is een twintig minuten durende rechtszaak, waarin officier van justitie Jim Garrison alleen maar kan aantonen dat er iets mis is met de officiele versie van de moord op John F. Kennedy. Ja, dat wisten we al. De zwakte van de argumentatie voor de complottheorie van Garrison in deze scène geeft tevens de kracht van de rest van de film aan. Film is een onhandig medium om mee te argumenteren, maar een heel goed medium om mee te overtuigen. En om te overtui- gen laat Stone geen truc ongebruikt; met snelle ritmische monta- ge, waarbij je geen tijd krijgt om na te denken over wat er nu precies beweerd wordt, laat Stone precies zien wat er gebeurd is op die novembermiddag in Dallas. Kijk, zie je wel! Documentaire beelden moeten de geloofwaardigheid van de fictie versterken. Van Jim Garrison, die in werkelijkheid mafia-contacten had en van corruptie beschuldigd werd, wordt een eenzame held gemaakt, die aan het slot met zijn gezinnetje onbegrepen het daglicht tegemoet loopt. J'FK' moet je zien als speelfilm, wat hij te weinig is. Laat je overtuigen, want er klopt geen moer van. (Frank Blaakmeer)

THEATER

Pierre Bokma heeft 'het': talent waar je stil van wordt. Als hij op het podium staat, weet ik weer glashelder wat de waarde van een goed toneelstuk is; dan vergeet ik alle wanprestaties van zijn collega's, die óf slecht geregisseerd zijn óf bij wie het vakmanschap ontbreekt. Bokma zorgt ervoor dat je betrokken raakt bij het spel, terwijl je het alledaagse ontstijgt. Een paradoxaal genoegen. Hij fascineerde als koning en als Griekse held en hij was subliem in zijn Hitler-interpretatie. Mijn liefde voor Pierre Bokma deel ik overigens met vele theater- bezoekers, zelfs met de jury van de eervolle 'Louis d'Or': een paar dagen geleden is Bokma genomineerd voor deze Nederlandse toneelprijs wegens zijn verpletterende spel in het toneelstuk Vastgoed B.V. De Amerikaan David Mamet schreef deze komedie (voor zeven heren) over de keiharde wereld van de makelaardij, waarin corruptie en verraad sleutelbegrippen zijn. Schitterend. Te zien op 12 en 13 maart in de Stadsschouwburg. (Lida Coumou)

KLASSIEK

In de periode dat Verdi en Puccini een aantal groots opgezette opera's componeerden, schreef Debussy een opera met een geheel andere, introverte sfeer. De opera Pelléas et Mélisande van Debussy is qua opzet een heel opvallend werk. Waar in de meeste opera's gebruik wordt gemaakt van koren en ensembles, ontbreken die volledig in deze opera. Het stuk is gebaseerd op een toneel- stuk van de dichter Maeterlinck, waarin de belangrijkste dingen lang onuitgesproken blijven en de muziek de verborgen stromingen uit het onderbewustzijn van de jonge geliefden vertolkt. De momenten van intense gevoelens tussen de beide hoofdpersonen worden tot uitdrukking gebracht door bijna zwijgende muziek. Ook heeft Debussy in zijn compositie rekening gehouden met de symbo- liek van Maeterlincks tekst, zoals in de sensuele scène waarin Pelléas met Mélisande's haar speelt. Zoals in vele opera's het geval is, speelt jaloezie een grote rol die het leven van de hoofdpersonen bepaalt. Opera Forum, 9 maart in de Stadsschouw- burg, 20.15 uur. (Yvonne van den Berg) Hoe lang was het nu al wel niet aan tussen Annie en hem? Een jaar? Vijftien maanden? Anderhalf jaar? Aernout van Wassenaer wist het niet meer. Maar hij wist wel dat ze het in al die tijd pas één keer hadden gedaan, na afloop van een avondje stappen. Daarna was er een periode geweest dat ze heel af en toe wel wilde tongzoenen en dat ze het accepteerde, gedoogde kon je beter zeggen, dat hij met zijn hand in haar bloesje friemelde, maar de laatste twee maanden was het helemaal niets. Geen zoen, geen omhelzing, niets. Ten einde raad was hij vorige maand naar Yvette gegaan. Ook een vrouw per slot van rekening, en nog wel een vrouw die vriendjes verzamelde zoals wijlen zijn grootvader postzegels. Bovendien studeerde ze nog medicijnen ook. Behalve over een ruime praktijk- ervaring beschikte ze dus over een gedegen theoretische achter- grond. Een betere raadsvrouw dan Yvette kon hij zich eenvoudig niet wensen. ''Je moet iets geks doen'', had Yvette gezegd. ''Iets waar ze totaal niet op rekent. Daar zijn wij vrouwen dol op.'' Via een Valentijnsadvertentie in de UK had Aernout voor het eerst geprobeerd zijn relatie met Annie een onverwachte wending te geven. Maar hoewel haar naam pontificaal in de tekst had gestaan en hij de UK geopend op haar bureau had gelegd, had ze er niet op gereageerd. Toen hij haar er tenslotte zelf op had geattendeerd haalde ze haar schouders op. ''Hoeveel kostte dat?'', was het enige dat ze zei. En nu was Annie dan jarig. Twintig jaar werd ze. Aernout had besloten deze feestelijke gelegenheid aan te grijpen om een nieuwe, krachtige poging te doen. 's Morgens had hij haar ontbijt op bed gebracht. ''Je cadeau komt vanavond'', had hij er myste- rieus bij gezegd. Annie had zowaar gelachen toen hij dat zei. Maar toen hij haar wilde zoenen had ze hem alleen haar wangen aangeboden. Om kwart voor negen 's avonds zat Annie's kamer vol. Yvette, Fredje en Hedwig waren er, en ook Jeroen de Bock en Stanley Druiprek waren op de geur van koffie en gebak afgekomen. Aernout begon nu toch een beetje zenuwachtig te worden. Er was nu geen weg terug meer. Het cadeau kon ieder ogenblik op de stoep staan.

Precies op het afgesproken tijdstip, om klokslag negen uur, ging de bel. ''Ben er zo weer'', zei hij gehaast, en hij schoot de kamer uit. Twee minuten later kwam hij weer binnen, met achter zich aan een stevig gebouwde jongen. In zijn linkerhand hand droeg de jongen een reusachtige ghettoblaster; in zijn nek een mat- je. ''Hoi. Ik ben Roy'', zei hij. ''Wie is de jarige?'' Voor Annie iets kon zeggen stond hij voor haar. ''Gefelici- teerd'', zei hij, terwijl hij haar een grote roos overhandigde. ''Van je vriend Aernout.'' Hij grijnsde over zijn schouder in Aernouts richting. ''Zullen we dan maar beginnen?'' Zonder op een antwoord te wachten duwde hij een CD in de ghetto-blaster. Het snerpende geluid van de gitaar van Keith Richards vulde de ruimte. Mick Jagger viel in: ''I can get no...'' Aernout beet op zijn onderlip. Plotseling vroeg hij zich af of het wel zo'n goede gedachte was geweest. Hij zag hoe Roy heupwie- gend voor Annie heen en weer begon te dansen en het bovenste knoopje van zijn leren jas losmaakte. ''Hihihi...'' Gelukkig. Yvette begon te giechelen. Maar Annie, hoe zou Annie reageren? Voorlopig zat ze er nog als versteend bij. Toen draaide ze haar hoofd langzaam zijn kant uit.

Promovendus onderzoekt effect van doorwaakte nacht op depressies Een paradoxale ingreep

In een uithoek van het parkachtige Groot-Lankum in Franeker doemt het Psychiatrisch Ziekenhuis op. Het donkere gebouw met zijn kleine ramen ademt de treurigheid van een ouderwetse inrichting uit. Die somberheid heeft men in het interieur willen compenseren met fleurige meubeltjes en gezellige zithoeken. Het heeft niet mogen baten. In de hal die blauw ziet van de sigarettedamp, liggen mensen te slapen of voor zich uit te staren. Niemand reageert op de binnenkomst van de onbekende bezoeker. ''Depres- sieve mensen lijken soms in de koude kerker van hun gevoelens gevangen te zitten. En dat lijkt nauwelijks te beïnvloeden'', vertelt Simon Elsenga. ''Op een dag zijn ze ineens heel levens- lustig, hypomaan soms'' bij wijze van demonstratie begint hij met grote stappen door de kamer te benen, breed gebarend en luid uitroepend hoe gewéldig het leven is ''om vervolgens weer terug te vallen in hun kerker.'' De psycholoog die afgelopen woensdag aan de RUG promoveer- de, relativeert tijdens het gesprek regelmatig de impact van zijn studie. ''De depressieven van mijn onderzoek komen hier niet, hier werk ik met veel zwaardere patiënten, schizofrenen vooral.'' Hij moet diep in zijn geheugen graven om zich de wetenschappelij- ke discussies en denktranten weer eigen te maken. Het feitelijke promotiewerk ligt inmiddels alweer een tijd achter hem en hoeveel publiciteit het onderzoek ook kreeg, voor de dagelijkse praktijk in het Psychiatrisch Ziekenhuis van Franeker heeft het geen betekenis.

Remedie

Door een wat ongelukkig geformuleerd persbericht zijn diverse media vorige week op het verkeerde been gezet. De kranten verha- len van de Friese psycholoog die een kinderlijk eenvoudige remedie tegen depressiviteit zou hebben ontdekt. Blijf een nachtje wakker en de wereld ziet er een stuk zonniger uit, luidt ongeveer het recept. Jammer genoeg, zo klinkt ironisch in de slotzin van de meeste berichten door, verdwijnt het gunstige effect zodra de depressieve patiënt weer geslapen heeft. Simon Elsenga is zich bewust van de beperkte bruikbaarheid van zijn onderzoek. Hij weet ook dat hij met het verhaal van de doorwaakte nacht niets nieuws vertelt. ''Het effect ervan is al twintig jaar bekend, evenals de onvermijdelijke terugslag. Maar het blijft een bijzonder fenomeen.'' In therapeutische kringen is het nieuwtje er al van af. Elsenga illustreert dat met een grafiek waarin de respons op de therapie in de loop der jaren is weergegeven. Twintig jaar geleden dachten onderzoekers dat de doorwaakte nacht bij een veel groter percentage depressieve patiënten effect had. Vooral in therapieën waarbij ook antide- pressieve medicijnen werden gebruikt. Elsenga: ''Men was toen veel meer geneigd om een sterk therapeutisch effect aan het waken toe te schrijven.''

Spijtig

Niettemin, ongeveer de helft van de patiënten met zogenaamde vitale depressies (slaapproblemen, verlies van eetlust of libido, psychomotore vertraging) voelt zich een stuk beter na een nacht niet geslapen te hebben. Elsenga zocht naar mogelijkheden om dit gunstige effect vast te houden. In zijn eerste strategie combi- neerde hij de methode met antidepressieve medicamenten. Dat had succes: de behandeling met antidepressiva die anders pas na enkele weken zichtbaar begon te werken, sorteerde nu al meteen effect, al was ook nu de duur van het effect beperkt. Zelfs bij enkele psychotisch depressieven die normaal zeer traag reageren op medicatie, was de behandeling succesvol. Dit was des te opvallender omdat hij gevonden had dat psychotisch depressieven zeer sterk op een doorwaakte nacht konden reageren maar juist ook een heel sterke terugval vertoonden. Dat bracht Elsenga tot zijn tweede strategie. Het gunstige effect kon ook bereikt worden met een gedeeltelijk doorwaakte nacht, dus zocht hij naar een slaap-waak-ritme waarmee hij een therapeutisch effect kon opbouwen. ''Dat is niet gelukt, we hebben de terugval niet kunnen vermijden. Maar ook een negatieve bevinding kan de wetenschap verder helpen.'' Het is hem wel duidelijk geworden dat er een kritische periode is waarin de patiënt niet moet slapen. Na twee uur moet hij de rest van de nacht wakker blijven, anders is het effect weg. Elsenga: ''Anderen is het gelukt om op die manier een klinisch effect op te bouwen en het lijkt me een goed idee om te proberen via een aangepast schema een snellere werking van de behandeling te bereiken.'' Het klinkt wat spijtig, maar, verdedigt hij zich, ''men moet wel beseffen dat wij niet naar hartelust konden experimenteren. Een verantwoord statistisch onderzoek met voldoende patiënten zou jaren vergen.''

Metaforen

Eigenlijk is het een paradoxale ingreep. Mensen met vitale depressies zijn vaak rusteloos. Ze worden midden in de nacht wakker of liggen 's ochtends vroeg tobbend in bed. Die mensen zouden baat hebben bij een nacht niet slapen? ''Een groep weten- schappers heeft daarin juist de verklaring gezocht'', aldus Elsenga. ''Het 24-uursritme van depressieve mensen is verstoord, zeggen sommigen van hen. De regulering van een aantal lichaams- processen is verschoven ten opzichte van het slaap-waak-patroon. Depressieve mensen zouden dus op de verkeerde momenten slapen.'' Dergelijke theorieën bleken onhoudbaar: de verschuivingen van enkele fysiologische variabelen waren niet aantoonbaar. Elsenga zocht de verklaring in de warmtehuishouding van het lichaam. Depressieve mensen zijn 's nachts warmer en hoe hoger hun minimumtemperatuur in de doorwaakte nacht ligt, des te groter is het effect ervan, zo stelde hij proefondervindelijk vast. Blijkbaar is de thermoregulatie van belang, concludeert de onderzoeker. Hij veronderstelt dat het energieverbruik tijdens zo'n nacht wordt verhoogd. ''Hoe verloopt de energieproduktie en -afgifte, welke temperatuur streeft het lichaam na? Dat zijn de hoofdlijnen waarlangs de verklaring gezocht moet worden, maar het valt buiten mijn terrein om dat preciezer aan te geven'', zegt hij bescheiden. ''Je moet goed beseffen dat je enerzijds met een psychiatrisch probleem te maken hebt afwijkend gedrag van bepaalde mensen en anderzijds met biologische processen. Je kunt dat wel koppelen maar dan alleen in de rotsvaste wetenschap dat je een reuzensprong maakt.'' Toch lijkt de sprong in dit geval niet zo groot. Een verklaring voor de depressie zou kunnen zijn dat deze mensen hun energie niet kwijt kunnen, dat ze hun dagelijkse spanningen niet weten af te reageren. Die energie moet eruit vandaar ook dat de patiënten het 's nachts zo warm hebben en dat lukt beter als de mensen niet gaan slapen. Elsenga heeft dat verhaal vaker gehoord: ''Dat verklaart niets. Die energie of spanningen zijn psychologische metaforen en betekenen iets heel anders dan de fysische energie van lichaamswarmte.''

Hij loopt nog even mee naar de uitgang. In de hal is niet veel veranderd, er zijn hooguit een paar mensen bij komen liggen. ''Hé Elsenga, wie was dat?'' klinkt het achter een sigarettewolk vandaan. ''Dat zou jij wel willen weten'', roept de psycholoog terug en hij loopt op hem af. Het dagelijkse werk is weer begon- nen. De faculteitsraad letteren verkeerde vorige week vrijdag in een grafstemming. Die ochtend zat bij het nagekomen stapeltje raads- stukken een brief waarin de historicus Arend Huussen in niet mis te verstane woorden aangaf dat hij zijn functie als voorzitter van de Facultaire Commissie voor de Wetenschapsbeoefening er aan gaf. ''Ik wens niet langer instrumenteel te zijn in een proces waarin een partijdig faculteitsbestuur op een eenzijdige manier de onderzoeksorganisatie van de faculteit manipuleert'', liet Huussen weten. ''Deze brief heeft ons getroffen als een donderslag bij heldere hemel'', reageerde de getergde letterendecaan Martin Gosman. En geen der raadsleden waagde het om ook maar de wenkbrauwen te fronsen. Een donderslag, jawel, daar was vriend en vijand het over eens. Een pijnlijke situatie, akkoord. Maar of die hemel intussen nog zo helder was? Het afgelopen half jaar kwamen de historici al een paar keer in aanvaring met hun faculteitsbestuur. Het nieuwe bestuur onder leiding van Gosman zat afgelopen september nog maar koud in het zadel of raadslid Rob Wagenaar, subbeheerder bij geschiedenis, reageerde als door een wesp gestoken. Nu had het faculteitsbe- stuur twee onderzoekscentra in stelling gebracht om geld weg te slepen uit de centrale stimuleringspot (CBR) van de universiteit en daar zomaar een paar extra postdoc-plaatsen aan gehangen als facultaire 'matching'. De andere centra waren hiervan niet eens op de hoogte. ''Ik heb stellig de indruk dat bij sommige centra meer kennis aanwezig is dan bij andere'', beet het raadslid de facultaire bestuurders toe. Het zaad voor een sluimerende controverse was gelegd. In de wandelgangen begon het te gonzen. Want waar was de fel begeerde onderzoeksbuit terechtgekomen: bij het Centre for Classical, Oriental, Medieval and Renaissance Studies (COMERS). En wie behoren tot de dragende krachten van dit COMERS? Juist, de nieuwe decaan Martin Gosman en zijn portefeuillehouder onderzoek de assyrioloog Herman van Stiphout. Is het dan raar dat COMERS, met twee zulke ijzers in het vuur, het ene succes na het andere boekt? En dat het (kunst)historisch centrum voor Geschiedenis van Cultuur, Idee en Mentaliteit (CIM) slechts met de grootste moeite van de grond komt? Het moet frustrerend zijn geweest voor de historici. En tot in de afgelopen raadsvergadering sudderde de (vermeende) achterstelling door. In een reactie op het ontwikkelingsplan bewees het vak- groepsbestuur geschiedenis over lange tenen te beschikken. Bij COMERS is er sprake van ''voortschrijdende expansie'', zo werd het faculteitsbestuur voorgehouden. Eerst werd afgelopen jaar de toevoeging ''Early Renaissance'' binnen de naam gesmok- keld, en vervolgens is de inperking ''Early'' weer sluipend verdwenen. Een kwalijke ''wildgroei'', waarvan geschiedenis de dupe is. Maar pas echt gevoelig ligt het feit dat het faculteits- bestuur wel een bijzondere leerstoel voor COMERS in het ontwikkelingsplan opvoert, maar de leerstoel die de historici voor hun centrum willen gewoonweg negeert. Gosman deed zijn best om de kritiek te pareren. Als ''pater familias'' wilde hij toch ''al zijn kinderen wat geven''. Lag de aanvraag van COMERS er al niet veel langer? Nee hoor, fluisterde zijn secretaris. Nou, dan moesten de historici toch maar vrede kunnen hebben met de huidige gang van zaken. ''Geschiedenis is mij lief, maar er zijn ook andere groepen die rechten hebben'', aldus Gosman. Geen sterk verhaal, maar de historici onder de raadsleden deden er, na enig sputteren, toch maar het zwijgen toe. Die stomme Arend Huussen, hoorde je hen denken, dankzij zijn botte brief kunnen wij een fatsoenlijke lobby voor onze vakgroep verder wel vergeten.

Foto BERT JANSSEN/Tekst ALFRED KAZEMIER

Ooit was dit het bastion van de pragmatische Studenten Organisa- tie Rijksuniversiteit Groningen (SORUG), een vrolijke janboel van waaruit de Liftcentrale bestierd werd en waar bestuur en universiteitsraadsfractie wekelijks vergaderden. Het stiefkindje van de SORUG, de Studentenkrant, had achterin het pand een veel te klein redactiehok. In 1989 verhuisden alle studentenorganisaties naar een gezamen- lijk pand: Pelsterstraat 23. De Visserstraat onderging een complete facelift en Pim Benus betrok in november zijn compleet gerenoveerde studio in het SORUG-kantoor. ''Ik doe aan architectuur en interieurarchitectuur. De meubels in de studio heb ik zelf ontworpen.''

Aletta Jacobs-lezing over vrouw en recht Vrouwe Justitia en de heren van de wet

Ter gelegenheid van de Internationale Vrouwendag zullen de vrouwelijke juristen Riki Holtmaat en Gabi van Driem de Aletta Jacobs-lezing 1992 verzorgen. Zo hoopt het Studium Genera- le een dialoog op gang te brengen tussen een theoretica van het zuiverste water en een advocate uit de praktijk. Ter voorbeschou- wing een gesprek met een Groningse theoretica en een advocate over de winst van vijftien jaar feministische rechtspraak.

Tot op zekere hoogte staan de theorie en de praktijk van de feministische rechtspraak ver van elkaar af. Iemand als Liesbeth Steendijk die als advocaat tot aan haar nek toe in het werk zit, komt echt niet toe aan boeken van theoretica Riki Holtmaat: ''Holtmaat en ook iemand als Dorien Pessers zitten op een wel heel hoog niveau. Zij beoefenen in feite rechtstheorie en rechtsfilosofie. Ik ben niet voor niets de praktijk in gegaan.'' Steendijk is niet gespecialiseerd in 'vrouwenrecht'. Vrouwenbe- langen beperken zich immers niet tot één rechtsgebied. Haar specialismen zijn personen- en familierecht, strafrecht, vrouwen- handel en seksueel geweld. Voor gesprekspartner Klaartje Wentholt, sinds kort universitair hoofddocent van de Werkgroep Vrouw en Recht van de rechtenfacul- teit, is er in veel mindere mate sprake van een kloof tussen theorie en praktijk. ''Mijn aandacht verschuift wel steeds meer richting praktijk. Ik vind het leuker om juridische problemen te bespreken, dan om altijd op een soort meta-niveau het recht te blijven kritiseren. Nu ben ik bijvoorbeeld bezig met een handboek over de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen. Het juridisch handwerk spreekt mij erg aan.''

Discriminerend

Wentholt heeft een eigen visie op het theoretische uitgangspunt van Holtmaat: ''Zij wijst in feite het gelijkheidsbeginsel af. Kort gezegd komt het er op neer dat het recht mannelijk is en geen rekening houdt met wensen en behoeften van vrouwen. De vraag is dan of het recht fundamenteel veranderd moet worden, wat het standpunt is van Holtmaat, of dat je je moet richten op de wijze waarop het recht wordt uitgevoerd. Het recht is discriminerend en vanuit die kennis moet volgens mij nagedacht worden over hoe een niet-discriminerend recht er uit zou moeten zien. Het principe van gelijkberechtiging biedt daarbij wel degelijk een mogelijk- heid. Ik ben geneigd te kiezen voor een vrouwvriendelijker invulling van rechtsbegrippen. Met kleine stappen kun je je doel bereiken.'' Liesbeth Steendijk kiest eveneens voor een pragmatische invals- hoek: ''Ik zit in een werkgroepje dat zich bezighoudt met vrouwe- lijke vluchtelingen. Sommigen van ons vinden dat het vluchtelin- genverdrag niet in orde is omdat 'sekse' bij de beoordeling of iemand vluchteling is, er niet in opgenomen is. Ik heb er op gewezen dat in het verdrag het begrip 'sociale groep' wel is opgenomen en dat vrouwen beschouwd kunnen worden als een sociale groep. Het begrip moet je dus oprekken, interpreteren in de richting die jij wenselijk vindt.'' Steendijk is niet bewust bezig het recht te veranderen. ''Deze vraag ligt zo ver van mijn praktijk af. Ik ben voor mijn cliënten bezig. Dat is nu eenmaal de beperking van een advocaat. Soms hoor ik wel van een cliënt: 'Ik ben het niet eens met die wet. Kun je daar niet iets aan veranderen?' Nee, dat kan ik dus niet, daar zijn anderen voor. Natuurlijk, het recht is discriminerend. Maar laat ik die uitspraak meteen relativeren door te zeggen dat de samenleving discriminerend is. Om dat te veranderen is het recht een instrument met maar beperkte mogelijkheden. Soms met een gunstige uitstraling, maar soms ook met een boemerangeffect.'' Met een blik naar Wentholt: ''Mag ik hier pessimistische dingen zeggen? Neem nou de kwestie van de AAW, de Arbeidsonge- schiktheidswet. Bepaalde categorieën gehuwde vrouwen hadden volgens de wet geen recht op een AAW-uitkering. Toen het Europese Gerechtshof heeft uitgesproken dat die uitsluiting discriminatie is, is direct daarop Den Haag gekomen met een reparatiewet om het effect van die uitspraak te niet te doen. Daardoor is het recht op AAW voor gehuwde vrouwen uitge- hold en zelfs verslechterd.''

Verkrachting

Wentholt en Steendijk schudden met gemak de boemerangverhalen uit hun mouw. Steendijk: ''De omgangsregeling ten behoeve van ge- scheiden mannen is ook zo'n voorbeeld. Steeds meer mannen claimen met succes het recht op hun kinderen. Een vorig wetsontwerp waar vrouwen zich heel sterk voor hebben gemaakt, heeft het niet gehaald. Een nieuwe bepaling min of meer geruisloos wel, en die is voor vrouwen veel ongunstiger.'' Wentholt vult aan: ''Uit een Utrechts onderzoek blijkt dat als een vrouw buitenshuis werkt, dat een negatief punt is bij de beslissing over wie de voogdij over de kinderen krijgt. Als een man werkt, is dat een pluspunt. Zeker als hij een vriendin heeft die voor de kinderen zorgt. Het concept zorg wordt dus wel door de rechters meegenomen, maar op een voor vrouwen ongunstige manier.'' Steendijk: ''Soms is het heel demotiverend. Als je ziet wat er na vijftien jaar feministische rechtspraak is veranderd, krijg ik niet het gevoel dat we zo verschrikkelijk veel hebben bereikt. Er zijn laatst weer uitspraken gedaan in verkrachtingszaken waar ik kippevel van krijg. Bijvoorbeeld in het geval van een vrouw die bij een verkrachting onder meer een gebroken arm had opgelopen en waarbij drie heren nog zitten te twijfelen of er wel echt sprake was van een daad tegen haar wil! Dat de regelgeving verbeterd is of zelfs de rechtspraak, nee, dat is teveel gezegd. Wat hooguit bereikt is, is dat vrouwen weerbaarder zijn geworden en eerder hun recht halen.''

Zwangerschap

Gelukkig zijn er ook positieve ontwikkelingen te melden. Steen- dijk: ''Acht jaar geleden moesten we de Officier van Justitie nog uitleggen waarom het zo belangrijk is voor slachtoffers van verkrachting te weten wat er met de dader gebeurt. Er is meer begrip en er wordt meer rekening gehouden met het slachtoffer. Positief is ook dat verkrachting in het huwelijk sinds kort strafbaar is.'' Ook hoopgevend is volgens Wentholt de jurispru- dentie met betrekking tot zwangere sollicitanten. Hun positie is stevig in het recht verankerd. Maar dit optimisme moet ze meteen weer relativeren: ''Er wordt evengoed weer tegen gesputterd. Kijk, aan de ene kant wordt zwangerschap niet meer beschouwd als een individueel risico van de vrouw, maar van de maatschappij. Maar als de bescherming te ver gaat, krijgen werkgevers de neiging de wet te ontlopen. Als een werkgever iemand moet hebben voor een baan voor drie maanden en hij mag een vrouw die na drie weken met zwangerschapsverlof gaat, om die reden niet weigeren, dan vind ik inderdaad dat de bescherming wat te ver is doorge- schoten. Ontduiken kan altijd. Werkgevers zijn niet verplicht vrouwen uit te nodigen voor een sollicitatiegesprek.'' Dat geldt ook voor ouderschapsverlof. Steendijk: ''Het recht op ouderschapsverlof ligt vast, maar als de werkgever echt niet wil, veroorzaakt hij stront, zijn de arbeidsverhoudingen verstoord en kan de vrouw al dan niet met een schadeloosstelling verdwijnen. Een werkgever kan belang hebben bij verstoorde arbeidsverhoudin- gen. We hebben hier zaken lopen: afgrijselijk!''

Vrouwe Justitia en de heren van de wet, de positie van de vrouw in het Nederlandse rechtssysteem. Met Gabi van Driem en Riki Holtmaat. 9 maart, 20.00 uur. Aula Academiegebouw.

Boeren moeten niet klagen over rotganzen

Een jaar of vijf geleden dachten de boeren hun kans schoon te zien. De brand- en rotganzen die iedere keer hun oogst wegvraten, kwamen toch ergens uit de Sovjetunie vandaan? Dan hadden ze dus de radioactiviteit van Tsjernobyl aan hun poten en in hun lijf. Alle reden om het jachtverbod op deze ganzen weer op te heffen. De roep van de boeren klonk zelfs door tot in de Tweede Kamer maar daar werd het ballonnetje snel doorgeprikt. Als de ganzen al radioactiviteit verplaatsten, was het eerder de andere kant op want Nederland had meer onder de rookpluim van Tsjernobyl gelegen dan het broedgebied van de rotgans in Noord-Siberië. Landbouw en natuurbehoud gaan zelden samen, behalve in Den Haag waar ze in één en hetzelfde ministerie zijn ondergebracht. Datzelfde ministerie liet het Instituut voor Bos- en Natuuronder- zoek uitzoeken of Nederland niet zou verdrinken in het succes van het natuurbehoud. Want sinds de invoering van het jachtverbod was het aantal ganzen in Nederland weer flink gestegen en beland op het niveau van rond 1900. De kaart van Nederland was echter ingrijpend veranderd en het ministerie begon zich zorgen te maken dat het meer aandacht had besteed aan de N dan aan de L. Dat valt wel mee, zegt de bioloog Bart Ebbinge die het onderzoek uitvoerde en daar aanstaande maandag aan de RUG op promo- veert. ''Er zijn nog voldoende ongebruikte voedselgebieden voor de ganzen en boeren kunnen een beroep doen op een vergoedingsre- geling. Er wordt zo'n twee miljoen per jaar aan ganzenschade uitgekeerd in Nederland en dat is natuurlijk een fractie op de totale landbouwproduktie. Maar ja, een boer zaait om te oogsten, niet om een schade-uitkering te innen.'' Ebbinge onderzocht welke factoren de ganzenpopulatie in Nederland beïnvloeden. De jacht bleek het belangrijkst. ''Als we de jacht- beperkingen zouden opheffen, kelderde de populatie onmiddellijk naar het niveau van de jaren vijftig.'' Jagers doden niet alleen veel ganzen, ze verjagen ze ook. Toen in Nordrhein- Westfalen de jacht op de kolgans verboden werd, namen hun aantallen aanzienlijk toe in vergelijking met het aangrenzende Nederland. Twintig jaar geleden was de brandgans door het jacht- verschil de andere kant opgetrokken. De tweede belangrijke factor is het broedsucces. Ebbinge ontdekte dat dat succes mede bepaald wordt door het gewicht van de ganzen vlak voor hun vertrek uit Nederland. Vooral de rotgans, die een lange reis voor de boeg heeft, moet veel brandstof inslaan. ''Hoe zwaarder het vrouwtje, des te meer jongen neemt ze in het najaar mee terug'', aldus Ebbinge. ''Ze hebben zichzelf zo vetgemest dat ze bij hun vertrek eerst een aanloopje moeten nemen om los van de grond te komen.'' (Joep Engels)

Stellingen

De vrouw is te beschouwen als het beproefde basisontwerp van de mens; de man als turbo-versie hiervan: geeft wat meer vermogen maar ook meer kuren en is eerder af.

(E.S. Kunnen)

Het is een vooroordeel om te veronderstellen dat jongens van nature meer aanleg hebben voor wiskunde dan meisjes. Andersom is ook de veronderstelling dat ze evenveel aanleg hebben een voor- oordeel.

(P. Sijtsma)

Never before in my life had I been scared of a bicycle until I had to cross a street in The Netherlands.

(F. Fagnani)

Het terugsturen van ''economische vluchtelingen'' naar hun land van herkomst zal leiden tot een toename van de overbevolking in Nederland, gezien de te verwachten remigratiestroom vanuit met name Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.

(M.H. Mojet)

Commotie rond verdwijnen UGD is voorbarig

De Universitaire Gezondheidsdienst UGD is de afgelopen week overspoeld door verontruste studenten. Aanleiding was een bericht in de UK over plannen voor de mogelijke opheffing van onderdelen van die dienst. Die plannen zijn echter nog allesbehalve definitief. Ze zijn afkomstig van Ger Weening, directeur van de Dienst Studentenzaken, waar ook de UGD onder valt. Zijn dienst sloot 1991 af met een structureel tekort van anderhalve ton. In een intern memorandum geeft Weening met het oog op noodzakelijke bezuinigingen een eerste, voorlopige voorzet voor een nieuw formatieplan. Met name de artsenpraktijk en de psychotherapiepraktijk van de UGD kregen afgelopen week al veel ongeruste studenten op de stoep. ''De studenten vroegen zich na het bericht over ophef- fing af of het nog wel zin had om bij ons in therapie te gaan'', aldus studentpsycholoog Jan Heijkoop. ''Het vervelende daarbij is dat het voor velen al een geweldige stap is om hier in therapie te gaan. Nu dachten veel studenten dat ze beter direct naar het RIAGG konden overstappen.'' Als het aan de UGD ligt, zullen de plannen van directeur Weening het niet halen. Het belang van een voorziening als de UGD doet volgens Heijkoop niet onder voor die van bijvoor- beeld het universitair Sportcentrum. ''Maar omdat mensen met problemen hier gemiddeld tien weken op de wachtlijst staan, maken we, in tegenstelling tot het universitair Sportcentrum, geen reclame voor onszelf. Dan zouden we twee keer zoveel cliënten krijgen. Bovendien zegt geen enkele student graag tegen anderen: het gaat zo ontzettend slecht met mij, ik ben in therapie bij de UGD.'' (Arjan Wildeboer)

Een mens ergert zich wat af in haar leven als zij haar ogen eenmaal opent voor schrijnende ongelijkheden. Zelfs zoiets saais als de Informatie Gids 1992 van de RUG werkt al op m'n zenuwen. Als ik een collega wil bellen, moeten ze me zonodig melden of het een mens (geen duiding achter de naam) dan wel een vrouw ('mw' erachter) is.

Denk niet dat het 'per ongeluk' gebeurt. Een vertegenwoordigster van de Universitaire Commissie Emancipatieza- ken vertelde me dat een verzoek was uitgegaan om tot 3000 de zaak om te draaien, als tegenwicht om in evenwicht te geraken. Maar dat bleek een wat al te revolutionair voorstel voor de gids-makers en een eigen creatieve oplossing is kennelijk niet gevonden. Ruim een eeuw na Aletta zijn we aan deze universiteit al zover dat vrouwen grootmoedig getolereerd worden, maar normaal is het niet, dus zet het wel even achter de naam.

Als wantrouwen eenmaal gewekt is, wil je wel verder gaan zo'n gids door te lichten op het emancipatie-gehalte. Een ander belangwekkend fenomeen trof ik op bladzijde 74, een fraaie tekening die 'graden van bloed- of aanverwantschap' weergeeft. Dit blijkt nuttig omdat op voorgaande pagina de aard van de gebeurtenissen is vermeld, waarvoor 'buitengewoon verlof' verleend wordt. Het is maar goed dat ik me als gezinssocioloog niet erdoor laat bedonderen.

Kijk, als je zo traditioneel denkt over huwelijk en gezin als dé hoeksteen van verlof en informatiegids ja dan begrijp ik het wel dat die 'mw' nog steeds achter de namen prijkt zonder de 'hr' te benoemen. Goed, u wilt eens een extra vakantiedag, u baalt een beetje van uw werk enzo. Wat moet u daarvoor doen? Een eigen huwelijk sluiten (daar kunt u overi- gens ook uw zus of broer voor laten opdraaien). Weer een dag levert het op als u het 25 of 40 jaar in dat huwelijk volhoudt, waarvoor u volgens mij wel met een week beloond had mogen worden.

Met een schok besef ik opeens wat ik lees straks wordt zo'n informatiegids nog mijn dood er staat echt: 'Overlijden van echtgenote' 4 dagen. Een vrouw krijgt geen vrij als haar echtgenóót sterft?! Misschien omdat je zo'n vrouw gelukkig kunt prijzen met uitzicht op een vrij leven?? Of omdat de man als mindere soort niet be-rouwd hoeft te worden? Ik hoop u al voldoende ingelicht te hebben over de tragiek van de emancipatieproblematiek, dat u de ware oorzaak zelf kunt raden. Om in leven te blijven, relativeer ik maar een end weg, en zo kan het gebeuren dat ik spontaan in de lach schiet als blijkt dat een 'Bevalling' ons RUG-functionarissen precies twéé dagen oplevert. Gelukkig dat ik ten tijde van de geboorte van mijn kinderen nog niet aan deze universiteit werkte.

Was het verwantschaps-technisch trouwens maar zo eenvoudig, als dit jaren vijftig stamboom-plaatje ons doet vermoeden. Met name de toegenomen echtscheidingen hebben er aardig de klad in gegooid. Want wat doen we als onze halfbroer trouwt of stiefzus overlijdt? Is dat de twee-en-eenhalfde graad? Om nog maar te zwijgen over onze draagmoeder en biologi- sche 'vader' de bloedband met hen is evident. En die biologische vader kan dus gewoon de buurman of de melkboer zijn.

Mooi dat je in zo'n gids en passant dus even wordt duidelijk gemaakt hoe je hoort te leven en gelieven. Als je het allemaal zo beziet zijn die samenstellers van verlofschema en informatiegids gewoon patriarchale fatsoensrakkers.

ITEKE WEEDA

Vandaal bekrast vrouwelijk naakt

Een schilderij van de Groningse kunstenares Qurina Dijkstra, onderdeel van een overzichtstentoonstelling in de rechtenfacul- teit, is vorige week woensdag zwaar beschadigd. Met een scherp voorwerp is een fikse kras getrokken over het doek (150 bij 180 cm.), dat een in gifgroen geschilderd vrouwelijk naakt voorstelt. Het schilderij hing in de gang bij de rechtenbibliotheek. Organisator Bart Tromp van de Stichting Kunst en Rechtsgeleerd- heid spreekt van een forse financiële schade. ''De verkoopprijs bedraagt vierduizend gulden. Eist de kunstenares restauratie dan valt de schade nog hoger uit. Het is echter maar de vraag of het schilderij te herstellen is.'' De Stichting is niet verzekerd voor beschadiging van geëxposeerd werk. Tromp wijst op een richtlijn van het Ministerie van Onderwijs die universiteiten verbiedt om zich voor exposities in openbare ruimtes te verzeke- ren. ''En zelf kunnen we de hoge premie niet opbrengen.'' De stichting looft een premie van 250 gulden uit voor de tip die tot aanhouding van de dader leidt. Over de motieven van de dader tasten de organisatoren in het duister. Tromp: ''Hoogstwaar- schijnlijk heeft iemand moeite gehad met het naakt, gezien de beschadiging over het onderlichaam van de vrouw. Ik vind het onbegrijpelijk dat iemand dat op deze wijze uit.'' De stichting zal haar tweemaandelijkse exposities voortaan alleen in de rechtenbibliotheek houden. ''De ruimte zal permanent bewaakt moeten worden. Anders is het risico voor ons onaanvaard- baar'', aldus de organisator. (Guus Termeer)

Foto Elmer Spaargaren

Geograaf spuit kritiek op plan van faculteit

Tijdens haar laatste vergadering heeft de faculteitsraad van ruimtelijke wetenschappen zonder stemming het concept-ontwikke- lingsplan voor 1993-1996 aangenomen. Dit betekent ondermeer dat per 1 september 1992 de vakgroep Regiologie wordt opgeheven. Verder blijkt uit het plan dat de faculteit de komende jaren meer geld en aandacht gaat besteden aan wetenschappelijk onderzoek. Hoewel het tijdens de vergadering niet bleek, kent het ontwikke- lingsplan toch een hardnekkig tegenstander. Faculteitsraadslid Jan Dekker, die vanwege verblijf in het buitenland niet aanwezig was op de vergadering, schreef onder de titel 'De vervolmaking van een operetteleger' een discussiebijdrage. De notitie bevat 44 punten van kritiek. Dekker vindt dat het ontwikkelingsplan te weinig aandacht aan de kwaliteit van het onderwijs besteedt. Vooral de voorgenomen uitbreiding van het aantal assistenten in opleiding is volgens Dekker ''een dwaze verspilling''. J. Voogd, decaan van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen, schiet in de lach als hij gevraagd wordt naar Dekkers kritiek. '' Dekker schept genoegen in zijn rol als criticaster'', aldus Voogd. ''Soms vertelt hij waarheden als een koe, maar vaak doet hij ook uitspraken om te provoceren. Als een echte onderwijsman vindt Dekker dat lesgeven de hoogste prioriteit moet krijgen. De faculteitsraad denkt daar echter anders over. Door onder meer druk van buitenaf vinden wij dat we de prioriteit aan onderzoek moeten geven.'' Overigens zegt Voogd het jammer te vinden dat Dekkers notitie in de publiciteit komt. (Lourens Kluiten- berg)

Trimestersysteem nauwelijks effect op studieresultaat

De invoering van het trimestersysteem vanaf afgelopen september bij de rechtenfaculteit heeft nauwelijks effect op de studiere- sultaten. Dit blijkt uit een tussentijdse evaluatie van het trimestersysteem, waarvan de resultaten vorige week bekend werden. Over de hele linie blijken de studieresultaten vrijwel gelijk te zijn met die in de afgelopen drie jaar. Wel is het zo dat met name in de propaedeuse lager wordt gescoord op het eerste kans tentamen, maar daar staat tegenover dat de resultaten van het tweede kans tentamen hoger liggen dan in vorige jaren. Uit reacties van studenten blijkt dat zij met name de college- vrije week voorafgaand aan een tentamenperiode sterk missen. Studenten vinden de voorbereidingstijd voor het eerste tentamen te kort. In de praktijk heeft dit tot gevolg dat veel studenten de eerste kans aan zich voorbij laten gaan en de herkansing als eerste kans gebruiken. In navolging van de visitatiecommissie rechten bepleiten de studentenfracties in de faculteitsraad daarom ook de invoering van een derde kans. Van de kant van docenten wordt opgemerkt dat zij de nakijktijd van vijf dagen na een eerste kans tentamen te kort vinden. In de evaluatie concluderen de onderzoekers dat in ieder geval de studiedruk is toegenomen, zoals de bedoeling was van de invoering van het trimestersysteem. Of het systeem ook daadwerkelijk aanzet tot regelmatiger en doelmatiger studiegedrag, betere doorstroming en een structurele rendementsverhoging, durven de onderzoekers niet te voorspellen. Om tegemoet te komen aan de klacht van studenten dat de voorbe- reidingstijd voor het eerste kans tentamen te kort is, stelt de onderwijscommissie van rechten voor in de tentamenperiode na het eerste trimester meer tijd in te ruimen voor de eerste kansen. Definitieve besluitvorming over het voorstel zal pas plaatsvinden als de faculteitsraad zich heeft uitgesproken over de wenselijk- heid van een derde tentamenkans. (Geert de Jong)

U-raad tegen uitbreiding van 'no show'-regeling

ARJAN WILDEBOER

De Universiteitsraad toonde zich vorige week donderdag weinig ingenomen met de zogenaamde 'no show'-regeling. Die regeling houdt in dat eerstejaars studenten minimaal vier studiepunten moeten halen omdat ze anders hun beurs verliezen. Louwarnoud van der Duim van de studentenfractie Grunk betoogde dat de regeling eigenlijk kant noch wal raakt. ''Aan de buitenwe- reld valt deze zeer minimale verplichting op geen enkele manier uit te leggen. Wel wekt de maatregel ondertussen de indruk dat veel studenten niets uitvoeren. Daar geloof ik niks van. Je hoeft wat dat betreft maar naar de overvolle studiezalen te kijken.'' Volgens Van der Duim is ook een veel hogere score dan vier studiepunten nog geen garantie voor een goede studieafloop. Hij voorvoelde dan ook dat minister Ritzen volgend jaar wellicht een minimale inspanning van acht studiepunten gaat eisen, ''en het jaar daarop iets van twaalf of twintig punten''. In de ogen van Van der Duim zou daarmee via een langgerekte sluipweg alsnog een tempobeurs en een bindend studieadvies worden ingevoerd. Overi- gens stemde de Tweede Kamer onlangs in met het voorstel van minister Ritzen om universiteiten de bevoegdheid te geven tot zo'n bindend studieadvies aan het eind van de propaedeuse. In de U-raad is in het verleden echter afgesproken dat de RUG daarvan geen gebruik zal maken. Rector magnificus S.K. Kuipers antwoordde Van der Duim dat de minister met de vier studiepunten alleen een definitie heeft willen geven van 'no show'-studenten. Maar hij vond wel dat Ritzen het hierbij moet laten. ''We willen geen minister die volgend jaar terugkomt met weer nieuwe eisen. Alleen als er in één keer een geheel nieuw stelsel zou komen, valt er nog met ons te praten.'' De voltallige U-raad stemde daarmee in.

Economie verliest controle op instroom

De Faculteit der Economische Wetenschappen zal het komende studiejaar geen beperkingen kunnen opleggen aan de instroom van eerstejaars. Uit de vooraanmeldingscijfers blijkt dat de belang- stelling voor een economiestudie aan de RUG met 17 procent is gedaald ten opzichte van vorig jaar. Dezelfde tendens doet zich ook bij andere universiteiten voor, uitgezonderd bij die van Tilburg. Besloten is daarom om de plaatsingscommissie voor economie op te heffen. Veel economische faculteiten doen om dezelfde reden ook geen opgave meer van hun maximale capaciteit. Tijdens de vergadering van de Universiteitsraad vorige week donderdag bleek er toch enige huiver voor een vrije instroom bij economie. Martine van der Blij, lid van de studentenfractie Grunk, opperde dat veel aanstaande bedrijfskundestudenten de economiestudie als tweede keuze opgeven. Vanuit die hoek dreigde nu een onverwacht grote instroom. Volgens rector magnificus S.E. Kuipers zou het echter zo'n vaart niet lopen. ''De economische faculteit heeft plaats voor zeshonderd eerstejaars. Ook als dat er vijftig meer worden levert dat geen onoverkomelijke problemen op.'' Die uitspraak van de rector staat haaks op het standpunt van de economiestudenten zelf. De studentenfractie ECU in de faculteitsraad van economie pleit al jarenlang voor een sterke reductie van de instroom. Reden is de massaliteit van de eerste- jaarscolleges en de vele andere onderwijsproblemen die de grote studentenaantallen bij economie teweeg brengen. Tijdens de laatste faculteitsraadvergadering pleitte ECU-lid Annet Schukken echter tevergeefs voor een toelating van maximaal 550 studenten. Overigens zal ook de Faculteit der Rechtsgeleerdheid op grond van de vooraanmeldingscijfers ( min 5 procent) de instroom vrijlaten. Bij geneeskunde en bedrijfskunde blijft de numerus fixus daaren- tegen gehandhaafd. Bij geneeskunde is plaats voor hooguit 210 eerstejaars, bij bedrijfskunde voor maximaal 570. (Arjan Wilde- boer)

Bètamagazijn geautomatiseerd

De Afdeling Ondersteunende Diensten AOD van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen opende maandag haar eerste geautomatiseerde magazijn. Waar vroeger bonnetjes nodig waren en de gehele administratie handmatig moest worden afgehandeld, volstaan nu streepjescodes op de artikelen en uitgiftepasjes voor de medewerkers van de faculteit. 's Nachts verwerkt een computer alle mutaties. Het systeem is bedacht door Bert de Vries, maga- zijnmedewerker bij de afdeling Farmacie. Naast het nu vernieuwde kantoor-, glas- en hulpmiddelenmagazijn, zullen binnen drie maanden ook het chemicaliënmagazijn, het technisch magazijn en het centraal onderwijsvoorzieningen magazijn worden geautomati- seerd. (Arjan Wildeboer)

Foto Bert Janssen

Kwaliteitszorg onderzoek blijft echte beoordeling

De universiteiten krijgen de komende jaren opnieuw te maken met landelijke commissies die per vakgebied het onderzoek beoordelen. De aanpak van de onderwijsvisitaties, waarin veel voorwerk wordt gedaan in facultaire zelfstudies en de commissie vooral dit proces beoordeelt, wordt niet overgenomen. Voor het onderzoek blijft echte produktbeoordeling nodig. Daarover zijn de rectoren van de universiteiten het vorige week eens geworden. Eerder hadden ook de Koninklijke Akademie (KNAW) en onderzoeksfinancier NWO al gepleit voor het handhaven van een volledig externe beoordeling. De vereniging van universiteiten gaat nu een nieuwe opzet uitwerken voor wat de opvolger moet worden van de voorwaardelijke financiering (VF) uit de jaren tachtig. De VF-beoordelingen vonden, variërend per vakgebied, plaats tussen 1987 en 1989. Uitgaand van de indertijd met de minister afgesproken vijfjarige cyclus had een nieuwe reeks beoordelingen daarom dit jaar moeten beginnen. Maar volgens de vereniging van universiteiten (VSNU) waren alle betrokke- nen het afgelopen jaar te druk bezig met het nieuwe verschijnsel van de onderzoekscholen. Daarom kan nu pas begonnen worden met het voorbereiden van een nieuwe evaluatiecyclus. Het startschot zal naar verwachting over een klein jaar vallen. Terwijl in de vorige cyclus alleen het vooraf geselecteerde onderzoek werd bekeken, komt nu al het reguliere universitaire onderzoek (de eerste geldstroom) onder de loep. In plaats van 5000 mensjaar wordt daarmee 8000 mensjaar aan onderzoek gedekt, waarvan een groot deel niet eerder is beoordeeld. Bij rechten en economie is zelfs het merendeel van het onderzoek nog nooit extern geëvalueerd. De kans op negatieve oordelen wordt daarmee groter. Een oud plan van de universiteiten om in de komende cyclus apart het top-onderzoek aan te wijzen, is overigens geschrapt omdat ook de vorming van onderzoekscholen al een vorm van erkenning van top-onderzoek wordt. Wel draait het werk van de onderzoekscholen straks gewoon mee in de algehele beoordeling van onderzoek per vakgebied. (Frank Steenkamp, HOP)

Huussen beticht letterenbestuur van manipulatie

A. Huussen, de voorzitter van de Facultaire Commissie voor de Wetenschapsbeoefening (FCW) van de letterenfaculteit is opgestapt. In een korte brief aan zijn faculteitsbestuur deelt de hoogleraar geschiedenis mee dat hij zijn zetel in de FCW ter beschikking stelt. De reden? Hij wil niet langer samenwerken met een ''partijdig'' faculteitsbestuur dat op een ''eenzijdige manier de onderzoeksorganisatie van de faculteit manipuleert''. Tijdens de faculteitsraad letteren, vorige week vrijdag, reageer- de decaan M. Gosman gepikeerd op deze aantijging. ''Ik ben niet bereid dit zomaar te accepteren. In feite zijn we nogal boos over deze handelwijze.'' De decaan noemde het verwijt van manipulatie onbegrijpelijk. Het faculteitsbestuur zal Huussen uitnodigen voor een gesprek en in de volgende faculteitsraadsvergadering over de uitkomsten rapporteren. ''Ik ben zeer benieuwd wat zijn argumen- ten mogen zijn'', aldus Gosman. K. van Berkel, voorzitter van de vakgroep Geschiedenis, zegt verrast te zijn door de rigoreuze stap van Huussen. ''Ik zie geen enkele reden om zo'n brief te schrijven. Met dit faculteitsbe- stuur is een open dialoog steeds mogelijk gebleken.'' Van Berkel geeft toe dat er het afgelopen half jaar spanningen waren: ''Het faculteitsbestuur kent sommige groepen beter dan andere. Wij moeten, als grootste vakgroep, steeds op onze strepen staan. Dat wekt soms irritatie.'' Met name de oprichting van onderzoekscen- tra leidde de afgelopen tijd tot discussies tussen de vakgroep geschiedenis en het faculteitsbestuur. A. Huussen laat desgevraagd weten dat hij niet bereid is enige nadere toelichting op zijn besluit te geven. (Guus Ter- meer)(zie ook Onder bestuurderen)

Uitspraak Hof versterkt positie buitenlandse studen- ten EG-student heeft recht op vergoeding collegegeld

LAURENS BERENTSEN

Een EG-student die in Nederland aan een opleiding is toegelaten, heeft geen verblijfsvergunning nodig. Het beginsel van non-discriminatie binnen de lidstaten geeft hem automatisch recht op verblijf. Bovendien moet het Ministerie van Onderwijs in principe de inschrijf- en collegegelden van deze studenten vergoeden. Deze twee uitspraken staan in een arrest dat het Hof van Justitie van de EG in Luxemburg vorige week openbaar maakte. Ze betekenen een wezenlijke verbetering van de positie van EG-studenten die in andere lidstaten studeren. Tot nu toe zijn studenten uit andere EG-landen in Nederland bijvoor- beeld verplicht een verblijfsvergunning aan te vragen. Volgens het Hof is dat niet in overeenstemming met het Europees recht, omdat daarmee onderscheid wordt gemaakt tussen de eigen onderda- nen en andere ingezetenen van de EG. Dit laatste mag volgens datzelfde recht niet bij de toelating tot een opleiding. EG-studenten die in een andere lidstaat studeren, hebben voor de duur van de opleiding automatisch recht op verblijf in het ontvangende land, zegt het Hof. Dat recht kan wel afhankelijk worden gesteld van andere voorwaarden, zoals de dekking van de kosten van levensonderhoud en van ziektekosten, omdat die niet onder het beginsel van non-discriminatie vallen, aldus het Hof. Het Hof heeft eveneens bepaald dat het Ministerie van Onderwijs EG-studenten die aan een Nederlandse opleiding zijn toegelaten, in beginsel de college- en inschrijfgelden moet vergoeden. Dit omdat Nederland dat ook voor de eigen onderdanen doet. De Nederlandse regering verzette zich hiertegen met als argument dat de basisbeurs een bijdrage is in de kosten van het levensonderhoud en geen apart compartiment kent voor inschrijf- en collegegelden. De basisbeurs zou daarom een instrument van sociaal beleid zijn en dat valt onder de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten. Het Hof heeft dit argument verworpen.

Werknemer

De Informatiseringsbank laat desgevraagd weten niet meteen te kunnen zeggen hoeveel studenten eventueel baat hebben bij de uitspraken van het Hof. De bank meent verder dat het College van Beroep Studiefinanciering eerst nog moet beslissen of een deel van de basisbeurs bedoeld is als vergoeding voor inschrijf- en collegegelden, en zo ja hoe groot dat deel dan is, alvorens EG-studenten aanspraak kunnen maken op een vergoeding. Het Hof van Justitie doet zijn uitspraken naar aanleiding van vragen die het College van Beroep Studiefinanciering heeft gesteld. Als enige beroepsinstantie voor studiefinanciering is het College verplicht bij het Hof advies in te winnen wanneer in beroepsprocedures vragen rijzen die betrekking hebben op het Europees recht. Het arrest met de uitspraken over het verblijfs- recht en de vergoeding inschrijf- en collegegelden vloeit voort uit een procedure die al in 1987 bij het College is aangespannen. Naar aanleiding van een tweede procedure uit dat jaar heeft het College eveneens vragen gesteld en is het Hof ook vorige week met een arrest gekomen. In beide arresten gaat het Hof in op de vraag wat precies verstaan moet worden onder het begrip 'werknemer'. Indien een EG-ingezetene in Nederland namelijk aangemerkt wordt als werknemer, kunnen daar rechten op studiefinanciering uit voortvloeien, wanneer deze werknemer besluit een opleiding te gaan volgen. In sommige gevallen kunnen stages en oproepcontrac- ten tot het predikaat 'werknemer' leiden, zo blijkt uit de uitspraken van het Hof. Nu de arresten zijn verschenen, kan het College van Beroep uitspraak doen in de beide procedures uit 1987. Daarbij moet het College beslissen welke gevolgen de uitspraken van het Hof hebben in de twee beroepszaken. Intussen kunnen EG-studenten die menen daarvoor in aanmer- king te komen, zich richten tot de Informatiseringsbank met het verzoek om vergoeding van de inschrijf- en collegegelden, danwel met het verzoek om studiefinanciering, wanneer zij EG-werknemer zijn geweest. Zij kunnen zich daarbij beroe- pen op de arresten van het Hof.

Het studentenleven in China na de op- stand

Met zijn zessen op een kamer. Nauwelijks privacy. Een ommuurde campus met eetcafeetjes en sportfaciliteiten. De situatie aan de universiteit van Peking is niet om over naar huis schrijven, merkte de Groningse historicus Edward Rouwhorst. Vlak na de studentenopstand studeerde hij in Peking. Een impressie op 9

Doorwaakte nacht werkt positief voor depressieven /7

Alfa's voorzichtig op weg naar onderzoekschool /10

De mini-universiteit van Aruba /11

RUG voelt niets voor intermediaire functie VSNU Universiteiten besluiten over loslaten eenstemmigheid

FRANK STEENKAMP

Gaat de VSNU vaker namens allen naar buiten treden, ook als een deel een afwijkend standpunt heeft? En krijgen grote universiteiten daarin een zwaardere stem dan kleine? Over die kwesties wordt vandaag 6 maart een pittige discussie gevoerd tussen de dertien universiteitsbesturen. Het kan vandaag wel eens een mijlpaal worden voor de vereniging van universiteiten, de VSNU. Na vier maanden discussie komen de universiteitsbesturen in Utrecht bij elkaar om te beslissen over een tamelijk ingrijpende wijziging van de regels binnen de club. Een meerderheid steunt de plannen om de vereni- ging slagvaardiger te maken, al wil bijna niemand dat de VSNU een zelfstandig machtscentrum wordt. Groningen en Utrecht spraken zich de afgelopen maanden meerdere malen uit tegen het voornemen om de vereniging een grotere ''intermediaire functie'' te verschaffen. Vorige week nog steunde de Groningse Universiteitsraad zijn College van Bestuur in dat verzet. De raad sprak zijn verbazing uit over het feit dat van geen enkele andere universiteitsraad kritiek was vernomen. De plannen houden immers het risico in dat de collegevoorzitters zonder democratische controle in VSNU-verband besluiten nemen. Raadsvoorzitter G. Joosten zegde toe bij zijn collega's te zullen navragen in hoeverre de diverse universiteitsraden in de meningsvorming waren gekend. De meeste aandacht trekt het voorstel om, wanneer men het over een zaak van gemeenschappelijk belang niet unaniem eens wordt, te besluiten bij ''gewogen meerderheid''. Tot nu toe betekende het, als men het niet eens werd, afstel, of uitstel waarbij het resultaat vaak bestond uit een moeizaam compromis. In het nieuwe plan komt er een andere mogelijkheid: de meerderheid neemt een beslissing en men trekt verder samen op al houdt ook de minderheid meestal het recht om namens zichzelf naar buiten te treden.

Zwaargewicht

Belangrijke vraag is, wat straks als meerderheid telt. Grote instellingen als Utrecht, Groningen en Amsterdam zagen zich in discussies over onderzoeksbeoordeling of onderwijscapaciteit al weggestemd worden door kleintjes als Maastricht, Tilburg en Wageningen. Zij drongen daarom aan op een zwaardere stem voor de grotere universiteiten. Een dergelijk voorstel ligt nu ter tafel. De stem van een instelling is in dit plan afhankelijk van de jaarlijkse rijksbijdrage, waarbij 175 en 350 miljoen gulden de kritische grenzen zijn. Dit levert drie groepen op: Tilburg, Limburg en de Open Universiteit krijgen elk drie stemmen; Utrecht, Amsterdam en Delft ieder vijf stemmen; en alle anderen elk vier stemmen. Vooral voor Groningen, dat krap 10 miljoen te licht is voor zwaargewicht, is deze indeling ongunstig. Maar ook in Utrecht meent men dat de eigen omvang (vijf keer zo groot als Tilburg) zwaarder zou moeten wegen. Een VSNU-woordvoerder durft voor de afloop van de discus- sie op 6 maart zijn hand niet in het vuur te steken. Want hoewel er op het oog een prima basis voor consensus is die is dit keer nog wél vereist hoeft maar één instelling dwars te liggen en de beslissing moet worden uitgesteld. Afstel is bijna onmogelijk, al was het maar omdat VSNU-voorzitter ir. W. van Lieshout aan de nieuwe slag- vaardigheid zijn prestige heeft verbonden. De dagen van de gedwongen compromissen zijn geteld. (HOP) Klaas Sekema (60), plaatsvervangend hoofd van de Bode- en Conciërgedienst Academiegebouw, gaat met de VUT. Maandag 16 maart is de receptieruimtie van het Academiegebouw voor hem. Na werk bij de kustvaart en het aanleggen van luchtventilatiesys- temen begon hij in 1969 als bode én bewaker van het Academiege- bouw.

''Saai heb ik dit werk nooit gevonden. De hele dag ben je bezig met concrete dienstverlening. Van het door verwijzen van bezoe- kers tot aan het afgeven van een sleutel. Hier gebeurt veel: promoties, lezingen, vergaderingen, colleges... Steeds zie je andere gezichten. Zeker de laatste jaren nu het Academiegebouw steeds meer een vergaarbak van studenten is geworden. Ik heb de indruk dat studenten zich hier anders gedragen dan in hun facul- teit. Ze hebben zich altijd behoorlijk opgesteld, ook tijdens bezettingen. Alsof ze op bezoek waren. Dat dwingt dit gebouw toch af.'' (Guus Termeer)

Eerbetoon aan vermoorde diplomaat

27 februari j.l. was het een jaar geleden dat oud-RUG-student Robert Jan Akkerman in Tunis werd ver- moord. Akkerman was eerste secretaris op de Nederlandse ambassade aldaar. Enkele weken voor het uitbreken van de Golfoorlog bege- leidde hij de terugtocht van de laatst achtergebleven Nederlan- ders uit Baghdad. Eén dag voor het einde van die oorlog werd Akkerman, toen veertig jaar oud, neergeschoten door, zo luidden de berichten, de PLO. Vrienden uit Akkermans Groningse studietijd, Peter van Krieken en Ok Pannenborg, stelden een liber amicorum samen. Vorige week donderdag ontving Akkermans moeder het eerste exemplaar van 'Liber Akkerman' uit handen van Van Krieken (zie foto). Het boek bevat vrijwel al Akkermans eigen publikaties, over onder meer oorlogsrecht en chemische ontwapening. Daarnaast beschreven dertien bevriende vakgenoten en collega's de ontwikkelingen in hun vakgebied gedurende Akkermans leven. Robert Jan Akkerman studeerde begin jaren zeventig rechten aan de RUG. In 1977 maakte het trio Akkerman, Van Krieken (nu werkzaam in Stockholm op het Hoger Commissariaat voor de Vluchte- lingen van de Verenigde Naties) en Pannenborg (verbonden aan de Wereldbank in Washington) het 'Liber Röling', bij het emeritaat van hun leermeester B.V.A. Röling, hoogleraar volkenrecht en oprichter van het Polemologisch Instituut. Uit de opbrengst van die bundel wordt nog altijd de Röling-scriptieprijs betaald. (Ellis Ellenbroek)

Damesromans en de dubbele moraal van de literaire kritiek Kijk, zo zijn de vrouwtjes

Rond 1900 kende de Nederlandse letterkunde een grote toeloop van schrijvende vrouwen. De literaire kritiek veegde hun werk steeds vaker op één hoop en plaatste het uitein- delijk, eind jaren twintig, met het etiket 'damesromans' defini- tief buiten de literatuurhistorie. Neerlandica Erica van Boven beschrijft in haar proefschrift 'Een hoofdstuk apart' hoe de critici tot dat oordeel kwamen. Literaire maatstaven bleken niet alles bepalend.

Arjan Wildeboer

Tot in de negentiende eeuw was het aandeel van vrouwen in de Nederlandse literatuur minimaal. Toen werd, in 1870, de vrouwen- beweging actief. Vrijgezelle dames uit de burgerij er heerste een vrouwenoverschot op de huwelijksmarkt eisten het recht op betaalde arbeid. Schrijven werd voor veel vrouwen een geliefkoosde en relatief makkelijk toegankelijke bezigheid; daar hoefde je niet per se hoog voor opgeleid te zijn. Maar ook het realisme, na het naturalisme van de Tachtigers de dominante literaire stroming in het Nederlandse proza, hielp een handje mee. Op het eind van de negentiende eeuw verschenen boeken waarin gewone, eigentijdse mensen met gewone levens heel precies be- schreven werden. En de onderlinge verhouding tussen gewone mensen, dat was voor vrouwen bekend terrein. Neerlandica Erica van Boven heeft als vertrekpunt van haar promotieonderzoek niet die romans zelf als uitgangspunt genomen. Zij vroeg zich af waarom de literaire kritiek voor de schrijfsels van vrouwen een aparte plaats inruimde en er gaandeweg steeds negatiever over oordeelde. Ook nu nog gelden die boeken als onbenullig, langdra- dig en huisbakken. Ze lijken de voorlopers van de Bouquet-reeks en een bepaald type streekroman. ''Ik heb'', zegt Van Boven, ''absoluut niet de bedoeling gehad om de critici van die tijd eens een lesje te leren. Want zo goed zijn die boeken van die vrouwen eerlijk gezegd ook niet. Boeken van Carry van Bruggen en Top Naeff die wij nu nog waardevol vinden, werden ook in die tijd bij wijze van uitzondering al als zodanig aangemerkt en herkend. Ik heb als gewone lezer ook nooit boeken kunnen ontdekken waarvan je zegt: die zijn nou ten onrechte in de stofnesten verdwenen. Maar daar gaat het ook niet om. Er bestaan tussen die schrijf- sters en tussen die romans een hoop verschillen terwijl ze door de critici toch onder één noemer werden gebracht. Ik wilde uitpluizen waarom ze dat deden.'' Het proefschrift waarop Van Boven op 19 maart aan de RUG promoveert, Een hoofdstuk apart, 'vrouwenromans' in de literaire kritiek 1898-1930, handelt over de literaire normen van de critici. En die stonden niet los van meer algemeen gangba- re normen in het Nederland van begin deze eeuw.

Thee

Waar in een hedendaagse Groningse boerenklucht de spelers op het toneel zich steevast groeperen rond de koffiekan, zo werd in bijna alle realistische romans na 1900 thee gedronken. Ongekend fel trok vooral de nieuwe lichting jonge critici rond 1930 hier tegen ten strijde. Als Dirk Coster aan zo'n Nederlandse roman dacht zag hij allereerst ''een theelichtje dat vriendelijk brandt, mensen om de tafel, bekende mensen, dagelijkse degelijke Nederlandse mensen''. En vooral de romans van vrouwelijke auteurs boden volgens de critici veel te veel ruimte voor thee, thee- lichtjes, theetafels en theevisites. ''Er zou een dissertatie te schrijven zijn over het theelichtje in de letterkunde'', merkte criticus Anthonie Donker dan ook op. De kritiek op die uitgebreide theeceremonies fungeerde tegelij- kertijd als metafoor voor alles wat de critici zo in de damesro- mans tegenstond. Thee vormde de belichaming van het knusse, kleinschalige, binnenhuiselijke en het burgerlijke: de 'pa-en-moe-atmosfeer' in dikke boeken vol gezinnen, families, liefdes en huwelijken. De jonge critici verlangden naar proza met een ruimere adem en een wijdere blik op een wereld met, zoals Coster schreef, ''al zijn woelingen, problemen, helden en heili- gen''. Kortom, de literaire waarde van een roman was voor deze critici doorgaans omgekeerd evenredig aan de hoeveelheid thee die erin werd genuttigd. Dat de critici van na 1920 fel van leer trokken tegen het realis- tische proza vindt Van Boven gezien hun vernieuwingsgedachte begrijpelijk. De jongere generatie had schoon genoeg van deze bekrompen, typisch Hollandse stroming en wees die als ouderwets van de hand. Hun bezwaren, op literaire gronden, werden in tijdschriften breed uitgemeten. ''Maar dat met name de schrijf- sters het moesten ontgelden is minder voor de hand liggend. Want ook veel mannen zoals bijvoorbeeld Herman Robbers, Carel Schar- ten, Johan de Meester, Gerard van Hulzen en Gerard van Eckeren schreven dat soort proza. Maar nog nooit eerder was het voorgeko- men dat vrouwen op zo'n grote schaal deelnamen aan de literatuur. Bovendien kwam er net weer een nieuwe groep schrijfsters op die in de realistische traditie romans bleef publiceren. Voor de jonge critici leek dat realisme daarom vooral op een vrouwentra- ditie.''

Emotioneel

Maar ook in de periode daarvoor, toen het realisme bij de critici nog bon ton was, kregen vrouwen een aparte behandeling. Van Boven stelde aan de hand van tijdschriftartikelen vast dat de critici allerlei ideeën koesterden over wat een vrouw eigenlijk is, hoe zij psychisch in elkaar zit ''en dus ook over hoe zij moest zijn''. ''Heel sterk was het idee dat het vrouwelijke iets anders was dan het menselijke, de norm. Je had de algemene psychologie van de mens, de man dus eigenlijk, en de speciale psychologie van de vrouw. Ook veruit de grootste stroming binnen de vrouwenbeweging meende, net als overigens de schrijfsters en vrouwelijke critici, dat de verschillen tussen man en vrouw aangeboren waren en diep wortelden in de menselijke natuur.'' Vrouwen zijn emotioneel, aldus wetenschappers en filosofen in die tijd, en ze hebben alleen interesse voor gevoelszaken als de liefde. Ze kampen daarnaast met een gebrek aan persoonlijkheid, originaliteit, scheppingskracht, verstand en logica. Ze hebben een onbewuste manier van denken, handelen intuïtief en zijn uitermate subjectief. ''En de literaire normen eisten van een schrijfster dat ze zich nu juist uit haar eigen perspectief en ervaringen zou losmaken en in haar boeken het algemeen menselijke zou tonen'', zegt Van Boven. ''Maar dat wilden ze zelf niet. Ze wilden bovenal vrouwelijk zijn in heel hun wezen en verschijning. Hun doel was niet primair om op het hoogste artistieke niveau te komen.''

Superioriteit

Dat was precies de reden waarom critici op die romans het etiket- je 'vrouwenliteratuur', 'vrouwenromans' of 'damesromans' plakten. De oudere critici hanteerden daarbij een dubbele, tegenstrijdige moraal van literaire normen en vrouwelijkheid. Literair slechte boeken kregen toch een positieve waardering als de vrouwenziel daarin maar zo zuiver, sentimenteel en gevoelig mogelijk bloot lag. De oudere generatie was overtuigd van de morele superiori- teit van vrouwen en filosofeerde volgens Van Boven in de trant van: de boeken zijn slecht, maar kijk, zo zijn de vrouwtjes. Hoe groter de lof voor de vrouwelijke lievigheid, zedelijkheid en het fatsoen, des te slechter vonden de critici de kwaliteit van hun romans. Bij de latere critici, die sowieso al helemaal niets meer moesten hebben van die realistische vrouwenboeken, verdween ook de waardering voor het hooggeprezen vrouwelijke. Zij associeerden dat meer met aardsheid, zinnelijkheid en seksualiteit en die negatieve psychologische kwalificaties dienden om hun literaire bezwaren kracht bij te zetten. ''Bovendien'', zegt Van Boven, ''waren de vrouwenromans bij een breed publiek enorm populair, ze kregen herdruk op herdruk. En bestsellers zijn in de literaire kritiek altijd al verdacht geweest. Dat was een reden te meer om ze te bestempelen als triviaal-literatuur.'' Een tijdje terug verscheen bij de Groningse uitgeverij Passage de roman 'Het Ontluisterend Sterven' van Alex Borsboom. Deze ex-student geschiedenis schreef eerder al gedichten en was onder andere columnist bij de krant Nait Soez'n van de Groninger Studentenbond. Ingrediënten heeft zijn eerste roman genoeg: de rauwe werkelijkheid van modder, stront, bloed, zweet en tranen in combinatie met een dolende hoofdpersoon in een anonieme stad die filosofeert in de trant van: wie ben ik en waartoe zijn wij op aarde. Als werkloze homoseksueel leeft de romanfiguur in een door hem verafschuwde wereld die hem berooft van alle illusies. En juist ''illusies geven kracht, leven''. Nadat zijn minnaar Marc door een ongelukkig toeval te pletter is gevallen en hij daarna zelf een politieagent vermoordt, snelt zijn leven naar ''het einde der tijden''. Schuilplaatsen als een oude glasfabriek, de riolen van de stad en een commune voldoen niet. De stem van Danny, een overleden jeugdliefde, spoort hem nog aan om óf de wereld te veranderen, óf zich aan te passen. Het contact met de realiteit is echter al verloren. Maar ook in een door hemzelf gecreëerde, imaginaire wereld faalt hij hopeloos als ''de as waar alles om draait'' door zijn nalatigheid versplintert. ''Ik ben gewoon nergens goed voor'', spreekt hij als zijn laatste woorden. In opzet is Borsbooms boek wel aardig, maar dat het verhaal niet echt uit de verf komt heeft te maken met zijn schrijfstijl. Volgens de achterflap van het boek wordt die stijl door de ''lezertjes'' verafschuwd óf geadoreerd: ''een compromis schijnt niet mogelijk.'' Over smaak valt inderdaad te twisten, maar dat is niet het punt waar het hier om gaat. Probleem is meer dat de staccato-zinnen van Borsboom actie suggereren die er vaak niet is. Bovendien staan met name de eerste vijftig bladzijden vol met geheel oninteressante en weinig originele wijsheden van de hoofdpersoon. Als die bijvoorbeeld naar de rand van een markt- plaats loopt, beducht voor diefstal en zakkenrollers, dan wordt dat verklaard met: ''Want heeft Onze Lieve Heer naast ondoorgron- delijke wegen ook niet een aantal zeer vreemde kostgangers.'' Het zijn oubollige spreuken van Tante Bet die zo op een wandtegeltje kunnen. Nodig zijn ze ook niet om de labiele, vervreemde hoofd- persoon beter te kunnen typeren en plaatsen. Datzelfde geldt voor de korte evaluerende zinnetjes na een gedachte of handeling: ''het valt niet mee allemaal'', ''of lijkt dat maar zo'', ''wat doet het ertoe'', ''of niet soms, nou dan!'' Als bijvoorbeeld de 'ik' in een pizzatent zichzelf opfokt met een hoop kritiek op het bedienend personeel, doorbreekt hij die spanning door aan de balie een glas melk te bestellen. Commentaar is dan: ''Het moet een heel werk zijn zo'n koe uit te persen, maar dit terzijde.'' Inderdaad, denkt de lezer dan, op dit soort gedachten zit niemand te wachten. Als stoplappen zijn ze enkel dodelijk vervelend. Blijven echter dit soort overbodigheden achterwege én is er in het verhaal actie te over, dan stijgt de roman naar grotere hoogten. Borsbooms hijgerige stijl wordt dan echt doeltreffend en de spanning en beklemming stijgen navenant. Die momenten zijn, helaas, op de vingers van één hand te tellen. (Arjan Wildeboer)

Alex Borsboom 'Het Ontluisterend Sterven'. Uitgeverij Passage 1991. 147 pagina's. Prijs 26,50.

Het was nog geen lente, maar het gebouw was toch al zo goed als verlaten toen Taco, succesvol psychiater, nog even intiem wou met Anita, zijn knappe secretaresse. Taco had een goed huwelijk, dus er was niets tegen zijn relatie met Anita die, sinds het uit was met Johnny, blij was dat ze zich doordeweeks tenminste nog af en toe vrouw kon voelen. ''Log maar snel uit, lieverd, dan kunnen we deze fraaie dag ook nog op een passende wijze afronden.'' Hij kon het altijd zo mooi zeggen. Daarom had Anita ook eigenlijk nooit echt iets in die dodo van een Johnny gezien. Fantastisch was het, met Taco. Soms twee keer per dag. Op haar sloeg die roze folder gelukkig niet, over 'de aanpak van ongewenste intimiteiten bij de RUG' ''ZO willen we niet met elkaar omgaan''. Taco had net iets voorgelezen uit deze sympathieke brochure van de Dienst Personeel & Organisatie/Dienst Studentenzaken: ''Bij de universiteit zijn vrouwen op de eerste plaats werkneemster of studente en zullen daarop beoordeeld willen worden, niet op het feit dat ze vrouw zijn.''

''Hoor jij niets vreemds?'' vroeg Taco, die niet op antwoord wachtte. ''Eigenlijk moet er 'zij' voor 'zullen' staan'', legde hij Anita uit, die net bedacht hoe fijn ze het vond dat Taco haar juist ook als vrouw wist te waarderen en inmiddels, op de elegante hakjes na, haar kleren had afgelegd. Zo had ze plaatsgenomen op het altijd maagdelijke bureau van Taco. Ze hoefde alleen de ingelijste foto van Taco's zorgeloze gezinne- tje opzij te schuiven, met Boukje als stralend middelpunt. Taco volstond met het losknopen van zijn overhemd en het laten zakken van zijn beige corduroy pantalon. De witte jas ging nooit uit.

Dit wat banale voorval kreeg plotseling een nieuwe dimensie. ''Moet je nou eens kijken!'' riep Harry uit, die zich even uit de kring van de borrelende en gebak etende psychia- trie-aio's had bevrijd om een sigaretje te roken. Hij keek gebiologeerd het raam uit. ''Dat is Taco! Niet te geloven! Met Anita nog wel!'' De aio-vergadering werd meteen geschorst, het agendapunt 'De begeleiding' kon nog wel even blijven liggen om het gezelschap de gelegenheid te bieden Harry's waarnemingen te staven. Het begluurde liefdespaar had niets door, tot het moment dat Taco aan de finale was begonnen en er vlak voor zijn rollende ogen een moorkop tegen de ruit uiteen spatte. Wel eenentwintig pretogen (de voorzitter was op de Mesdag-kliniek een oog kwijtge- raakt) waren er gericht op het betrapte stelletje, dat in de kleren schoot met een snelheid van handelen die wij alleen maar van tekenfilms kennen. Er kon zelfs geen rondvraag meer vanaf in het aiokringetje, dat de bron is van deze in essentie ware geschiedenis.

Ik zou hierover hebben gezwegen als dit het hele verhaal was. Hoe hebben Taco en Anita deze ervaring verwerkt ? Niet. Ze zijn met ziekteverlof, zo is mij verteld. Verbijsterend! Wat een treurnis! Staat het vast, dat nagenoeg iedereen het overal op deze werkplek doet anders was die roze brochure niet nodig met de waarschuwing dat het wél met beider instemming moet toch doorbreekt men blijkbaar een code wanneer men zich op heterdaad laat betrappen.

Er is dus niets tegen gewenste intimiteiten, mits alles heimelijk geschiedt. Hoe wreed deze dubbele moraal is, hebben Taco en Anita nu ondervonden.

RON VAN ZONNEVELD

Winnaar van het Tsjaikowski Concours in de Oosterpoort

Door YVONNE VAN DEN BERG

Zwetende handen, blik op oneindig en maar hopen dat je geen black-out krijgt op het podium. Deze verschijnselen zijn kenmer- kend voor de redenaar, de examenkandidaat en de concours-ganger. Stalen zenuwen, een goed ontwikkeld gevoel van eigenwaarde, een portie geluk en natuurlijk ook een beste dosis vakmanschap zijn nodig voor het welslagen van zo'n onderneming. De pianist Boris Beresowsky, die komende woensdag is te bewonderen in de Ooster- poort, won in 1990 het gerenommeerde Tsjaikowski Concours in Moskou. In de klassieke muziekwereld is het concours al jaren een begrip. Als aankomend piano-, viool-, of anderszins virtuoos moet je in ieder geval een of meerdere prijzen en dan natuurlijk eerste prijzen hebben behaald, wil je mee tellen bij de impresariaten en de cultuurcentrum-directeuren. Voor zangers is er ondermeer het Internationale Vocalisten Concours in Den Bosch. Heb je daar eenmaal goed gescoord, dan is je bedje gespreid. Het Prinses Elisabeth Concours in Brussel is een belangrijk concours voor onder andere pianisten en violisten. De Belgische televisie heeft ieder jaar uren zendtijd tot zijn beschikking om zoveel mogelijk zweetdruppels te registreren, en naast de prachtige muzikale prestaties en vreselijke mislukkingen ook het vaktechnische commentaar de ether in te zenden. Voor dirigenten hebben wij in Nederland het Kyrill Kondrasjin-dirigen- tenconcours. In samenwerking met het Radio Philharmonisch Orkest mogen aankomende en vaak ook al gearriveerde dirigenten hun beste kunnen laten zien, in de hoop een contract in de wacht te slepen bij een van de orkesten in binnen- of buitenland. Het schijnt niet anders te kunnen. Wil je iets bereiken in de muziek op hoog niveau dan moet je wel meedraaien in dit circus van muzikale acrobatiek; er zijn namelijk zo ontzettend veel goede muzikanten. Als bezoeker van een concours kijk je je ogen uit; je treurt mee met de verliezers en je wordt met de winnaars meegevoerd naar hoger sferen. Een paar dagen muziek beleven op topniveau is tenslotte nooit weg. Een van de belangrijkste wereldconcoursen voor musici is het Tjaikowsky Concours in Moskou. Emoties laaien daar hoog op en juryleden vliegen elkaar soms in de haren, maar muziek wordt er gemaakt. De pianist Ivo Pogorelich was jaren geleden een omstre- den finalist van dit concours, maar door alle publiciteit die zijn optreden, en het optreden van het boze jurylid Martha Argerich veroorzaakte, kon hij zijn internationale carrière beginnen. De pianist Boris Beresowsky is ook zo'n finalist en eerste prijswinnaar van het Tjaikowsky Concours. Een recensent van 'The Times' meldde in 1988 al het volgende: ''Beresowsky weet het oor te vangen met de subtielste nuances in expressie. Het is dit bereik van zijn gevoel, zijn kunst om te verrassen dat hem zo'n fascinerend artiest maakt.'' Natuurlijk zijn er goede kanten aan concoursen; musici leren om onder hoge druk topprestaties te leveren, ze horen hun collega's spelen en kunnen zowel op sociaal als muzikaal terrein bijzonder veel leren. Doorzettingsvermogen speelt een grote rol en natuur- lijk bovenal een allesoverheersende liefde voor de muziek.

Woensdag 18 maart speelt pianist Boris Beresowsky in de grote zaal van de Oosterpoort.

Fout geweest

Beste Frank, Hartelijk bedankt voor het jaar uit je leven, waarin jij je culturele licht liet schijnen op Albertus. Ik denk dat we het zonder jouw bijdrage aan de rijke, zij het misschien wat mager geëxposeerde, historie van Albertus Magnus tot op de dag van vandaag zonder enige nuance of enig relativeringsvermogen hadden moeten stellen. Of wellicht zonder Leeszaal? In ieder geval zonder dat leuke omslagje, waarvan het ontwerp nog aan jouw revolutionaire geest is ontsproten. Gelukkig heb je persoonlijk ook nog iets opgestoken van je tijd op Albertus, want gewoon plezier zal je aan een studentenvereniging (vies woord) wel niet beleefd hebben. ''Jij toch niet, Frank?'' Gelukkig voelde je nog zoiets als de maatschappelijke plicht om dat conservatieve bolwerk tot koffiesjop te transformeren en de club enig cultureel besef bij te brengen. Je vrienden zullen je een echte rebel vinden, nu je in die ballencultuur niet alleen jezelf bleef, maar zelfs boven jezelf uitsteeg en de hele fascis- tische brallersbende in hun gezicht uitlachte. En wat denk je? We hebben er niets van geleerd! Paarlen voor de zwijnen (of moet ik zeggen ''knorren''?). We kunnen niet eens een expositie inrichten die iedereen het Albertusverhaal van Frank den Hollander vertelt, en hem voor eens en altijd van alle smetten zuivert. Sorry Frank. Wir haben 's nicht gewußt.

Paul Laseur

UGD

Na het lezen van het artikel 'UGD is de klos' in UK 25, ben ik erg geschrokken. In dit artikel beweert de heer J. Kappenburg, beheerder van de Universitaire Gezondsheidsdienst en tevens lid van de Dienstcommissie van het Bureau van de Universi- teit, dat de Centrale Diensten al jaren draaien met echte grote tekorten, waar geen haan naar kraait. Deze, door de heer Kappenburg geponeerde uitspraak is, maar mijn mening, niet te verenigen met zijn functie van beheerder en vooral niet als lid van de Dienstcommissie. Hiermee roept hij vragen op betreffende zijn integriteit waarbij ook het in hem gestelde vertrouwen een ernstige deuk krijgt. Natuurlijk is het makkelijk om andere diensten te grabbel te gooien om zelf uit beeld te blijven, maar men doet zichzelf met zo'n uitspraak meer kwaad dan goed. Helaas zijn er inderdaad tekorten bij de Centrale Diensten. Tekorten ontstaan door de invoering van het systeem toe- en doorberekening. Door een positieve mentaliteits- en cultuurwijzi- ging binnen de Centrale Diensten zijn bijna al deze tekorten weggewerkt. Deze positieve houding zal er op den duur voor zorg dragen dat ook de rest van de tekorten worden geëlimineerd. De dienstengroep transport en restauratieve voorzieningen van de Centrale Diensten vindt het waard om hier extra inzet voor te plegen omdat de Centrale Diensten een veelzijdigheid aan diensten en specialismen biedt ten behoeve van het gehele universitaire gezelschap. Vanwege onze reorganisatie en tekorten, worden onze ontwikkelin- gen nauwlettend op de voet gevolgd door het college van bestuur, met name door de secretaris van de universiteit. Dat houdt in dat er wel degelijk een 'haan naar onze tekorten kraait'. Gelukkig kunnen we ten allen tijde rekenen op het vertrouwen van de secretaris van de universiteit in ons. Indien de heer Kappenburg behoefte heeft om hierover met mij van gedachten te wisselen, kan ik hem meedelen dat de deur altijd openstaat.

P. Groen, hoofd dienstengroep transport en restauratieve voorzieningen.

Talencentrum

Successtory? Het artikel van Guus Termeer over het talencentrum is voor mij iets te veel 'succes' en iets te weinig 'story'. Ter relativering wil ik ook mijn, minder positieve, verhaal kwijt. Begin december 1991 ging ik voor informatie over de cursus 'Duits voor gevorderden' naar het talencentrum. Mij werd aangeraden me zo snel mogelijk in te schrijven en de 220 gulden cursusgeld het liefst contant te betalen, anders was de kans groot dat ik de boot zou missen wegens overweldigende animo. Naïef en geschrokken schreef ik mij terstond in, gelukkig had ik betaalkaarten bij me. Wat studieplanning betreft hield ik rekening met een intensieve cursus vanaf februari. Drie dagen voor het begin van de lessen werd ik opgebeld met de mededeling dat de cursus was geannuleerd: gebrek aan belangstelling. Omdat er kennelijk met winstoogmerk wordt gewerkt vindt men het aantal van vier ingeschrevenen te gering. Na navraag bleek zelfs dat men zich de tijd niet kon heugen dat de cursus wél is doorgegaan. Een cursus met enig verlies te laten doorgaan is vanzelfsprekend minder aantrekkelijk dan anderhalve ton aan een prestigieus project in Bratislava te spenderen. Ik ben daar echter niet mee geholpen. Nou ja, ik kon in ieder geval mijn geld, cash, terugkrijgen, aan baar geld blijkbaar geen gebrek.

Jan Willem Jorink

Vertrouwenspersoon ontving vijftien klachten Beleid tegen seksuele intimidatie hard nodig

''Zo willen we niet met elkaar omgaan.'' De boodschap van de top van de universiteit is duidelijk: in deze organisatie wordt seksuele intimidatie niet geduld. Dubbelzinnige grappen, zogenaamd terloopse aanrakingen, gluren, aanhoudende telefoontjes en brieven, het zijn allemaal uitingen van ongewens- te intimiteiten die, als het aan het College van Bestuur ligt, op de RUG niet meer zullen voorkomen. Een duidelijk beleid blijkt inderdaad hard nodig te zijn.

Nicolette Scholten

In twee jaar tijd heeft Katinka Lorijn, ombudsfunctionaris emancipatie van de RUG en tevens vertrouwenspersoon ongewenste intimiteiten, niet minder dan vijftien klachten over seksuele intimidatie geregistreerd. Ze is voorzichtig, als haar gevraagd wordt om wat voor soort klachten het precies gaat. Geen enkel geval mag voor de buitenwacht herkenbaar zijn. Wat Lorijn wel kwijt wil, is dat tot nu toe vier studentes zich bij haar gemeld hebben met een klacht, van wie drie over hun stagebegeleiders. Lorijn: ''Een andere stagebege- leider is nog wel gemakkelijk te regelen. Een klacht van een studente over een medestudent is veel moeilijker grijpbaar. Ik heb eens een externe advocaat ingeschakeld. De dreiging met een kort geding was genoeg om het ongewenste gedrag te laten stoppen. In het uiterste geval kun je een student de toegang tot de universiteit ontzeggen, maar een dergelijke maatregel wordt meestal als te ingrijpend beschouwd. Het staat haaks op het recht van mensen om te studeren. Ik betrek wel altijd de hoogleraar en docenten erbij, als er klachten zijn van studenten.'' Niet verbazingwekkend alle onderzoek wijst immers in die richting is de constatering van Lorijn dat de meeste klaagsters een afhankelijke positie innemen. Het gaat om vrouwen in lagere functies, studentes en assistenten in opleiding. Slechts in twee situaties was sprake van een klacht over een collega. Volgens Lorijn is vooral de positie van aio's bijzonder kwetsbaar. Een nieuwe promotor is immers niet snel gevonden. Uit de ervaringen van Lorijn blijkt dat de seksuele intimidatie nooit een eenmalig incident is. Eén keertje nafluiten is voor geen enkele vrouw aanleiding om te komen klagen. Het ongewenste gedrag varieert van een herhaaldelijk en dringend verzoek van iemand om met hem uit te gaan, uitmondend in brieven en telefoon- tjes tot hinderlijke achtervolgingen en aanrakingen. In een enkel geval zorgde een man ervoor alleen met de vrouw te zijn, waarbij handtastelijkheden niet uitbleven. ''Steeds blijkt dat signalen die de vrouw afgeeft, niet opgepikt worden. Zelfs als vrouwen duidelijk laten merken niet van een dergelijk gedrag gediend te zijn, blijkt dat niet altijd te helpen. Het zegt iets over in welk stadium klaagsters bij mij komen'', merkt Lorijn op. De vertrouwenspersoon zal nooit in actie komen als dat niet de uitdrukkelijke wens is van de klaagster. Soms geeft ze alleen advies op vragen als: hoe stel ik me op? Moet ik met hem praten of moet ik een brief schrijven? ''Een brief alleen kan inderdaad voldoende zijn. Een eerste stap is dat de klaagster zelf op papier zet waar ze precies last van heeft en wat ze veranderd zou willen zien. Een gesprek kan een volgende stap zijn. Als de vrouw het wil, oefen ik eerst met haar of ik begeleid haar in dat gesprek. Ik hoef het probleem niet zelf op te lossen. Meestal geef ik het management het advies de klacht uit te zoeken en te praten met de betrokken man. Ik stel me dan altijd nadrukkelijk op als de belangenbehartiger van de vrouw.'' De vertrouwenspersoon staat ook open voor meldingen zonder meer, waarbij van haar geen actie wordt verwacht. Van die mogelijkheid hebben inmiddels twee vrouwen gebruik gemaakt. ''In deze gevallen konden de vrouwen het probleem kennelijk wel zelf hanteren, maar hebben ze het wel gemeld in het geval er andere klachten komen of hun actie toch niet afdoende blijkt te zijn.'' Uit onderzoek van de Stichting Handen Thuis (die per 1 januari van dit jaar is opgehouden te bestaan) is gebleken dat in 70 procent van de gevallen de mannen met hun gedrag ophouden als de organisatie hen erop aangesproken heeft. Lorijn probeert in de gaten te houden of het gedrag inderdaad stopt. ''Ik zeg ook altijd tegen de klaagster: kom terug als je iets merkt van herhaling of represailles. Dat spreek ik ook af met de leiding. Tot nu toe is van herhaling nog niets gebleken. Maar dat kan ook vaak niet, omdat de meeste vrouwen vertrokken zijn of afgestu- deerd.'' Een reden voor de RUG om een officieel beleid te gaan voeren, is het feit dat vrouwen tot nu toe seksuele intimidatie nauwelijks aanhangig maken. Als het de spuigaten uitloopt, melden ze zich nog eerder ziek of nemen ze ontslag, dan dat ze een officiële klacht indienen. Daardoor kunnen degenen die zich aan de ongewenste intimiteiten schuldig maken, buiten schot blijven. Ook voor de vrouwen die hun klacht wel meldden bij de vertrou- wenspersoon, heeft de confrontatie met seksuele intimidatie ingrijpende gevolgen gehad voor hun werk. De meesten hebben zich 'vrijwillig' laten overplaatsen of zelfs ontslag genomen. Lorijn: ''Dat was vaak hun eigen wens. Ze hadden het gevoel niet meer terug te kunnen naar hun oude werkplek. Ze zaten er niet zo lekker meer of ze schaamden zich zelfs omdat het verhaal overal was rondgezongen. De mannen kregen soms dan wel een waarschuwing, maar zij konden wel blijven zitten. Daar heb ik veel moeite mee.''

Foto BERT JANSSEN/Tekst ALFRED KAZEMIER

''Een rotpand, dat was het. Er is hier echt niemand die nog terug zou willen.'' De vakgroep Orthopedagogiek zat acht jaar te zweten op de eerste en tweede etage van het pand op de hoek van de Grote Markt en de Oude Boteringestraat. Door een gebrek aan ventilatie veranderde de fel schijnende zon hun onderkomen zomers in een broeikas. ''En de geluidsoverlast van de draaiorgels en van de kermis was ook niet te harden.'' In 1990 kwam aan de lijdensweg van de orthopedagogen een einde. Momenteel zitten ze ''gezellig'' op een gang in het oude lette- rengebouw aan de Grote Kruisstraat. Bij een van de huidige gebruikers van Boteringestraat 11, Rand- stad Opleidingen, leven nog geen klachten over het lawaai of de temperatuur. Waarschijnlijk omdat voor hen de eerste zomer nog moet komen. ''Toen werd Jezus naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, kreeg Hij ten laatste honger. En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden. Maar Hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.'' Voor de laatste paar gelovige katholieken is vorige week de veertigdaagse of grote vasten begonnen. Matteüs 4 vers 1 tot en met 4 vormt de inspiratiebron voor dit vrijwillig hongeren. Maar is vasten van oorsprong wel een religieus fenomeen? Net als Jezus onthielden veel geestelijke leiders zich een tijd lang van voedsel en soms ook van drank. En vele volgelingen volgden hen. De achterliggende gedachte was meestal dat enig menselijk lijden een van de vele goden of de enige ware God gunstig stemde. Het georganiseerde en van bovenaf opgelegde vasten deed volgens de Winkler Prins in het christendom pas vanaf het midden van de vierde eeuw zijn intrede. De doorgaans toch al sober levende protestanten zagen er niets in, en lieten het aan het geweten van de individuele gelovige over of die bij tijd en wijle nog een schepje bovenop zijn ascetische levenswijze wilde doen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is het vasten ook bij de roomsen aan inflatie onderhevig. Mijn hoofdredacteur had nog een trommeltje waarin hij alle zoetigheid die hij tijdens de veertigdaagse vasten kreeg toegestopt, moest bewaren. Met Pasen at hij zich vervolgens ziek. Mij werd als kind alleen op Aswoensdag, de woensdag na carnaval, en Goede Vrijdag snoepgoed en vlees onthou- den. In 1967 werd deze handelwijze door de Nederlandse bisschop- pen gesanctioneerd: Aswoensdag en Goede Vrijdag werden als enige verplichte vasten- en onthoudingsdagen gehandhaafd. Wie bij onthouding denkt aan seksuele onthouding, vergist zich. In sommige godsdiensten ziet men tijdens de vasten inderdaad af van de geslachtsdaad, maar niet bij de katholieken; daar gold gezins- uitbreiding als grootste goed. Onthouding slaat bij hen op het verbod om op bepaalde dagen vlees te eten. Even afgezien van de islamitische ramadan, is vasten uit reli- gieuze motieven in Nederland op zijn retour. Daar staat tegenover dat periodes van minimaal voedselgebruik in de natuurgeneeswijzen en in de ecologische hoek populair zijn. In iedere eco-winkel zijn ze te vinden, de foldertjes over thee-, sap- of rijstvasten, en de benodigde preparaten zijn daar eveneens te koop. Door een à twee weken zo goed als niets te consumeren, wordt het lichaam gereinigd en in de holistische benadering geldt datzelfde voor de ziel. De darmen krijgen even rust en het lichaam spreekt het opgeslagen vet aan voor verbranding, waarmee de daarin opgeslagen giftige stoffen vrijkomen en het lichaam kunnen verlaten. Ik vrees dat door het gezondsheidsvasten de motieven van de religieuze asceten in een wat ander daglicht komen te staan. Zij stellen vasten voor als een zelfkastijding. Maar in een foldertje over sapvasten lezen we juist het tegenovergestelde: ''Men gaat zich heel prettig voelen en dan blijkt ook de eenheid van li- chaam, ziel en geest. Zowel lichamelijk als geestelijk voelt men zich fris en fit, als herboren.'' Een andere vraag die rijst is of vasten wel een oorspronkelijk religieus fenomeen is. Wellicht hebben we te maken met een soort oerinstinct van ver voor de komst van de goden. Dat instinct zorgde er voor dat de mens enige tijd niets at om zo van de rotzooi in zijn lichaam af te komen. Zoals een hond gras eet om te kunnen braken wanneer-ie iets verkeerds binnen heeft gekregen. Voor wie wil, is ook een heel andere hypothese mogelijk. Vroeger was tegen eind februari de wintervoorraad ongeveer op. Om zo veel mogelijk stam- of dorpsgenoten aan de hongerdood te laten ont- snappen haalde men met z'n allen de buikruim aan, en om van de nood een deugd te maken sleepte men er de een of andere godheid bij. Dat verklaart meteen waarom de protestanten geen behoefte hadden aan vasten, zij waren immers veel spaarzamer dan de katholieken.

Laurens Berentsen

Rechtenstudent kiest voor de muziek Groningse Tender Mercy timmert aan de weg

Door PERRY TEN HOOR

''De band heeft een enorm goede uitstraling en is goed op elkaar ingespeeld. Fris, vrolijk en energiek op een originele manier gepresenteerd. Hele goede zanger en back-vocals. De nummers zijn lekker kort en klinken een beetje Jam-achtig.'' Aldus het jury- rapport voor Tender Mercy tijdens de Grote Prijs van Nederland. De band met enkele Groningse studenten in zijn gelederen om- schrijft zijn muziek zelf als Engelse gitaarpop en is beïnvloed door bands als Comsat Angels, XTC en de Beatles. Het gaat goed met Tender Mercy. Ze waren Popkrantband bij de VARA, deden succesvolle radio-optredens bij de KRO en de NCRV, drongen door tot de halve finale van de Grote Prijs van Nederland, waar zanger Hette een prijs kreeg voor de beste zang, stonden in het voorprogramma van Magnapop en The Buzzcocks en duiken in mei de studio in voor een cd. Het begon het voor Tender Mercy eigenlijk met de Grote Prijs. De band bestond vier maanden in een nieuwe bezetting en men was nog niet op elkaar ingespeeld. Meedoen aan de Grote Prijs was dan ook een soort test-case. André Ettema, gitarist van Tender Mercy en student rechten, legt uit: ''We hadden net de meerstemmige zang ontdekt en kwamen met een compleet nieuw repertoire. We wilden kijken hoe wij daar doorheen zouden komen en hoe men op ons zou reageren. Zowel het publiek als de kenners.'' Tender Mercy strandde in de halve finale vanwege een ''te braaf optreden''. De band had in het korte optreden teveel de nadruk gelegd op de wat ''softere'' nummers luidde de kritiek. Na de Grote Prijs was er het voorprogramma van onder andere Magnapop. Heel aantrekkelijk, alhoewel het spelen in een voorpro- gramma over het algemeen wordt gezien als een ondankbare taak. Ettema heeft hier zo zijn eigen visie op: ''Na een aantal jaren 'oefenruimte' hadden we als band een repertoire waarvan we vonden dat we er wel mee naar buiten konden komen. Wat je dan het beste kan doen is eerst in voorprogramma's van grotere bands staan voor een volle bak. Daar kun je wat van leren. Daarna, als er een cd gemaakt is, ga je eigen optredens doen.'' En die cd zit er dus aan te komen. In mei gaat de band met een bekende producer van een op het moment zeer populair Engels bandje de studio in. Ettema wil noch de naam van de producer, noch de naam van de band in de krant hebben. Dit vanwege de nog lopende onderhandelingen. De gitarist is tevens de grote manage- ment-motor achter Tender Mercy. Hij doet niet alleen de boekingen van zijn eigen band, maar heeft bijvoorbeeld ook de groep Deinum onder zijn hoede. Zijn rechtenstudie komt hem hierbij goed van pas. Toch heeft de muziek het voorlopig gewonnen van de studie. Ettema is een jaar gestopt om zich volledig op de muziek te kunnen concentreren. Maar hoe lang duurt het succes? Ettema: ''Je kunt in zo'n geval twee dingen doen. Of gewoon op safe spelen en je studie afmaken, zijn je ouders ook tevreden. Of gewoon denken 'ik heb nu succes, dus profiteer ik ervan'. Ik kies dan voor het laatste, want dit gebeurt je maar een keer. Je kunt wel wachten tot na je studie, maar dan treed je niet meer op omdat je dan werkt bij een advoca- tenbureau of zo. Die studie kan ik altijd nog afmaken.''

POP

Zondag 15 maart speelt Greg Sage in VERA. Wie het over Greg Sage heeft, heeft het over de Wipers waar Sage de zang- en gitaarpartijen voor zijn rekening nam. Nog steeds bestaat 80 procent van de nummers die hij tijdens een optreden doet uit Wipers-songs. De voormalig geluidstechnicus bij worstelshows heeft een sterke belangstelling voor de nostalgische buizenver- sterker hetgeen te horen is in zijn muziek. De holle klankkleur van het geluid geeft de nummers een 'hemels' tintje. Voeg daar Sage's pessimisme en zijn voorkeur voor Hendrix, punk en klassie- ke muziek aan toe en je hebt een spanningsveld dat de nummers van begin tot eind boeiend maakt. Veel hedendaagse popbands zien Sage als de godfather van de tegenwoordige gitaarmuziek. Voor de liefhebbers van een hemels zondagavondje. (Perry ten Hoor)

JAZZ

Een tijdlang is er niet veel bijzonders te melden geweest op Gronings jazzgebied, maar deze week zijn er gelijk weer twee concerten te bezoeken. Het Frans Vermeerssen kwartet dat op woensdag 18 maart in het Grand Theatre speelt, behoeft nauwelijks introductie. Vermeerssen vertrok een aantal jaar geleden naar Amsterdam en was hier sindsdien te zien in verschillende, eigen groepen: het quintet All Ears, het Transatlantik Sextet en het Vermeerssen kwartet. De basis van zijn kwartet wordt gevormd door het Michiel Braam trio, dat zich specialiseert in het anti-speci- alisme: er is geen stijl die zij niet perfect beheersen maar toch leggen zij zich nergens speciaal op toe. In combinatie met de over het algemeen wat meer gestructureerde muziek van Vermeerssen moet dit een prachtig concert worden. Op zaterdag 14 maart speelt in cafe Overstag 'Just the steam of us', een band met de Zuidafrikanen Thebe Lipere en Louis Moholo op slagwerk en een Nederlandse blazerssectie: Eric Boeren op trompet en Ad Peynenburg op baritonsaxofoon. Moderne, geïmprovi- seerde muziek op basis van jazz, Afrikaanse muziek en Europese avant-garde. Heerlijk! (Jerry Remkes)

KUNST

Aan de hand van uitnodigingen, affiches, catalogi en ander drukwerk dat bij tentoonstellingen is verschenen, wordt in de expositie 'Groninger exposities in drukwerk' een treffend beeld geschetst van het kunst-gebeuren in Groningen in de periode 1945-1990. Op het eerste gezicht lijkt zo'n drukwerk-presentatie wellicht nogal droog en saai. De expositie is echter dankzij het overvloedige, fraaie en zeer afwisselende beeldmateriaal toch uitermate interessant. Het drukwerk betoont zich een rijke sociaal- en kunsthistorische informatiebron. Wat deze verzameling drukwerk onmiskenbaar duidelijk maakt, is dat Groningen altijd al een bruisend kunstleven heeft gekend. Het is een komen en gaan geweest: De Zaak, Mes, De Mangelgang, tentoonstellingsschip de Ossekop, Heins, Corps de Garde, Laverman etcetera. 'Groninger exposities in drukwerk' is een fraai staaltje historisch speur- werk, dat zeker nostalgische snaren zal raken. Des te spijtiger is het daarom dat dit beeldarchief zelf niet voor het nageslacht wordt vastgelegd in een catalogus. Tot en met 18 april in de Oosterpoort. (Gerard Lakke)

THEATER

Begin jaren zeventig zag ik in het Centre Pompidou een wonder- baarlijke tentoonstelling: in de met schilderijen gevulde exposi- tieruimte stonden levensechte namaakmensen, die met een simpele druk-op-de-knop tot praten waren te verleiden. Ze gaven (onder stroom) luidruchtig en meedogenloos hun commentaar op de kunst en waanden zich hierbij onbespied. De bezoeker kon dus ongegeneerd meeluisteren, een confronterende situatie. Het zou me niets verbazen als later blijkt dat Botho Strauss zich door deze museale beeldengroep heeft laten inspireren; hij schreef in 1976 Trilogie van het Weerzien, een cynisch toneel- stuk, waarin de zogenaamde kunstminnaars tijdens een vernissage het woord voeren. Strauss werkt (ook in latere theaterstukken) graag met neuroten en narcisten, die hij in korte sketches 'tentoonstelt'. Zijn personages hebben allen een gedesillusio- neerde visie op de wereld: hun leven is zinloos en de relaties die ze aangaan zijn kortstondige pleisters op wonden van eenzaam- heid. Omdat de kunst slechts aanleiding is om over zich zelf te praten blijven de kisten met de beroemde schilderijen gesloten. Te zien op vrijdag 13 en zaterdag 14 maart in het Grand Theatre. (Lida Coumou)

FILM

Veertien jaar geleden hield advocaat Sam Bowden (Nick Nolte) informatie achter die cliënt Max Cady (Robert de Niro) uit de gevangenis had kunnen houden. En nu is Cady vrij. In de meeste thrillers, zoals in de oorspronkelijke 'Cape Fear' uit 1962, levert zo'n gegeven een doorsnee thriller op: de kwade bedreigt de goede, en uiteindelijk wint de laatste. Martin Scorsese's versie van Cape Fear ziet er lange tijd uit als doorsnee thriller van zeer hoge kwaliteit. Maar naarmate de film vordert blijkt Scorsese eens te meer de Dostojevski van het witte doek. Het drama over schuld en boete krijgt een religieuze lading, en Cady blijkt niemand anders dan de duivel zelf, in de rol van aankla- ger, rechter, en beul. Robert de Niro's vertolking van de beurte- lings charmante en pervers wrede duivel is met geen pen te beschrijven. Scorsese wist met 'Cape Fear' opnieuw een grote publieksfilm te maken waarin entertainment samengaat met diep- gang. Als je dit jaar van plan bent nog één film te bezoeken, ga dan nu naar 'Cape Fear'. (Frank Blaakmeer) HORIZONTAAL: 4. hij durft daar niet te koken. (7) 7. als u boven in de hemel bent, bent u bevrijd. (9) 8. het is hun taak om vadsig te wezen. (7) 9. daarmee trap je het weg. (8) 11. pas als je groot bent, kun je die kleren dragen. (5) 12. dit maakt het lezen leuk. (10) 14. juist bij het reizen. (3) 15. vroeger had het aanzien. (3) 16. een grasroller voor sportlui. (8) 19. de oorsprong van hen. (7) 20. hij gaat zwemmen met die meisjes. (7) 22. die toonbank lijkt Indonesisch. (5) 23. die zangeres ritselt dat hij onbaatzuchtig wordt. (8) 26. als u uw geliefde penetreert. (9) 28. weet die code op je vingers. (6)

VERTICAAL: 1. als attractie smeekte die baai om een gevecht. (11) 2. het groeit goed met zo'n poepdoek. (8) 3. dit legt de kiem voor een vrijage. (10) 4. voor de staat vormt dit het belang van die bijgeleverde druk. (3) 5. zo'n raar slot heeft hij geweten. (6) 6. hij schijnt een flikker te zijn. (12) 10. zo heb je beet bij dat stuk. (3) 13. een kast in de kamer. (7) 15. zo'n net meisje heeft gelijk. (9) 17. daarin leer je te durven. (8) 18. springvruchtje voor rokers. (8) 21. zo schop je een meisje aan de Middellandse Zee. (6) 24. het graan wordt hoger. (4) 25. met hop krijg je muziek die in is. (3) 27. zo'n kleine buis draagt licht. (2)

Onder de inzenders van de goede oplossing van het cryptogram wordt een boekenbon van 25 gulden verloot. Oplossingen van cryptogram 27 dienen vrijdag 20 maart 1992 voor 12.00 uur in het bezit te zijn van UK, Postbus 80, 9700 AB Groningen, ovv. cryptogram 27. De goede oplossing vindt u in UK 29.

OPLOSSING CRYPTOGRAM 25

Horizontaal: 1.wijsbegeerte; 6.wel; 8.algebra; 9.inheems; 10.hedennacht; 12.adem; 15.dispuut; 18.rekwest; 19.neusgat; 20.gazelle; 23.fotozaak; 25.bw; 27.blootstellen; 28.letterdief; 29.aard. Vertikaal: 1.waarheden; 2.brede; 3.garen; 4.ruimhartig; 5.echo; 6.weekdier; 7.las; 11.nauwgezette; 13.moto- ren; 14.ski; 16.sluitpost; 17.totaaltijd; 21.zijweg; 22.lab; 23.fabel; 24.plee; 26.weer. De boekenbon voor deze oplossing gaat naar: G. Suurmeijer-Halk, Groen van Prinsterenstraat 4, 9602 VK Hoogezand.

Jeugdstijl en ongelijkheid in het onderwijs Fanatieke punkers en rockers behalen slechte rapport- cijfers

Een extreme punker loopt op de middelbare school gemakkelijk een onderwijsachterstand op. Zijn headbangende collega zit met hetzelfde probleem, terwijl de scholieren die minder uitgesproken stijlen aanhangen hun schooltijd doorgaans het makkelijkst doorlopen. Ger Tillekens, van de sectie Onder- wijskunde van de Faculteit der Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen, onderzocht het verband tussen jeugdcultuur en onderwijsachterstanden. Jongeren maken keuzes in hun schooltijd. En de criteria daarvoor vinden ze in hun eigen cultuur, onder vrienden en vriendinnen.

Christien Boomsma

Het is geen wet van Meden en Perzen, benadrukt onderwijskundige Ger Tillekens aan het begin van het gesprek. Niet iedere punker heeft moeilijkheden op school, maar hij bevindt zich wel op een hellend vlak. De differentiatie tussen leerlingen uit dezelfde sociale milieus, met ongeveer dezelfde intelligentie, maar met sterk afwijkende schoolresulta- ten kun je heel goed verklaren aan de hand van het begrip jeugd- cultuur. ''Het gaat erom hoe een jongere reageert op zijn omge- ving'', legt hij uit. ''Als een leraar zegt dat je dom bent, dan kun je dichtklappen, maar je kunt het ook gewoonweg niet geloven. Je kunt kwaad worden, ruzie schoppen. En dat doe je samen met je vrienden. Met hen bouw je je eigen identiteit op en ga je deel uitmaken van een subcultuur.'' Tillekens houdt zich al enkele jaren bezig met het verschijnsel jeugdcultuur. Hij wilde wel eens wat anders dan het traditionele onderwijskundige onderzoek. Dat leverde eerst een onderzoek op naar strips, en vervolgens dit onderzoek waarin jeugdcultuur wordt bestudeerd aan de hand van de muziekstijlen die jongeren aanhangen. Hij verdeelde de muziekstijlen daartoe in verschillende dimen- sies. Enerzijds is daar het onderscheid in tijd. De muziekstijlen ontwikkelden zich in de afgelopen decennia van jazz en country, via underground en rock, naar de punk en heavy metal. Anderzijds is er ook in de muziekstijlen een onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Onder de hoge cultuur vallen blues, underground en punk, onder de lage cultuur country, rock en heavy metal. ''Voor de huidige jongeren is dit onderscheid wezenlijk. De 'oude muziek', dus alles van voor de discomuziek, is voor hen gewoon één pot nat. Daar heerst geen strak stijl-onderscheid meer. Maar het onderscheid tussen punk, disco en heavy metal/hardrock is voor hen levensgroot.''

Jeugdcentrisme

De aanhangers van de laatste stijlen noemt Tillekens ''moderne jongeren'' en in deze groep zijn ook de mensen te vinden die grote onderwijsachterstanden hebben op school, vaak in combinatie met problemen thuis. Dit zijn de zogenaamde jeugdcentristen, jongeren met een negatieve grondhouding ten opzichte van de cultuur van de ouders en het onderwijs. ''Hun referentiekader is dat van hun stijl-genoten.'' Aan de andere kant onderscheidt Tillekens de ''volwassengecen- treerde jongeren''. Deze jongeren brengen hun vrije tijd vooral thuis door en stemmen hun toekomstbeeld af op dat van de ouders en leraren. ''Het percentage volwassencentristen en jeugdcentristen is niet erg groot'', stelt de onderwijskundige. ''Het is voor iedere groep maar vijf of tien procent van het totale aantal scholieren. Verreweg het grootste aantal scholieren bevindt zich ergens op het hellende vlak tussen de twee uitersten.'' Dat maakt hen echter niet minder interessant. De tussengevallen zoeken een evenwicht tussen de wereld van de ''jeugdcentristen'' en die van de volwassenen. ''Die jongeren nemen gewoon deel aan de jeugdcultuur. Ze gaan uit, ze gaan op stap met hun vrienden, maar ze doen ook hun best op school en denken na over hun toe- komst.'' Deze jongeren hebben zich meestal ook niet tot één bepaalde stijl bekeerd. Ze vinden veel muziekstijlen leuk en kunnen zich binnen verschillende groepen handhaven. Als deze jongeren echter een grotere behoefte krijgen aan het vaststellen van de eigen identi- teit, aan zelfbepaling, richten ze zich meer en meer op één bepaalde stijl. ''Ze gaan een beetje uittesten, eerst het uiter- lijke veranderen, het haar een beetje korter, en hoe verder ze zich aanpassen aan de groepsstijl, hoe moeilijker ze terug kunnen. Want hoe extremer de groep, hoe hoger de eisen. De balans tussen de volwassenen-wereld en de jeugd-wereld slaat dan door in het voordeel van de laatste.'' Dat levert al heel snel problemen op. Want het is bijna een dagtaak om als scholier een ''echte'' punker, disco'er of har- drocker te zijn. ''Je moet precies weten welke platen je gehoord moet hebben, welke kleding je moet dragen, welke concerten je moet bezoeken. Dat kost ontzettend veel energie.'' Maatschappelijk gezien biedt het weinig voordelen om zo'n extreme vorm van jeugdcultuur aan te hangen. De punkers en hardrockers in kwestie denken daar echter anders over. Of, beter gezegd, ze malen er niet om. Tillekens benadrukt, dat de meest vooruitge- schoven groepen meestal weinig realistisch zijn. ''Deze groepen vertonen kenmerken van isolatie. Ze sluiten zich op in een eigen clubje en praten niet meer met de buitenwereld. Dat alles onder het mom van 'ze begrijpen het toch niet.' En ze hebben nog gelijk ook. Een punker stelt hoge eisen aan zichzelf, maar verliest daardoor de feeling met zijn omgeving. En het spreekt vanzelf dat dat in een klas ook weer voor moeilijkheden zorgt. Het gevolg is een botsing van culturen, meestal tussen leraar en leerling.''

Machtspositie

De jongeren die wel een punk- of rock-stijl hangen, maar dan in minder extreme vorm, zijn veel en veel beter af. Ze genieten de voordelen die de jeugdcultuur te bieden heeft, zonder de onprak- tische isolatie van de extreme stijlen. ''De moderne jeugdcultuur geeft jongeren zelfvertrouwen en leert hen allerlei sociale en argumentatieve vaardigheden. Daarnaast is het rollenpatroon niet zo scherp meer als vroeger. Daar leren deze jongeren gebruik van te maken. Ze leren spelen met de elementen van hun argumentatie- positie.'' Dat klinkt abstract. Een voorbeeld ter verduidelijking: stel een leerling heeft een conflict met de leraar en wordt eruit ge- stuurd. Een traditionele jongere, die nog vastzit in het rollen- patroon, gehoorzaamt. De leraar is tenslotte de baas. Een ex- treem-moderne jongere klapt dicht en loopt weg. De leraar be- grijpt hem toch niet. Maar de ''gewone'' moderne jongere, gaat met de docent in discussie en weekt de leerkracht los van zijn traditionele machtspositie. Deze leerling doet een beroep op het begrip van de leerkracht. Die is immers ook jong geweest, of heeft eigen kinderen. Deze jongeren kunnen dus veel beter voor zichzelf opkomen. Problemen doen zich voornamelijk voor als leerlingen en leer- krachten geen overeenkomsten kunnen vinden en slechts op basis van de traditionele verhouding kunnen discussiëren. In het geval van de extreme punkers en hardrockers gebeurt dat al heel snel. Maar ook bij andere moderne jongeren kan dat gebeuren. Leraren weten vaak weinig af van de dingen die de jongeren buiten school om doen. Kennis nemen van de jeugdcultuur is ook moeilijk, omdat de stijlgroep zich onttrekt aan alle inmenging van buitenaf. Toch is er wel een mogelijkheid om dat te ondervangen, denkt Tillekens. ''Het heeft geen zin om jongeren te wijzen op het verband tussen jeugdcultuur en onderwijsachterstand. Dat geloven ze gewoon niet. Maar een school kan faciliteiten scheppen, waarbij de leerkrachten de leerlingen in hun vrije tijd ontmoe- ten. Bijvoorbeeld via een toneelclub of fotoclub.'' De jongeren kunnen elkaar en hun docenten op eigen termen ontmoeten. Dat schept begrip en verkleint de kloof tussen de partijen. Er ontstaat zo een vloeiend overgangsveld tussen school en vrije tijd. ''Op die manier kan worden onderhandeld over wat leuk is en belangrijk voor de leerlingen, en dat in het kader van hun eigen stijl'', meent Tillekens.

Studenten

Veel van zijn bevindingen omtrent middelbare scholen kunnen volgens de onderwijskundige worden doorgetrokken naar de studen- tencultuur. Ook studenten kampen met een soortgelijk conflict als dat tussen docenten en leerlingen. En zij zijn net zo goed onder te brengen op de schaal van traditionele naar moderne jongeren. In jeugdcentristen en volwassencentristen. ''De studietijd is immers een voortzetting van de middelbare schooltijd'', stelt Tillekens. ''Het is een voortzetting van de jeugdcultuur door post-adolescenten, zoals mijn collega's in Leiden het noemen.'' Studenten passen immers nog niet in de cultuur van de volwasse- nen. Ze stellen bindende beslissingen nog zo lang mogelijk uit, willen nog een poosje om zich heen kijken. Ze houden opties open. ''Algemene studies zijn daarom zo populair. Je kunt er van alles mee, dus hoef je je nog niet vast te leggen op één keuze.'' Wel moet Tillekens toegeven dat de extremen van de middelbare school zijn afgezwakt onder studenten. ''Je hebt onder studenten veel meer getemde varianten van de punkers en hardrockers. Het leven wordt namelijk serieuzer. Je krijgt verantwoordelijkheden, al is het maar dat je op tijd moet afstuderen.'' Maar studenten komen heel duidelijk voort uit de moderne jeugd- cultuur, vindt de onderwijskundige. ''Het idee bestaat dat studenten tegenwoordig minder intellectueel zijn, minder reto- risch vermogen hebben en abstracties minder goed begrijpen. Maar daar staat tegenover dat de communicatieve vermogens enorm gegroeid zijn. Studenten kunnen zich veel beter uitdrukken. Zoiets als conflict-management moest vroeger aangeleerd worden. Nu is het al bijna een automatisme voor veel jongeren. En dat komt ongetwijfeld voort uit de moderne jeugdcultuur.''

Ruimtegebrek universiteit funest voor arbeidsproduk- tiviteit `Moet je echt iets serieus doen, dan ga je maar weer thuis zitten'

De studentenaantallen blijven groeien, maar het aantal vierkante meters waarover de universiteit beschikt neemt alleen maar af. Het gebrek aan werkruimte begint her en der nijpende vormen aan te nemen. Op tal van plekken heeft de univer- siteit het karakter van een krioelende mierenhoop. Permanent wordt met scheidingswanden geschoven in een poging een kamertje extra te creëren. Oorzaak van veel van deze huisvestingsellende is dat het goed gaat met de onderneming. De Universiteitsbibliotheek kreunt dagelijks onder de last van 1600 zwetende en zwoegende studenten. Bij volle bezetting ont- staat in de bibliotheek een wat klamme atmosfeer. Dat leidt tot voor medewerkers bepaald onprettige arbeidsomstandigheden, erkent bibliothecaris A.C. Klugkist. ''Maar er is niets aan te doen. Het gebouw dreigt aan het eigen succes ten gronde te gaan.'' De problemen van de UB staan niet op zich. Letteren en rechten barsten nu al uit het splinternieuwe Harmoniecomplex, de sociale wetenschappers in de voormalige Hortus-buurt kampen anderhalf jaar na hun verhuizing met ruimtegebrek. Economen en bedrijfskundigen beschikken in vergelijking met hun colle- ga's in het Harmoniecomplex weliswaar over riante werkka- mers, maar in het WSN-gebouw overheerst weer de klacht dat het gebouw ''zo ontzettend naargeestig'' is. Er kan geen raampje open bovendien. En de farmaceuten tenslotte, zeulen, uit puur ruimtegebrek, met hun monsters van het ene pand naar het andere. Terwijl het aantal studenten en medewerkers maar blijft groeien, neemt het aantal vierkante meters huisvesting van de universiteit spectaculair af. In 1988 beschikte de RUG nog over 223.000 vierkante meter functioneel netto oppervlak. Na de sanering van letteren en sociale wetenschappen is daar anno 1992 nog geen 200.000 vierkante meter van over. ''Het teveel én het tekort aan ruimte zitten op de verkeerde plek'', zegt J. Bouma van de Dienst Huisvesting en Bouwzaken. Scheikunde, geneeskunde en het Biologisch Centrum in Haren zaten of zitten nogal ruim in de jas. Scheikunde heeft in natuurkunde een woningdeler gekregen en delen van het Biologisch Centrum zijn van de hand gedaan. Verpatst is ook een groot deel van de lappen- deken aan panden en pandjes waar letteren en wat tegenwoordig PPSW wordt genoemd (voorheen de faculteiten Sociologie, Psychologie en Pedagogiek) ooit waren gehuisvest. De lijst met af te stoten panden in het huisvestingsplan vermeldt bijna tachtig locaties. Tussen nu en 1998 gaat ook de medische faculteit gehuisvest worden in wat Bouma ''een gecomprimeerde bebouwing'' noemt.

Fragmentatiebom

Letteren en rechten hebben hun gecomprimeerde bebouwing inmiddels gekregen, en voelen dat nog dagelijks aan den lijve. Het Harmo- niecomplex is zo gecomprimeerd dat het de kwaliteit heeft van een fragmentatiebom; het gebouw barst letterlijk uit haar voegen, vakgroepen moeten noodgedwongen buiten 'de uni-locatie' gehuis- vest worden, en individuele medewerkers rennen bij tijd en wijle gillend het gebouw uit als ze er flauw van zijn met te veel mensen op een te klein oppervlak te verblijven. ''Bij Engels komt het voor dat twee full-time medewerkers op een kamer van elf vierkante meter zitten. Dat is krap, en mensen verdragen dat dan op den duur niet meer. Ik ken de verhalen van medewerkers die zich in tranen tot de sub-beheerder wenden dat het echt niet langer kan. Maar ik heb geen oplossing te bieden, dit gebouw is eenvoudig te klein'', zegt directeur beheer van letteren, T.H.J. Waterbolk. In het Harmoniecomplex worden perma- nent wanden verplaatst, met als enig oogmerk meer werkplekken te creëren. Maar het is niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. ''Het domme is dat dit gebouw is ontworpen op basis van conservatieve cijfers, op een verwachting van krimp. Het lullige is dat Letteren daarna alleen nog maar is gaan groeien'', aldus Waterbolk. De Faculteit der Letteren komt veertig tot vijftig kamers voor medewerkers tekort. Wat onderwijsruimte betreft zit de pijn vooral in een tekort aan collegezalen waar veertig tot tachtig mensen kunnen zitten. Waterbolk: ''Collegetijden zijn vervroegd. Vanaf acht uur 's ochtends zijn er lessen. Vanaf volgend jaar staan er colleges tot zeven uur 's avonds ingeroosterd. We moeten zelfs uitwijken naar ruimtes van de Hanze Hogeschool. Voor de opleiding journalistiek moet nog een geschikte praktijkruimte gevonden worden. Het Talencentrum heeft zelf zalen bijgehuurd in de Oude Boteringestraat.'' Drie jaar na de eenwording slaat de versplintering toe. De medewerkers van COMERS, het centrum voor klassieke, oosterse, middeleeuwse en renaissance studies, verhuizen naar Oude Boteringestraat 23, en ook de archeologen moeten elders gehuisvest worden. En die zijn daar op hun beurt niet altijd even gelukkig mee. Bouma van Huisvesting is wat dat betreft een kleine wetmatigheid op het spoor gekomen: ''Zolang ze gespreid zitten willen ze niet naar centrale huisvesting, en omgekeerd.'' De huisvestingsnood in het Harmoniegebouw is het meest voelbaar voor de assistenten-in-opleiding. Gert Jan de Vries is aio bij Nederlandse letterkunde. Met vijf collega's deelt hij een werk- ruimte van niet meer dan 24 vierkante meter. ''We hebben dus voortdurend afleiding. Heel gezellig, er wordt volop geroddeld over het werk en over de collega's. De keerzijde is echter dat ik merk dat mijn arbeidsproduktiviteit enorm vermindert. Dus als je echt iets serieus moet doen, ga je toch maar weer thuis zitten. Op die manier doet ruimtegebrek het voordeel van dat ene gebouw net zo gemakkelijk weer teniet.'' Geen manier is onbeproefd gebleven om op de volle werkkamer het werktempo op peil te houden. De Vries heeft het bijvoorbeeld geprobeerd met een walkman op het hoofd aan z'n disserta- tie te werken, maar ook dat was niet echt een succes. ''Feitelijk zijn we hier min of meer op non-actief gesteld. En dat is een wat rare situatie, als je een baas hebt die je betaalt en die voor een werkplek moet zorgen.''

Tandheelkunde

Bij letteren is de onverwachte groei van de studentenaantallen verantwoordelijk voor het huisvestingsleed. Bij de sociale wetenschappers worden de ruimteproblemen eerder veroorzaakt door succesvol optreden op de markt van het derde-geldstroomonderzoek. ''Het probleem zit 'm met name op het gebied van de werkkamers voor onderzoekers'', legt de beheerder van PPSW, M.H. Doeglas uit. ''Nu hebben we weer een pandje in de Nieuwe Kijk In 't Jatstraat erbij moeten huren. Dat is eigenlijk jammer omdat we het liefst alle medewerkers bij elkaar willen houden.'' De sociale wetenschappers zijn pas anderhalf jaar geleden in de Hortus neergestreken. ''Een verademing was dat'', zegt Doeglas. ''Dan zag je mensen die zich aan elkaar gingen voorstellen die al jaren in een en dezelfde vakgroep zaten zonder dat van elkaar te weten. De oude situatie wil niemand terug.'' Of de huidige huisvesting van PPSW een permanent karakter heeft, is nog maar de vraag. Volgens de nota-Huisvesting uit 1988 moeten de sociale wetenschappers op termijn ondergebracht worden in het gebouw van tandheelkunde. Doeglas hoopt daar nog altijd op. ''Daarmee komen de klinisch psychologen en medisch sociologen dicht bij hun eigen faculteit te zitten.''

Brandveiligheid

'Tandheelkunde' lijkt ondertussen de meest begeerde universitaire gebouwen te zijn, en het is niet ondenkbaar dat het gebouw inzet wordt van een bestuurlijke twist, want ook farmacie en geneeskun- de hebben er een oogje op laten vallen. Over de definitieve bestemming van het voormalige tandheelkundegebouw weet niemand meer iets met zekerheid te zeggen. Het wachten is op een defini- tieve beslissing van het College van Bestuur. Net als bij letteren zijn ook bij farmacie de huisvestingsproble- men toe te schrijven aan almaar stijgende studentenaantallen. Voor het practicumonderwijs moeten de aankomende farmaceuten uitwijken naar een gebouwtje dat ooit aan de analistenschool heeft toebehoord. Het is een tijdelijk onderkomen, maar dat is het ook al weer een paar jaar. En dat zal het misschien ook nog wel een paar jaar blijven. Als laboratorium is het pand volstrekt uit de tijd, is de mening van de dienstdoende amanuensis Hans Bouwman. ''Kijk om te beginnen maar eens omhoog. Zachtboard. Fikt als een lier. Vanuit het oogpunt van brandveiligheid niet bepaald een materiaal om in de gang van een laboratorium als plafond te hebben.'' Aan eisen op het gebied van brandveiligheid voldoet het gebouw totaal niet, weet Bouwman. ''Allerlei ruimtes zoals voorraadka- mers moeten voorzien zijn van deuren die bij brand automatisch en hermetisch sluiten. Kijk maar eens goed naar deze klapdeuren. Daar is niks automatisch aan en het kiert aan alle kanten. Dus bij brand krijg je onmiddellijk een enorme trek van zuurstof, wat goede deuren dus net moeten verhinderen. Er deugt dus van alles niet in dit gebouw. De zuurkasten zijn eigenlijk ook verkeerd geplaatst.'' De huisvestingsnood zit farmacie, een afdeling van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, behoorlijk hoog. Eind vorig jaar werd de noodklok geluid nadat de arbeidsinspectie het voornemen om in een kelder een C-laboratorium in te richten (waar met laag radio-actieve stoffen wordt gewerkt) van de hand wees. De afdeling beschikt momenteel over 6900 vierkante meter, terwijl een berekening uit 1985 laat zien dat farmacie minstens 7500 vierkante meter nodig heeft. En dat laatste getal is dan nog gebaseerd op een jaarlijkse instroom van zestig eerstejaars studenten; ondertussen zijn dat er rond de honderd per jaar.

Practica

Met het eufemistische ''sub-optimaal'' omschrijft de beheerder van farmacie, W.E. Oosterbaar, de huisvestingssituatie van de afdeling. ''Alleen met het nodige kunst- en vliegwerk lukt het de boel draaiend te houden. De enige grote collegezaal die we hebben biedt maar plaats aan tachtig studenten. Die zaal wordt net nu provisorisch uitgebreid zodat er honderdtien mensen in kunnen. Maar de echt onoverkomelijke problemen doen zich toch voor bij de practica en de beschikbare laboratoriumruimtes. De grote instroom van studenten leidt er toe dat onderzoekers hun werk moeten staken als de ruimtes nodig zijn ten behoeve van het onderwijs. Dat brengt een hoop irritatie en energieverspilling met zich mee. Verder komt het voor, dat de monstervoorbereiding in het gebouw aan de Deusinglaan plaatsvindt en verdere analyses aan de Bloem- singel. Dat is niet meer te verkopen.'' Nieuwbouw achter de bestaande locatie is volgens Oosterbaan de voor farmacie meest aantrekkelijke oplossing. Uitbreiding naar het voormalige gebouw van tandheelkunde zou ook een mogelijkheid zijn, maar is op huisvestingspolitieke gronden heikel. Farmacie heeft weliswaar een deel van tandheelkunde betrokken, maar veel minder dan de bedoeling was. Ook de medische faculteit heeft beslag gelegd op een deel van dat gebouw. Tot ongenoegen van de farmaceuten en hun faculteitsbestuur. In een gemeenschappelijk verslag omschrijven ze de uitbreidingen van geneeskunde onomwon- den als ''kraakactiviteiten''.

Project moet kloof tussen academici en midden- en kleinbedrijf overbruggen De vreemde eend in de bijt

Jan Kamminga verwijt de universiteit een gebrek aan belangstel- ling voor het midden- en kleinbedrijf. Het zijn volgens de KNOV-voorzitter juist de kleinere bedrijven waar academici hun eigen activiteit en creativiteit kunnen ontplooien. Kamminga's hartekreet is begrijpelijk. Ongeveer 68 procent van de werknemers in het Nederlandse bedrijfsleven verdient zijn brood in een onderneming met minder dan honderd werknemers. Voor de regio Groningen ligt dit percentage zelfs op 72. Het aandeel van academici in het midden- en kleinbedrijf is echter gering, het overgrote deel van de werknemers heeft een lagere of middelbare beroepsopleiding. Een van de oorzaken van het ontbreken van academici is het geringe carrière-perspectief in kleine bedrijven. Omdat ze een platte organisatiestructuur kennen, zijn er nauwelijks promo- tie-mogelijkheden. Veel afgestudeerden prefereren daarom een loopbaan in een groter bedrijf. De kleine ondernemingen hebben van de weeromstuit geen zin in een academicus die waarschijnlijk weer snel vertrekt. Uit continuïteitsoverwegingen neemt men liever iemand met een lagere opleiding. Tevens speelt de tradtionele onbekendheid van kleine ondernemers met het verschijnsel academicus een grote rol. In het verleden ging het immers ook goed zonder die wijsneuzen van de universi- teit. Daar komt nog bij dat academici vaak als bedreigend worden gezien. Een kleine ondernemer met een middelbare beroepsopleiding neemt liever geen mensen in dienst die hem wat kennis betreft de baas zijn. Hoewel het goed gaat met het midden- en kleinbedrijf in het Noorden, levert het ontbreken van academici en hbo'ers problemen op. Het signaleren van nieuwe ontwikkelingen in de markt gaat moeizaam, terwijl maar weinig innovatieve ideeën worden omgezet in werkelijke vernieuwingen.

Kwaliteitsbewaking

Om de kloof tussen academici en hbo'ers en kleine bedrijven te dichten heeft het Ministerie van Economische Zaken besloten het landelijk project 'Kennisdragers in het Midden- en Kleinbedrijf' te starten. De projectcoördinator in Groningen, Marion de Boer, werkzaam bij de stichting Hbo-transferpunt, en Ingrid Veldschol- ten, beleidsmedewerker onderwijs en arbeidsmarkt aan de RUG leggen de bedoeling van het project uit. ''Het ont- breekt de bedrijven vaak aan specialistische kennis. Kijk bij- voorbeeld naar zaken als kwaliteitsbewaking en milieuwetgeving. Die zijn zo ingewikkeld, dat kan een kleine ondernemer niet alleen verhapstukken. Inschakelen van een hoger opgeleide kan in zo'n geval een oplossing zijn. Wij trachten met ons project de afstand tussen beide partijen te verkleinen. Afgestudeerden kunnen twee jaar lang onder deskundige begeleiding van een organisatie-adviesbureau ervaring opdoen in het midden- en kleinbedrijf.'' Het mes snijdt aan meerdere kanten. De arbeidsmarkt voor academi- ci wordt verruimd, net afgestudeerden krijgen de kans ervaring op te doen en ondernemers kunnen kennismaken met de bollebozen van de universiteit, waarbij ze maximaal dertigduizend gulden subsi- die van Economische Zaken kunnen krijgen. Als alles meezit worden het komend jaar in de noordelijke regio vijf afgestudeerden geplaatst. Bevalt dit goed, dan breidt men het project uit naar meer arbeidsplaatsen. De Boer en Veldschol- ten zeggen kritisch te zijn op potentiële werkgevers. De onderne- mer moet met een goed projectplan komen en een omschrijving geven van de werkzaamheden voor de komende twee jaar. ''Het is niet de bedoeling dat de academicus zich bezig gaat houden met lullige klusjes, het moet werk op niveau zijn'', aldus Veldscholten. Als afgestudeerden komen niet alleen economen en bedrijfskundigen in aanmerking, maar ook studenten van andere studierichtingen. ''Studenten die geïnteresseerd zijn kunnen reageren'', aldus Veldscholten.

Kennisniveau

Het project van Economische Zaken richt zich met name op bedrij- ven in de metaalsector, de voedings- en genotmiddelenindustrie, de transportsector en de bouw. De plannen ogen fraai maar hebben academici eigenlijk wel iets te zoeken in kleine bedrijven? In het uit 1987 daterend rapport 'Diffusie van innovaties, met kennis meer kans' tonen C.T.M. Stokman en H.J. Docter, medewerkers van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, zich pessimistisch over de arbeidskansen van academici in deze sector. Het overgrote deel van de kleine en middelgrote ondernemingen heeft volgens hen geen behoefte aan universitaire kennisoverdracht. De onderzochte bedrijven staan helemaal niet te trappelen om het kennisniveau te verhogen en technologische vernieuwingen door te voeren. Met name in de voedings- en genotmiddelenindustrie leeft de gedachte van ''mijn vader deed het ook al zo, waarom zou ik het anders doen''. Slechts 5 procent van de bedrijven is volgens Stokman en Doctor geïnteresseerd in academici. Optimistischer zijn ze over de kansen van hbo'ers. Deze zijn immers praktisch ingesteld en brengen kennis binnen die aansluit bij de behoeften van het bedrijf. Marion de Boer ziet in dit onderzoek het bewijs dat de onbekend- heid met academici een grote drempel vormt. ''We proberen de bestaande beeldvorming weg te nemen door de kleine ondernemers in contact te brengen met academici. Indien kleine bedrijven meer ervaring krijgen met academici, en deze ervaring is positief, dan zal de werkgelegenheid voor afgestudeerden in het midden- en kleinbedrijf alleen maar toenemen. Het is echter niet onze bedoeling om in alle kleine bedrijven academici te plaatsen.'' Alfred Kuiper en Sylvester Snijder, twee Groningse bedrijfskunde- studenten hebben ervaring met het midden- en kleinbedrijf. Het door hen opgerichte adviesbureau SBMC houdt zich bezig met de problematiek van kleine ondernemingen. Kuiper spreekt van een gat in de markt. ''Het aanbod van adviesbureaus is natuurlijk groot, maar het merendeel speelt niet op de juiste manier in op de behoeften van de kleine bedrijven''. Het adviesbureau richt zich vooral op kwaliteitsprojecten. Kuiper legt uit: ''Momenteel zijn we bezig met het schrijven van een kwaliteitshandboek voor een transportbedrijf. Dit bedrijf wil de kwaliteit van haar diensten verhogen, en tegelijkertijd de kosten van verspilling reduceren. In zo'n kwaliteitshandboek schrijven we de instructies die nodig zijn om de bedrijfsprocessen te beheersen. In principe kan iedere ondernemer zo'n boek zelf schrijven. Dit kost echter teveel tijd, de ondernemer besteedt het daarom liever uit.'' Maar niet alleen op het gebied van kwaliteitsbewaking is een rol weggelegd voor adviesbureaus, ook de automatisering kan volgens Kuiper bij veel bedrijven beter. ''Als ik zie hoe sommige kleine bedrijven geautomatiseerd hebben, dan springen mij de tranen in de ogen.'' Kuiper denkt dat kleine bedrijven een speciale benadering verdie- nen. ''Persoonlijk contact is belangrijk. Kleine ondernemers willen het liefst steeds hetzelfde gezicht zien, een vast aan- spreekpunt. Verder moet je natuurlijk rekening houden met de noordelijke mentaliteit. Noorderlingen hebben de naam om wat stug in de omgang te zijn. Een student wordt dan al snel als eigenwijs beschouwd. Ik houd zelf van mooie auto's, maar ik zou het niet in mijn hoofd moeten halen om in een grote Mercedes met autotelefoon de klanten te gaan bezoeken. Dan ben ik in drie weken alle opdrachtgevers kwijt. Doe maar gewoon, dan doe je al gek ge- noeg.''

Scholieren neuzen rond tijdens open dag

De RUG houdt haar instroom, momenteel circa vierduizend eerstejaars per jaar, graag op peil, maar niet koste wat kost. ''Voor alles willen we gemotiveerde studenten en we kiezen dus voor eerlijke voorlichting.'' Wat Andries Bierling van het Bureau Studentendecanen afgelopen oktober bij de voorlichtingsdagen voor aspirant-studenten in Paddepoel al zei, gold ook voor de voor- lichting tijdens de Open Dag op Locatie, die jongstleden vrijdag werd gehouden. Bij de meeste studierichtingen vielen dan ook waarschuwingen of adviezen te horen in de trant van ''Ga ook eens in Utrecht kijken'' of: ''Denk er wel om dat je scheikunde in je pakket moet hebben.'' Ongeveer 4500 geïnteressseerden, leerlingen uit 5 of 6 vwo én een behoorlijk aantal hbo'ers, gingen vrijdag op bezoek bij één of twee studierichtingen. Bijna zevenhonderd meer dan zich hadden aangemeld en maar liefst 1500 meer dan vorig jaar, toen het weer het liet afweten. De open dag was eigenlijk bedoeld als vervolg op de voorlichtingsdagen in oktober. Hadden die een vrij algemeen karakter, dit keer was er veel aandacht voor de inhoud van de studie. De meer dan vijftig studierichtingen hadden allemaal een apart programma. Hoewel 43 procent van degenen die zich vooraf hadden aangemeld aangaf niet eerder in Groningen te zijn geweest. Volgens Andries Bierling van Bureau Studentendecanen waren dat vooral vijfdeklassers die op het vwo tegenwoordig steeds vaker al in het voorjaar studie- en beroepsvoorlichting krijgen. Een enkeling koos een merkwaardige combinatie. Een jongen ging 's morgens naar economie, 's middags naar farmacie. Iemand anders bezocht economie en godgeleerdheid: ''Het zit allebei in me.'' De meeste studenten gingen echter doelgericht te werk. Bart uit Almelo bijvoorbeeld. Hoewel hij pas in de vijfde zit, weet hij nu al dat hij farmacie wil gaan doen. Aandachtig luisterde hij naar het minicollege van prof.dr. D. Meijer. De hoogleraar vertelde over ''de avonturen van Rob en Ingrid'', die onderzoek doen naar ACT, een middel tegen aids. ''Soms zitten ze met rooie oortjes bij de fax te wachten op resulaten uit het laboratorium in België.'' Toen de zaal in groepjes werd opgesplitst voor een bezoek aan de verschillende vakgroepen, ruilde Bart zijn programmaboekje snel om met zijn buurman. Met een oranje boekje kon hij naar Meijers vakgroep. ''Ja, dat lijkt me best leuk'', antwoordde de aspi- rant-student verlegen op de vraag of hij ervan droomt een aids-geneesmiddel uit te vinden. Velen bleken trouwens ook zonder de voorlichting al te weten wat ze willen en kwamen vooral uit nieuwsgierigheid. Sarie Pranger liet zich rondleiden bij godgeleerdheid. Langs leestafels, langs het Volkenkundig museum en door de soos van de faculteit. ''Veel leuker dan bij filosofie'', oordeelde ze. ''Alleen maar meneren die een verhaal afstaken en niemand had een vraag. Maar goed, dat heeft met de studie niks te maken.'' En dus kiest Sarie ''na een jaar rondkijken omdat ik het leren zat was'' toch voor filosofie. Zonder zich te bekommeren om beroepsperspectieven heeft ze nog even gedacht aan psychologie, godsdienstwetenschappen of conser- vatorium. Er is een hele duidelijk reden waarom ze voor Groningen kiest: ze woont er al en drumt er in een band. Maar waarom juist filosofie? Die vraag is moeilijker te beantwoorden: ''Het spreekt mij meer aan, dat is een gevoel.'' (Ellis Ellenbroek)

Relatie hbo universiteit vaak eenrichtingsver- keer

Universiteiten en hogescholen werken in de praktijk al op veel manieren samen. Van gelijkwaardigheid gaat die samenwerking echter niet erg uit; doorstroomprogramma's voor hbo-afgestudeerden komen bijvoorbeeld nog steeds aanzienlijk meer voor dan uitwisseling van eerste fase-onderdelen.

Margriet van Lith

Faculteiten die proberen op voet van gelijkwaardigheid met een hogeschool samen te werken zijn een uitzondering. Uit een onderzoekje dat de vereniging van universi- teiten, de VSNU, vorige week publiceerde blijkt dat alleen de nieuwe studierichtingen daar wel iets in zien. Uitwisseling van onderwijsmodulen met een nabije hogeschool vindt bijvoorbeeld plaats bij vakken als kunst- en cultuur (Rotterdam), bewegingswe- tenschappen (VU en Groningen), verplegingswetenschap (Groningen), bedrijfscommunicatie (Nijmegen) en de moderne letterenstudies in Tilburg. De technische en natuurwetenschappelijke studies onderscheiden zich door het bieden van stages voor hbo-studenten. Ook in het kunstonderwijs is veel samenwerking (kunstgeschiedenis met hbo-museologie en met conservatoria en kunstacademies) en bij pedagogiek: de Leidse vakgroep wisselt modulen uit met een hbo-Jeugdwelzijnswerk en die van Amsterdam streeft zelfs naar een gemeenschappelijke propaedeuse met een verwante hbo. Veel langer dan de lijst ''samenwerking in de eerste fase'' is echter die van de doorstroomprogramma's; elke universiteit laat weten programma's te bieden waarmee hbo-afgestudeerden in korte tijd een doctorandustitel kunnen verwerven. Programma's dus die in principe uitgaan van een ongelijkwaardigheid tussen hbo en wetenschappelijk onderwijs. De toekomst van die programma's is overigens onzeker, want het ministerieel beleid is er sterk op gericht stapeling van studies tegen te gaan. Dat gebeurt bijvoorbeeld door de beperking van de studiefinanciering tot vijf jaar, terwijl de doorstroomprogram- ma's minstens twee jaar kosten na het vierjarig hbo. Steeds vaker grijpen hbo-studenten daarom de mogelijkheid aan om al na de propaedeuse door te stromen. Behalve in het onderwijs werken hogescholen en universiteiten ook samen in studentenvoorzieningen, in nascholing voor docenten, bij internationalisering en bij de lerarenopleiding (dat laatste is overigens verplicht). Universiteiten en hogescholen in één stad delen bijvoorbeeld (studenten)voorzieningen als bibliotheken, sportfaciliteiten, de steunpunten studiefinanciering, huisvesting en de introductieprogramma's voor eerstejaars. Opvallend is dat het rapport ook op de niet onderwijsgebonden gebieden sterk een beeld schept van eenrichtingsverkeer. Terwijl in recente afspraken met de minister gesproken wordt van weder- zijdse hulp en adviezen, is daarvan vooralsnog niets terug te vinden. De universiteiten bieden bijvoorbeeld wel nascholing voor hbo-docenten, maar maken geen gebruik van advisering van hoge- scholen over afstemming met de arbeidsmarkt. De relatie tussen hbo en universiteiten is op dit moment onder- werp van een uitgebreid onderzoeks- en adviescircuit, op gang gebracht door het ministerie en, vooral, de Tweede Kamer. Een- zelfde onderzoek als van de VSNU is onlangs begonnen door Research voor Beleid, die als onafhankelijke instantie de be- staande samenwerking in kaart moet brengen. Een binnenkort in te stellen commissie (die zal bestaan uit Commissaris van de Konin- gin in Drenthe W. Meijer, als voorzitter, en uit mr. H. Zeeval- king en dr. W.C. Weeda) moet onderzoeken welke vormen van samen- werking onder de huidige omstandigheden nog meer mogelijk zijn. En de Adviesraad voor het Onderwijs moet leiding geven aan een wat meer visionaire ''discussie over de toekomst van het be- stel''. Bovendien heeft de minister de Kamer moeten beloven een nota te maken, waarin haken en ogen van bestuurlijke fusies tussen een universiteit en een hogeschool beschreven staan. De universiteiten hebben de minister al laten weten dat zij deze ''proliferatie'' van onderzoeken wat overdreven vinden. (HOP)

Baarmoeder voor Aletta

Een anonieme actiegroep heeft in de nacht van 8 op 9 maart het beeld van Aletta Jacobs, op het pleintje voor het Harmoniecom- plex, voorzien van een kunstmatige baarmoeder. De actievoerders protesteerden, in het kader van de internationale vrouwendag, tegen de voortschrijdende voortplantingstechnologie die als onderdeel wordt gezien van een ''racistische en sexistische bevokingspolitiek''. Ook Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke doctoraalstudent in Nederland en symbool van de vrouwenstrijd, was niet zuiver op de graat, aldus de actievoerders in een persbericht. Zij was een aanhangster van eugenetica, met als doel rasverbetering. Een citaat (zonder bronvermelding) moet deze bewering staven: ''Als er minder ongewenschte individuen ter wereld kwamen zou immers het ras verbeteren, de sociale welvaart en het menschelijk geluk grooter worden.'' ''Ik vind dit erg kunstmatig aan Aletta Jacobs opgehangen'', reageert Iteke Weeda, hoogleraar vrouwenstudies aan de RUG, op de actie. ''Een zinnige eigentijdse discussie over ontwikkelingen op het gebied van de geboortetechnieken en het streven van 'kinderen naar wens' wordt ten onrechte verbonden met een historische context. De opvattingen van Aletta Jacobs moet je in haar tijd bekijken. Ze heeft fantastisch werk gedaan op het gebied van de geboortebeperking. Onder andere om de wantoestanden van grote gezinnen te voorkomen. Wanneer zij het inmiddels beladen woord 'ras' gebruikt, heeft ze het over de mense- lijke soort als geheel, en zeker niet over de suprematie van het blanke ras. Ik vind het jammer dat de nagedachtenis van Aletta Jacobs op deze manier besmeurd wordt.'' (Guus Termeer) Jacqueline van Gent (36), beleidsmedewerker van de afdeling personeelsmanagement van de Dienst Personeel & Organisatie, gaat voor zichzelf beginnen. Na dertien jaar personeelswerk bij de Universiteit van Amsterdam en de RUG begint ze een psychologische adviespraktijk, gericht op werving en selectie voor het bedrijfsleven. Bij de RUG was ze de afgelopen drie jaar onder andere verantwoordelijk voor de kinderopvang en het beleid van positieve actie.

''Er is op het gebied van kinderopvang zeker wat bereikt. Het aantal kindplaatsen is verdubbeld. Maar wil je echt orde op zaken stellen dan kom je bedrogen uit bij een logge instelling als de universiteit. Ik kreeg met de regelmaat van de klok teleurgestel- de of boze ouders aan de telefoon. Daar werd ik wel eens kriebe- lig van. Het is een misvatting dat de universiteit verantwoorde- lijk is voor de opvang van kinderen van werknemers. De overheid heeft de plicht om dat te regelen. Doet ze dat niet, dan kun je dat de universiteit niet verwijten.'' (Guus Termeer)

Bacteriën gezocht die chemisch afval lusten

Nederland is bezaaid met gifgronden. Het reinigen van de honderd- duizenden vervuilde locaties kost veel tijd en geld. Daarom kiezen de bodemsaneringsbedrijven meestal voor de snelste en goedkoopste oplossing: afgraven en de vervuilde grond elders storten of verbranden. Een wel zeer letterlijke versie van het bekende ''verplaatsen van een probleem''. Er is een vriendelijker alternatief voor de bodemsanering. Een biologische schoonmaak met behulp van bacteriën of schimmels. ''Die methode betekent voor de saneringsbedrijven vaak nog een te groot risico'', zegt de biochemicus Roelof Oldenhuis. ''Het is in zo'n vervuilde bodem vaak een ratjetoe van zware metalen, pesti- ciden en gechloreerde oplosmiddelen. Er hoeft maar iets te veel van die stoffen in te zitten en de zaak is biologisch volledig platgelegd. Dan falen ook de bacteriën met als gevolg dat het saneringsbedrijf kostbare tijd heeft verloren.'' Oldenhuis promoveert vrijdag 13 maart aan de RUG op zijn onderzoek naar biologische afbraakprocessen in vervuilde bodems. De natuur heeft haar eigen afvalverwerking prima geregeld. Voor elke afvalstof zijn er bacteriën of schimmels die zich met het afval voeden. Afval en bacterie horen bij elkaar als een slot en een sleutel. Voor de kunstmatige afvalstoffen van de mens heeft de natuur vaak geen bijpassende afbraaksleutel. Pesticiden of oplosmiddelen blijven soms jarenlang onaangetast in de bodem zitten, eenvoudig omdat er geen bacterie in de buurt is die de stoffen als afval 'herkent'. Toen Roelof Oldenhuis aan zijn promotie begon, was van bepaalde bacteriën bekend dat ze chloorverbindingen in water konden afbreken. De biochemicus wilde nagaan of de bacteriën dat ook in grond zouden klaarspelen. Hij trok met flesjes en potjes met vervuilde modder het laboratorium in en boekte succes. Vooral toen hij bacteriestammen uit zwaar vervuilde grond aan de modder had toegevoegd. Deze gespecialiseerde afvalverwerkers versnelden het proces aanzienlijk. De methode van 'verrijken' van de bodem met bacteriestammen kan al zijn nut bewijzen bij de bodemsanering bij benzinestations of oude gasfabrieken. ''De afvalstoffen daar zijn relatief eenvoudig af te breken'', aldus Oldenhuis, ''maar een versnelling van het proces zal de kosten behoorlijk druk- ken.'' De chemische reinigingsmiddelen tri- en perchloorethyleen en het oplosmiddel chloroform vormen een groter probleem. Er bestaan geen bacteriën of schimmels die deze stoffen 'lusten'. Door een Amerikaans onderzoek werd Oldenhuis op het spoor gezet om bacte- riën te gebruiken die zich weliswaar niet voeden met dergelijke gechloreerde verbindingen maar de afbraak toch op gang kunnen brengen. ''De enzymen zijn bij hun afbraak niet zo selectief als de bacterie zelf bij zijn voedingskeuze'', verklaart Oldenhuis. De door de enzymen instabiel gemaakte chloorverbindingen zijn soms zeer reactief. ''Dat kan verkeerd uitpakken'', zegt de biochemicus, ''maar gelukkig vallen de instabiele stoffen vrij snel uiteen.'' (Joep Engels)

Stellingen

De Nederlandse Spoorwegen dienen zich te bezinnen op de vraag of het gebruik van schootcomputers in 'stiltecoupés' geoorloofd is.

(A. Hof)

Toen er nog veel gerookt werd, had niemand er last van.

(E.M.A. van Boven)

Eindelijk had Hedwig Verschuur haar ontbijt te pakken. Snel droeg ze het volgestouwde dienblaadje naar een hoek van de UB- kantine, om zich eens lekker te werpen op drie welverdiende pistoletjes brie, een krentebol en een bekertje hete koffie. Voor het eerst deze week was het haar gelukt om voor achten op te staan. Nog half slapend was ze naar de UB gefietst, waar om tien over acht de hele hal al volstond: allemaal studenten die verzekerd wilden zijn van een goed studieplekje. Als je na kwart voor negen kwam, ging het gerucht, waren alleen de plaatsen aan de gangpaden en bij de deuren nog vrij, en dan kon je het stude- ren die dag wel vergeten. Hedwig was eigenlijk niet zo'n UB-gangster; zeker nu ze in het nieuwe Huize Mussengang aan de Zuidersingel een joekel van een kamer had, aan de achterkant van het huis, studeerde ze veel liever thuis dan op de bieb. Maar je raakte gewoon in een sociaal isolement als je je gezicht niet op de UB liet zien, dat had ze wel gemerkt. Op de UB, dáár gebeurde het, daar moest je zijn. Inderdaad zag ze nu twee jaarclubgenootjes aan een tafeltje achter in de kantine staan roken. ''Hee haai, Wolterien! Heee, Joyce!'' ''Nee maar, haai Verschuur, wat doe jij hier nou?'' ''Studeremans dus'', zei Hedwig, en stopte het eerste pistoletje brie in haar mond. ''Ik wist niet dat jij zoiets had van vroeg opstaan?'' vroeg Wolterien, terwijl ze haar lange blonde haar met haar rechterhand achteroversloeg. ''Heb je een beetje gaaf plekkie gevonden?'' ''Njaa, op de derde'', wist Hedwig zich met volle mond verstaan- baar te maken. ''Bofbeest'', grauwde Joyce. ''Wolterien zit op de tweede, op de grond tegen een boekenkast, en ik zit op de eerste achter een cataloguscomputer. Als er personeel langskomt, druk ik snel wat toetsen in.'' ''Een jongen uit ons jaar heeft gisteren zelfs de hele ochtend op de plee zitten studeren!'' voegde Wolterien daaraan toe. ''Dan is dat dus van mazzelstein voor Verschuur'', glunderde Hedwig. ''Ik zit vlakbij het raam, én tegenover een waanzinnige spetter!'' ''Ieeeeeee!'' gilden de drie jaarclubgenotes nu in koor, zodat de halve kantine omkeek. ''Nu ik weer aan hem denk'', hapte Hedwig naar adem, ''ik ga maar 's aan het werk. Hee, de mazzel hè? Doeiii!'' In het trappenhuis stapte Hedwig voorzichtig over de uitgestrekte benen van de tientallen studenten die daar zaten koffie te drinken. Op de trap werd een meisje, dat hartverscheurend zat te huilen, door haar vriendje getroost. ''Ze hebben mijn stoel weggejat'', hoorde Hedwig haar in het voorbijgaan snikken. Toen ze was aangekomen op de studiezaal op de derde verdieping dacht Hedwig eerst dat ze verkeerd was gelopen. Onzeker maakte ze een rondje langs de tafels, tot ze inderdaad het gezicht zag van de knappe jongen die tegenover haar had gezeten. Maar op haar stoel zat nu een stevige jongen in een gestreept overhemd, zijn dikke hoofd onder een laag dikke zwarte krullen. Hedwig ging naast hem staan, en zag dat haar studieboek en schrijfblok opzijgeschoven waren. ''Zeg eens joh, hier zat ík dus hè'', beet ze hem toe. ''Nee hoor, hier zit ik, dat zie je toch? Deze plaats was gewoon vrij hoor.'' ''En vanaf nu is deze plaats weer bezet, en wel door mij!'' schreeuwde Hedwig, en haar vuist landde in het rode gezicht van de dikke jongen.

Sociologe krijgt tweede Aletta Jacobs-prijs

De sociologe prof.dr. Geertje Lycklama à Nijeholt krijgt op 8 april de Aletta Jacobs-prijs. De RUG kent deze onder- scheiding tweejaarlijks toe aan een academica die een voorbeeld- functie vervult op het terrein van de emancipatie. Twee jaar geleden nam de econome M. Bruyn-Hundt de eerste Aletta Jacobs- prijs in ontvangst. Lycklama à Nijeholt is momenteel rector aan het Institute for Social Studies in Den Haag, waar zij in 1983 begon als hoogleraar voor het programma 'women and development'. De laureate heeft als coördinator internationale vrouwenzaken bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken gewerkt en was bijzonder hoogleraar 'emancipa- tie en vrouwen in ontwikkeling' aan de Landbouw Universiteit Wageningen. Aan de Aletta Jacobs-prijs is een oorkonde en een geldbedrag van 5000 gulden verbonden. (Guus Termeer)

Registratie studievoortgang schiet tekort

De universiteiten worstelen nog steeds met de geautomatiseerde systemen waarin de studievoortgang van de studenten wordt bijge- houden. De vereniging van universiteiten VSNU heeft een overzicht gemaakt van de geautomatiseerde systemen die aan de universiteiten in gebruik zijn. De systemen die een universiteit zelf voor eigen gebruik heeft ontwikkeld, lijken het best te voldoen. Die bestaan bijvoorbeeld bij de universiteiten van Eindhoven, Tilburg en Twente. Meest gebruikte standaardsysteem is BASIS, ontwikkeld door de SUAA (het universitaire samenwerkingsverband op het gebied van administratieve automatisering). De VU en de Technische Universiteit Delft hebben BASIS in de hele universiteit ingevoerd en Leiden, Groningen Amsterdam en Nijmegen in een aantal faculteiten. Er zijn echter nogal wat klachten over het systeem en daarom is de SUAA bezig een nieuwe versie ervan te produceren. Uit het overzicht van de VSNU blijkt, dat die gewijzigde versie met enige argwaan tegemoet gezien wordt. De registratiesystemen worden steeds belangrijker. Voor een goede kwaliteitsbewaking zijn betrouwbare cijfers over bijvoorbeeld studentenaantallen, rendementen, doorstroming en studieloopbanen een voorwaarde. Dat blijkt ook uit de visitatierapporten. Bijna alle visitatiecommissies klaagden er over dat faculteiten soms niet over betrouwbare gegevens over haar studenten beschikken. (Margriet van Lith, HOP)

Kamer ongerust over jonge wetenschappers

De onderwijsspecialisten van de Eerste Kamer maken zich zorgen over de toekomst van jonge, veelbelovende wetenschappers aan de universiteiten. Dat blijkt uit de vragen die Eerste Kamerleden aan minister Ritzen hebben gesteld over de begroting van Onder- wijs en Wetenschappen voor 1992. De Eerste Kamerfractie van de VVD vraagt de minister zelfs, of hij denkt dat ''een academische carrière nog wel aantrekkelijk is voor pas afgestudeerde academici''. De VVD'ers Ginjaar en Van Boven hebben zich vooral gestoord aan een opmerking van de Twentse collegevoorzitter Van Lookeren Campagne. Wetenschappelijk medewerkers waarvan na tien jaar niet wordt verwacht dat zij hoogleraar of hoofddocent kunnen worden, zo stelde hij, moeten maar een andere baan zoeken. Volgens de VVD is dat een vreemde opmerking wanneer het aantal universitaire hoofddocenten en hoogleraren zo beperkt is en zo precies vastligt. De positie van jonge wetenschappers (assistenten- en onderzoe- kers-in-opleiding) is überhaupt niet riant, vindt de VVD. Straks komen zij terecht in onderzoekscholen waar ze, zoals uit onderzoek blijkt, niet op zitten te wachten. En waarbinnen dan ook nog misschien een brugjaar komt, waarna een aio eventueel ontslagen kan worden. Het antwoord van de minister op de kamervragen wordt over twee weken verwacht. (Margriet van Lith, HOP)

Nascholing voor leraren bij filosofie

De filosofische faculteit gaat het komend schooljaar nascholings- programma verzorgen voor leraren in het voortgezet onderwijs. In samenwerking met het Instituut voor de Lerarenopleiding, worden cursussen aangeboden, die leraren een betere achtergrond bij hun werk moeten geven. Leraren klassieke talen kunnen zich straks verdiepen in de filosofische ideeën van Plato. Bèta-leraren kunnen zich bezighou- den met de geschiedenis van hun vakgebied en voor de leraren moderne talen wordt een spoedcursus Europese ideeëngeschiedenis voorbereid. De Faculteit der Wijsbegeerte wil zich meer naar buiten toe profileren, legt Ineke van den Berg uit. Zij bereidt de cursussen voor. De vakken ideeën-geschiedenis en wetenschapsgeschiedenis zijn voornamelijk bedoeld om de eigen achtergrond van de cursis- ten te verbreden. De cursus Plato heeft een meer praktisch doel. ''Op de school-examens wordt steeds minder de nadruk gelegd op vertalen alleen. Ook de filosofie achter de klassieken komt aan bod. En veel leraren hebben daarvoor bijscholing nodig.'' De cursussen gaan in september of oktober van start en beslaan vier à vijf avonden. De kosten voor de cursisten bedragen 25 gulden. Of de faculteit doorgaat met het initiatief hangt af van de resultaten van het experiment. (Christien Boomsma)

Blokken moeten samenwerken in 'megascience'

''Waarom zou ieder blok zijn eigen ruimtestation, zijn eigen mega-versneller of kernfusiereactor moeten hebben?'' Die vraag heeft minister Ritzen dinsdag in Parijs gesteld in een bijeen- komst met wetenschapsministers in Oeso-verband. Volgens de Nederlandse minister begint wat hij ''megascience'' noemt onbetaalbaar te worden voor de afzonderlijke drie economi- sche machtsblokken de VS, Japan en Europa. In plaats van vrijwel identieke miljardenverslinders te bouwen, moeten de blokken samenwerken bij aanleg en exploitatie van reactoren, versnellers en ruimtestations. Concurrentie moet er blijven, maar dan alleen in de onderzoekprogramma's die op deze faciliteiten worden uitgevoerd. Het pleidooi van Ritzen tegenover de collega's uit de 24 Oeso- landen was onder meer actueel door de discussie tussen de machts- blokken over een samen te bouwen nieuwe reactor voor kernfu- sie-onderzoek. Dit overleg verloopt moeizaam. Europa wil gastheer zijn omdat het de voorhoede vormt in het fusie- onderzoek, maar ook de VS en Japan zien de reactor graag op eigen grondge- bied. Tegen deze achtergrond heeft de Nederlandse minister dinsdag het bescheiden voorstel gedaan om in elk geval te beginnen met informatie-uitwisseling en overleg over megascience-projecten. Langs die weg moeten doublures in investeringen steeds meer te voorkomen zijn. Voorwaarde is, dat grote faciliteiten tegen vergoeding openstaan voor onderzoekers uit andere landen cq. blokken. De Oeso, aangevuld met landen uit het Gemenebest van Sovjet Staten, zou een geschikt platform zijn voor het overleg over dit soort samenwerking. (Frank Steenkamp, HOP)

Student moet zelf achter hogere beurs aan

Er hebben zich tot nu toe dertig studenten bij de steunpunten voor studiefinanciering gemeld met het verzoek hun ouderlijke bijdrage opnieuw te berekenen. Deze studenten hebben recht op een hogere aanvullende studiefinanciering (beurs en rentedragende lening), omdat de Informatiseringsbank sinds 1 februari de ouderlijke bijdrage anders moet berekenen. Drie uitspraken van het College van Beroep Studiefinanciering dwongen de Informatise- ringsbank daartoe. De bank weet nog niet hoe ze de nieuwe berekeningswijze in haar computersysteem moet verwerken. Daarom moeten studenten zelf vragen om herziening van de ouderlijke bijdrage bij een van de steunpunten. Daarvoor is een verklaring van de ouders nodig, waarin staat dat zij één of meerdere studerende kinderen hebben die geen aanvullende financiering hebben aangevraagd. De voorlichting omtrent de nieuwe berekeningswijze heeft zich tot nu toe beperkt tot een persbericht. Een woordvoerster van de Informatiseringsbank zegt dat het om een te gering aantal studen- ten gaat de bank schat een paar honderd, maar durft daar- over niets met zekerheid te zeggen om een grootscheepse informatie-actie te beginnen. Wel komt de nieuwe regeling in mei in de Informatiekrant van de bank te staan. Studenten kunnen echter niet met terugwerkende kracht aanspraak maken op een hogere aanvullende financiering. ''Mensen die het betreft en die het pas in mei lezen, lopen inderdaad wat geld mis'', erkent de woordvoerster van de bank. In de nieuwe berekeningswijze van de ouderlijke bijdrage tellen alle kinderen in een gezin die recht hebben op studiefinanciering mee en niet alleen de kinderen die daadwerkelijk aanvullende financiering aanvragen, zoals voorheen het geval was. Een voor- beeld. In een gezin studeren drie kinderen, waarvan twee aanvul- lende financiering hebben aangevraagd. De ouderlijke bijdrage bedraagt zeshonderd gulden per maand. Voorheen werd deze bijdrage door tweeën gedeeld; nu moet dat door drieën, waardoor de bijdra- ge per kind tweehonderd gulden is en het recht op aanvullende financiering met honderd gulden toeneemt. (Laurens Berent- sen)

Russisch onderwijs nog in verwarring Reis naar Moskou levert meer huiswerk op dan afspraken

Nederland en Rusland willen de banden in onder- wijs en onderzoek aanhalen. Veel nadruk ligt op lesmateriaal voor lagere en middelbare scholen en uitwisseling van leraren. Ook zijn er plannen om economen en juristen bij te scholen. En er wordt gedacht aan samenwerking in milieu- en landbouw-onderzoek, wiskunde en andere terreinen. Ons land trekt voor dit alles dertien miljoen gulden extra per jaar uit. Dat heeft minister Ritzen vorige week afgesproken bij zijn bezoek aan Moskou. In de soms chaotische situatie ter plekke zowel de politiek als het onderwijs zitten in een maalstroom van veranderingen kon de bewindsman overigens nog geen concrete afspraken maken over samenwerking in onderzoek en hoger onder- wijs. Wel heeft Ritzen toegezegd, deze week in EG- en Oeso-verband te pleiten voor snelle opname van Rusland in samen- werking op het gebied van kernfusie, ruimtevaart en ander kost- baar onderzoek. De Nederlandse delegatie, met een tiental deskundigen van onder- wijs- en onderzoeksorganisaties, kwam in Moskou niet in een gespreid bedje terecht. Twee maanden na het verdwijnen van de Sovjetunie is de situatie in Rusland ook bestuurlijk nog zeer veranderlijk. Ritzen sprak met twee nieuwe ministers (respectie- velijk voor onderwijs en voor wetenschap) die aan het hoofd staan van nieuwe ministeries waar van week tot week nog namen en bevoegdheden veranderen. De speciale band die de Russische onderwijsminister Dneprov met Nederland heeft, verklaart het snelle bezoek van Ritzen. Dneprov was eerder de Moskouse verantwoordelijke voor 'Metropolis', een internationaal project voor opleiding en bijscholing van leraren waarin onderwijsinstellingen in Amsterdam een hoofdrol spelen. Het eerste buitenland dat Dneprov onlangs als minister bezocht was daarom Nederland. Bij die gelegenheid nodigde hij Ritzen uit voor een tegenbezoek.

Software

Met de onderwijsminister vielen vorige week globale afspraken te maken, voortbordurend op het Cultureel Akkoord dat met de Sovjet- unie bestond. Nederland trekt er de komende jaren vijf miljoen extra per jaar voor uit. Behalve het landbouwonderwijs, waarover al afspraken bestonden, gaat het vooral om uitwisseling van leraren en leermiddelen voor basis- en voortgezet onderwijs. Zo kan Nederland know how bieden over leerplannen en toetsen, terwijl de Russen ver zijn met onderwijs-software. Ritzen wil dat Nederlandse educatieve uitgevers deze programma's bestellen: dat is goedkoop, en het levert Rusland harde valuta op. De afspraken met Dneprov moeten nog worden uitgewerkt, maar ze bieden al enig houvast. Op het gebied van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waar minister Saltykov de scepter zwaait, zijn de resultaten van het Nederlandse bezoek vager. Het lijkt vooral gediend te hebben als verkenning en voor het uitwis- selen van goede voornemens. Zo zegde Ritzen toe, ook voor weten- schappelijke samenwerking vijf miljoen gulden extra per jaar te reserveren. De onderzoeksorganisatie NWO voegde daar nog eens drie miljoen aan toe. Hoe dat geld verdeeld wordt is nog niet duidelijk. Er valt te kiezen uit een reeks plannen. De Nederlandse Akademie van Weten- schappen (KNAW) wil gepromoveerde onderzoekers uitwisse- len. In de exacte hoek zijn er plannen om Rusland te helpen zijn experts in de wetenschap te behouden. Maar er zijn ook andere initiatieven. Zo wil het Asser-instituut voor internationaal privaatrecht (RUL) Russen de spelregels bijbrengen van faillissementen en handelsgeschillen. En de Tilburgse universi- teit wil economen bijscholen. Bovendien zijn er plannen voor hulp bij het herstructureren van onderzoeksorganisaties. En er is een voorstel om de Russen bij te staan met computers en tijd- schrift-abonnementen.

Braindrain

De komende tijd moeten er verdere afspraken komen. Dat kan nog even duren. Ritzen stelde in Moskou dat eerst de organisatie van Russische universiteiten en instituten verder moet uitkristalli- seren. Het parlement heeft de behandeling van een nieuwe onder- wijswet nog niet afgerond. Een speciaal onderwerp van Ritzens missie was de dreigende braindrain van onderzoekers uit de instortende wapenindus- trie, waartegen internationale actie wordt ondernomen. De be- windsman was tamelijk optimistisch na gesprekken over het Centrum voor Wetenschap en Technologie, dat met forse steun van EG en VS mensen uit de militaire research moet gaan inzetten voor civiel onderzoek. Bovendien zegde hij toe op andere terrei- nen van dure wetenschap die Rusland niet meer kan betalen, internationale actie te zullen bepleiten. Inmiddels zijn hierover deze week in Oeso-verband in Parijs afspraken gemaakt. (HOP)

Subsidie voor educatieve faculteiten

De educatieve faculteit-in-oprichting waarbij de lerarenopleiding van de RUG betrokken is, krijgt een subsidie van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Twaalf van deze educatieve samenwerkingsverbanden hebben een aanvraag ingediend, daarvan heeft staatssecretaris Jacques Wallage er acht goedge- keurd. In de educatieve faculteiten-in-oprichting die nu subsidie gekregen hebben werkt de universitaire lerarenopleiding samen met uiteenlopende partners. Het samenwerkingsverband bundelt allerlei instanties die te maken hebben met de opleiding van leraren en met de didactische advisering en begeleiding van scholen. In deze regio zijn dat onder andere de RUG, de TU Twente, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en de Hogeschool Drenthe. Voorlopig is alleen nog sprake van samenwerkingsverbanden, maar die moeten uitgroeien tot echte instituten. In de jaren 1992 tot 1994 stelt staatssecretaris Wallage voor deze clusters drie en een half miljoen beschikbaar als startsubsidie, waarvan anderhalf miljoen in 1992, zo schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Wallage is een groot voorstander van educatieve faculteiten, omdat die volgens hem de kwaliteit van de lerarenopleiding kunnen verbeteren. Ook voor de scholen is het prettiger als hen één organisatie ten dienste staat voor zowel (na-) scholing als advisering en begeleiding. (Margriet van Lith, HOP)

Meeste universiteiten voelen niets voor bindend advies

MARGRIET VAN LITH

De universiteiten vertonen weinig animo om een bindend studieadvies in te voeren. De TU Twente is de enige plaats waar overwogen wordt studenten die in het eerste studiejaar niets gepresteerd hebben weg te sturen. Volgens rector De Smit van de Twentse universiteit zijn er studenten die je ''tegen zichzelf moet beschermen''. Jongeren die jarenlang aan een opleiding blijven hangen, terwijl zij er overduidelijk niet geschikt voor zijn. Voor hen zou een bindend advies, een consilium abeundi, mogelijk moeten zijn. De Smit: ''Ik vind het onverantwoordelijk vrijblijvend als je hiervoor als opleiding geen oog hebt. Het kan in het belang van een student zijn om hem te dwingen iets anders te gaan doen. Bovendien is het in het belang van de faculteit, want het is zonde om eindeloos energie te steken in kansloze studenten.'' Aan de andere universiteiten voelt men niets voor zo'n advies. Toen de mogelijkheid voor het eerst geopperd werd, anderhalf jaar geleden, hebben bijna alle universiteitsraden zich er meteen tegen uitgesproken. De formulering van het ministerie was toen nog behoorlijk streng: de universiteiten moesten een student wegsturen als de sterke indruk bestond, dat hij zijn doctoraal niet op tijd zou kunnen halen. Volgens het wetsvoorstel dat dezer dagen in de Tweede Kamer wordt besproken, mogen de universiteit een student wegsturen, en het argument daarvoor kan alleen zijn dat hij in het eerste jaar bijna niets presteerde. Die versoepe- ling heeft de universiteitsbestuurders echter niet van mening doen veranderen. Liever dan invoering van een bindend advies willen de universi- teiten andere manieren bedenken om studenten aan te zetten tot ''daadwerkelijk studeren'', zo laten zij weten. Op verschillende plaatsen worden plannen ontwikkeld om de kwaliteit van het onderwijs en de studiebegeleiding te verbeteren. Plannen met fraaie namen als Noblesse Oblige (VU), Kwaliteit op Tijd (Groningen), Stimuleren en Structureren (Eindhoven) en Studentge- richt Onderwijs (Tilburg). Aan de minister hebben de universitei- ten laten weten, dat zij er naar streven al halverwege het eerste jaar met de studenten te gaan praten over hun studievoortgang. Dat zou een bindend advies aan het eind van het jaar eigenlijk overbodig moeten maken. (HOP)

Voorlichters willen boycot StudieBeurs '92

Door FRANK STEENKAMP De StudieBeurs '92, begin oktober in de Haag, wordt getroffen door een universitaire boycotpoging. Een groep voorlichters meent dat dit evenement voor aanstaande studenten oppervlakkig, kost- baar en overbodig is. Ze zien meer in hun eigen brochures en voorlichtingsdagen. De organisatie van de beurs is verbaasd: ''Men wilde niet eens overleggen over ons programma en zegt nu dat er niks van deugt.'' De boycot-oproep is deze week gedaan door het overleg van univer- sitaire voorlichtingshoofden (RVAWO). Deze groep ziet er niets in om elkaar als standwerker te beconcurreren. Volgens een persbericht bieden de instellingen al volop informatie-op-maat over studiemogelijkheden in het wetenschappelijk onderwijs. De studiebeurs, opgezet door het Nederlands Congresgebouw en het tijdschrift SUM, voegt daaraan ''niets wezenlijks'' toe. Integendeel: hij lokt studenten weg van de universitaire dagen, waar volgens de voorlichters veel zinvoller contacten mogelijk zijn. De boycot zou dus ook in het belang van de studenten zijn. Toch kunnen de voorlichtingshoofden faculteiten niet verbieden naar de beurs te gaan. Bij sommige instellingen hebben ze zelfs over de centrale studievoorlichting weinig te zeggen, omdat die daar onder de studentendecanen valt. Maar P. van Dam van de TU Eindhoven, secretaris van de RVAWO, hoopt dat men één lijn zal trekken: ''Als je buurman op zo'n beurs staat, wil je zelf niet achterblijven. Dat is precies waar zulke organi- saties gebruik van maken.'' Volgens hem worden universiteiten steeds agressiever benaderd door handige lieden die geld willen verdienen uit de wervingsbudgetten van universiteiten. ''Dat is hun goed recht. Maar dan mogen wij ons daar ook tegen wapenen.'' De directeur van StudieBeurs '92, A.R. Oosterhuis, vindt de houding van de club voorlichters teleurstellend: ''We willen naar buitenlands model een overzichtsbeurs opzetten met symposia en workshops over studiekeuze in het hoger onderwijs. Alle partijen zijn gevraagd om over dat programma mee te praten. Bij de universiteiten benaderden we de RVAWO, maar die weiger- de ons te ontvangen. Ik begrijp niet wat we verkeerd hebben gedaan.'' De beurs gaat vooralsnog gewoon door. Een reeks hogescholen en buitenlandse universiteiten heeft een stand gereserveerd. Zelfs zouden er al vier aanmeldingen uit Nederlandse universiteiten zijn. Welke dat zijn wil de organisatie nog niet zeggen. (HOP)

Tweede Kamer huiverig voor vrijheid universiteit

Door MARGRIET VAN LITH

De vrijheid die de universiteiten krijgen om nieuwe studies te beginnen is het belangrijkste resterende strijdpunt in de discus- sie over de nieuwe Hoger Onderwijswet. De minister wil de moge- lijkheid openlaten dat hij zich daar zelf mee bemoeit, maar de universiteiten zeggen daar niet mee te kunnen leven. CDA en PvdA hebben nu een amendement ingediend om er dan maar een aparte commissie voor in te stellen. De vrijheid om nieuwe studies te beginnen is de enige vrijheid die de Tweede Kamer de universiteiten niet echt gunt. Dat blijkt tijdens de, zich nu al weken voortslepende, behandeling van het wetsvoorstel Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). Het uitgangspunt van de wet, die de universitei- ten en hogescholen aanzienlijk meer autonomie geeft, deelt de Kamer volledig. Alleen wat het onderwijsaanbod betreft vertrouwt ze de universiteiten niet. De Tweede Kamer is namelijk bang dat de onderlinge afstemming niet goed geregeld wordt. Daardoor kunnen er bij wijze van spreken twintig nieuwe opleidingen bestuurskunde ontstaan, terwijl studentarme studies als He- breeuws, theoretische natuurkunde of geologie verdwijnen. Een amendement van CDA en PvdA probeert nu een tussenop- lossing te bereiken. Daarbij beslissen niet de universiteiten zelf, noch de minister, maar een commissie van deskundigen. Kansloos is het amendement niet. De minister reageerde met een voorzichtige ''sympathie voor het idee'' en ook de vereniging van universiteiten VSNU is er niet tegen. Op het wetsvoorstel WHW zijn inmiddels zeventig amendemen- ten ingediend. Sommige daarvan lijken voltrekt kansloos, zoals het voorstel van de christelijke partijen om studenten te dwingen de doelstelling van een bijzondere instelling te onderschrijven of van D66 om het hbo ook een onderzoekstaak te gunnen. Ook wil de minister niet afwijken van zijn plan om allochtonen extra inlotingskansen te gunnen bij studierichtingen met een numerus fixus. Meer kans maken de voorstellen van CDA en PvdA om een ''studentenstatuut'' verplicht te stellen en om de studielast in de examenregeling vast te leggen. Vrijwel zeker zal minister Ritzen ingaan op het voorstel van de PvdA om uitschrijving halverwege het jaar mogelijk te maken. Nu kan een student zich alleen voor een heel studiejaar inschrijven, maar vooral in het eerste jaar moet de student de kans krijgen zich halverwege uit te schrijven als blijkt dat de studie niet lukt. Woensdagmiddag, na het ter perse gaan van dit nummer, vergaderde de Tweede Kamer in een ingelaste commissievergadering apart over de stapel amendementen. (HOP)

Auditorenfonds is geen vangnet voor tempobeurs

Het auditorenfonds is niet bedoeld voor eerstejaars die ten onrechte onder de ''no show-regeling'' vallen. Wie de vereiste vier punten buiten zijn schuld niet haalt, moet gewoon weer een studiebeurs krijgen. De relatie tussen studieprestaties en beurs moet ook alleen voor het eerste jaar gelden. Met deze boodschap richtten de universiteiten zich vorige week tot de Tweede Kamer. Zij vinden dat de minister de auditorenrege- ling ten onrechte met een nieuwe groep potentiële klanten belast. Volgens het voorstel van de minister verliest een student met terugwerkende kracht zijn recht op studiefinanciering als hij het eerste jaar minder dan vier studiepunten haalt. Wie buiten zijn schuld deze straf krijgt opgelegd, moet volgens de minister een beroep doen op het auditorenfonds. De universiteiten vinden dat hij zijn beurs gewoon moet houden. Het voorstel voor een bescheiden vorm van tempobeurs in het eerste jaar stuit bij de universiteiten verder niet op bezwaren. De norm van vier punten is zo laag, dat in principe alleen studenten die zich alleen maar inschrijven en zich nooit laten zien, de zogenoemde ''no show-studenten'', er onder vallen. En die is de universiteit ook liever kwijt dan rijk, want ze halen het rendementscijfer naar beneden. Waar het latere studiejaren betreft zijn de universiteiten niet enthousiast. De minister wil nog nader regelen hoe ook later in de studie een relatie kan worden gelegd tussen studiepresta- ties en beurs. (Margriet van Lith, HOP)

Reductie onderwijslast kost acht arbeidsplaatsen Juristen moeten tien procent minder onderwijs gaan geven

GEERT DE JONG

De onderwijslast van de juridische faculteit moet met tien procent omlaag. De huidige negentigduizend uur onderwijs die de faculteit per jaar per jaar verzorgt, moet worden terugge- bracht tot net tachtigduizend uur. De reductie moet voornamelijk worden gerealiseerd door voor de praktische vakken minder uren te rekenen en het schrappen van naar schatting vijfentwintig ''ove- rige vakken''. De maatregelen gaan ten koste van circa acht volledige arbeidsplaatsen. Dit blijkt uit het eerste deel van het rapport van de commis- sie-Lokin, die adviseert over de herstructurering van de Facul- teit der Rechtsgeleerdheid. Nog deze maand komt de commissie met een aanvullend voorstel omtrent een vermindering van het aantal vakgroepen binnen de faculteit. Reorganisatie van de faculteit is nodig om een structureel tekort op de begroting van rechten af te dekken. Eind 1991 bedroeg dat tekort ruim zeven ton. De voorstellen worden dan ook uitdrukke- lijk gepresenteerd als een bezuinigingsoperatie. Bij het formule- ren van de voorstellen heeft de commissie ervoor gekozen het onderwijs in de propaedeuse en het basisdoctoraal te ontzien. Om onderwijskundige redenen meent de commissie dat ook niet moet worden getornd aan de omvang van de werkgroepen, die nu uit vijfentwintig studenten bestaan. Vergroting van de werkgroepen is ook om praktische redenen een hachelijke zaak: de capaciteit van de beschikbare ruimtes voor werkgroepen laat dat nauwelijks toe. Bijgevolg moet de reductie van de onderwijslast volledig worden gevonden in de zogenaamde differentiatieperiode, welke de laatste twee jaar van de studie rechten uitmaakt. Ongeveer de helft van de totale onderwijslast van de faculteit wordt in deze periode besteed. In haar voorstellen sluit de commissie aan bij bevindingen uit het rapport van de Visitatiecommissie Rechten uit 1991. Deze constateerde een wildgroei in het aantal bijvakken, veelal ''bepaald door de vele specialismen van de docenten''. In navol- ging van de Visitatiecommissie constateert de commissie-Lokin dat er ''voldoende onderwijskundige redenen zijn om het onderwijs in de differentiatieperiode eens grondig op te schonen''. In de eerste plaats stelt de commissie voor de honorering van de praktische vakken grondig te wijzigen. Voor praktische vakken staan nu nog een aanmerkelijk meer uren onderwijslast dan voor de overige keuzevakken. Door die hogere waardering is het voor vakgroepen aantrekkelijk een ''overig vak'' als praktisch vak te presenteren. Ten onrechte, meent de commissie. In veel gevallen is het verzorgen van een praktisch vak helemaal niet zwaarder dan het verzorgen van een normaal keuzevak. De commissie constateert verder dat in veel gevallen praktische vakken helemaal niet of alleen mondeling getentamineerd worden, terwijl daar wel tenta- menuren voor worden geclaimd. Van de 33 huidige praktische vakken zullen er vijf verdwijnen, terwijl de resterende praktische vakken een lagere honorering krijgen.

Misstand

Het meest ingrijpend zijn de voorstellen die betrekking hebben op het schrappen van de overige vakken. Van de ongeveer honderd huidige 'kleine' vakken moet maar liefst een kwart worden ge- schrapt. Bij het uitkammen van het onderwijsaanbod telde de commissie 28 vakken met minder dan vijf studenten en een achttal vakken die wel met onderwijsuren worden gehonoreerd, zonder dat er één deelnemer op het tentamen verschijnt. Deze stand van zaken acht de commissie ''een misstand waar een einde aan gemaakt moet worden''. De keuze welke vakken moeten worden geschrapt laat de commissie in beginsel over aan de vakgroepen zelf. Door de aard van de maatregelen komen de voorstellen het hardst aan bij die vakgroe- pen die relatief veel praktische vakken verzorgen. De vakgroep Handelsrecht, waar de voorgestelde maatregelen ten koste gaan van een hele arbeidsplaats, is daar een voorbeeld van. Kritiek op de voorstellen van de commissie luidt dat deze voor tweederde cosmetisch zijn en neerkomen op hetzelfde werk doen met minder mensen. Op een gebied maakt de commissie wel een ondubbelzinnige inhoude- lijke keuze: het voorstel om rechtsfilosofie en -sociologie (RFS) als hoofdrichting van de studie Nederlands recht te schrappen. Als belangrijkste reden hiervoor geeft de commissie het ''niet positiefrechtelijke'' karakter van deze hoofdrichting. RFS trekt bovendien weinig belangstellenden, die het vak veelal als tweede hoofd richting volgen. De commissie stelt voor het vak voortaan in een andere vorm dan als hoofdrichting aan te bieden. In een reactie noemt de voorzitter van de vakgroep RFS prof. J. Griffiths de voorstellen ''niet noodzakelijkerwijs onaantrekkelijk''. ''Onze vakken worden kennelijk onderdeel van alle andere hoofdrichtingen, waardoor ze voor meer studenten aantrekkelijk worden.'' Volgens Griffiths ligt er echter ook nog een heel andere mogelijkheid voor de hand: een verruiming van de hoofdrichting. ''Met andere varianten zoals bijvoorbeeld politi- cologie, informatica en vrouw en recht.''

Belangstelling voor leraarschap blijft gering

Aan de RUG is de belangstelling voor de universitaire lerarenopleiding het afgelopen jaar iets teruggelopen. Meldden zich in het vorige studiejaar 73 studenten voor de opleiding, per 1 januari 1992 stonden er 67 ingeschreven. Daarmee volgt Gronin- gen de landelijke trend. Alle universiteiten samen telden begin deze maand ongeveer vijfhonderd studenten voor de eenjarige lerarenopleiding, tegen 518 per 1 maart 1991. Landelijk komt daarmee een eind aan de tot nu toe steeds toenemende belangstel- ling voor deze in 1987 gestarte tweede-fase opleiding. De belangstelling in Groningen toont met 58 ingeschrevenen in 1988/89 en 33 in 1989/90 een wat grilliger verloop. E. Venema, onderwijs-coördinator van het Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO), spreekt naar aanleiding van de cijfers van dit jaar dan ook over een ''stabilisatie'', en hij heeft zelfs de indruk dat er sprake is van een ''voorzichtige kentering ten goede in de belangstelling''. Toch worden de 160 studieplaatsen voor de lerarenopleiding bij lange na niet opgevuld. Vanaf 1993 zal dat gevolgen hebben voor de financiering van de opleiding, omdat het Ministerie van Onderwijs dan niet meer betaalt op basis van capaciteit, maar aan de hand van het aantal afgestudeerden. Venema verwacht niet dat dat arbeidsplaatsen gaat kosten. Omdat hij evenmin verwacht dat over twee jaar de studenten massaal zullen toestromen, wil het ILO andere inkomstenbronnen gaan aanboren, zoals nascho- ling en dienstverlening in het voortgezet onderwijs. De regeling dat studenten in de zogeheten tekortvakken aan het begin van hun opleiding een vacature mogen vervullen, werpt in Groningen bij wiskunde zijn vruchten af. Daar staan nu elf studenten ingeschreven tegen vijf vorig jaar. Economie blijft met negen studenten nog ver onder de toegestane capaciteit van 45. Datzelfde geldt voor natuurkunde. Toch kon het ILO niet voor alle vier natuurkundestudenten die dit jaar de opleiding volgen, een vacature vinden. Er zijn wel degelijk tekortvakken, meent ILO-medewerkster J. Dam, maar ook daarin blijken de vacatures nogal te fluctueren. (Laurens Berentsen)

Huisvestingsellende RUG drukt arbeids- vreugde

De Rijksuniversiteit barst uit haar jasje. De studentenaantallen blijven groeien, terwijl het aantal vierkante meters alleen maar afneemt. Zes aio's op één kamer is geen uitzondering. Gezellig natuurlijk, maar funest voor de produkti- viteit. Het serieuze werk moet vaak thuis gebeuren. Schuiven met scheidingswanden op 11

Echte rocker heeft slecht rapport /9

Valt de kloof tussen academici en kleine ondernemers te overbruggen? /5

Damesromans en de dubbele rol van de critici /7

Meer banenpoolers bij RUG

GUUS TERMEER

De RUG zal de komende twee jaar enkele tientallen banenpoolers, langdurig werklozen voor additioneel werk, aantrekken. Tot op heden levert de universiteit een magere bijdrage aan het gemeentelijk banenpool-project. Een vereenvou- digde procedure moet daar verandering in brengen. De gemeente Groningen wil in de periode 1991-1994 zo'n duizend plaatsen voor banenpoolers creëren. De bijdrage van de grootste werkgever, de RUG, was na één jaar minimaal. De stichting Weerwerk, die de banenpoolers ''uitleent'', telt slechts drie aanvragen van de universiteit. Collegevoorzitter E. Bleumink noemt als reden dat de bonden in het Georganiseerd Overleg dwars lagen. Het GO bekeek tot nu toe alle aanvragen kritisch op het criterium ''additionaliteit'': gaat het echt om aanvullend werk of om verkapte bezuinigingen. Dit leverde een grote vertra- ging op. G. Wilkens, voorzitter van het GO, wijt de vertraging aan het college: ''Het college zou duidelijke criteria opstellen, die hebben we nooit gehad. Vandaar onze kritische opstelling.'' Bonden en college hebben elkaar nu gevonden in een vereenvoudigde procedure, zo kon het college begin deze maand aan Burgemeester en Wethouders meedelen. Dit moet de komende jaren tot enkele tientallen aanvragen leiden, met een maximum van vijftig. ''Dat is in ieder geval een begin'', reageert Geert Jan Koers, coördinator van de stichting Weerwerk. ''Al blijft het aan de magere kant.'' Het argument van het college dat het hooggekwa- lificeerde werk aan de RUG slecht aansluit bij capacitei- ten van de banenpoolers noemt hij ''niet sterk'': ''Wij kunnen wel degelijk banenpoolers met een academische achtergrond leve- ren.''

Uitstel cognitiewetenschap

JOEP ENGELS

Technische cognitiewetenschap zal niet, zoals aanvankelijk de bedoeling was, op 1 september 1992 van start gaan. Het college van bestuur wil pas een officieel startsein geven als minister Ritzen zijn goedkeuring aan de bovenbouwstudie heeft gegeven. Het is nu de bedoeling om op 1 september 1993 met technische cognitiewetenschap te beginnen. Dat heeft het college van bestuur vorige week donderdag aan de stuurgroep van de nieuwe studierich- ting meegedeeld. De bezoekers van de universitaire voorlichtings- dagen kregen een dag later te horen dat ze nog niet konden rekenen op aangepaste propaedeuses (die toegang tot de bovenbouw verlenen) per 1 september aanstaande en dat de start van de bovenbouw, een jaar later, evenmin was gegarandeerd. De procedure van ministeriële goedkeuring neemt zeker drie maanden in beslag. De universitaire besluitvorming zou daarom uiterlijk 1 juni afgerond moeten zijn, wilde men de startdatum van 1 september 1992 halen. Dat vond het college een te krap tijdschema. Bovendien was men enigszins kopschuw geworden door de ervaringen met technische bedrijfswetenschap. Studenten waren dit jaar al begonnen met de propaedeuse econometrie toen ze te horen kregen dat er voor hen geen bovenbouw bedrijfswetenschap was weggelegd. Er moeten nog wat knopen worden doorgehakt voordat er definitief universitaire besluiten kunnen worden genomen. Met name de instroom vanuit de diverse propaedeuses levert nog wat problemen op, waar de stuurgroep volgens het college enigszins lichtvaardig over dacht. Stuurgroepvoorzitter en hoogleraar informatica Gerard Renardel erkent dat men de lengte van het parcours onderschat heeft.

Informatiegids

Geachte professor Weeda, Dat er verschil gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen in de Informatiegids van de RUG, is inderdaad buitengewoon betreurenswaardig. De natuur is wat dit betreft al wreed genoeg. Wellicht is het interessant te vernemen dat in dit geval niet een onderdrukker van het mannelijk geslacht deze spijtige gang van zaken te verwijten valt, maar de geautomatiseerde wijze van gegevensverwerking waarmede wij het moeten doen. Kort gezegd: de computer. Net als de man mist de computer de emoties en intuïties die het leven voor de vrouw nu juist bij uitstek de moeite waard maken. Misschien kunt u uit deze moderne misstand inspiratie putten voor een van uw volgende columns. Hebe Birnie-King, redacteur deel II Informatiegids

Laatst werden we weer eens verrast door een opmerkelijk bericht. De gemeente Enschede had besloten dat vrouwen niet in de ME hoefden; vrouwen zijn immers over het geheel genomen minder sterk dan mannen. Vreemd toch dat mensen die zich erop laten voorstaan zindelijk te denken, zo slordig omgaan met generalisaties. Waarom niet gewoon mannen en vrouwen die de honderd kilo niet kunnen tillen vrijwaren van de ME?

Maar die gemiddeld geringere kracht van vrouwen valt natuurlijk niet weg te poetsen, ook ik durf daarbij nauwe- lijks over de invloed van waarden en normen te zeuren. In de nature versus nurture discussie een veelvoorkomend tijdverdrijf tijdens menig gezellig samenzijn (zijn vrouwen zoveel liever en charmanter dan mannen vanwege hun chromosomen of vanwege hun opvoeding?) trek je wat betreft lichaamskracht toch aan het kortste eind van de nature.

Dat klinkt aannemelijk, maar ook hierbij bleek mij weer eens hoe betrekkelijk de zekerheden van de natuur zijn. Medici weten er altijd wel aan te sleutelen. Tijdens een receptie had ik de eer met een vertegenwoordiger van deze relatief autori- taire bevolkingsgroep van gedachten te mogen wisselen. De man staarde mij overigens zo romantisch diep in de ogen, dat ik vreesde een wonderschoon abces op mijn netvlies te herbergen. Nee, met een arts zal ik het niet gauw aanleggen, veel te bang voor zijn dagelijkse diagnose.

Wel, wij kwamen te spreken over zijn werk en hij wist mij te melden dat hij onderzoek deed naar een nieuwe, extra effectieve groeiremmer. Interessant. Waarvoor hebben wij die nodig, was mijn argeloze vraag, alhoewel ik na dertig jaar meedraaien in de wereld van de wetenschap niet meer zo inzit over onnuttig onderzoek. Ja, zei de man met de blik van een trotse weldoener, sommige meisjes groeien zo hard dat het beter is deze groei te stoppen; voor een vrouw is het natuurlijk onplezierig om veel langer dan 1 meter 80 te zijn.

Hoezo nature, hoezo geen sprake van waarden en normen? Laat me niet lachen, artsen stellen vast dat het voor meisjes niet leuk is om groter te zijn dan jongens, spuiten ze vol met hun wetenschappelijke produkten, waarna deze meisjes nooit sterk genoeg kunnen worden voor de ME. Want denk maar niet dat de medische wetenschap veel oog heeft voor emancipatie, ondanks het feit dat een medicus die de klok nooit had horen luiden, laat staan dat hij afwist van het bestaan van een klepel mij eens vroeg of niet alle gynaecologie Vrouwenstudies was; het ging immers alléén over vrouwen?! Ja, bijna één op de tien mannelijke gynaecologen heeft seksueel contact met zijn patiënte, bleek onlangs in de UK uit het onderzoek van Doaitse Wilbers. Maar daarmee wordt het geen Vrouwenstudies! Overigens geldt dit seksueel misbruik van pati- nten in dezelfde mate voor keel-, neus- en oorartsen, dus bij het oren laten uitspuiten moeten we ook al oppassen.

Er bestaat gewoon een complot onder medici om vrouwen niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk klein te houden. Want kan iemand aan deze universiteit mij vertellen wat de medische wetenschap ooit wél voor een betere positie van vrouwen heeft gedaan? En kom alsjeblieft niet aandragen met de pil, waardoor vrouwen nu dag en nacht moeten klaarstaan voor de seksuele verlangens van mannen. Ik vertrouw die medische knakkers pas weer als ze ervoor zorgen dat mannen even lang op deze vervuilde aardbodem moeten rondlopen als vrouwen.

ITEKE WEEDA ''Deze dingetjes stijgen alleen nog maar in waarde, meneer Druipsteen.'' ''Druiprek, is de naam, Stanley Druiprek.'' ''Oh, neemt u me niet kwalijk meneer Druiprek, maar zoals ik zei, ze worden niet meer gemaakt en d'r is behoorlijk vraag naar. Die vraag, dat kan je verwachten, gaat alleen maar stijgen. Ik had er vier staan, in één weekend heb ik er drie verkocht, meneer Druiprek. Ze gaan als warme broodjes over de toonbank. Dit is nooit een miskoop, als u eraf wilt staan ze te dringen. Niet dat ik u dat aanraad meneer Druipsteen, want zoals ik al zei, ze komen nooit meer terug en over een jaar of tien zijn het collec- tors geworden en dan kan je het meer zien als investering.'' ''Als ze gaaf zijn misschien wel, maar...'' ''Ach gaaf, meneer Druiper, wat is gaaf, gaaf. Zo'n paar van die plekjes is heel gewoon op die leeftijd en als u besluit om 'm te laten restaureren, dan heb u een gave investering gedaan. Kijk, u moet het zo zien: deze is honderd procent origineelstaat en u krijgt hem voor een weggeefprijsje omdat her en der een enkel plekje zit. Maar als u nou zegt, ik wil hem honderd procent, dan wordt het een heel ander verhaal.'' ''Ik vrees dat mijn middelen daarvoor op dit moment niet toerei- kend zijn, inderdaad...'' ''Wat u ook moet denken is de technische kant van de zaak. Deze is technisch honderd procent. Ze zijn goed natuurlijk, maar na twintig jaar staan ze toch meestal op drie vier ton en dan ken er nog weleens een enkel akkefietje bijkomen. Deze is van de eerste eigenaar, dat moet u erbij tellen, altijd binnen gestaan. Kijk, ik zal hem even voor u open maken. Zoals u ziet dit is geen afgeraust exemplaar. Een volkomen droog blokje. Die dingen daar is trouwens nooit wat mee. Je ken der tien ton mee verder voordat dat stuk is en dan nog. Nee zo maken ze ze niet meer. Ik kan u wel zeggen meneer Druiperd, ik zit al heel wat jaren in deze branche, maar dit zijn geweldenaars. Je ken van die Fransozen zeggen wat je wil, het zijn ook niet altijd lieverdjes, maar technisch zijn ze bij de pinken. Zoiets als dit, meneer de Druip, dat maken ze toch nergens meer. En dan ken u wat mij betreft Italië en Mofrika erbij nemen, zoiets dat zie je nergens.'' ''En u noemde een bedrag van vijfentwintighonderd?'' ''Ja meneer Druipmaat, uiterste bod, verder kunnen we niet naar beneden want dan gaan we erop verliezen, dat ken niet uit. Maar als u rekent dat deze wagen altijd centraal verwarmd heb gestaan, dat-ie van de eerste eigenaar is, dat die meneer de laatste jaren d'r niet meer in gereden heeft wegens een thermische ziekte en daarvoor 'm eigenlijk alleen gebruikte om 's zondags naar de kerk te gaan. U kan het zelf op de kilometerstand zien, meneer Druip, hij heb er nog maar drieënveertig opzitte. Het is uniek, Zo'n kans krijgt u geen tweede keer. Technisch niet mooier denkbaar en als u zelf een beetje handig ben dan heb u die plekjes zo weg. Hij zit nog niet in de APK, maar dat gaan we zo even regelen. Maar u moet nu beslissen, ik heb er al vele gegadigden voor.'' ''Tja'', zei Stanley, ''vooruit dan maar met die geit.'' ''Meneer Druiper, ik verzeker u, daar krijgt u geen spijt van.'' HORIZONTAAL: 1. de droom afmaken. (5) 4. van twee mokken en een rem maak je zelf een groente. (9) 10. absoluut vandaag. (10) 11. het is beleefd om iemand tweedehands pijn te doen. (3) 12. die lik is scherp. (15) 14. met zo'n felle boom durven ze wel. (6) 15. geen dode kijker is zo lelijk. (8) 18. zij nam die cijfers bij elkaar en ging er op zitten. (7) 21. op zo'n afstand lijkt die pot maar klein. (5) 22. in de tuin is hij houterig. (4) 23. zolang duurt het om iets zacht te laten worden. (4) 24. die appel is zowel schoon als hol. (5) 25. voeg het bij de krant. (4) 26. getrouwde minnaar. (7) 28. dat is geen griezelige; maar niet heus. (4) 29. volgens Amerikanen is groen zwart. (5)

VERTICAAL: 2. terug duwen. (8) 3. voetballen in de geest van de natie. (7) 5. bovenstroom. (9) 6. het tekort aan die grond maakt het kostbaar. (8) 7. zo sta ik in de maatschappij. (2) 8. het is een raadsel dat zo'n noot met het openbaar vervoer gaat. (5) 9. zo wil een geleerde nog meer weten. (13) 13. bijzijn. (7) 16. zo maken ze er christelijke voetvrucht(en) van. (9) 17. opruimen is mooi. (7) 19. zo zetten ze bij de marine een boom op voor het hogere personeel. (7) 20. met zulke halzen kun je er niet veel van maken. (7) 21. het ontaardt met een lied. (7) 27. dit is een raar patroon. (3)

Onder de inzenders van de goede oplossing van het cryptogram wordt een boekenbon van 25 gulden verloot. Oplossingen van cryptogram 28 dienen vrijdag 27 maart 1992 voor 12.00 uur in het bezit te zijn van UK, Postbus 80, 9700 AB Groningen, ovv. cryptogram 28. De oplossing vindt u in UK 30.

OPLOSSING CRYPTOGRAM 26

Horizontaal: 1.uilskuiken; 6.lijkt; 8.tentamen- rooster; 9.expositie; 10.loods; 12.typeren; 13.eetlust; 15.bui- tenstaander; 16.jr; 18.stapelbed; 20.lui; 21.bospeen; 22.geërfde.

Vertikaal: 1.uitzetten; 2.langpootmug; 3.klasse- justitie; 4.kennis; 5.neon; 6.loslopen; 7.kiesdrempel; 11.stand- punt; 12.tinteling; 14.kaketoe; 17.roos; 19.eire; 20.laf. De boekenbon voor deze oplossing gaat naar: H. Nijveen, Bocht van Guinea 4, 9711 RX Groningen.