Informatiseringsbank aan één oog blind Doorgeslagen zuinigheid dupeert studen- ten

De Informatiseringsbank heeft nog steeds een slechte reputatie. En dat is terecht, meent UK-redacteur Laurens Berentsen. Niet zo zeer omdat er fouten worden gemaakt, maar vooral omdat de Groningse vestiging van het Ministerie van Onderwijs geen oog heeft voor de belangen van haar klanten. Wellicht kan een nieuwe taak voor de steunpunten studiefinancie- ring daarin verandering brengen. Door LAURENS BERENTSEN De Informatiseringsbank blijft tobben met haar imago. Directeur C. Barnhoorn kan nog zo vaak vertellen dat zijn organisatie nu veel beter draait dan in de eerste jaren na de invoering van de Wet op de Studiefinanciering, studenten die tussen de raderen van de bank bekneld raken en dat zijn er nog steeds heel wat , kopen daar niets voor. De gedachte dat het ooit veel erger was, biedt weinig troost. Dodelijk is het als het NOS-Journaal de anekdote uitzendt die het PvdA-Kamerlid Vermeend opdist tijdens de evaluatie van de WSF over de krantenbezorger waarvan de bank de fietsvergoeding van een paar gulden met de studiefinanciering wil verrekenen. Het beetje glans van het met zo veel zorg opgepoetste beeld is in één klap verdwe- nen. De kritiek van de Tweede-Kamerleden op de kommaneukerij van de Informatiseringsbank is misschien wat eenzijdig. Want waar andere uitvoeringsorganen, zoals de sociale diensten en het GAK, om de haverklap uit Den Haag het verwijt krijgen dat zij hun cliënten te ruimhartig behandelen, verdient de Groningse vesti- ging van het Ministerie van Onderwijs een compliment. De Informa- tiseringsbank is zuinig. Als het maar even kan, houdt ze de hand op de knip. Dat is in het verleden wel anders geweest. Jarenlang fronste de rijksaccountant zijn wenkbrauwen, wanneer hij zag hoe eenvoudig en ongecontroleerd studiefinanciering werd uitgekeerd. Daar kwam in 1990 met enkele grootscheepse controle-acties een einde aan. De gevolgde methode bij de controle op uitwonendheid één brief met controleformulier voor uitwonendheid, gevolgd door een advertentie in de landelijke dagbladen; bij geen respons met terugwerkende kracht automatische verlaging van de beurs naar die voor thuiswonenden was juridisch omstreden. Het College van Beroep Studiefinanciering had geen bezwaar tegen de gehanteerde methode, maar de Informatiseringsbank koos vorig jaar toch voor een iets andere aanpak: de kranteadvertentie werd vervangen door een individuele aanmaning voor studenten die het eerste controle- formulier niet retourneerden.

Voorlichting

Hoe zuinig de Informatiseringsbank is, bleek vorig jaar bijvoor- beeld bij de vergoeding van de ziektekostenpremie. In maart van dat jaar bepaalde het College van Beroep Studiefinanciering dat studenten die van een verplichte verzekering overstapten naar een particuliere verzekering, vrijwel meteen aanspraak konden maken op deze vergoeding. 'Groningen' keek tot dan toe alleen op 1 januari naar het recht op vergoeding. De uitspraak van het College van Beroep leverde de betreffende studenten een voordeel op van zo'n honderd gulden per maand. De bank 'vergat' echter enkele maanden lang voorlichting te geven over dit nieuwe beleid, tot op het moment dat de uitspraak van het College via de pers wereldkundig werd. Onlangs tikte het College van Beroep de Informatiseringsbank opnieuw op de vingers vanwege haar zuinige interpretatie van de wet. Deze keer bij het vaststellen van de hoogte van de ouderlij- ke bijdrage. Studenten die baat hebben bij de uitspraak van het College, moeten zelf aan de bel trekken, omdat de bank de gevol- gen van de uitspraak niet zelf kan verwerken. Na publikaties in de pers, kwam de bank deze keer met een persbericht. Wie de berichten in de media echter heeft gemist, krijgt pas in mei, in de Informatiekrant, voorlichting van de kant van de Informatise- ringsbank. Vervolgens kan per 1 juni om herziening worden ge- vraagd. Studenten die dit overkomt, zijn mogelijk al vele honder- den guldens misgelopen. De nieuwe berekingswijze geldt namelijk vanaf 1 februari, en herziening met terugwerkende kracht is niet mogelijk. De Informatiseringsbank doet echter laconiek over deze handelwijze: het gaat om te weinig studenten voor een groot- scheepse informatie-campagne geschat wordt enkele honder- den.

Anoniem

Ook bij de toepassing van de zogeheten hardheidsclausule, waarop studenten een beroep kunnen doen voor een aanvullende beurs en lening wanneer hun ouders weigeren te betalen, toont de Informa- tiseringsbank zich van haar zuinigste kant. Onlangs schreef het Landelijk Beraad van Studentendecanen aan de Tweede Kamer hoe de bank er alles aan doet om niet te hoeven betalen. De schrijnende voorbeelden zijn bekend. Dat de wel zeer strenge interpretatie van de voorwaarde ''duurzaam en onverzoenlijk conflict'' niet alleen een financiële, maar ook een emotionele belasting vormt voor een student die op goede gronden een beroep doet op de hardheidsclausule, lijkt de ambtenaren aan de Kempkensberg te ontgaan. De aangehaalde voorbeelden overziend, komt het eerder vermelde compliment voor zuinigheid in een wat ander daglicht te staan. Om zo weinig mogelijk geld uit te geven, hanteert de Informatise- ringsbank interpretaties van de regels die juridisch onhoudbaar zijn, zo blijkt uit de correcties van het College van Beroep. Dat kan nauwelijks een compliment waard zijn. In meer algemene zin laat de uitvoering van de Wet op de Studie- financiering zien dat de Informatiseringsbank geen oog heeft voor de gerechtvaardigde belangen van de individuele klant. Ook dat mag een uitvoeringsorganisatie in een beschaafd land geen schou- derklopje opleveren. Het is wel verklaarbaar. Anders dan medewer- kers van de sociale diensten en het GAK, die geregeld in levenden lijve met hun cliënten worden geconfronteerd, wikken en beschikken de ambtenaren aan de Kempkensberg op basis van anonie- me formulieren zonder ooit een student van vlees en bloed te hoeven tegenkomen. Dat maakt zuinigheid tot een eenvoudige deugd, en hardvochtigheid tot een voor de hand liggend risico. De Informatiseringsbank is van plan de taak van de steunpunten studiefinanciering te veranderen. In plaats van onafhankelijk voorlichten moeten ze een loket van de bank worden. Daarmee lijkt 'Groningen' zelf ook het failliet te erkennen van de anonieme bureaucratie waarin alleen gecommuniceerd wordt via formulieren. Hopelijk is dat zo en krijgen medewerkers van de steunpunten bij hun nieuwe taak enige ruimte voor wat in het jargon 'maatwerk' heet. Natuurlijk brengt ook dat risico's met zich mee, zoals ongelijke behandeling en misbruik. Maar nu de studiefinanciering in de wet steeds verder is uitgekleed, is het de hoogste tijd dat de uitvoering een menselijk gezicht krijgt. Wellicht krijgt de Informatiseringsbank dan vanzelf een betere reputatie.

Terug naar de vervuilers van Friesland

Cfk's in de lucht, fosfaten in het water en zware metalen in de grond. We kunnen met een gerust hart stellen dat de moderne mens een ongelofelijke viespeuk is. Daar kan geen waterzuiveringsin- stallatie of bodemsanering tegenop. Maar nieuw is het allemaal niet. Onze voorvaders en -moeders uit de vorige eeuw hebben ook al een aardige bijdrage geleverd aan de verontreiniging van de leefomgeving. Denk maar aan de metalen die via de lood- en zinkpletterijen in de bodem gekomen zijn, of het kwik dat vrijk- wam bij de produktie van vilten hoeden. Negentiende-eeuwse bedrijfsterreinen stellen hedendaagse overheden nog regelmatig voor onaangename verrassingen. De provincie Friesland wil dat in ieder geval voorkomen. Ze is begonnen met een project dat bedrijfsactiviteiten uit de vorige eeuw moet inventariseren en localiseren. Eventuele boosdoeners zijn dan bekend en, zo nodig, kan de schade worden hersteld. De feitelijke inventarisatie is nog een toekomstdroom en zal dat voorlopig ook blijven. Wel is sinds kort een methode beschikbaar om via archiefonderzoek de eventuele vervuilers op te sporen. Herman Veldman, project-medewerker van de Geschiedeniswinkel aan de RUG dook de archieven in van de Friese gemeentes en onderzocht hoe voormalige bedrijfsterreinen het beste kunnen worden opgespoord. Dat leidde tot het rapport 'Vervuild verleden. Een methode voor historisch onderzoek naar voormalige bedrijf- sterreinen in Friesland 1800 - 1920'. ''De Hinderwetdossiers blijken het beste aanknopingspunt te bieden'', constateert Veldman. Hoewel die dossiers vaak moeilijk zijn op te sporen, bieden ze betrouwbare informatie voor een periode van tientallen jaren. Andere bronnen beslaan vaak maar één of twee jaar. ''En dan loop je het gevaar een momentopname te maken'', aldus Veldman. Hoewel de huidige Hinderwet pas sinds 1875 bestaat, had een Koninklijk Besluit uit 1824 dezelfde bedoeling: het voorkomen van overlast, schade, gevaar en hinder veroorzaakt door bedrijven. De methode die Veldman uiteindelijk ontwikkelde voor de provincie Friesland is relatief eenvoudig. Na een overzicht te hebben gemaakt van de economische en industriële ontwikkeling in een bepaalde gemeente, gaat de onderzoeker op jacht naar de Hinder- wetdossiers. Meestal zijn die verborgen in de inkomende en uitgaande stukken van een gemeente. Hij controleert of de bedrij- ven ook werkelijk van start zijn gegaan, en checkt de gegevens met andere dossiers. ''Dat kunnen kaarten en plattegronden zijn, kohieren van Hoofdelijke Omslag, maar ook boze brieven van omwonenden'', aldus Veldman. ''Een bedrijf dat bijvoorbeeld in het oppervlaktewater loosde, kreeg ook in de vorige eeuw al een hoop protesten te verwerken.'' Uiteindelijk wordt zo een lijst samengesteld met potentiële vervuilers. Vervolgens wordt via archiefstukken geprobeerd de precieze locatie van de boosdoeners vast te stellen. Als dat niet lukt, kan nog bij het Kadaster gezocht worden: daar zijn alle grond-percelen van heel Nederland sinds 1832 geregistreerd. Dergelijk onderzoek is echter ingewikkeld en duur. Veldman wil dat daarom zo veel mogelijk vermijden. De daadwerkelijke inventarisatie van de bedrijven zou plaats moeten vinden in een vervolgonderzoek van de provincie. Veldman verwacht dat geschiedenis-studenten van de RUG dit onder- zoek in vijf jaar kunnen doen. Het project moet uiteindelijk resulteren in een soort ''milieu-atlas'' van Friesland. (Chris- tien Boomsma)

Rondlooptentamen bij anatomie

Door ARJAN WILDEBOER

De eerste indruk is er een van licht, heel veel licht. Door de grote ramen van de practicumzaal bij anatomie stroomt het dag- licht ongehinderd naar binnen en ook branden er vele tl-buizen. Al dat licht wordt nog eens weerkaatst door de heldere muren en de witte zuilen die het platte dak ondersteunen. Daar, tussen al dat licht en wit van de zaal, valt het oog pas in tweede instantie op de vijftig tweedejaars studenten medicijnen in hun witte, camouflerende doktersjassen. Ze zijn hier voor een tentamen anatomie dat uit 52 vragen bestaat. Maar op dit moment staan ze vrijwel bewegingloos over de hele ruimte verspreid, kaarsrecht opgesteld in verschillende rijen en bijna schouder aan schouder. Op hun arm dragen ze een schrijfbord en ook hebben ze een potlood of pen in de hand. Knipperen met hun ogen doen ze nauwelijks, ze kijken geconcentreerd recht voor zich uit. Niemand die het waagt om ook maar een woord te spreken. Het is ondanks al die mensen heel erg stil in de witte zaal. Dan dringt zich een typisch luchtje op dat een beetje doet denken aan de geur van vulpen-inkt. Maar dan veel scherper en doordrin- gender; het is de lucht van de conserveervloeistof formaline die uit de preparaten komt. Die preparaten liggen op langwerpige tafels, eigenlijk meer een soort grote stalen dienbladen die in het midden steunen op een forse ronde voet; er staan in totaal tweeëndertig van die tafels in de zaal, in vier rijen van acht. En daar, op de uiteinden van vrijwel elke tafel, liggen de hoofden van mensen.

Expressie

Die hoofden zijn van overleden mannen en vrouwen, oud en jong, die hun lichaam ter beschikking van de wetenschap hebben gesteld. Die hoofden hebben gelachen, gehuild, gemopperd en gezongen, sommigen al weer een aantal jaren geleden voor het laatst. Enkele monden staan wat open, de oogleden zijn allemaal gesloten. Ze liggen hier gescheiden van hun romp en zijn tussen al het wit des te opvallender donkerbruin verkleurd. Het zouden donker gesch- minkte wassenbeelden kunnen zijn. Maar daarvoor heeft elk hoofd eigenlijk te veel een onmiskenbare, echt menselijke expressie. Zelf snijden in stoffelijke overschotten doen medicijnenstudenten nauwelijks meer. Dat kost te veel tijd. Het meeste snijwerk doen nu de student-assistenten. Eerstejaars studenten krijgen zo op een tentamen voorgeprepareerde armen en benen, derdejaars de rompen en deze tweedejaars de hoofden met de halzen. Elk hoofd is op een bepaalde plaats van de huid ontdaan, het vetweefsel daaronder is verwijderd. Ook is er soms wat botweefsel en spier- weefsel weggehaald om in de driedimensionale diepte te kunnen kijken. Het heldere licht in de zaal dringt diep door in die opengewerkte hoofden. Daarin bevindt zich een wirwar van spier- tjes, peesjes en zenuwen. Op bepaalde plaatsen steken naalden met een felgekleurde oranje knop in het weefsel of er zit een oranje draad om een bundel vezels. Daar horen tentamenvragen bij als: welke structuur is hier aangeduid? Of: door welke zenuw wordt deze spier geactiveerd? Bij elk hoofd hoort een andere vraag. De antwoorden op die vragen moeten de studenten zelf formuleren. Maar nog steeds doen ze niets, de witte doktersjassen staan roerloos in het witte licht en zwijgen. Er loopt een man door de zaal. In zijn hand draagt hij een plantenspuit. Hij gaat langs alle tafels en sproeit in nevels water op de plaatsen waar de hoofden zijn opengewerkt. Dat moet voorkomen dat ze daar teveel uitdrogen. Verder gebeurt er niets. Boven de toegangsdeur van de zaal hangt een witte klok waarvan de wijzers stil lijken te staan.

Discipline

Opeens snerpt hard het geluid van een bel door de zaal. Vijftig witte jassen komen in beweging en volmaakt synchroon schuift iedere student door naar een volgende tafel. Allemaal hebben ze nu weer een ander hoofd voor zich, met op een andere plaats een naald met oranje knop waar weer een andere vraag bij hoort. De studenten buigen zich ver voorover, kijken vol concentratie in de diepte en noteren dan hun antwoorden op het tentamenformulier. Vervolgens richten de studenten zich weer op, de een wat eerder dan de ander, en staren voor zich uit. Groot is de opgelegde, bijna kille discipline van de studenten, maar het toont ook hun respect voor de doden. ''Dit is'', fluis- tert de anatoom dr. G. Holstege, ''wel even iets anders dan een abstract tentamen met multiple choice vragen.'' En terwijl de studenten in colonne wachten op de volgende bel is er alleen weer dat licht, het wit en de stilte.

Galerie Wiek XX veroverde plaats in kunst scene. De kip met de gouden eieren viert derde

lustrum Door GERARD LAKKE Laat ik om te beginnen een ieder aanraden vooral de jubileum-ten- toonstelling van galerie Wiek XX in de Der Aa-Kerk te bezoeken. In één klap kan de bezoeker bij die gelegenheid een schitterend en volledig overzicht krijgen van de zogeheten school van noorde- lijke realisten. Vrijwel elke getalenteerde en zichzelf respecte- rende figuratieve en/of realistische kunstenaar in Groningen en omgeving is aanwezig in de stal van Hielke de Vries en Henriëtte Mulder, die in totaal rond de vijftig kunstenaars omvat. Het mag als een absolute verdienste aangemerkt worden dat De Vries en Mulder telkens trefzeker de krenten uit de pap van het eindexamen van Academie Minerva weten te vissen en zodoende het realistische cultuurgoed voor Groningen behouden. Absolute hoogtepunten binnen het realistische genre zijn, zo onderstreept de expositie andermaal, de erotische en soms zelf uitgesproken pornografische lichaamsaanzichten van Wout Muller, de dromerige impressionistische landschappen van Martin Mondeel, de stemmige Groninger stadsgezichten van Marijke ten Wolde, de afgewogen interieurs van Mario ter Braak en de reusachtige, vlot gepenseelde bloemen van Hennie van der Vegt. Onvoldoendes konden er onder anderen uitgereikt worden aan Clary Mastenbroek (gebrek- kige anatomie), Trudy Kramer (kitscherige onderwerpskeuze), Diederik Kraaijpoel (stofuitdrukking), Joan Seyferth (traditione- le vormgeving en onderwerpskeuze) en Harro Nikkels (te netjes en voorzichtig).

Turbulent

Minstens zo interessant als de geëxposeerde kunstwerken is de turbulente geschiedenis van galerie Wiek XX en haar woordvoerder Hielke de Vries. Laatstgenoemde is een soort lokale legende vanwege zijn evidente tekort aan omgangsvormen en vanwege zijn uitgesproken zakelijke instelling, een niet erg gangbaar ver- schijnsel in kunstkringen. Zijn uitgangspunt dat kunst als gewone handelswaar behandeld en gemarket moet worden, mag soms nogal benauwend overkomen, maar het netto eindresultaat is dat Wiek XX een consortium van een galerie, een kunstuitleen voor bedrijven en een kunstkaarten-uitgeverij nu de respec- tabele leeftijd van vijftien jaar kan vieren. Plus dat één week na de opening van de grootscheepse jubileum-tentoonstelling reeds een totale verkoop genoteerd kan worden van over de 130 duizend gulden. Wiek XX is daarmee de absolute commerciële koploper in het Noorden. Hoewel ik persoonlijk niet bovenmatig geïnteresseerd ben in kunst als koopwaar, neem ik daar mede gezien de ongunstige huidige conjunctuur mijn petje voor af.

Verloren zoon

Aan dit jubileum, zo blijkt uit het begeleidende salontafelfähige boekwerk, zijn de nodige strubbelingen vooraf gegaan. Wiek XX was bij aanvang, in 1977, niet meteen vanzelfsprekend de vertegen- woordiger van het commercieel lucratieve realisme. De galeriehou- ders hebben de nodige list en leepheid aan de dag moeten leggen om de eerste lichting realisten waaronder Matthijs Röling, Wout Muller en Ger Siks los te weken bij de collega-gale- ries in het Noorden en in de Randstad. In de catalogus wordt dit proces beschreven als een soort mini-veldslag waarin hinder- laag-strategieën en andere tactische manoeuvres een rol hebben gespeeld. Zo'n loopgravenoorlog was 'vechtersbaas' De Vries wel toevertrouwd en rond 1984 slaagde hij er tenslotte in een perma- nent pact te sluiten met de realistenbent. Wiek XX heeft sedert- dien een uitermate herkenbaar figuratief profiel ontwikkeld (hoewel er af en toe ook wel abstracte kunst vertoond wordt: zolang het maar geen modernistische kunst is). De kip had zijn gouden eieren gevonden en vanaf dat moment was het kostje feite- lijk gekocht. Hoewel er, naar goed Gronings gebruik, nog het nodige was overgebleven om over te klagen. Daartoe behoorde uiteraard de overheid, waarmee De Vries tot op de dag van vandaag een haat-liefde-verhouding onderhoudt. Groningen, zo meende de galeriehouder, zou een galerie-vijandig beleid voeren. Regelingen die vooral ten goede kwamen aan commercieel ingestelde galerieën werden opgeheven en de beschikbare subsidiegelden kwamen terecht bij de meer kwetsba- re experimentele presentatie-ruimtes. Met deze beschermende rol van de overheid had De Vries weinig vrede. Keer op keer trok hij in de jaren tachtig als een Don Quichote van leer tegen het onrecht hem aangedaan, stormde briesend stadhuis en provinciehuis binnen om de politiek verantwoordelijken aan hun jasjes te trekken, en mobiliseerde bij monde van journalist Friggo Visser het Nieuwsblad van het Noorden als permanente spreekbuis voor zijn zakelijke ideeën. Ofschoon klip en klaar was dat het de zakenman in eerste instan- tie vooral om het eigen hachje en de eigen portemonnee te doen was, bleken de Groningse bestuurders gevoelig voor de negatieve publiciteit die De Vries wist op te kloppen en gingen ze tenslot- te door de knieën. Het aanhoudende gelobby van De Vries leidde onder andere tot de instelling van de provinciale rente-subsidie- regeling, de aanschaf via de galerie van werk van Wiek XX-kunste- naars voor de Kunstuitleen en een vernieuwde opzet van de jaar- lijkse galeriemanifestatie in de Der Aa-Kerk. Opmerkelijk in dit verband is tevens dat de provinciale gedeputeerde voor cultuur, Mirjam de Meijer, heeft getekend voor het voorwoord van de recent verschenen jubileumcatalogus, dat wethouder Ypke Gietema de opening van de jubileumtentoonstelling verrichtte en dat Wiek XX bovendien maar liefst 27.500 gulden subsidie heeft mogen ontvan- gen om, onder andere middels een luxueuze kleurenuitgave, haar verjaardagsfeest luister bij te zetten. De overheid blijkt de wat stugge galeriehouder in de steeds zakelijkere jaren negentig als een echte verloren zoon in de armen te hebben gesloten. Dat boek ( 62 gulden 50) vormt voorlopig de ultieme kroon op het werk van de galerie: middels dit pronkstuk kan Wiek XX stijlvol in de annalen van Groningen en de kunsthistorie worden bijge- schreven. Naast het uitstekend verzorgde beeldkatern waarin van alle exposanten een werkstuk in kleur wordt afbeeld (goed voor de verkoopwaarde!), is het boek vooral een ego-document waarin de galeriehouders zich genoeglijk laten bewieroken door een tweetal betrouwbare auteurs. De eerste is eerdergenoemde Friggo Visser. De tweede scribent is, toepasselijk, kunstenaar/pamflettist Diederik Kraaijpoel, die zich in het verleden al vaker een vurig en uiterst leesbaar pleitbezorger heeft getoond van realisme en wat hij zelf ''fictiekunst'' noemt. Wat een ieder ook van Wiek XX mag denken, de galerie met alles erop en eraan is een spraak- makend fenomeen dat diep geworteld is in de Groninger kunst-scene en politiek, en op die plaats een eigen functie vervult. De huidige belangstelling is haar dan ook van harte gegund. Uitein- delijk is het evenwel vooral het hoge kwaliteitsniveau van de Noordelijke realisten dat een bezoek aan deze prestigieuze presentatie zonder meer rechtvaardigt.

Galerie Wiek XX 1977-1992, in de Der Aa-Kerk, geopend van 12 tot 17.30 uur. Op maandag gesloten. De expositie loopt nog tot en met 29 maart.

KUNST

De Nederlandse kunstenaar Armando is in de jaren tachtig bekend geworden met bijna lege vellen tekenpapier waarop met zeer spaarzaam gezette potloodlijntjes en -krasjes op indringende wijze landschappen en bomen gesuggereerd werden. Binnen Armando's oeuvre, dat doordrenkt is van oorlogsherinneringen, waren dit emotioneel beladen werkstukken. Het werk van Carla Spruit lijkt een vage echo van deze tekeningen. Spruits werk wordt echter niet geruggesteund door een imposant uvre waarin haar onderwerpen al concreet zijn uitgewerkt; en haar thematiek blijft zodoende nogal ongrijpbaar. Zij heeft bovendien teveel 'aanduidingen' en vorm nodig om tot een werkelijk boeiend, uitgepuurd beeld te komen. Dat subtiele teveel aan vorm en te weinig aan bevatbare inhoud lijkt mij de reden dat haar werk veelal spanning mist. Ik vermoed dat de onderliggende concepten van Spruit op zich inte- ressant genoeg kunnen zijn; ze moet dan echter nog kariger met de beeldende middelen omspringen en tegelijkertijd suggestiever. Tot en met 29 maart bij De School. (Gerard Lakke)

POP

Wie herinnert zich niet de fabuleuze thunderbirds, de futuristi- sche straalvliegtuigen uit de gelijknamige spannende poppenserie. Minstens zo spannend zijn de Fabulous Thunderbirds uit Austin, Texas. De band van Jimmy Vaughan, de broer van de enkele jaren geleden overleden gitaarvirtuoos Stevie Ray, maakte naam door als begeleidingsband van zo'n beetje alle bluesgrootheden van de laatste jaren op te treden. Hun swingende mix van Texaanse en Louisiaanse bluesstijlen is vooral op het podium spectaculair, met natuurlijk Vaughans gitaar in de hoofdrol. Aanvankelijk genoten de Thunderbirds bekendheid in selecte kring, ondanks het feit dat Nick Lowe als producer optrad. Pas wanneer Dave Edmunds zich ermee bemoeit en de produktie van Tuff Enuff op zich neemt, breken de Texanen door. Zo ver zelfs dat er een nummer van hen in Cocktail (Tom Cruise) werd gestopt. Aanstaande zaterdag in de Oosterpoort zal in de persoon van broer Jimmy even de geest van good old Stevie Ray rondwaren. In ieder geval één reden om te gaan kijken. (Perry ten Hoor)

KLASSIEK

De meeste componisten zijn nog steeds mannen, maar vrouwen kunnen er ook wat van. De Stichting Vrouw en Muziek hield vorig jaar een symposium over de vrouwelijke componist en gaf in samenwerking met het Centrum Nederlandse Muziek een boek uit waarin zes vrouwelijke componisten voor het voetlicht werden gehaald. Stichting Prime heeft al heel wat interessante programma's in Groningen gepresenteerd en heeft nu een heel programma rond de componiste Margriet Hoenderdos in de aanbieding. ''Het gaat mij vooral om de uitsluiting van elke niet-muzikale factor'', zegt Margriet Hoenderdos. In haar composities wil zij geen emoties of opgedane ervaringen verwerken; de muziek moet voor zichzelf spreken. Tijdens het concert gaat haar stuk Augustus 1991, geschreven voor twee pianopartijen waarin de ene partij door een computer wordt bestuurd, in première. Zondagmiddag 22 maart, 15.00 uur, in de Oosterpoort. (Yvonne van den Berg)

FILM

Wie gaat er nu naar een alternatief filmhuis als je ook comforta- bel in een professionele bioscoop kunt zitten? Mensen die de betere Groningse premières willen zien natuurlijk, want daar is in filmstad Groningen in de bioscoop geen plek meer voor. Komende week maar liefst twee premières in het alternatieve circuit. Vera draait op dinsdag 24 maart The Krays van Peter Medak, een alom bejubelde film over de broertjes Kray, die in de jaren zestig leiding gaven aan het Londense misdaadsyndicaat. Aardige jongens wel, voor hun moeder dan. Simplon draait op 26 en 27 maart Texasville van Peter Bogdanovich, het vervolg op de furore makende film The Last Picture Show uit 1971, die op 19 en 20 maart nog een keer wordt vertoond. Dezelfde hoofdrolspelers (Timothy Bottoms, Jeff Bridges en Cybill Shepard) die destijds jong-adolescenten uit de Eisenhower-tijd portretteerden zijn nu te zien in hun midlife-crisis. In de onderlinge verhoudin- gen blijkt niet zo veel veranderd te zijn. (Frank Blaakmeer)

THEATER

De Franstalige Ier Samuel Beckett is een echte minimalist, zijn taalgebruik is uiterst sober. De reacties op zijn werk kun je maximaal noemen: over zijn toneelstuk Wachten op Godot zijn inmiddels boekenkasten vol geschreven. De inhoud van dit stuk uit 1953 is zo simpel, omdat het geen verhaal maar een situatie is: twee zwervers, Vladimir en Estragon, wachten op een zekere Godot, die niet op komt dagen. Heen en weer geslingerd tussen wachten en weggaan, hoop en wanhoop, doden zij de tijd op heldhaftig-humo- ristische wijze. De ontmoeting met Pozzo en diens slaaf Lucky (hoezo gelukkig?) is tragisch en absurd. Omdat Beckett zijn leven lang geweigerd heeft te reageren op vragen omtrent het thema van dit stuk, zijn er ontelbare inter- pretaties ontstaan: verbeeldt het wachten de zinloosheid van het bestaan, moet de mens verlost worden door een hogere macht genaamd Godot of is het leven een leugen en houden wij elkaar voortdurend voor de gek. De Godot-primeur van het Beckettfestival (Den Haag 8/18 april) is bij ons al op 20 en 21 maart te zien in de Stadsschouwburg. (Lida Coumou) Palimpsest was de beeldspraak van George Orwell voor de totali- taire geschiedvervalsing in zijn boek 1984. Palimp- sest is ook de titel van een boek dat kort geleden uitkwam bij de Stichting Mensenrechten over ''de geschrapte geschiedenis''. Het gaat over geschiedvervalsing en de pogingen van regeringen om het collectieve geheugen van een volk te beïnvloeden, kortom: censuur van de geschiedenis. Acht geschiedenisstudenten van de RUG volgden in het voorjaar van 1990 het college 'Censuur van de Geschiedenis' bij Antoon de Baets. Bijna twee jaar later zijn de bijdragen van de verschillende studenten bijeengebracht in druk, met een inleiding van De Baets zelf. Een groot aantal landen, waaronder ook Neder- land en de Verenigde Staten zijn door de studenten bestudeerd. Wordt de geschiedenis gecensureerd, en zo ja, hoe dan? En hoe reageren de historici in kwestie op de controle van staatswege op hun werk? Dat zijn allemaal vragen die in de bundel aan de orde komen. Jammer genoeg zijn de vragen niet in alle artikelen even goed uitgewerkt, maar dat valt te verwachten bij een boek dat gemaakt is door een groep studenten. Niet iedereen kan een briljant historicus zijn tenslotte. Vooral de artikelen die meer dan één land proberen te beslaan, blijven vaak oppervlakkig. De verschillende landen worden onvol- doende in een groter geheel geïntegreerd en dat is jammer. Een artikel over Latijns-Amerika begint heel aardig met een schets van Argentinië en de invloed van het peronisme op scholen. Dit onderdeel is echter kort en de behandeling van andere landen gaat vaak niet verder dan het constateren van aparte gevallen van repressie van historici. Het merendeel van de studies is het lezen echter meer dan waard. Marja Kiel geeft een boeiend beeld van censuur van schoolboeken in de Verenigde Staten. Wie had ooit gedacht dat Robin Hood nog eens verboden zou worden, omdat hij een communist zou zijn? Naast de schoolboeken-problematiek, gaat ze ook in op de McCarthy-periode en concludeert laconiek: ''De historici hadden in principe wel het recht er bepaalde ideeën op na te houden. Alleen werd hun dat recht niet gegund.'' Ook de controle op de geschiedschrijving in de Sovjetunie krijgt uitgebreid aandacht in de bundel. De onzekerheid van de historici omdat ze nooit wisten of hun visie op de geschiedenis bij de volgende partijleider nog wel geoorloofd zou zijn, en de ontred- dering van de bevolking wiens geheugen werd ''gestolen'', worden door Marike Jongman bekwaam weergegeven. Opvallend genoeg zijn het in dit land de romanschrijvers geweest die de zoektocht naar het verleden begonnen. Nog steeds spelen historici in de voorma- lige Sovjetunie een ondergeschikte rol, voornamelijk door het gebrek aan prestige van de historische wetenschap. Zeventig jaar censuur hebben het geloof van de bevolking in de geschiedweten- schap behoorlijk aangetast. Palimpsest biedt aan de ene kant een algemeen beeld van wat geschiedvervalsing inhoudt, terwijl aan de andere kant ook de concrete uitingsvormen goed uit de verf komen. De studenten hebben met dit boek een interessant werkstuk afgeleverd. (Chris- tien Boomsma)

Antoon de Baets e.a. 'Palimpsest, de geschiedenis geschrapt. Over geschiedenis, macht en vrijheid'. Uitgever: Stichting Mensenrechten Noord Nederland 1991. 135 pagina's. Prijs: F 25,-.

'adenken over de politieke en ethische consequenties van de toenemende invloed van wetenschap en techno- logie is te belangrijk om over te laten aan een stelletje filoso- fen of professionele ethici. Juist de betrokken vakwetenschappers zelf moeten daar actief aan meedoen.'' Dat is de overtuiging van dr. Hans Harbers, de coördinator de collegeserie 'kennis, macht en moraal'. Een helder onderscheid tussen wetenschap, technologie en samenle- ving is nauwelijks meer te maken. Een constante toename van de verwevenheid van kennis en handelen is een van de kenmerken van de verwetenschappelijking van de samenleving. Denken en doen doordringen elkaar wederzijds, betoogt Harbers. Voorbeelden daarvan liggen voor het oprapen. ''Neem bijvoorbeeld de F-16 die niet zo lang geleden naar beneden is gestort. Vlak na het ongeluk werd de vraag gesteld naar de oorzaak ervan, een technisch mankement of menselijk falen. Je hoeft die discussie maar vijf minuten te volgen om door te hebben dat het een onzinnige vraag is. In zo'n vliegtuig zijn mens en machine immers volledig op elkaar afgestemd. De piloot is geprogrammeerd op het vliegtuig, en andersom. Het voorbeeld van de F-16 laat zien hoe groot de verwevenheid is van menselijk handelen en technologie.'' De doordringing van wetenschap en technologie in de samenleving is niet exclusief voorbehouden aan de natuurwetenschappen. Juist sociale wetenschappen, economie en bedrijfskunde zijn sterk technologisch van aard, stelt Harbers. ''Stuk voor stuk leveren ze modellen en technieken die ingrijpen in de sociale werkelijk- heid mogelijk moeten maken. Bedrijfskundigen leveren instrumenten waarmee wordt ingegrepen in organisatiestructuren. Medici definiëren wat ziekte is, pedagogen bepalen wanneer er sprake is van zoiets als onderwijsachterstand, en reguleren op die manier gedragingen van mensen.''

Dilemma's

Het idee dat wetenschap de werkelijkheid representeert en de resultaten ervan beschikbaar stelt aan de samenleving, is achter- haald. Wetenschap beschrijft niet alleen de werkelijkheid, ze intervenieert in die werkelijkheid en geeft er actief vorm aan. Het onderscheid tussen zuivere wetenschap en toegepaste weten- schap is weg, zegt Harbers. ''Wetenschappers kunnen dus ook niet meer zeggen: hier is de kennis, doe er maar wat mee. Ze zijn zelf direct betrokken bij de toepassing van kennis en moeten zich rekenschap geven van de effecten van hun handelen.'' Heel duidelijk komt dat tot uitdrukking in de discussies over medische ethiek, die onder geneeskundigen regelmatig terugkeert. Harbers: ''In de handelingspraktijk zelf worden ethische normen steeds weer verlegd. Medici zijn dan nog wel eens geneigd om te zeggen dat de ethische normen maar in het parlement geformuleerd moeten worden. Dank je de koekoek. Dat is een soort van domi- nees-denken, alsof er ergens een beslissende moraal zou bestaan. Naar mijn mening zegt professor Dunning dan ook terecht dat medici zelf zich ook bezig zullen moeten houden met de dilemma's die ze met hun eigen handelen oproepen. Anders neemt een profes- sie niet de medeverantwoordelijkheid die ze wel degelijk heeft.'' De groeiende betrokkenheid van wetenschap op de samenleving roept vragen op over wat precies de maatschappelijke rol van wetenschap is. Waar blijft bijvoorbeeld de leek als meer en meer wetenschap- pelijke experts worden ingehuurd om te adviseren over belangrijke politieke en maatschappelijk vraagstukken? Welke nieuwe vormen van ongelijkheid ontstaan als kennis de belangrijkste produktie- faktor in de samenleving wordt? En hoe springen wetenschappers om met ethische dilemma's die veeleer het resultaat zijn van weten- schappelijke onderzoek, in plaats van dat ze eraan voorafgaan?

Reflexief

Harbers en zijn mede-docent Henk van Luijk zijn van plan deze en andere vragen op hun studenten af te vuren. Daarin worden ze bijgestaan door een vijftal uit alle windstreken opgetrommelde wetenschapsonderzoekers die gastcolleges zullen verzorgen. Door voorbeelden uit verschillende vakgebieden te presenteren meent Harbers dat het college voor iedereen toegankelijk is. ''Dit college is in principe voor iedereen interessant die zich wel eens afvraagt wat in groter verband de betekenis is van zijn eigen vakgebied. Vakwetenschappers moeten zich meer bewust zijn van de actieve rol die ze in de samenleving vervullen. Daarover nadenken is te belangrijk om over te laten aan weer een nieuwe categorie van experts. Reflexief nadenken over het eigen handelen moet onderdeel van het betreffende vakgebied zelf zijn.'' Wat is korfbal? Korfbal is folklore, rond 1900 ontsproten aan de geest van de Zuidhollandse onderwijzer Broekhuysen die zijn gemengde kroost op verantwoorde wijze met elkaar wilde laten sporten. Korfbal is ook de enige sport waarin het Nederlandse team tot ver in de eenen- twintigste eeuw gegarandeerd niet van Duitsland kan verliezen. Korfbal is een beschaafde sport en Nederlandse spelers gedragen zich doorgaans als ambassadeurs voor hun sport. Behalve tegen Belgische teams. Sinds jaar en dag strijden wij met onze zuiderburen om de wereld- titel en in clubverband om de Europese beker voor landskampioenen. De schare liefhebbers die elders in Europa wel eens een balletje door de korf gooit, kan niet tippen aan het hoge niveau van ons en de Belgen. Maar wie mocht denken dat de korfballers in de Lage Landen dus wel op hun lauweren kunnen gaan rusten en stilletjes de buit onderling verdelen, komt bedrogen uit. De Nederlands/Belgische onderonsjes van weleer hebben zich in de jaren tachtig ontwikkeld tot ware veldslagen. De afgelopen Europese bekerfinale was in deze titanenstrijd een voorlopig hoogtepunt. Het Dordrechtse Deetos speelde tegen het Belgische Catba. Met andere woorden: bloed aan de korf. Nou had schoolmeester Broekhuysen, om zeker te zijn van een ''zuivere'' sportbeoefening, het lichamelijke contact tussen spelers al verboden. Bovendien is het korfballers alleen maar voorbehouden spelers van de eigen sekse te verdedigen. Maar bij Deetos-Catba werden al die regels aan de laars gelapt. Mannen werkten vrouwelijke tegenstanders met heupzwaaien de tribune in, verzorgers schopten tegenstanders omver en de spelers lieten elkaar om de haverklap zien wie de langste middelvinger had. De gezellige oerhollandsche sport leek bij vlagen meer op een ordinaire pot ijshockey dan op de van oudsher meest zuivere der zaalsporten.

Afgelopen weekeinde organiseerde de Groninger Studenten Korfbal Vereniging 'Parabool' voor de elfde keer haar internationale toernooi op het Sportcentrum. De beuk er in, dacht ik meteen. Een wedstrijdje tussen Groningen en Leuven of Gent zou garant moeten staan voor een leuke partijtje trek- en hakwerk. Maar dat viel tegen. Het predikaat 'internationaal' heeft in de korfbalsport al erg weinig waarde. Als dan ook nog blijkt dat Belgische studenten amper korfballen, zodat er geen enkele zuiderbuur aanwezig was, is de lol er snel af. Zet een Nederlandse korfballer tegenover een Belg en hij of zij verandert in een schuimbekkend, briesend dier dat alles doet behalve korfballen. Maar staat een Nederlandse student-korfballer tegenover een ander Nederlandse student-korfballer dan geven ze elkaar gewoon een handje. Als een jongen per ongeluk een meisje omver duwt in een sprongduel is hij de eerste die zich veront- schuldigt. Sorry, deed het pijn? Bij Deetos-Catba zou de dader in een dergelijk geval nog even moedwillig over de pols van zijn tegenstander zijn gelopen. Maar bij het studentenkorfbal mag de ongelukkige zich verheugen in de warme belangstelling van acht tegenstanders, allemaal even bezorgd, de een nog sportiever dan de ander. Natuurlijk is het heel gezellig, lekker korfballen met zijn allen, maar waarom verlopen de wedstrijden toch allemaal zo gezapig en zo afgrijselijk sportief? Sport is emotie en strijd, het is toch niet vies om te willen winnen? Ik kan me niet voor- stellen dat de 100.000 (!) leden van het Koninklijke Nederlandse Korfbal Verbond alleen maar uit hun schulp kruipen als ze tegen Belgen spelen. Want, zo bleek afgelopen weekeinde, zelfs voor een wedstrijdje tegen Duitsers lopen Nederlandse studentenkorfballers niet warm. Sterker nog, de Duitsers werden na ieder mislukt schot getroost; schoten ze een keer raak dan kwam het eerste schouder- klopje van de tegenstander. Het korfbal was bovendien van een bedenkelijk allooi. Zelfs de finale van het toernooi was niet om aan te zien, het werd geen moment echt spannend. Heel toepasselijk werd tijdens deze finale de negende van Beethoven gedraaid. Alle Menschen werden Brüder: ongetwijfeld het lijflied van de student- korfballer. Op 28 en 29 maart verdedigt Parabool in het Hongaarse Gödellö haar Europese titel studentenkorfbal. Als er dan geen Belgen meedoen wordt het vast en zeker weer een heel gezellig toernooi, zonder spanning en met een sportieve Nederlandse winnaar.

Alfred Kazemier

De turbulente historie van het molecuul

Pas de laatste jaren is het mogelijk om atomen en moleculen zichtbaar te maken. Tot die tijd moest men zich met denkbeeldige voorstellingen behelpen. Aan ideeën geen gebrek, zeker niet toen een Zeeuwse natuurfilosoof in 1620 als eerste met een soort molecuulbegrip kwam. Dat inspireerde wetenschappers tot tal van theorieën.De Groningse wetenschapsfilosoof Henk Kubbinga bracht de geschiedenis van geluidsmoleculen, organische moleculen en scheppingsverhalen in kaart. Een historie van wetenschappelijke strijd, want niet iedereen liep weg met de Zeeuwse vinding.

Joep Engels

Een filosofisch probleem waar men aan het eind van de zestiende eeuw niet uitkwam. Zaag een stuk hout doormidden en je hebt twee stukken hout. Doe hetzelfde bij een hond en je hebt een dode hond. Geen wereldschokkend onderzoeksre- sultaat maar dat was het vierhonderd jaar geleden ook niet. Alleen had men in die dagen geen verklaring voor de verschillende uitkomsten. Daarvoor waren de ideeën over de opbouw en samenstel- ling van de materie, die volledig stoelden op de klassieke Griekse theorieën, nog te vaag. Een klomp goud was, net als een hond, opgebouwd uit atomen, zeiden de zestiende-eeuwse aanhangers van de atomisten Demokritos en Epikouros. Of de atomen samen een goudstuk dan wel een hond vormden, hing niet alleen af van het soort atomen, maar ook van hun aantal en hun ruimtelijke ordening. Een tweede stroming beriep zich op Aristoteles en was zo mogelijk nog vager. Aan alle materie lagen de vier elementen water, vuur, aarde en lucht ten grondslag en een stof bezat het vermogen om zich in een bepaalde vorm te uiten. Een vorm was een fase in de ontwikkeling naar de meest pure vorm, het goddelijke. IJzer was een stadium in de ontwikkeling van een metaal en zou nog evolueren in koper, zilver en goud. Met deze theorieën moest de wetenschapper aan het eind van de zestiende eeuw de natuurverschijnselen verklaren. Dat kon niet anders dan vaag en algemeen zijn. De gisting van de druiven werd toegeschreven aan het ontwikkelingsproces waarin de vorm 'sap' overging in de vorm 'wijn'. Koeien zetten de vorm 'gras' om in de vorm 'melk'. Zo'n verklaring bevredigde niet echt en hielp de wetenschap niet vooruit. Wat dat betreft hadden de praktisch ingestelde alchemisten, de derde stroming, wel resultaat geboekt, maar ook zij hadden geen bevredigend antwoord voor het probleem van de deelbaarheid gevonden. Of voor de verwante vraag: is er een grens waarbij goud, na nog een deling, ophoudt goud te zijn?

Legeringen

De Zeeuwse natuurfilosoof Isaac Beeckman bedacht omstreeks 1620 een werkbare oplossing. Epikouros had de kosmos in drie niveaus ingedeeld: de atomen, de mensen en de werelden. Beeckman voegde daar een vierde niveau aan toe, dat van de ''homogenea physica''. Deze homogenea moleculen zouden wij zeggen gaven de grens aan van de deelbaarheid. De homogenea goud waren het kleinste goud; het werd pas zichtbaar goud als vele homogenea in een aggregaat bijeen waren. Beeckman kon nu het fenomeen van de legeringen verklaren, de mengsels van goud en zilver of koper en tin (brons). Men beheers- te in die tijd het proces van mengen en scheiden maar dat proces was voor de Aristotelianen onverklaarbaar. In hun visie zou dat een constante voor- en achteruitgang in de evolutie van een metaal moeten zijn maar Beeckman gaf aan dat goud en zilver twee discrete (gescheiden) stoffen waren, op dezelfde manier als honden en katten twee discrete vormen van leven waren. Overigens was er een wereld van verschil tussen Beeckmans idee van een molecuul en het beeld dat de moderne wetenschapper heeft. De homogenea van Zeeuwse filosoof bleven opgebouwd uit vier elementen water, vuur, aarde en lucht en er waren kleine varia- ties binnen één soort mogelijk, ''zoals er ook verschillen tussen mensen of graankorrels waren''. Het concept bood geweldige mogelijkheden. Beeckman kon bijvoor- beeld mooie verklaringen geven voor de werking van geneesmidde- len. De werkzame bestanddelen konden zich, omdat het moleculen waren, losmaken uit het zalfje of drankje en tekorten in het lichaam aanvullen. Zijn geluidstheorie was heel aardig: een muziekinstrument hakte de grote luchtmoleculen in mootjes en strooide die uit over het gehoor. Ook Beeckmans tijdgenoot René Descartes liet zich door het homogenea-idee inspireren. De fantasierijke filosoof kon het net zo goed voor zijn weerkunde gebruiken als voor zijn verklaring van de werking van zuren (een zuur prikte omdat de moleculen spitse puntjes hadden; hoe scher- per de puntjes des te sterker het zuur). Honderd jaar later trok George-Louis Leclerc, graaf van Buffon, de theorie door naar planten en dieren. Men had zojuist ontdekt dat als een zoetwaterpoliep in talloze stukjes was gesneden, elk stukje uitgroeide tot een compleet nieuw exemplaar. Buffon zag een analogie met de goudmoleculen van Beeckman. Blijkbaar zat in elk poliepstukje het hele bouwschema verborgen, net als een goudmolecuul nog de eigenschappen van het edelmetaal had. Buffon doopte de stukjes ''organische moleculen'' en hij wist ze zelfs onder zijn microscoop aan te tonen. Hij liet een stuk vlees een week liggen, loste vervolgens wat schraapsel op in water en ziedaar, onder zijn microscoop krioelde het van de organische moleculen. Daar trapten zijn collega's niet in en ze vielen over hem heen. De organische moleculen raakten in de vergetelheid maar vormden zeventig jaar later de basis voor de celtheorie.

Achterhoedegevecht

Zo ontstond in de eerste helft van de negentiende eeuw de vreemde situatie dat biologen en natuurkundigen de molecuultheorie volledig geaccepteerd hadden maar de scheikundigen nog niet. ''Er bestaat een hardnekkig idee dat de chemici zo'n moeite met de moleculen hadden, dat ze zich ertegen verzet hebben, maar dat is onzin. Het lukte hen alleen niet goed om de atoomgewichten en molecuulformules met elkaar in overeenstemming te krijgen.'' Dr. Henk Kubbinga, een voormalige leraar scheikunde, promoveerde in 1983 aan de RUG op de geschiedenis van het molecuulbe- grip in de zeventiende en achttiende eeuw. In 1988 kreeg hij voor drie jaar een aanstelling als Akademie-onderzoeker met de op- dracht een monografie over dit onderwerp te schrijven waarbij de geschiedenislijn werd doorgetrokken tot het begin van deze eeuw. Kubbinga werkt nu aan de voltooiing van zijn monografie. ''De scheikundigen losten hun probleem in 1860 bij het congres van Karlsruhe op. Daar maakten ze afspraken over de te hanteren atoomgewichten. Toen iedereen met dezelfde standaard werkte, konden atoomgewichten en molecuulformules met elkaar verenigd worden en ging de theorie met sprongen vooruit. Want in hun hart waren de chemici al langer overtuigd van de juistheid van het molecuulbegrip.'' Daarna ontstond volgens Kubbinga pas echt een rare situatie. In de tweede helft van de vorige eeuw lagen veel fysici weer dwars. Zij waren aanhangers van het positivisme en erkenden alleen theorieën die geverifieerd konden worden. En aangezien niemand ooit een molecuul had gezien, vonden zij dat dit begrip niet gehanteerd mocht worden. Het vreemde was dat het positivisme tussen 1830 en 1842 geconstrueerd was door de Fransman Auguste Comte en dat deze Comte zich gebaseerd had op de kosmogonie van Pierre Simon de Laplace. En deze theorie over het ontstaan van het zonnestelsel was een molecuultheorie bij uitstek. Volgens Laplace was er in den beginne een grote gaswolk van moleculen geweest die zich, al draaiend, langzaam had verdicht tot een vloeibare en vervolgens vaste massa van zon en planeten. Volgens Comte had de mensheid diezelfde stadia doorlopen, van een mythi- sche (gas)fase, via een metafysische (vloeistof)fase tot de reële, positieve (vaste) fase. Kubbinga: ''Die anti-molecuul-lobby heeft tot in de twintigste eeuw standgehouden. In 1908 moest Max Planck, een van de grond- leggers van de quantummechanica, zich nog tegen de groep teweer stellen. 'Men kent de profeet aan zijn vruchten', parafraseerde hij de bijbel. Want een lobby die niets anders presteerde dan boeken schrijven tegen een succesvolle theorie, was natuurlijk een achterhoedegevecht aan het voeren.''

Chicano-cultuur verrijkt de samenleving

De 15 miljoen Chicano's in het zuiden van de Verenigde Staten vieren het Columbusjaar met gemengde gevoelens. Enerzijds zijn ze trots op het koloniale verleden waaraan ze de Spaanse taal en hun godsdienst danken. Anderzijds behoren ze, evenals de meeste oorspronkelijke bewoners van Amerika, tot de slachtoffers van het kolonialisme. Als mestiezen, met meer Indiaans dan Spaans bloed in de aderen, zij heersten over een gebied dat zich uitstrekt over de huidige staten Texas, New Mexico en Californië. Tot hun land in 1848 bij de VS werd ingelijfd. Sinds die tijd bevinden ze zich in een minderheidspositie en proberen ze hun eigen identiteit te bewaren, onder andere met behulp van hun eigen cultuur. Deze Chicano-cultuur, een typische exponent van een multi-culturele samenleving, stond afgelopen dinsdag centraal in de oratie van Hub. Hermans, sinds 1990 hoogleraar Romaanse talen en letterkunde aan de RUG. Cultuur, zo stelt hij, is voor de Chicano's niet alleen een artistiek expressiemiddel, maar ook een mogelijkheid tot groepsidentificatie en emancipatie. De Chicano's maken in hun kunstuitingen gebruik van zowel de Indiaanse en Spaanse oerwortels, als van de verworvenheden van de moderne Angelsaksische cultuur. Geslaagde voorbeelden van deze multiculturele aanpak zijn het Spanglish in de literatuur, een originele mengvorm van Spaans, Engels en Chicano-jargon, en de Tex-Mex-muziek, een mix van Mexicaanse 'corrido', rock en country and western. In de beeldende kunst wordt de van de Azteken geërfde traditie van het muurschilderen vermengd met graffiti-kunst. En dan zijn er nog de zogenaamde low-riders, Amerikaanse sleeën uit de jaren vijftig die de Chicano's opsieren met allerlei kleuren en figuren ontleend aan de Mexicaanse folklore. Maar er zijn ook minder geslaagde ontwikkelingen, stelt Hermans. In de literatuur werken veel schrijvers met ideaalvoorbeelden uit een ver Mexicaans verleden of ze dromen van de terugkeer naar Aztlán, ooit het thuisland van de Indianen in het zuidwesten van de VS. Begrijpelijk, vindt Hermans, maar deze schrijvers sluiten wel hun ogen voor de realiteit. Ze vinden het moeilijk te accepteren dat de Chicano's in Amerika gewoon 'Hispanics' zijn en in Mexico als 'gringo's' worden beschouwd en vluchten in een ver ideaal. Doodstaren op de eigen afkomst is in dit geval zinloos, aldus de hoogleraar. Ook voor de Chicano's kan emancipatie maar één ding betekenen: integratie. Hermans breekt in zijn oratie een lans voor de multiculturele samenleving. Hij hekelt de ontwikkeling aan de Amerikaanse universiteiten om aparte onderwijsprogramma's voor negers, Indianen en Hispanics op te zetten. ''Speciale curricula voor minderheidsgroepen dragen het gevaar in zich van eenzijdige studenten die de eigen cultuur tot exclusief domein hebben'', licht hij desgevraagd toe. ''Een dergelijke onderwijsvorm staat integratie juist in de weg.'' Dichterbij huis dreigt een soortgelijke ontwikkeling, constateert de hoogleraar. In het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP) 1991 stelt minister Ritzen voor om de verantwoorde- lijkheid voor de bestudering van moderne vreemde talen in de toekomst bij het thuisland te leggen. Voor de studie van het Frans moet je dan naar Frankrijk en voor Spaans naar Spanje. ''Een ongewenste ontwikkeling'', vindt Hermans. ''Het is juist boeiend om een taal vanuit de eigen cultuur te bestuderen. Culturen moeten niet gescheiden worden, ze moeten elkaar juist beïnvloeden.'' (Guus Termeer)

Foto BERT JANSSEN/Tekst ALFRED KAZEMIER

In april 1991 werden de bedrijfsgroep binnenstad en de bedrijfs- groep preklinisch van de Dienst Huisvesting en Bouwzaken van de RUG samengevoegd tot één bedrijfsgroep. De groep binnen- stad vertrok na een verblijf van zes jaar uit het pand aan de Grote Rozenstraat en zit nu aan de Bloemsingel 9. De kantoorruimte van de bouwkundigen, elektriciens en timmerlui zijn door de nieuwe eigenaar verbouwd en geschikt gemaakt voor particuliere bewoning. De werkplaats en het magazijn zijn niet veranderd en vormen nu de uitvalsbasis van het Groningse perso- neel van aannemer H.J. Havenga uit Garmerwolde. ''Hij heeft het hele spul zo over kunnen kopen.''

Een bevlogen geograaf tussen criticaster en hofnar Het grote gelijk van Jan Dekker

De geograaf Jan Dekker haalt regelmatig de kolommen van deze krant. Gebeurde dat vroeger als kritisch lid van de universiteitsraad en in de hoedanigheid van columnist, tegenwoordig bestookt Dekker de faculteitsraad van ruimtelijke wetenschappen met zijn afwijkende en eigenzinnige opvattingen. ''Om een systeem te laten functioneren zijn ook mensen nodig die oppositie voeren'', licht de geograaf zijn rol als criticaster toe.

Lourens Kluitenberg

De sociaal geograaf Jan Dekker staat bekend als een dwarsligger. Een reputatie die hem wel bevalt. Toen Dekker nog deel uitmaakte van de universiteitsraad spuwde hij regelmatig zijn gal. ''Ik bestreed de tijdgeest en die was links op dat moment. Iedereen vond mij vroeger een rechts mannetje. Maar de tijden veranderen. Als ik nu in de faculteitsraad van ruimtelijke wetenschappen mijn mond opentrek, beschouwt men mij als zeer links.'' Zijn oud-lidmaatschap van de universiteitsraad en zijn huidige lidmaatschap van de faculteitsraad, betekenen niet dat Dekker een hoge pet op heeft van de gekozen raden. Hij vertelt hoe het toe gaat in zijn eigen faculteitsraad: ''Onze decaan, de brave heer Voogd, heeft zijn zaakjes altijd uitstekend voor elkaar. Andere raadsleden daarentegen lezen vlak voor de vergadering hun stukken nog even snel door. Zij zijn geen partij voor de decaan en laten zich regelmatig door hem bij de neus nemen. In de besluitvorming spelen verder allerlei onduidelijke privé-belangen een rol.'' Verwonderlijk is het niet dat het gaat zoals het gaat, vindt de criticaster. ''Men heeft bij de democratisering van de universi- teit eenvoudigweg de zondeval over het hoofd gezien.'' De geograaf mag bij tijd en wijle een roepende in de woestijn lijken, hij houdt vol dat zijn kritiek vaak terecht is. Een voorbeeld. Zeven jaar geleden verkondigde Dekker dat het Groning- se Kernfysisch Versneller Instituut een overbodige luxe was. Vorig jaar werd in een onderzoek geconcludeerd dat twee van zulke instituten in Nederland het andere staat in Amsterdam te veel van het goede is. ''Dan heb ik dus gelijk gehad'', zegt Dekker niet zonder trots.

Hoogleraren

Dekkers huidige onvrede richt zich vooral op zijn faculteitsbe- stuur. Het onlangs aangenomen ontwikkelingsplan, waarin het beleid voor de komende vier jaar is vastgesteld, vindt in zijn ogen geen genade. Het plan houdt volgens hem geen rekening met de toename van het aantal eerstejaarsstudenten. Het hanteert het- zelfde bekostigingssysteem als zeven jaar geleden. Toen stonden echter zestig eerstejaars ingeschreven, terwijl dat er volgend jaar 120 dreigen te worden. Die groei van de studentenpopulatie had het uitgangspunt van de nota moeten vormen. Dekker hierover: ''Het succes van onze faculteit is te danken aan de opvang van onze studenten. Het kan natuurlijk altijd beter, maar vergeleken met studies als economie en rechten is die opvang zonder meer goed te noemen. Nu echter het aantal studenten toeneemt worden daarvoor geen extra financiële middelen uitge- trokken. Een verschraling van het onderwijs is het gevolg. Het sterke punt van onze faculteit dreigt te verdwijnen.'' Dekker noemt als voorbeeld het veldonderzoek voor eerstejaars in Spanje. Doordat het budget daarvoor een vast bedrag is, en de inflatie in Spanje hoog, holt de facultaire bijdrage per student zienderogen achteruit. ''Zo'n onderdeel gaat naar de knoppen, en alleen omdat de faculteit bij voorkeur middelen inzet voor andere zaken dan onderwijs'', klaagt de geograaf. Een van die zaken is het aantal hoogleraren. Volgens het ontwik- kelingsplan moet ruimtelijke wetenschappen meer hoogleraren krijgen. Iets dat Dekker onnodig acht. ''Er is momenteel al te weinig personeel om onderwijs te verzorgen. Het aantrekken van meer hoogleraren maakt de totale formatie alleen maar kleiner. Dat kunnen we ons niet permitteren. Hoogleraren komen mij heus niet assisteren om een excursie goed te laten verlopen. Integen- deel, ze brengen juist extra kosten met zich mee omdat ze zo nodig internationaal indruk moeten maken. Dat is allemaal leuk en aardig, maar het levert weinig rendement voor het onderwijs op.'' Dekkers grote frustratie is dat in het huidige systeem de inspan- ning voor onderwijs niet wordt beloond. Hij vindt lesgeven leuk en neemt een onevenredig deel van het onderwijs voor zijn reke- ning. Dat is echter niet de manier om vooruit te komen op de universiteit. ''Dan kan ik beter thuis gaan zitten en me wijden aan onderzoek'', verklaart de onderwijsman, die nog steeds niet is gepromoveerd. Niet alleen de eigen faculteit is de boosdoener. Ook hogere instanties zoals het universiteitsbestuur en de minister zijn verantwoordelijk voor de afbraak van het onderwijs. ''Aan de top verzint men voortdurend wat. Men kijkt echter nooit naar de kosten die de nieuwe plannen voor de faculteiten meebrengen. En de bijkomende effecten worden verdonkeremaand. Neem nu de inter- nationalisering van de universiteit. Op zich een positieve zaak, want zonder die buitenlandse contacten worden we natuurlijk snel mallotig. Maar de nadelen zijn dat het te veel tijd en geld kost. Drie buitenlandse studenten hebben evenveel aandacht nodig als dertig van ons.'' Het Groningse college van bestuur wil het aantal promoties uitbreiden en vraagt daarom aan de faculteiten meer assistenten in opleiding aan te nemen. Een typisch voorbeeld van dwaze verspilling, vindt Dekker. ''Een normale werkgever stelt alleen trainingsfaciliteiten voor werknemers beschikbaar indien hij weet dat deze bij hem in dienst blijven. De faculteit leidt echter assistenten op om ze later weer als grof vuil bij de weg te zetten. Nogmaals, in de huidige situatie zijn de middelen al krap om onderwijs te geven. Waarom zou je dat geld dan uitgeven aan assistenten die niet opgeleid zijn om les te geven? Deze lieden zijn hooguit geschikt voor het surveilleren tijdens tentamens.''

Noodlot

Als het over onderzoek gaat, spreekt de sociaal geograaf zijn twijfels uit over de dominante onderzoeksorganisatie, die volgens hem een typisch produkt is van de bèta-wetenschappen. ''Bèta-on- derzoek is goed op te delen in hapklare brokken. Daar kun je achter elkaar aio's aanzetten. Bovendien beweert men daar altijd dat iemand die wat belangwekkends verzint, dat voor zijn vijfen- twintigste levensjaar doet.'' Dekker is ervan overtuigd dat maatschappijwetenschappen als sociale geografie een andere benadering verdienen. Daar gaat het immers om geaccumuleerde kennis. Volgens hem is het heel goed mogelijk dat iemand pas op zijn vijftigste in staat is een wetenschappelijke publikatie te schrijven. Een jaar in militaire dienst of werken in de nachtploeg bij de Domo zijn ervaringen waar een toekomstig geograaf iets aan heeft. ''Ach, het is misschien het achterhoedegevecht van een oud fossiel'', relativeert Jan Dekker halverwege het interview zijn eigen optreden. ''Waarschijnlijk heeft de maatschappij helemaal geen belang bij het gezeur van een oude vent als ik.'' Even later zegt hij dat iedere club een hofnar nodig heeft en hij gelooft toch wel dat zijn dwarsliggerij op termijn effect heeft. En voor wie dat mocht denken, niet alles is slecht en fout. De sfeer op de kleine faculteit noemt de geograaf goed. Ondanks het feit dat ze wel eens met elkaar in de clinch liggen, heeft hij een goede verstandhouding met de decaan J.H. Voogd. ''Om het systeem te laten functioneren is iemand nodig die tegengeluiden laat horen. Dat gaat mij gemakkelijk af. Ik heb geen belangen en dus ook geen toekomst. Het is ook maar goed dat de decaan niet mijn negatieve instelling deelt, dan was deze tent waarschijnlijk al lang gesloten. Misschien ben ik wel het noodlot van de facul- teit en is de decaan de redder.''

Bedrijfskunde wil onderzoekschool minder betalen

Na de faculteitsraden van economie en ruimtelijke wetenschappen heeft ook de faculteitsraad bedrijfskunde de plannen voor een gezamenlijke onderzoekschool goedgekeurd. Bij economie zette de raad op 14 februari het licht op groen, bij ruimtelijke weten- schappen op 26 februari en afgelopen maandag volgden de bedrijfs- kundigen. De onderzoekschool, het Groningen Institute for Economic, Organi- sational and Spatial Systems Research, biedt plaats aan 15 tot 25 toponderzoekers en aan 65 à 70 aio's en oio's. In de school is naast plaats voor het toponderzoek ruimte gereserveerd voor de begeleiding van veelbelovende onderzoekers. Met name het onder- zoek van de bedrijfseconomen en bedrijfskundigen, dat door de eis naar toponderzoek buiten de boot dreigde te vallen, past in deze laatste categorie. De bedrijfskundigen hielden tijdens de vergadering de deur naar de totstandkoming van een landelijke onderzoekschool open. ''Op het terrein van onderzoek heeft de landelijke samenwerking met Rotterdam, Twente en Eindhoven de absolute prioriteit'', aldus decaan prof.mr. M.R. van Gils. Maar aangezien de totstandkoming van de landelijke school nog even op zich laat wachten, heeft men bij bedrijfskunde geen bezwaren tegen deelname aan het locale initiatief. Van Gils: ''Voorlopig kiezen we voor én landelijk én locaal omdat je het onderzoek dat locaal ontwikkeld wordt lande- lijk voortgezet kan worden.'' De raad ging overigens niet akkoord met het financieringsvoorstel van de locale onderzoekschool. De bedrijfskundigen en economen moeten volgens plan een bedrag van 400 duizend gulden reserveren voor de opzet van de school, de ruimtelijke wetenschappers een ton. Maar bedrijfskunde en ruimtelijke wetenschappen leveren aanzienlijk minder onderzoekers dan de economen. Decaan Van Gils: ''We willen best betalen, maar dan wel naar rato van het aantal deelnemers. Er moet nog nadrukkelijk onderhandeld worden over de financiën'' (Alfred Kazemier)

Studenten houden liever eigen docent

Het studentenoverleg van de vakgroep Kunst-, Architectuurgeschie- denis en Archeologie (KAA) is ontevreden over de gang van zaken rond een vacature in de vakgroep. Een sollicitatiecommissie heeft voor de functie van een universitair hoofddocent Middeleeu- wen een externe kandidaat aangetrokken. Volgens de studenten waren er intern ook twee zeer geschikte kandidaten, de docenten Bernard Ridderbos en Victor Schmidt. De laatste heeft een voorlo- pige aanstelling die nu verloren dreigt te gaan. Het studentenoverleg heeft een verontwaardigde brief naar de decaan van letteren gestuurd met het verzoek de benoeming te heroverwegen. Ook zijn 115 handtekeningen van protesterende medestudenten verzameld. Een aantal oud-studenten, werkzaam bij het Haags Gemeentemuseum, stuurde een steunbetuiging. Bovendien zal de sollicitatiecommissie om nadere uitleg worden gevraagd waarom voor de externe kandidaat is gekozen. ''Als er nou een of andere beroemdheid was aangesteld, dan zou dat nog te begrijpen zijn'', zegt Corine van den Broek van het studentenoverleg. ''Maar het is naar verluidt een tamelijk onbekend iemand. Zo krijgen studenten steeds weer andere docenten voor hun neus. Terwijl de docenten Ridderbos en Schmidt uitstekend college geven en de studenten goed begeleiden.'' De studenten verwachten overigens niet dat ze met hun protest nog veel kunnen veranderen. ''En het is ook absoluut geen actie tegen de externe kandidaat'', zegt Van den Broek. ''Maar we zullen binnenkort wel actie gaan voeren om Victor Schmidt hier te houden. Die moet blijven.''(Arjan Wildeboer) Na Sharon Dijksma vorig jaar is Rienk Wytse Terpstra (22) de tweede jongerenvertegenwoordiger naar de Algemene Vergadering van de VN die uit Groningen komt. De komende anderhalf jaar met als hoogtepunt een speech in New York is de geschiedenisstudent, ook actief binnen de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen, daar zoet mee. Geen probleem, vindt hij.

''Ik probeer er mijn stage van te maken. Het mag een leuke opstap zijn, maar het is veel belangrijker dat ik mijn idealen misschien een heel klein beetje kan verwezenlijken. Zoals ieder mens op deze aardkloot wil ik ook dat het allemaal beter wordt. Over mijn speech moet ik nog nadenken. Sharon en haar voorgangster hebben het over het milieu en bevolkingspro- blematiek gehad. Een centraal probleem, maar Buitenlandse Zaken vindt het wat afgezaagd. Misschien ga ik het over analfabe- tisme hebben, ook een probleem van de jongere generatie. Ik noem het de hoeksteen van de onderontwikkeling.'' (Ellis Ellenbroek)

Vergissing hoeft beursstudent niets te kosten

De formulieren van de Informatiseringsbank blinken niet echt uit door helderheid. Een foutje is zo gemaakt door een invuller die even niet goed oplet. Tijdelijk een lagere beurs kan het gevolg zijn, want een student die zo'n fout maakt kan die wel herstel- len, maar volgens de Wet op de Studiefinanciering heeft dat geen terugwerkende kracht. Uitspraken van het College van Beroep Studiefinanciering hebben daar verandering in gebracht. Bij een thuiswonende student die via een mutatieformulier een adreswijziging doorgaf maar vergat te vermelden dat hij uitwonend werd, ging de Informatiseringsbank er automatisch vanuit dat de student met het hele gezin meeverhuisde. Zelfs wanneer de ouders in de zogeheten ouderverklaring nadrukkelijk verklaarden dat de student uitwonend werd. De fout herstellen kostte één à twee maanden. Netto resultaat: één à twee maanden een beurs voor thuiswonende in plaats van uitwonende. Het College van Beroep heeft het afgelopen half jaar uitspraken gedaan in zaken waarin bezwaar werd aangetekend tegen deze handelwijze van de Informatiseringsbank. Uit die jurisprudentie blijkt dat vergissingen soms wel zonder financieel nadeel her- steld kunnen worden. Het College stelt dat een adreswijziging als een verzoek om verhoging van de studiefinanciering kan worden aangemerkt. Ook al heeft de student bij het doorgeven van de adreswijziging de vraag naar uitwonendheid vergeten te beantwoor- den of verkeerd beantwoord. Uit later beschikbaar gekomen gege- vens moet dan wel blijken dat de student met het invullen van het mutatieformulier heeft willen aangegeven met ingang van de datum van de adreswijziging niet meer bij zijn ouders te wonen. De Informatiseringsbank heeft haar beleid inmiddels aangepast aan deze jurisprudentie van het College van Beroep. (Laurens Berentsen)

WAO'ers bij bedrijfskunde

ALFRED KAZEMIER

De Faculteit Bedrijfskunde gaat met ingang van het volgende trimester WAO'ers inschakelen voor de surveillance bij haar tentamens. Dit gebeurt op verzoek van het wetenschappe- lijk personeel bij bedrijfskunde, dat nu nog bij toerbeurt toezicht houdt bij de tentamens. ''Binnen de faculteit wordt de surveillance over het algemeen als een te zware last ervaren'', legt dr.ir. P. Terlouw van de vakgroep Informatie en Organisatie uit. Hij maakt deel uit van de wp-fractie die vorig najaar in de faculteitsraad dit probleem aankaartte. ''Enerzijds kost het teveel tijd, anderzijds is de opkomst van studenten bij sommige tentamens zo gering dat we ons wel eens afvragen wat we eigenlijk doen in zo'n grote lege ruimte'', aldus Terlouw. Deze week vinden de onderhandelingen plaats met het uitzendbu- reau, dat de WAO'ers moet gaan werven. De surveillance bij tentamens blijft onder verantwoordelijkheid staan van docenten. Per tentamen zullen naar schatting acht à tien WAO'ers door twee docenten worden begeleid. De directeur beheer bij bedrijfs- kunde, A.J. Middelberg, verwacht dat de definitieve contracten in april getekend zullen zijn. De kosten die aan het plan verbonden zijn vallen mee, aldus Middelberg. ''Nu zitten vijf of zes man wetenschappelijk personeel soms drie uur lang bij een tentamen, dat kost veel tijd en geld.''

Microbioloog wordt tweede PIONIER van RUG

De aanvraag van de Groningse microbioloog dr. A. Driessen voor een PIONIER-subsidie is door het Gebiedsbestuur Biologi- sche, Oceanografische en Aardwetenschappen van onderzoeksfinan- cier NWO uitverkoren. Driessen wordt daarmee na de taalwe- tenschapper dr. J. Hoeksema de tweede PIONIER van de RUG. In 1994 wil NWO twintig van deze ''Persoonsge- richte impulsen voor onderzoekgroepen met nieuwe ideeën voor excellente research'' uitgedeeld hebben. Bij een PIONIER-subsidie gaat het om een jaarlijks bedrag van circa vier ton, voor een periode van vijf jaar. Het doel is om rond een excellente onderzoeker die NWO zelf benadert een nieuwe werkgroep te creëren. Vanwege dat doel heeft NWO de strenge voorwaarde dat de betreffende univer- siteit garandeert dat de groep wordt voortgezet na het eind van de subsidie. De faculteit van W&N en het college van bestuur moeten deze maand nog aangeven hoe ze die garantie zullen geven. De ervaring leert dat bestuurders zo'n subsidie niet aan zich voorbij zullen laten gaan. De microbioloog Driessen wil het transport van eiwitten over celmembranen onderzoeken. Deze selectief doorlaatbare scheidings- wanden van de cel regelen de in- en uitvoer van stoffen. De microbioloog wil weten hoe het selectiemechanisme van de eiwitten in het membraan werkt. Een onderzoek met denkbare toepassingen virusinfecties bijvoorbeeld maar ''voorlopig houd ik me bezig met fundamentele onderzoeksvragen'', aldus een enthousi- ast klinkende Driessen. (Joep Engels)

Allochtone jongeren moeten extra inlotingskansen krijgen

Allochtone jongeren moeten extra inlotingskansen krijgen bij studierichtingen met een numerus fixus. Een ''quotum- regeling'' gaat vooralsnog te ver. Die mening leeft binnen de meeste organisaties van allochtone studenten. Alleen de Turkse studentenvereniging vindt een quotumregeling noodzakelijk. ''Een vergaande maatregel is nodig als compensatie voor de achterstel- ling die allochtonen tijdens hun hele schoolperiode hebben moeten verdragen.''

Allochtone jongeren brengen het nog maar zelden tot het hoger onderwijs. Erg betrouwbare cijfers zijn er niet, want om redenen van privacy willen de universiteiten niet registreren of een student allochtoon is. Volgens het CBS brengt ongeveer een procent van de Turkse en Marokkaanse jongeren het tot een hbo- of universitair diploma, vier procent van de Surinaamse, tien procent van de Antilliaanse en bijna twintig procent van de autochtone jongeren. De vraag of, en zo ja op welke manier, allochtone jongeren een extra duwtje in de rug moeten krijgen speelt dezer dagen in de Tweede Kamer. In het kader van het wetsvoorstel WHW (Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) bespreekt de Kamer twee voorstellen, beide bedoeld om allochtone studenten meer kans te geven op een plaats bij studierichtingen met een studenten- stop. Meest vergaand is dat van Netelenbos (PvdA) en CDA-woordvoerster Boers-Wijnberg. Zij vinden dat de overheid bij zulke studies vijf procent extra plaatsen moet betalen ten behoeve van allochtone studenten. Faculteiten die voor die extra plaatsen in aanmerking willen komen, moeten deze studenten dan wel intensieve begeleiding geven. Minister Ritzen vindt dat te ver gaan: zijn voorstel is om allochtone studenten alleen een dubbele kans te geven bij de loting. Voor extra begeleiding voelt ook hij wel.

Inferioriteit

Het is een discussie die met grote prudentie gevoerd wordt. Want, zoals een zwarte Amerikaanse hoogleraar het laatst in de Volkskrant formuleerde: ''Rond positieve discriminatie hangt altijd de geur van inferioriteit. Alsof we het op eigen intellec- tuele kracht niet zouden halen.'' Ook organisaties van allochtone studenten in Nederland benaderen het onderwerp met de grootste voorzichtigheid en laten zien hoe divers binnen de allochtone groepen de meningen zijn. ''Het is oneerlijk tegenover autochtone studenten en dus ben ik er niet voor'', vindt Gino Boekhout van de Vereniging van Antil- liaanse en Arubaanse studenten. ''Of je een universitaire studie kunt volgen moet alleen afhangen van je eigen kwaliteiten en er hoeft geen verschil te worden gemaakt tussen allochtonen en autochtonen.'' In het ''ideologische spectrum'' neemt Boekhout hiermee de meest behoudende positie in. Angelique Tsang, be- stuurslid van de Vereniging Internationale Studenten Amsterdam, neigt tot een iets verdergaand standpunt. ''Een quotumregeling vind ik te ver gaan, maar voor extra inlotingskansen voel ik wel. Het is een beetje oneerlijk tegenover autochtone studenten, maar als je kijkt hoe de samenleving in elkaar zit, moét er toch wel iets gebeuren. Goed opgeleide allochtonen geven namelijk een goed voorbeeld. Zij kunnen een voortrekkersrol vervullen, de beeldvor- ming over allochtonen veranderen. Dat is ontzettend belangrijk. Daarom vind ik de 'oneerlijke' kant minder belangrijk dan de voordelen.'' Zowel Gino Boekhout als Angelique Tsang verwoorden hun mening aarzelend. ''We willen niet voor de allochtone studenten spreken en we hebben er onderling nog niet goed over gesproken.''

Kansspel

Nazni Turkkol van de Turkse studentenvereniging laat merken, dat zijn vereniging zich wél over de vraag gebogen heeft. ''Wij zijn voor een quotumregeling. Allochtone jongeren hebben vanaf de basisschool tot en met het vwo zoveel hindernissen moeten over- winnen, dat ik een quotumregeling een rechtvaardige compensatie vind. Maar het is wel een tijdelijke oplossing. Op langere termijn is het belangrijk te kijken naar de factoren die alloch- tone kinderen op school belemmeren: positieve discriminatie moet altijd een tijdelijke maatregel zijn.'' Volgens Nazni Turkkol is de zaak zo belangrijk, dat een vergaande maatregel op z'n plaats is. ''Loting blijft een kansspel. Een allochtoon kind dat het vwo heeft afgemaakt en dan door zoiets doms als een kansspel de studie van zijn keuze niet kan volgen, dat vind ik zo zonde. Elke allochtoon die op de universiteit komt is winst, is een voorbeeld voor de anderen. En het argument dat je het dan niet 'op eigen kracht' hebt gehaald vind ik volstrekt onzinnig. Als je ziet welke drempels allochtone jongeren moeten overwinnen! Ze krijgen bijna altijd een lbo-advies na de basis- school en als ze dan via de tussenwegen van mavo en havo einde- lijk aan de poort van de universiteit of hogeschool komen: zouden die doorzetters dat dan niet verdiend hebben?'' De opvang van allochtone studenten is voor de universiteiten nog bepaald geen hot item. In de hoofdlijnenakkoorden met de minister staat wel een afspraak over goede begeleiding, maar vooralsnog heeft het onderwerp bepaald geen prioriteit. ''Op dit punt is geen specifieke actie ingezet omdat de basisattitude binnen de universiteiten positief is en in het algemeen (in kwantitatieve zin) in het wo sprake is van een marginaal pro- bleem'', zo schreef de voorzitter van de VSNU onlangs nog over de ''allochtonenkwestie''. Zo ontwijkend reageren overigens niet alle universiteiten. De KU Brabant biedt de ongeveer honderd allochtone studenten extra faciliteiten zoals hulp bij het zoeken van een kamer, extra studiebegeleiding, extra zomercursussen, alles grotendeels georganiseerd samen met de hogescholen in de provincie. Ook de universiteit van Utrecht, waar binnen de medische faculteit net een intensief begeleidingsproject begonnen is, en de beide Amsterdamse universiteiten gaan wel wat verder dan een ''positie- ve basisattitude''. De Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit werken mee aan een project dat allochtone kinderen al vanaf de basisschool tot betere prestaties probeert te stimuleren. Onder de noemer 'Verzeker je toekomst' werken de twee universiteiten samen met de Amsterdamse hogescholen en een vereniging van basisscholen in de Bijlmermeer. Kern van het project is volgens studentendecaan Van Raamsdonk van de VU een extra duwtje geven aan kansrijke allochtone kinderen. ''Als ze kansen hebben moeten ze die ook grijpen, dát moet er gebeuren. En niet te gauw opgeven als het even niet zo goed gaat.'' Ook binnen dit samenwerkingsverband blijken overigens verschil- lende visies te bestaan op ''positieve discriminatie''. Van Raamsdonk is er tegen (''het probleem ligt in de vooropleiding, niet aan de poort van de universiteit''), maar zijn collega Van Kampen aan de UvA is er voor: ''Een quotumregeling gaat te ver, maar extra inlotingskansen vind ik uitstekend. De voorbeeldfunc- tie van allochtonen op een hoge maatschappelijke positie is ontzettend belangrijk.'' Eigenlijk is er maar één aspect waar alle betrokkenen het over eens zijn: allochtone studenten hebben in elk geval recht op extra begeleiding tijdens de studie. En wel op basis van vrijwil- ligheid, want een student is volwassen genoeg om zelf te bepalen waar hij behoefte aan heeft. Angelique Tsang: ''We zijn al een heel eind opgeschoten als de studiebegeleiding in Nederland überhaupt wat beter georganiseerd wordt, zoals LSVb en ISO ook al jaren roepen. Mijn ervaring is dat allochtone studenten het helemaal niet zo slecht doen, dus ingrijpende maatregelen lijken mij niet nodig.'' (HOP)

' ZULT DIE NACHT wel veel met Vader besproken hebben. De volgende ochtend moesten Jaap en ik onze 'nette kleren' aantrekken. U en vader trokken ook zondagse kleren aan en U kleedde Alex netjes aan. Zo zijn we weggegaan. We gingen onderduiken. We mochten niets meenemen, geen boek, geen speel- goed, geen tas. Alles bleef in huis staan zoals het die avond ervoor gestaan had, zelfs de rugzakken tegen de muur in de gang. We zijn de voordeur van ons huis uitgegaan. Vader trok hem achter zich dicht en we zijn er nooit meer teruggekomen'', schrijft Isaac Lipschits. De gebeurtenis uit de herfst van 1942 staat er feitelijk, haast koel. Zoals ook de avond ervoor, als de ''joden-ophalers'' de Rotterdamse Agniesestraat in komen rijden, met een zakelijke nauwkeurigheid wordt beschreven: ''Het was buiten al donker toen we geschreeuw op straat hoorden. U was de eerste die begreep wat er aan de hand was. Zoals de fotograaf ons voor de buffetkast had opgesteld, zo stelde Vader ons op langs de muur in de gang: U met Alex op de arm, Jaap en ik daarachter. Met de jassen aan en de rugzakken tegen de muur aan de andere kant van de gang. (...) Het verwachte aanbellen bij ons kwam maar niet.'' In het boekje Onbestelbaar tekende Isaac Lipschits de oorlogsgeschiedenis van zijn familie op. In de vorm van een brief aan zijn moeder, met wie hij een veel sterkere band had dan met zijn vader. Het is ''een soort Winst- en Verliesrekening van het geslacht Lipschits en het geslacht Grootkerk'' geworden, schrijft hij. De uitkomst ervan staat vast en laat vooral verlies zien. Maar het wemelt ook van de vragen. Vier jaar zocht Lipschits in archieven, omdat hij zijn bijna negen jaar jongere broer Alex, die zich van de oorlog nauwelijks meer iets herinnerde, een stamboom had beloofd. Hij bleef met vragen zitten. Waarom stelde vader Lipschits zijn gezin op in de gang? Waarom werd er niet aangebeld op nummer 59b? ''Het zal wel altijd een raadsel blij- ven'', stelt zoon Isaac in het literaire vervolg op die stamboom. Ook de doodsoorzaak van zijn vader en moeder, die in 1943 naar Auschwitz werden getransporteerd, blijft duister. ''Ik weet niet hoe ze zijn vermoord'', herhaalt hij tijdens het interview. ''Misschien is mijn vader wel in een steengroeve bezweken, doodgeknuppeld door een Kapo of heeft hij zich in het prikkeldraad geworpen. Misschien heeft moeder wel een hartverlam- ming gehad. De daad van de moord houdt mij niet bezig, alleen het feit dat ze dood zijn.'' En voor het boek, nog geen tachtig pagina's dik, had het allemaal te ver gevoerd: ''Ik wil inzicht geven in de situatie van toen, de mensen een spiegel voorhouden. Maar het gaat om de indruk, niet om exact te zijn, dan wordt het al snel te scriptieachtig.'' Het boekje heeft hij ''zo sec mogelijk'' gehouden. Bij het herschrijven heeft hij nog de nodige bijvoeglijke naamwoorden geschrapt. Om elk risico dat het te sentimenteel werd uit te sluiten. ''Ik zou het heel jammer vinden als mensen medelijden met míj krijgen en zeggen: 'Die arme man, wat zielig nou.' Als ik een beeld moet geven door middel van mijn betraande ogen hoeft het niet.''

HET VERHAAL van het gezin Lipschits is het verhaal van een doorsnee joods gezin in de Rotterdamse Agniese- straat. Vader was marktkoopman. Hij verkocht bananen. Moeder zorgde voor de zes kinderen. Een proletarisch milieu, waarin iedere cent drie keer werd omgedraaid. Met het uitbreken van de oorlog stagneerde de bananentoevoer. Vader ging als standwerker druiven verkopen. Dat ging hem slecht af. ''De grappen die hij op de markt maakte over bananen waren niet grappig als ze over druiven gingen'', zal zoon Isaac in Onbestelbaar schrij- ven. Toen er een marktverbod voor joden volgde probeerde vader Lipschits zijn kostje bijeen te scharrelen in de straathandel, de zwarte handel. Al vroeg was het gezin Lipschits op de hoogte van ''de dingen die Hitler van plan was met de joden''. Oom Piet, een huisvriend, bon vivant en communist, bereidde de familie op het ergste voor. Bij hem doken vader en moeder Lipschits met hun drie nog thuis wonende kinderen onder, in een bovenhuis dat al snel te benauwend bleek voor twee families. ''Oom Piet nam voor ons de beslissing: de vijf gezinsleden Lipschits moesten uit elkaar. Dat was volgens hem bovendien minder gevaarlijk. Hij zou zelf voor andere onderduikadressen zorgen'', schrijft Lipschits. De weigering van zijn ouders om zich als makke lammeren naar de slachtbank te laten leiden, vervult Isaac Lipschits nog steeds met bewondering. Het is de enige passage in het boek waarin de emotie duidelijk doorklinkt: ''Wat een moed om met drie kinderen te gaan onderduiken. Durven kiezen, niet blindelings met de grote stroom meemarcheren, zélf nadenken en niet altijd voor je laten denken. Voor die daad heb ik U beiden nog iedere dag lief.'' Sinds hij zelf kinderen heeft is dat besef alleen nog maar sterker geworden, vertelt hij. ''Ik ben bij de psychiater te- rechtgekomen toen mijn jongste zoon zo oud was als mijn broertje toen hij ging onderduiken en mijn dochter zo oud was als ik. Toen dacht ik ineens: Jezus, stel dat ik nou die twee kinderen aan mensen moest afstaan die ik helemaal niet ken... Dat vind ik zo'n staaltje van moed en van liefde voor het kind.'' Van het gezin Lipschits haalden vader, moeder, drie zonen en een dochter het niet. Slechts de twee jongste zonen bleven over. Isaac die als dertienjarige bij een Fries boerengezin bescherming vond en Alex die, vier jaar oud pas, in Zeeland werd opgevangen. ''Twee van de vijf die samen op weg gingen. Veertig procent. Er zullen vast mensen zijn die vinden dat dat nog best meevalt.'' Isaac Lipschits zegt het met een cynisme dat in het gesprek vaker zal terugkeren. Een cynisme waaronder de emotie schuil gaat.

Na de oorlog verhuisde Isaac Lipschits naar het Joods Jongens- weeshuis in Amsterdam. Hij had het er naar zijn zin en wilde ook Alex naar het weeshuis halen. Dat bracht hem in conflict met het gezin Klompe, waar Alex zat ondergedoken. De Zeeuw Klompe had de jongen als christen opgevoed en wilde dat werk niet zomaar teloor zien gaan. Lipschits: ''Hij zei me: 'Ik heb jouw broertje in huis genomen, hij heeft het hier goed.' Dat kon en wilde ik niet betwisten, hij werd absoluut niet ten nadele van het eigen gezin behandeld. Maar Klompe zei ook: 'Ik ben christen, hij wordt een christenkindje.' Mijn broertje zat op de school met de Bijbel, daar heb ik heel fel tegen gevochten, misschien wel op een onaangename manier. Ik had inmiddels geleerd dat je als jood weerbaar moest zijn, en dat dat alleen kon als je je bewust was van je jood-zijn. Dus ik wilde hem daar weghalen. Ik heb strijd gevoerd met Klompe en met de commissie die speciaal was opgericht voor de joodse oorlogspleegkinderen. Ik wilde mijn broertje bij me krijgen. Maar die commissie hamerde er bij voortduring in: dat kan niet, dat mag niet. Als ik in Zeeland op vakantie ging, kreeg ik de boodschap mee: je moet niet te veel benadrukken dat hij je broertje is, dat is zo verwarrend voor hem. Die strijd heb ik steeds moeten leveren. ''De definitieve klap kwam voor mij toen ik, na verloop van tijd, een brief van Klompe kreeg: oké, je mag hem hebben, als ik mijn onkosten betaald krijg! De Commissie voor Oorlogspleegkinderen zei over die brief: 'Dat is een primitieve uitdrukking van de liefde voor het kind.' Maar daar geloofde ik geen bal van. Ik wist dat die man een vrachtwagenbedrijf wilde beginnen! En hoe dan ook, ik geloof niet dat je na jarenlange strijd zegt: 'Mag ik vangen? Dan mag jij dat jongetje hebben.''' In 1948 trok Isaac Lipschits naar Zeeland om Alex te ontvoeren. Via een smokkelroute wist hij zijn broertje naar Israël te loodsen, waarbij hij dankbaar gebruik maakte van zijn activitei- ten voor de illegale organisatie die joden hielp bij de tocht naar het beloofde land. ''Ik wist die hele weg. En ik had ook geld bij me, tienduizend gulden, hier ingezameld om wapens te kopen. Allemaal illegaal.'' Het was een daad waar hij later spijt van kreeg. ''Het was onverantwoordelijk en onbesuisd van mij om als zeventienjarige een jongen van negen jaar te ontvoeren'', biecht hij in Onbe- stelbaar op. ''De heer en mevrouw Klompe hadden zo'n behande- ling ook niet verdiend.'' Het blijven mensen die hun nek uitstaken door een onderduiker in huis te nemen, licht hij zijn lankmoedige houding toe. ''Hoe naar ik het ook vind wat ze gedaan hebben, het blijven voor mij toch helden.'' Zelf nam Isaac Lipschits na de oorlog als vrijwilliger dienst in het leger dat streed voor de totstandkoming van de staat Israël. Tot hij na een jaar ziek werd en terugkeerde naar Nederland. Broertje Alex, die hij inmiddels uit het oog was verloren, bleef achter. Opnieuw kwam hij in het Amsterdamse weeshuis, waar twee rechercheurs hem arresteerden vanwege de ontvoering van zijn broertje. De rechter toonde zich mild: hij komt er vanaf met een veroordeling tot een jaar voorwaardelijk.

DE OORLOG HEEFT een onuitwisbare indruk gemaakt op de jonge Lipschits. Het is moeilijk voor te stellen hoe uit het onzekere jongetje dat in 1943 als onderduiker in Friesland terechtkwam de latere politiek actieve hoogleraar is voortgeko- men. Voor zijn politiek activisme van vlak na de oorlog wijst Lip- schits op de invloed van Oom Piet, communist, verzetsstrijder en een man van daden. Hij praat nog steeds lyrisch over deze oom, die in werkelijkheid niet echt familie was maar ''de man van de verzekeringen'': ''Oom Piet was heel bijzonder. Hij was heel overtuigd van zijn zaak en fel communist. Aan de ene kant bloed- serieus en tegelijk ook heel gezellig, iemand die van pianospelen hield en van dansen. ''Na de oorlog was hij teleurgesteld. Hij zei steeds tegen me: 'Als er weer oorlog komt, steek ik geen poot meer uit.' Maar ik weet zeker dat hij het toch weer zou doen. Hij vond dat het gewoon was wat hij gedaan had. En hij vond het maar een griezelig verschijnsel dat er mensen geëerd werden vanwege hun verzetswerk. Híj was niet bijzonder, de anderen waren slecht!'' De basis voor zijn latere hoogleraarschap ligt bij het onderduik- gezin in Friesland, waar Isaac de laatste twee oorlogsjaren doorbracht. De jonge Isaac maakte zich geen illusies dat hij zijn ouders nog zou terugzien. Hij stotterde, was onzeker. Maar ergens leefde de grote wens van zijn moeder. ''Zij heeft me altijd voorgehouden: 'Jij moet leren.' Ik beschouwde dat als een op- dracht van mijn moeder. Als het enige dat ik nog voor haar kon doen. Dus als ik thuiskwam uit school ging ik zeer uitvoerig leren. Het zou me niet overkomen dat ik iets niet wist. De hoofdonderwijzer, meneer Groeneveld, heeft mij zijn hele biblio- theek geleend. Ik heb alle Dickens toen gelezen, alles. Hij had ze allemaal. En de krant las ik helemaal, van begin tot het einde. Niks voor een jongetje natuurlijk. De andere kinderen gingen eieren zoeken en slootje springen en wat doe je op het Friese land: schaatsen. Ik ben wel eens de deur uitgeschopt: Ga jij nou ook maar eens schaatsen. Maar 's avonds bij de huistafel zat ik dan weer te lezen of te leren. ''Vóór Friesland bestond het beeld van dat harde werkertje niet. Als kind kon ik dagdromen, heerlijk een beetje luieren bij moeder op schoot. Dan moeder zei: 'Doe je mond eens dicht.' ''Ik vermoed dat het een vlucht was, het verdringen van de angst voor het nietsdoen. Heel lang in mijn leven heb ik dat gehad. Ik heb jarenlang keihard gewerkt; ik was altijd als eerste op het instituut. Het was een obsessie. Pas nadat ik in therapie ben gegaan, ben ik er vanaf gekomen. Nu kan ik op de bank liggen en naar muziek luisteren, maar dat heb ik jaren niet gekund.''

Toen Isaac Lipschits in 1970 aan de Rijksuniversiteit Groningen werd benoemd tot hoogleraar contemporaine geschiedenis luidde zijn nadrukkelijke leeropdracht: de geschiedenis van na 1945. ''De oorlog wilde ik er buiten houden'', verklaart hij. ''Als ik daarover zou gaan praten zou ik ook moeten proberen te begrijpen waarom de Duitsers dat gedaan hebben. Dat wil ik gewoon niet, daar ben ik onwetenschappelijk in. Ik kan het wel bestuderen, maar ik kan er niet objectief college over geven. ''Ik snap niet wat er gebeurd is; wat heeft die mensen bewogen? Bijvoorbeeld Sobibor, waar alléén maar vernietigd werd. Er komt een trein aan en de mensen stappen uit, moeten langs het Levens- pad, zoals dat werd genoemd. Dan gingen de vrouwen in de ene barak en de mannen in de andere. Bij de vrouwen werd het haar afgeschoren en bewaard. Dan kwamen ze eruit, gingen de gaskamer in en dat was het. Een fabriek gewoon om lijken te verbranden. Dat zou ik wel willen begrijpen, maar ik kan het niet. Dat iemand uit jaloezie, uit angst of woede iemand doodsteekt kan ik me nog voorstellen. Maar hoe je duizenden mensen per dag gewoon achter elkaar door, georganiseerd kunt verbranden...'' Lipschits, van oorsprong politicoloog, bleek tijdens zijn hoogle- raarschap in Groningen een gedreven man, die doorzette wat hij eenmaal in zijn kop had. Hij stond aan de wieg van het Documenta- tiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, dat vanwege het ''onwetenschappelijk karakter'' op veel verzet stuitte. Lipschits hield vol, geheel in de geest van de door hem bewonderde oom Piet: ''Die zei: 'Als je wilt dat er iets gebeurt, moet je niet gaan zitten lullen, dan moet je het doen.' Dat heeft me veel problemen aan de universiteit opgeleverd. Onder andere rond het documentatiecentrum. Maar alle mensen die daar toen tegen gestre- den hebben zitten nu wel in de commissie van bijstand.'' Begin jaren zeventig organiseerde Lipschits aan de universiteit debatten met politici als Den Uyl, Wiegel en Aantjes. Het werd hem niet in dank afgenomen. ''Addens (de toenmalige secretaris van de universiteit, EE/GT) vond het geen wetenschap. 'Ja, meneer Addens, het is geen wetenschap, maar artikel 2 van de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs zegt dat de universiteit ook een maatschappelijke taak heeft.' 'Komen er wel mensen?' vroeg Addens dan weer. 'Als er minder dan vierhonderd belangstellenden zijn, moet u de zaal zelf betalen.' Nou er kwamen tweeduizend mensen en we moesten twee voorstellingen houden. Maar die lullig- heid. Daar heb ik geen geduld voor en dat zeg ik dan ook. (cynisch) Daarom ben ik ook nooit decaan geworden. Ik had natuur- lijk mijn mond moeten houden, dán kom je ver.''

Prettige herinneringen aan zijn professoraat zijn er niet veel. Onomwonden stelt hij: ''Ik heb het hier heel naar gehad, het hoogleraarschap heeft mij niet veel vreugde gebracht.'' Prof.dr. I. Lipschits stelde zich vaak compromisloos op en dat maakte hem niet populair in zijn eigen vakgroep: ''Een collega heeft me eens verteld dat mijn staf mij 'de slavendrijver' noemde. Ik zat achter de mensen aan. Ik ben écht onaangenaam geweest. Heb tegen medewerkers gezegd, die zich een tijdje ziek gemeld hadden en dan bruinverbrand terugkwamen: 'En, is de tuin mooi?' Dat had ik niet moeten doen. Dat is mijn stommiteit geweest, echt dom. Ik had moeten inzien dat ik van anderen niet die inzet had mogen ver- wachten, die ik zelf indertijd had. Al was ik mij er toen niet van bewust, dat moet ik er ter verontschuldiging bij zeggen, dat die obsessie om keihard te werken voortkwam uit mijn oorlogserva- ringen.''

OKTOBER 1978 werd Lipschits beschuldigd van ongewenste seksuele intimiteiten. Hij ontkende en ontkent nog steeds ten stelligste: ''Ik heb in de relatie als hoogleraar met geen studente seksueel contact gehad. Wel besef ik dat ik onvoor- zichtig ben geweest in mijn houding. Ik was wat gemakkelijk in de omgang, ging naast iemand zitten, bij iemand zitten. Maar dat iemand door lichamelijke activiteiten een hoger cijfer zou krijgen dan ze verdiende, dat botst toch echt met mijn karakter- structuur! In Amsterdam stond ik bekend als de beul van de faculteit omdat ik zulke lage cijfers gaf. Ik heb toen ook gezegd: waarom kijken jullie de cijferlijsten er dan niet op na? ''Die beschuldiging is nooit hard gemaakt. Er is nooit een officiële klacht ingediend. Ook niet toen op voorstel van mijn advocaat een speciale vrouwenraad is ingesteld. Ik heb overwogen om in de tegenaanval te gaan, maar heb daar uiteindelijk van afgezien. Dat verlies je altijd, je gaat er aan onderdoor.'' Hoewel de affaire hem bleef achtervolgen tot aan het einde van zijn hoogleraarschap is hij niet verbitterd meer, zegt hij. ''Ik was heel dankbaar dat ik in de gelegenheid kwam om er uit te stappen. In november 1990 werd ik 60, dat hield in dat ik op 1 december in de vut kon. Ik heb ervoor gezorgd dat dat ook direct in de nacht van 30 november op 1 december gebeurde. Sinds die tijd voel ik mij bevrijd. Ik ben zó dankbaar voor die bevrijding, dat dat de bitterheid verre overstijgt.'' Waarom heeft u het bijltje er niet eerder bij neer ge- gooid? ''Ik kon mij de weelde niet veroorloven. Dan zou ik vluchten hè. Er heeft bij mij altijd iets meegespeeld van: wat nazi-Duitsland niet kon, kan de universiteit van Groningen zeker niet! Ik zou het mij ook nooit kunnen veroorloven om zelfmoord te plegen, om eruit te stappen. Dat zou ik zo'n verraad vinden tegenover mijn ouders die de moed hebben gehad om mij te laten onderduiken en tegenover die andere zes miljoen.''

IN ONBESTELBAAR licht Isaac Lip- schits zijn moeder in over zijn verdere levensloop. ''Ik heb mijn hele leven lang hard gewerkt en, zoals U altijd wilde, veel geleerd en gelezen. Ik ben zelfs professor geworden. Ik heb twee zonen, een dochter en een kleindochter.'' De balans van zijn leven. Hoogleraar tegen wil en dank. ''Het is natuurlijk niet toevallig dat je door blijft knokken tot je het hoogste hebt bereikt'', zegt hij. ''Maar ik had veel liever op de markt gestaan. En dat was ook heel zeker gebeurd wanneer de oorlog niet had plaatsgevonden. Dan was ik net als mijn vader, mijn grootva- der, mijn overgrootvader en mijn broers marktkoopman geworden.'' Sinds december 1990 heeft de emeritus Lipschits de universiteit nauwelijks nog van binnen gezien. Hij wijdt zich geheel aan het vrijwilligerswerk: adviseur van het Joods Maatschappelijk Werk, cursussen voor maatschappelijk werkers over de opvang van joden met een oorlogstrauma, en voorzitter van de stichting Thuiszorg. ''Ik heb altijd gezegd: als ik met pensioen of met de vut ben, wil ik iets terug doen voor de samenleving.'' Ook al heeft die samenleving het op zoveel punten laten afweten? ''Ik had hoop op een betere samenleving, en daar is niet veel van terechtgekomen. Maar het helpt natuurlijk niet om te zeggen: rotsamenleving krijg de pest, ik ga ook rotdingen doen! Ook voor jezelf niet. Dat is, denk ik, toch weer de invloed van oom Piet. Laat maar zien dat het anders kan.''

Isaac Lipschits, 'Onbestelbaar. Herinneringen in briefvorm', Sdu Uitgeverij, Den Haag, 1992. 72 pagina's. Verkoopprijs F 19,90

Studenten filmgeschiedenis eisen gratis tentamen- briefje `Docent gooit er met de pet naar'

De reader zou in december uitkomen. Tegelijk zou er op de zaal audiovisuele media van de UB een batterij tentamen- vragen ter inzage liggen waaruit voor het tentamen geput zou worden. Studenten filmgeschiedenis I hoefden alleen maar een individuele tentamenafspraak te maken. Maar in januari was er alleen nog maar een verontschuldigend briefje van docent prof.dr. J.W. Drukker. Deze maand verschenen reader en vragen. De studen- ten vinden dat alle grenzen overschreden zijn. Vorige week eisten zij van de examencommissie een gratis tentamenbriefje. De commis- sie weigerde.

Ellis Ellenbroek

Op eigen houtje klagen bij de secretaris van de examencommissie had niets opgeleverd. En dus verzamelden de studenten filmgeschiedenis I (een keuze- of bijvak bij ge- schiedenis) tijdens een protestbijeenkomst, vorige week woensdag, hun klachten over het drie maanden uitblijven van een tentamen. Het ergste vonden ze het dat hun planning in de war werd gestuurd ''omdat een docent het versjachtert''. Documentai- res die ze voor het vak hadden moeten zien, mochten ze wel weer opnieuw gaan bekijken, maar dat vonden de studenten te gek om los te lopen. ''Drukker is zo lui als een varken'', vond een studente die over de kwaliteit van de reader, een paar aan elkaar geniete A-vier- tjes, ook niet bepaald te spreken was: ''Hij zou een heel boek- werk maken, die lul.'' ''Ik wil geen docent die onder een film even naar de kapper gaat'', mopperde een ander. Maar ze besloten het zakelijk te houden (''het is niet aan ons om Drukker terug te fluiten'') én verzochten de examencommissie van geschiedenis, anoniem, om een tentamenbriefje zonder meer. De groep vindt dat zíj aan de verplichtingen voldaan heeft. ''Ik ben het middelpunt van allerlei onlustgevoelens zonder dat ik het zelf weet'', reageert Drukker desgevraagd. ''Een protest- bijeenkomst? Ik was er graag bij geweest.'' ''Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat er organisatorisch het een en ander misgelopen, een gevolg van omstandigheden in de privésfeer.'' Drukker zegt erbij dat hij zich ''ongelooflijk verkeken'' heeft op de tijd die filmgeschiedenis (''Een uit de hand gelopen hobby, maar dat mag geen excuus zijn'') hem kostte. Vooral toen er dit jaar maar liefst tachtig studenten op het vak afkwamen. Volgens de docent waren het overigens die studenten zelf die hem bezwoeren dat ze liever essay-vragen hadden. ''Als privépersoon vind ik het voorstel om een tentamenbriefje te dol om los te lopen. De mate waarin studenten geschaad zijn staat niet in verhouding tot de eis die hier op tafel wordt gelegd. Maar als docent wacht ik natuurlijk op wat de examencommissie zegt.'' ''Het is volkomen terecht dat studenten klagen'', stelt Rob Wagenaar, secretaris van de examencommissie van geschiedenis. Wagenaar trok Drukker al bij de eerste klachten van studenten aan zijn jas. ''Wat dacht u?'' antwoordt hij op de vraag of hij boos is dat er nu pas een reader en een tentamen liggen. Desalniettemin stelde de examencommissie afgelopen maandag vast dat studenten het tentamen gewoon moeten maken. ''Het onderdeel is maar twee punten, veel te klein om een plan- ning in de war te schoppen'', licht Rob Wagenaar toe. Ook de andere argumenten van de studenten overtuigden de commissie niet. Dat het onderdeel binnen twee trimester moet zijn afgerond noemt de secretaris ''onzin'': ''Dat hebben ze niet goed gelezen, dat geldt alleen voor kernvakken.'' En dat documentaires vergeten zijn en opnieuw bekeken moeten worden? ''Het tentamen kan op basis van de reader gemaakt worden. Daarin staan de uittreksels van die documentaires.'' Tot eind mei hebben de studenten de tijd om filmgeschiedenis I af te ronden. Een van de betrokken studenten reageert ''zonder meer gegriefd'' op dat besluit. Hij wijst erop dat de planning van mensen die in augustus moeten afstuderen wel degelijk doorkruist wordt. Wagenaar, luchtig: ''De voorbereiding kost maximaal een week! Voordat je tentamenbriefjes weg gaat geven moet het wel iets erger zijn.''

Geen uitbreiding auditorfonds

MARGRIET VAN LITH

De universiteiten maken zich boos over het plan van minister Ritzen om studenten ook recht te geven op een auditor-uitkering als zij bestuurslid zijn van enige ''vereniging van maatschappelijk belang'' van tenminste honderd leden. Volgens de universiteiten is de regeling niet bedoeld voor ''bestuursle- den van een woningbouwvereniging of sportclub''. Het auditorenfonds is ooit ingesteld voor studenten die om redenen van overmacht niet binnen de gestelde tijd konden afstu- deren. De Harmonisatiewet bepaalt dat inschrijving als student dan niet meer mogelijk is, maar wel als auditor. Dat is echter duurder en geeft ook geen recht op studiefinanciering. Voor gevallen van overmacht hebben alle universiteiten een fonds, dat zij zelf beheren. Aan de RUG kunnen studenten die be- stuursfuncties hebben vervuld bij bepaalde studentenverenigingen en -organisaties of in universitaire bestuursorganen, in aanmer- king komen voor de auditorenregeling. Ook studerende topsporters van de RUG kunnen bij het fonds aankloppen. De laatste tijd wil de minister echter steeds nieuwe categorieën studenten toegang geven tot deze fondsen. Vorige maand opperde hij dat al voor de eerstejaars die onder de ''no show-regeling'' vallen. Nu introduceert hij weer een nieuwe categorie. In een brief aan de universiteiten en studentenorganisaties stelt hij voor, dat ''studievertraging door bestuurslidmaatschap'' niet alleen hoeft te gelden voor studentenorganisaties. Volgens de minister kan bestuurslidmaatschap van elke vereniging ''van maatschappelijk belang'' die groter is dan honderd leden met een auditoruitkering gehonoreerd worden. De universiteiten wijzen deze claim om verschillende redenen af. De regeling is niet bedoeld voor bestuurswerk in een ''woning- bouwvereniging, politieke partij of sportclub'', zo schrijven zij aan de minister. Bovendien krijgen de universiteiten voor nieuwe claims geen extra geld van de minister. Het is kortom het beste om het oordeel over een claim op het fonds maar aan de universi- teiten zelf over te laten. (HOP)

De oorlogsherinneringen van Isaac Lipschits

Isaac Lipschits, emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis, maakt in een literaire brief aan zijn moeder de balans op. De winst- en verliesrekening van zijn familie laat vooral verlies zien. Het verleden bleef hem achtervolgen. ''Het hoogleraarschap heeft mij weinig vreugde gebracht.'' Liever marktkoopman op de middenpagina's

Verslag van een rondlooptentamen bij anatomie /5

De turbulente historie van het molecuul /7

De hofnar en criticaster van ruimtelijke weten- schappen /11

`Studieadviseur is vaak een afdankertje'

Door LOURENS KLUITENBERG ''Na tien jaar weet ik nog niet wat studieadvisering precies inhoudt. Studenten zijn moeilijk te peilen; ik weet niet wat ze van mij verlangen. Uiteindelijk houd ik me dan maar bezig met een soort studieloopbaanbegeleiding'', aldus Karel Labberté, studie- adviseur bij bedrijfskunde. Labberté was vorige week donderdag een van de sprekers tijdens een forum over studieadvisering aan de RUG, georganiseerd door de studentenkiesvereniging Grunk. Labberté maakte duidelijk dat het werk van een studieadviseur er niet gemakkelijker op wordt. De beperking van de studieduur leidt er toe dat studenten zich geen verkeerde keuzes meer kunnen veroorloven. Ondertussen verandert de omgeving van de faculteit steeds sneller. Tel daar dan ook nog eens bij op dat de individu- ele aandacht voor studenten noodzakelijkerwijs beperkt is, en eenieder begrijpt dat er een zware verantwoordelijkheid rust op de schouders van de studieadviseur. Aan welke eisen moet iemand voldoen om deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen, vroegen forumleden en zaal zich tijdens het debat af. Klaasje Dijk, werkzaam bij de Universitaire Gezond- heidsdienst, dacht dat sociale vaardigheden de belangrijkste vereiste zijn. De studieadviseur is in haar ogen het eerste aanspreekpunt voor studenten in moeilijkheden. Uit ervaring wist zij dat de drempel om aan te kloppen voor hulp het hoogst is voor de studenten met de persoonlijke problemen. Daar moet je als adviseur op in kunnen spelen. Een aanwezige sociologiestudente bevestigde Dijks opvatting: ''Mijn studieadviseur kan niet met mensen omgaan. Als ik problemen heb ga ik zeker niet naar hem toe.'' Labberté waarschuwde daarentegen dat een studieadviseur geen hulpverlener moet worden voor van alles en nog wat. ''Een studieadviseur moet zich aan zijn taken houden en vooral goed doorverwijzen'', vond hij. Een andere vraag was of studieadviseurs wel goed zijn voorbereid op hun taak. Kennen faculteiten als bedrijfskunde en rechten professionele studieadviseurs, bij letteren gaat het veelal om een nevenfunctie van de docent. ''Het zijn de afdankertjes van het wetenschappelijk personeel'', klonk het uit de zaal. Labberté noemde het een voordeel dat hij niet uit het wetenschap- pelijk personeel afkomstig is: ''Men ziet mij niet als een concurrent. Als ik een docent confronteer met kritiek krijg ik niet de opmerking terug dat er ook wel wat aan mijn lessen schort.'' Jos Karssies, studieadviseur bij economie, vond de zaal erg kritisch als het om hem en zijn collega's ging. ''Ik vind dat een stuk verantwoordelijkheid bij de studenten zelf ligt'', pareerde hij de kritiek. ''Daar hoor ik vanavond niets over.'' Karssies vertelde regelmatig afspraken met studenten te maken die vervolgens niet komen opdagen. Discussievoorzitter Guus Termeer greep de gelegenheid aan om bij Karssies te informeren naar de invloed van de studieadviseur op de lage rendementscijfers van zijn faculteit. De studieadviseur gaf toe dat die cijfers hem zorgen baren. ''Vroeger accepteerde het faculteitsbestuur zo'n laag rendement zonder morren. Men vond het uit het oogpunt van selectie zelf geen slechte zaak.'' Nu is er een commissie ingesteld, maar het blijkt geen eenvoudige taak te zijn om tot concrete maatregelen te komen. ''De vakgroep bedrijfseconomie ligt nogal dwars'', verzuchtte Karssies. Over één ding waren de studieadviseurs het eens: het huidige onderwijssysteem klopt van geen kanten. Breeuwsma wilde terug naar de studietoelage oude stijl uit de jaren zeventig. Toen was het na één jaar slechte resultaten mogelijk om mensen te laten stoppen met hun studie. ''Zoveel punten, anders ophoepelen'', stelde Breeuwsma onomwonden voor. Labberté toonde zich voorstan- der van een schoolsere aanpak van het onderwijs. Hij vindt het huidige onderwijssysteem maar een raar fenomeen. ''We moeten naar een hbo-systeem. Het is toch te gek dat vanuit Den Haag de regels steeds strenger worden, terwijl binnen de universiteiten zowel student als docent alle ruimte krijgen om naar eigen goeddunken te handelen?''

Henssen zal dossier-Hermans laten rusten

De historicus dr. Emile Henssen heeft verklaard dat hij niet opnieuw vertrouwelijke informatie uit het dossier-Hermans of andere personeelsdossiers zal publiceren. De advocaat van de RUG sommeerde hem om binnen één week een dergelijke verklaring te overleggen. Aanleiding voor de geëiste verklaring was de publikatie van vertrouwelijke gegevens over de wetenschap- pelijke loopbaan van dr. W.F. Hermans in het literair tijdschrift Het Oog in 't Zeil. Henssen had eerder een verklaring ondertekend dat hij dit materiaal alleen voor het gedenkboek Rijksuniversiteit Groningen 1964-1989 zou gebruiken. De neerlandicus Rob Delvigne, die de zaak aan het rollen bracht, noemt de oplossing van de RUG ''een lachertje''. Hij wijst erop dat Henssen het vertrouwelijk archiefmateriaal van de RUG inmiddels zo uitputtend heeft gebruikt, dat de verkla- ring puur een formaliteit is. Delvigne procedeerde vier jaar om inzage te krijgen in het dossier-Hermans. Eind vorig jaar werd hij in het gelijk gesteld; waarna Henssens publikatie hem het gras voor de voeten wegmaaide. ''Met al mijn nette manieren vis ik nu mooi achter het net'', schrijft een gepikeerde Delvigne deze week aan het college van bestuur van de RUG. ''Hens- sen stoort zich nergens aan, publiceert links en rechts en gaat bij herhaling zijn boekje te buiten. Als straf moet hij een briefje schrijven. Triomfantelijk geeft Henssen in zijn stamcafé een rondje. Kortom: u doet er alles aan om onfatsoen te honore- ren.'' Emile Henssen zegt de gevraagde verklaring ''zonder problemen'' te hebben ondertekend. Wel maakt hij een uitzondering voor het persoonsdossier van H.J. Scheltema, hoogleraar Romeins recht en literator, over wie hij begin mei een biografie op de markt brengt: ''Ik heb het college een afschrift van de brief uit 1985 gestuurd, waaruit blijkt dat de toenmalige collegevoorzitter Borgman mij uitdrukkelijk toestemming verleende om het dos- sier-Scheltema te gebruiken. Daar zal men van op kijken.'' (Guus Termeer)

Reorganisatie geneeskunde gaat van start

De vakgroepen bij geneeskunde hebben vorige week officieel opdracht gekregen personeelsplannen op te stellen. Per vakgroep moet een werkgroep voor 15 mei aanstaande een plan opstellen waarin staat welke arbeidsplaatsen er zijn, wie die plaatsen bezet en welke personeelsleden boventallig zijn. De maanden juni, juli en augustus zijn uitgetrokken voor overleg met het perso- neel. Daarna gaat het personeelsplan naar het het college van bestuur, dat nog dit jaar een besluit wil nemen. Vorige week donderdag organiseerde de dienstcommissie van genees- kunde een bijeenkomst over de reorganisatie. Directeur beheer J. Peeters legde nog eens uit dat er tussen de 260 en 290 arbeids- plaatsen van de faculteit overgaan naar het Academisch Ziekenhuis Groningen. Daarnaast worden minstens tien arbeidsplaatsen voor wetenschappelijk personeel en zestig voor ondersteunend en beheerspersoneel opgeheven. P. Jansen, projectleider van de reorganisatie, hield de ruim honderd aanwezigen voor dat helder- heid en zorgvuldigheid belangrijke voorwaarden zijn om de reorga- nisatie goed te laten verlopen. Vanuit de zaal werd daarmee ingestemd, maar daar werd onmiddel- lijk aan toegevoegd dat er nu al dingen gebeuren die niet in overeenstemming zijn met de bepleite helderheid en zorgvuldig- heid. Tijdens de bijeenkomst bleek met name onder de research-a- nalisten die overgaan naar het AZG onrust te bestaan. Het ziekenhuis kent deze functie tot nu toe niet en bij de laborato- ria van het AZG staat eveneens een reorganisatie voor de deur. ''Het overtollige personeel dat naar het ziekenhuis moet, wordt na zoveel dienstjaren door zijn werkgever, de RUG, het bos in gestuurd'', meende een van de aanwezigen. (Laurens Berentsen)

Subsidie voor Biotechcenter op Science Park

Het Zernike Science Park in Paddepoel heeft 3,7 miljoen gulden subsidie gekregen voor de bouw van een Biotechcenter. De subsi- diegevers, het provinciale ISP en het Europese EF- RO, verwachten dat het project de positie van de biotechnolo- gie in Groningen zal versterken en een stimulans is voor de economie van noord-Nederland. Het Biotechcenter wordt een gebouw dat ruimte en laboratorium- faciliteiten zal bieden aan zo'n tien startende bedrijven. Volgens Lex de Lange, directeur van het Science Park, gaat het om bedrijfjes die veelal hun oorsprong vinden in de RUG maar daar uit hun voegen gegroeid zijn. ''Voor hun verzelfstandiging en overstap naar de internationale markt hebben ze net te weinig middelen'', aldus De Lange. ''Ze hebben geïnves- teerd in mensen waardoor de besteding voor gebouwen en uitrusting onder druk is komen te staan. Het Biotechcenter moet zorgen dat ze die stap van universiteit naar markt kunnen zetten.'' Het centrum is nu al grotendeels volgeboekt met biowetenschap- pelijke, biotechnologische en biomedische bedrijven. Een terrein waar noord-Nederland goed op scoort, zegt De Lange. ''De subsi- diegevers hebben zuiver gekeken naar de economische haalbaarheid. Ik kan dus verzekeren dat het stuk voor stuk om winnende projec- ten gaat.'' (Joep Engels)

Rechten en plichten student in statuut

Elke universiteit is voortaan verplicht een Studentenstatuut op te stellen. Daarin worden rechten en plichten van de studenten vastgelegd, zoals die onder andere bepaald worden in de Hoger Onderwijswet en de Wet op de Persoonsregistratie. Het universi- teitsbestuur moet ook zorgen voor de openbaarheid van het sta- tuut, bijvoorbeeld door het ter inzage te leggen op een ''toegan- kelijke plek''. Deze bepaling zal minister Ritzen op aandringen van PvdA en CDA opnemen in de nieuwe hoger onderwijswet WHW. Ook het inmiddels regel geworden overleg tussen minister en studentenorganisaties krijgt alsnog een plek in de WHW. Nu is het al zo dat de minister ongeveer eens per kwartaal overleg pleegt met de studentenorganisaties LSVb en ISO in de Studentenkamer, maar dat overleg was niet in de wet bepaald. Minister Ritzen heeft besloten dat wel te doen. Bovendien regelt hij in deze wetspassage dat de vaste vertegen- woordigers in dit overleg een ''financiële ondersteuning'' krijgen. (Margriet van Lith, HOP)

Veilig verkeer in de simulator

Donderdag 19 maart nam Commissaris van de Koningin Henk Vonhoff de rijsimulator van het Verkeerskundig Studiecentrum officieel in gebruik. Het VSC wil de simulator gaan gebruiken voor gedragsonderzoek in het verkeer. Met behulp van zelf ontwikkelde software zullen de proefpersonen in allerlei kritieke verkeerssituaties worden geplaatst. De onderzoekers kunnen veilig meten hoe autorijders, eventueel onder invloed van alcohol of medicijnen, reageren op drukke kruispunten en onverwachte inhaal- manoeuvres. ''We hebben geprobeerd de omgeving zo natuurlijk mogelijk na te bootsen'', licht Peter van Wolffelaar van het VSC toe, ''en uit de eerste testen blijkt dat de proefper- sonen de simulator als zeer realistisch ervaren. Je weet nooit helemaal zeker of iemand zich hetzelfde gedraagt als in het verkeer, maar die zekerheid hebben ze zelfs bij Mercedes Benz in Berlijn niet. En daar hebben ze de duurste simulator (100 miljoen mark) ter wereld.'' (Joep Engels)

Foto Elmer Spaargaren

Ontwikkelingsplan legt studierendementen vast College houdt vast aan plan om aantal aio's uit te breiden

LAURENS BERENTSEN

Ondanks gemor in de faculteiten, houdt het college van bestuur vast aan het voornemen het aantal assistenten- en onderzoekers-in-opleiding uit te breiden van 650 naar 850. Om tweehonderd extra aio's te kunnen aanstellen, wil het college onder andere het aantal hoogleraren verminderen. Dat blijkt uit het concept voor het algemeen deel van het Ontwik- kelingsplan 1993-1996. Het plan meer aio's aan te trekken, maakte het college al eerder bekend, maar het vond geen enthousiast onthaal in de faculteiten, die er vaste formatieplaatsen voor moeten inleveren. In het ontwikkelingsplan maakt het college van bestuur tweejaar- lijks een soort tussenbalans op. Er staat in grote lijnen in wat er aan de universiteit gebeurt en wat de belangrijkste plannen zijn voor de komende jaren. Naast een algemeen deel levert iedere faculteit afzonderlijk een hoofdstuk in voor het ontwikkelings- plan. Het college grijpt het Ontwikkelingsplan 1993-1996 aan om nog eens een lans te breken voor het opheffen van de ''nogal gekun- stelde scheiding'' tussen de natuurwetenschappelijke en technisch wetenschappelijke studierichtingen. De RUG loopt wat dat betreft met haar technische studierichting als enige algemene universiteit in Nederland internationaal in de pas, vindt het college. Ook over de actuele discussie over de verhouding tussen weten- schappelijk onderwijs en hbo ventileert het college zijn mening. Wezenlijk voor de positie van het wetenschappelijk onderwijs ten opzichte van het hbo is dat het wo opleidingsmogelijkheden biedt voor de meest begaafde studenten en dat het fundamenteel onder- zoek doet, aldus het Ontwikkelingsplan. De conclusie luidt dat het onderscheid tussen universiteit en hbo moet worden gehand- haafd, maar dat dat samenwerking in het onderwijs niet in de weg hoeft te staan. Nieuw ten opzichte van het vorige ontwikkelingsplan is de para- graaf in het onderwijshoofdstuk over studieduur en rendementen. Voor de verschillende jaren wordt aangegeven wat het rendement moet zijn. Studierichtingen die daarbij achterblijven moeten rapporteren hoe dat komt en aangeven wat zij daar aan denken te doen. De paragraaf over studentenvoorzieningen zal bij de Universitaire Gezondheidsdienst met gemengde gevoelens worden gelezen. Onlangs stelde de directeur van de Dienst Studentenzaken, Ger Weening, in een notitie het bestaansrecht van de huisartsenpraktijk van de UGD ter discussie. In het concept-Ontwikkelingsplan worden onder andere de universitaire sportvoorzieningen, de USVA, het Universiteitstheater en zelfs de Stichting Groninger Studen- ten Cabaret genoemd als voorbeelden van wat de RUG voor haar studenten doet. Over de UGD wordt daarentegen met geen woord gerept. In de financiële paragraaf tenslotte spreekt het college nogmaals het voornemen uit een algemene reserve te willen vormen van 25 miljoen gulden. Zo'n reserve past volgens het college bij de toenemende autonomie voor de universiteit, omdat de instelling daarmee minder kwetsbaar wordt voor plotselinge tegenvallers en sneller kan in spelen op nieuwe ontwikkelingen. De komende weken overlegt het college met de faculteiten over het Ontwikkelingsplan 1993-1996. Daarna gaat het plan naar de univer- siteitsraad, die het op 7 mei moet vaststellen.

Een nieuwe vorm van financiering aan de universiteit te G. Hoe minder toch meer werd

De universiteit te G. in de jaren negentig. Na veel denkwerk presenteert de nieuwe rector, de economist Steven Tonnemakers, een andere vorm van financiering die de kwaliteit moet bevorderen: de inverse-financiering. Hoe meer gezakten voor de propaedeuse, hoe meer geld! En zo ontstaat er te G. een echte topuniversiteit. Door J.E. ELLEMERS De universiteit in de provinciestad G. groeide gestaag. Toen aan het eind van de jaren zestig het aantal studenten de 10.000 passeerde en de universiteit te G. tot een van grotere van het land werd gerekend, ging men zich bezinnen op het ''wezen'' en de ''eigenlijke taak'' van de universiteit. Velen vonden in die jaren dat het in ieder geval níet was dienstverlening aan de ''bestaande structuren'' en nog minder het bevorderen van ''pres- tatiedrang'', maar dat maatschappijkritiek en ontplooiing van het individu voorop dienden te staan. Er waren zelfs studierichtingen waar jarenlang niemand afstudeerde. Maar slechts weinigen vonden dat vreemd. Want, zo redeneerde men, de hoofdzaak was toch dat men creatief bezig was. In de jaren tachtig brak echter de nieuwe zakelijkheid door. Er moest nu voortaan geproduceerd worden en van alles moest meer: meer afgestudeerden, meer proefschriften, meer assistenten-in-op- leiding, meer onderzoekers-in-opleiding, meer publikaties kortom, meer output. De universiteit, die haar naam nu cursief ging schrijven, moest een nieuw imago krijgen en in de zelfde periode dat de communistische planeconomie in Oost- en Midden-Eu- ropa op zijn laatste benen liep, werd het aan de universiteit opnieuw aangeprezen; compleet met targets, streefcijfers en output-contracten. Maar er ging opnieuw een andere wind waaien toen in het begin van de jaren negentig een nieuwe rector aantrad: de economist Steven Tonnemakers, die de onzin van de planeconomie maar al te goed kende. Hij begon met zijn collega-bestuurders mede te delen dat hij minstens één dag per week thuis zou blijven; niet om stukken door te nemen, maar om na te denken over de toekomst van de universiteit. Dat vond men vreemd. Maar nog vreemder vond men dat dit nadenken leidde tot heel andere opvattingen over de universi- teit. Zo realiseerde de rector zich dat output en 'meer' niet automatisch betekende meer kwaliteit en beter onderzoek. Als de universiteit meer proefschriften eiste, bestond het gevaar dat er meer flodderwerk zou worden geproduceerd of dat promotoren in arren moede zelf maar de proefschriften van hun promovendi gingen schrijven. Dat was overigens geen nieuw verschijnsel. Al in de jaren dertig werd van de Utrechtse indoloog Gerretson (ook bekend als de dichter Geerten Gossaert) beweerd dat de meeste onder zijn leiding tot stand gekomen proefschriften (deels) door hemzelf waren geschreven. Het excuus was dat de meeste toenmalige Indi- sche ambtenaren tijdens hun Europees verlof vaak te weinig tijd hadden om het proefschrift helemaal te voltooien. De rector bedacht verder dat befaamde geleerden als de historicus Huizinga, de geoloog Kuenen of de etholoog Baerends ook niet aan voorwaardelijk gefinancierde onderzoekprogramma's hadden deelge- nomen of omringd waren door stoeten aio's en grote aantallen promovendi, maar dat zij misschien juist daarom toch uiterst belangrijke bijdragen hadden geleverd aan de ontwikkeling van de wetenschap. Hij stelde dan ook een andere vorm van finan- ciering voor, niet gebaseerd op aantallen en kwantiteit, maar op kwaliteit.

Perverse effecten

Om het selectieve karakter van het eerste studiejaar te onder- strepen, werd begonnen met de inverse-financiering van het propaedeuse rendement. Dit hield in dat faculteiten en studie- richtingen voortaan werden gefinancierd op basis van het percen- tage afgewezen propaedeuse-studenten. Hoe meer gezakten voor de propaedeuse, hoe meer geld. Na verloop van slechts luttele jaren daalde zo het aantal doctoraalstudenten drastisch. Slechts de besten bleven over, die vervolgens vlot afstudeerden, zodat het ''rendement'' hier niet meer gemeten hoefde te worden en ook geen rol meer speelde in de financiering. De inver- se-financiering van de propaedeuse leverde zoveel geld op, dat de doctoraalstudies hier makkelijk uit bekostigd konden worden. Dit leidde aanvankelijk wel tot enkele merkwaardige niet-voorzie- ne ontwikkelingen, of zoals psychologen het noemen perverse effecten. Uit het hele land lieten tienduizenden abitu- riënten zich als eerstejaars student inschrijven aan de universi- teit (nog steeds cursief geschreven) te G. Het bleek zelfs dat sommigen het belangrijker vonden een onvoltooide propaedeuse-stu- die te G. te hebben gevolgd dan een doctoraalbul van een andere universiteit te bezitten. Zoals eens in de Britse koloniën academische dropouts op hun visitekaartje achter hun naam lieten drukken B.A. Oxford (failed), zo liepen er in Nederland mensen rond die zich er op lieten voorstaan gezakt te zijn voor de propaedeuse van de universiteit te G. Dat was tenminste íets. Er waren ook andere, minder perverse, effecten. Niet alleen daalde het aantal doctoraalstudenten te G., maar eenmaal afgestu- deerd bleken zij zeer in trek te zijn bij de rechterlijke macht, in de gezondheidszorg, bij de overheid en in het bedrijfsleven en zelfs als junior docenten aan andere universiteiten. Zo daalde ook het aantal aio's die trouwens spoedig gio's werden genoemd: geleerden-in-opleiding en op den duur vonden er veel minder promoties plaats. Aan het begin van de 21e eeuw waren er jaarlijks nog maar zo'n tien promoties aan de universiteit te G. Maar als er dan gemiddeld eens in de maand een proefschrift werd verdedigd, dan was het meestal wel een bijzondere gebeurte- nis. Van heinde en ver kwamen gerenommeerde geleerden naar G. om als lid van de promotiecommissie of gewoon als toehoorder aanwe- zig te zijn en met eigen oren de briljante verdediging van de aanstaande doctor aan te horen.

Steekspel

Sommigen reserveerden al maanden van tevoren een plaats in de aula. Voor de niet gereserveerde plaatsen op de achterste rijen in de aula, stonden mensen soms de avond van te voren al geduldig in de rij buiten het Academiegebouw; om het intellectuele steek- spel maar niet te missen. Regelmatig werden promoties integraal over de televisie uitgezonden. Want wat er in die proefschriften uit G. stond, was meestal nieuws! Verschillende promovendi waren vaak ook al lang voor de datum van hun promotie verzekerd van een hoogleraarschap aan een andere universiteit. Inderdaad, aan een andere universiteit. Want volgens de eveneens ingevoerde ''anti-inteelt clausule'' mochten afgestudeerden de eerste tien jaar na hun promotie niet aan de eigen universiteit worden benoemd. Kortom, zonder public relations en opschepperige publikaties over output en ''grensverleggend onderzoek'' was de universi- teit (nu niet langer meer cursief geschreven) te G. een échte topuniversiteit geworden, die zich slechts hoefde te meten met enkele andere universiteiten in de wereld. Minder was toch meer geworden. Slechts weinigen hadden in de gaten dat 'inverse financiering' slechts een ander woord was voor wat universiteiten als Cambrid- ge, Oxford en Harvard al jarenlang in praktijk brachten.

Prof.dr. J.E. Ellemers is als hoogleraar sociologie verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen

Professor S. heeft een conflict met de drie docenten van zijn vakgroep. Het gaat om de volgende kwestie. Er is een afspraak gemaakt tussen twee universiteiten over de verdeling van de onderwijstaken: de propaedeusestudenten krijgen les van S. en zijn vakgroep aan universiteit A, de doctoraalstu- denten krijgen les van een vakgroep aan universiteit B. De drie weigeren uitsluitend propaedeuse-onderwijs te geven. Daar zijn ze niet aan gewend en daar willen ze ook niet aan leren wennen. De colleges van bestuur van A en B proberen te bemiddelen, maar het drietal speelt het hard en krijgt tenslotte geheel en al gelijk van de ambtenarenrechter.

Dit waargebeurde, recente voorvalletje geeft de Rotterdamse hoogleraar economie E.J. Bomhoff een aanleiding tot een kritische beschouwing in het NRC-Handelsblad, onder de titel 'Universitair onbestuur' (16 maart 1992). De gebeurtenis interesseert me niet. Het gaat me om het commentaar van Bomhoff, die collegiaal de zijde kiest van professor S. en zich keert tegen wat hij noemt ''zijn drie medewerkers'', ''de drie juni- ors'', ''het drietal'', ''de luie meerderheid van zijn vak- groep'', ''deze geleerden'', ''het hardnekkige drietal'' en ''de drie dwarse doctorandussen''.

Het punt dat Bomhoff wil scoren betreft niet deze bijzondere kwestie, maar de algemene zaak van het universitaire (on)bestuur. ''Zij waren met drie; de hoogleraar stond alleen en volgens de wet beslist de meerderheid'', schrijft hij. Dit zou niet deugen: ''Zo kan iedere professor worden weggestemd in de vergadering van zijn vakgroep, omdat daar de nieuwe doctorandus (laat staan de oude doctorandus) een even zware stem heeft als de ervaren docent of de gerenommeerde onderzoeker.'' Als u nu nog niet begrijpt hoe de wind waait: ''De salarisschalen zijn ver- schillend, maar de vergadering van de vakgroep beslist bij eenvoudige meerderheid van stemmen.'' Dit feit zou frustrerend zijn voor de universiteitsbestuurders, die in zulke conflictsitu- aties niets kunnen uitrichten.

Het is volgens Bomhoff allemaal de schuld van een wet ''die boven de perfecte democratie van de vakgroep geen mechanisme stelt waarmee bestuurders bij misbruik kunnen ingrij- pen. Jammer voor de studenten; zonde van al dat belastinggeld.'' Scoort Bomhoff zijn punt? Nee. Hij heeft ongelijk, zijn verhaal stinkt bovendien. Bomhoff mag best de tijdgeest volgen, de reactionair uithangen en tegen de gedemocratiseerde leerstoel pleiten (Zat hij niet ooit in de Studenten Vak Beweging? Zit hij niet in de PvdA-denktank?). Want wees maar eens hoogleraar, heb daarom dus altijd gelijk, maar krijg het niet van je stupide vakgroep. Dan ben je toch een lul (m/v).

Bomhoffs genuanceerde alternatief is dat van een gewogen stemming. De best betaalde stem weegt het zwaarst, ook zwaarder dan de optelsom van de minder gesalarieerde stemmen. In dezelfde situatie is dan het drietal natuurlijk altijd de lul, maar dan hadden ze ook maar meer moeten verdienen. Bomhoff vindt het ook bedenkelijk dat de ambtenarenrechter een college van bestuur voor de voeten kan lopen: ''Geen wonder dat het parool aan de universiteiten luidt: 'Wees voorzichtig met de niet-func- tionerende collega's, want ze hebben een sterke positie bij de ambtenarenrechter.''' Merk op dat het hardnekkige drietal nu model staat voor alle ''niet-functionerende collega's''.

Een troost voor Bomhoff, en voor sympathiserende zeikerds: ook tegen dit soort gelul is wettelijk niets te onder- nemen.

RON VAN ZONNEVELD

`Ze denken dat het huis vol kinderen zit'

In viereneenhalf jaar tijd rondde Nomdo Jansonius twee studies af, natuurkunde en medicijnen. Nu is hij onderzoe- ker-in-opleiding bij de vakgroep Biofysica en loopt hij co-schap- pen. Een drukke aangelegenheid want Jansonius is bijna een derde deel van zijn tijd kwijt aan het op elkaar afstemmen van beide studies.

Lourens Kluitenberg

Nomdo Jansonius vertelt over zijn keuze voor natuurkunde en medicijnen: ''Ik vond natuurkunde een leuk vak op de middelbare school, maar na een paar maanden studeren kreeg ik het idee, dit is het niet alleen. Omdat het functioneren van het menselijk lichaam mij mateloos boeit, leek geneeskunde een aardig alterna- tief.'' Jansonius moest een jaar wachten voordat hij werd inge- loot. Dat deed hem besluiten de propaedeuse van natuurkunde af te maken. Eenmaal met geneeskunde begonnen, beantwoordde die studie ook niet helemaal aan zijn verwachtingen. ''De manier waarop men geneeskunde onderwijst, viel me helaas wat tegen'', zegt hij achteraf. ''De stof wordt in grote hoeveelheden gepresenteerd en het gaat vaak alleen om de kennis, niet om het inzicht. Ik deed in het eerste jaar geneeskunde nog wat vakken bij natuurkunde en dacht, laat ik beide studies maar combineren. Natuurkunde ging mij gemakkelijk af. Je leert daar steeds de vraag te stellen, hoe zit iets in elkaar en waarom zit het zo. Die vraag moet je bij medicijnen niet te vaak stellen, dan wordt die studie namelijk heel vermoeiend.'' Momenteel is Jansonius onderzoeker-in-opleiding bij de vakgroep Biofysica. De vakgroep houdt zich bezig met onderzoek naar het functioneren van zintuigen. Jansonius' specialisme is de werking van het oog. ''Een oog vangt licht op, zet die informatie om in elektrische signalen en zendt deze signalen naar de hersenen'', legt hij uit. ''Het gaat mij vooral om de zenuwcellen, neuronen genaamd, die het transport tussen oog en hersenen verzorgen. Mijn onderzoeksvraag is hoe je die informatie op de meest efficiënte wijze kunt transporteren.'' Daarnaast staat Jansonius ingeschreven als tweede-fase-student bij geneeskunde en loopt hij deeltijd co-schappen in het Acade- misch Ziekenhuis Groningen. De deeltijd co-schappen zijn nog een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Aanvankelijk stuitte de intro- ductie van dit fenomeen op nogal wat verzet in het traditionele medische wereldje. Een arts diende immers continue aanwezig te zijn om voor de patiënten te zorgen. Jansonius vertelt dat deze stelregel voor co-assistenten niet opgaat. ''Als co-assistent verander je om de twee weken van afdeling. Dan blijkt dat iedere afdeling zijn eigen spelregels kent. Voordat je door hebt hoe zo'n afdeling functioneert ben je alweer verdwenen. Van continue patiëntenzorg is dus helemaal geen sprake.'' Jansonius ziet juist een voordeel in de deeltijdcoschappen. ''Ik blijf meestal iets langer, drie of vier weken, op een afdeling. Dat stelt mij beter in staat om het ziektebeeld van een patiënt te volgen.'' Drie dagen in de week is hij nu in het AZG. De andere dagen werkt hij aan zijn onderzoek. ''Als ik vertel dat ik deeltijdco ben, moet ik iedere keer weer uitleggen wat dat inhoudt. Daar word ik wel eens moe van. De meeste deeltijdco's zijn studenten die een gezin hebben. De mensen op het ziekenhuis denken dan ook dat ik het huis vol kinderen heb.'' Over de combinatie van beide studies is Jansonius goed te spre- ken. Door zijn ervaring met natuurkunde kon hij gemakkelijk ordening in de tentamenstof van geneeskunde aanbrengen. ''Ik weet hoe ik schematisch gericht moet leren. Daardoor hoef ik ook minder tijd aan tentamens te besteden dan de gemiddelde stu- dent.'' De toekomstplannen van de dubbelstudent staan nog niet vast, maar een baan met een deel patiëntenzorg en een deel fundamenteel onderzoek lijkt Jansonius wel wat. ''Mijn aanstaande promotie bij natuurkunde is echter geen garantie dat ik later als medisch specialist aan de slag kan. Dat hangt van veel meer factoren af.''

Help de GroenE Overheidspartij van de grond

Alle uitkeringen naar bijstandsniveau. Alleen ontwikkelingshulp die ecologisch verantwoord is en de bevolkings- explosie tegen gaat. Een sterke overheid... Begin dit jaar lanceerde Ronald Katee, oud-student van de RUG, het plan voor een nieuwe politieke partij. De GroenE Overheidspartij (GEO) moet rechts én groen bij elkaar brengen. Inzet: minimaal één zetel bij de volgende Kamerverkiezingen.

Guus Termeer

Ronald Katee spreekt van een eenmansactie. Natuurlijk sprak hij zijn ideeën door met een paar vrienden, maar uiteindelijk trok híj de stoute schoenen aan en zette zijn politieke uitgangspunten op papier. ''Help Groen Rechts van de grond'', stond er boven het pamflet dat hij begin dit jaar uitdeelde tijdens een congres van het Wereld Natuur Fonds. Het leverde de historicus, die vorig jaar zijn studie aan de RUG voltooide, voornamelijk negatieve reacties op. Daar heb je weer zo'n ''ecofascist'' kreeg hij te horen. Vandaar dat zijn pamflet nu een meer neutrale kop draagt: ''Help GEO van de grond!''. Het manifest presenteert het ideeëngoed van de GroenE Overheids- partij. Een partij die, zoals de naam al doet vermoeden, de zorg voor het milieu combineert met een sterke overheid, die staat voor daadwerkelijke naleving van milieuwetgeving. Te lang was het groene denken het primaat van links, stelt de GEO. Het is de hoogste tijd dat er een partij komt die, los van de bestaande ideologische rimram, duidelijke keuzes durft te maken. ''Je hebt wel partijen die het milieu voorop stellen'', licht Katee toe. ''Maar die halen er dan weer van die linkse stokpaardjes bij. Groen Links trekt in het laatste verkiezingsprogramma 37,5 miljard uit voor het sociaal beleid en slechts 5,5 miljard voor groen beleid. Dat zou ik dus omdraaien. Groen Links heeft boven- dien een veel te wollig mensbeeld. Ik heb niet zo veel vertrouwen in het goede van de mens. Wil je werkelijk iets voor het milieu doen, dan zul je de bewegingsvrijheid van mensen moeten inper- ken.'' Groen Links is je te sociaal? ''Laat ik voorop stellen dat ik geen asociaal beleid voorsta. Maar het huidige sociale beleid in Nederland berust te veel op korte-termijndenken. Met als gevolg een enorm financieringste- kort. De rente die we over onze staatsschuld moeten betalen vormt de op twee na grootste post op de rijksbegroting. Dat is wegge- gooid geld. De regeringspartijen zullen impopulaire maatregelen moeten nemen om die schuld terug te dringen. Maar ze durven dat niet. Zeker niet nu de PvdA zo'n dreun kreeg vanwege de slechte presentatie van de WAO-plannen.'' De GEO wil stevig bezuinigen, lees ik in het pam- flet, en schopt daarbij tegen de heilige huisjes van links en rechts. Een ministelsel voor de sociale zekerheid. Geen over- heidsgeld voor bijzonder onderwijs. Afschaffen van huursubsidie en fiscale bevoordeling van huiseigenaren. Minder geld voor kunst en ontwikkelingshulp. Wie denk je op zo'n divers programma mee te krijgen? ''Mensen die genoeg hebben van het bestaande politieke spel. Die het algemeen belang voorop stellen en het milieu niet onderge- schikt maken aan een of ander deelbelang. We staan voor grote mondiale problemen, en als klein dichtbevolkt land kunnen we een goed voorbeeld geven.'' Door de grenzen voor alle migranten te sluiten, bijvoor- beeld? ''Dat is inderdaad een gevoelig punt in ons programma. Ik ben me er ten volle van bewust dat mensen in landen als Ethiopië het slecht hebben. Toch zullen we keuzes moeten maken. Ik besef dat het besluit om de grenzen te sluiten inhumaan is. Maar 20 miljoen Nederlanders, dat kan toch ook niet?'' Een ander gevoelig punt is het terugschroeven van de ontwik- kelingshulp. ''De fout zit 'm er in dat wij onze consumptiemaatschappij aan de rest van de wereld als voorbeeld hebben gesteld. De Westerse landen bemoeien zich veel te veel met de Derde Wereld. Neem nu het mensenrechtenbeleid. Dat is tamelijk hypocriet, vind ik. Moeten wij ons bemoeien met de opbouw van democratieën daar? Die mensen hebben wel andere problemen aan hun hoofd.'' Dat klinkt als een pleidooi voor autonome ontwikkeling van Derde-Wereldlanden. Tegelijkertijd stelt de GEO zich paternalistisch op: ontwikkelingshulp mag alleen gegeven worden als het ecologisch verantwoord is en de bevolkingsexplosie tegen gaat. Dat is toch inconsequent? ''Daar zit wel een spanning, ja. Eigenlijk zouden we ons terug moeten trekken uit de Derde Wereld, ware het niet dat de ecologi- sche problemen de hele planeet betreffen. Via een organisatie als de Verenigde Naties zullen we ons soms toch met de Derde Wereld moeten bemoeien. Voor mij is het een schrikbeeld dat de mensheid op een gegeven moment niet meer te voeden is. Daar moet je iets aan doen.''

De wapenfeiten van de GEO zijn vooralsnog bescheiden. Ronald Katee kreeg een minuut spreektijd in het televisieprogram- ma Service Salon (een soort sprekershoek), met als resultaat: één positieve reactie van een groepje mensen uit Oldenzaal. Korte interviews voor het Nieuwsblad van het Noorden en Radio Noord leverden eveneens één positieve reactie op. Heeft het dan nog zin om door te gaan? ''Volgens mij is de respons zo laag omdat ik me op de verkeerde doelgroep heb gericht. Mijn hoop is nu gevestigd op studenten en wetenschappers. Van hen verwacht ik een duidelijke betrokkenheid bij de milieuproblematiek en een zekere know how. Boven- dien zitten studenten nog niet in de tredmolen van een beroeps- carrière en kunnen ze zich echt inzetten voor een politiek ideaal. Mijn idee is simpel: een groene partijen voor niet-linkse mensen. Daar moet toch een markt voor zijn?''

Kousbroek over 'Het Oostindisch kampsyndroom'

Rudy Kousbroek schreef met 'Het Oostindisch kampsyndroom' een bestseller. De schrijver was vorige week vrijdag op uitnodiging van boekhandel Scholtens Wristers en Studium Generale te gast in Groningen, waar hij 's avonds in de Aula van het Academiegebouw geïnterviewd werd en voorlas uit eigen werk. Wat maakt 'Het Oostindisch kampsyndroom' tot zo'n succes, vroeg IKON-programmamaker Wil van Neerven zich af alvorens Kousbroek te interviewen. Het boek is geen roman, het is een bundel van eerder gepubliceerde essays en het gaat over de Nederlanders in Indië vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Een onderwerp waarvoor buiten de kring van degenen die na de oorlog Indonesië verruilden voor Nederland, hier nauwelijks belangstelling bestaat en ook nooit bestaan heeft, zoals Kous- broek zelf in zijn boek opmerkt. Van Neerven zocht de reden voor het succes in de tegendraadse opvattingen die Kousbroek huldigt. Die opvattingen maken het na het lezen van 'Het Oostindisch kampsyndroom' onmogelijk nog langer te verzinken in romantische dromen over de tempo doeloe, zoals in zo veel andere boeken vol herinneringen over Nederlands-Indië gebeurt, aldus Van Neerven. Kousbroek maakt een eind aan de mythe dat er in zijn geboorteland Indonesië iets groots werd verricht. Hoe dat zogenaamde groots tot stand kwam, wordt onder andere duidelijk uit het Rhemrev-rap- port. In dit rapport uit 1904 deed officier van justitie J.T.L. Rhemrev verslag van zijn onderzoek naar de beestachtige behande- ling van de koelies (contract-arbeiders) op de plantages aan de oostkust van Sumatra. Het Rhemrev-rapport werd in de doofpot gestopt en kwam pas ruim tachtig jaar later weer uit de archieven te voorschijn. Dat is illustratief voor hoe de Nederlanders ook de vakhistorici onder hen met hun koloniale verleden omgaan. De zwarte bladzijden uit die geschiedenis zijn nauwelijks of niet geschreven. Kousbroek: ''Lou de Jong heeft de geschiede- nis ongetwijfeld vervalst. Zijn eerste versie over wat er in Indonesië is gebeurd, was al te mild. Toen daar protest tegen kwam is hij nog verder in zijn schulp gekropen.'' Kousbroek signaleert een schril contrast met de overvloedige aandacht die bestaat voor behandeling van de Nederlanders in de Japanse gevangenkampen. Het Indisch slachtofferschap is volgens hem een psychose geworden waarin men zich heeft vastgebeten en waarvoor geen rationele oplossing meer bestaat. Het Indisch oorlogstrauma heeft een raciale achtergrond. Kousbroek: ''Onze macht in Nederlands-Indië was gebaseerd op onze vermeende superi- oriteit. Nu werden we verslagen door een Aziatisch volk dat wij afgeschilderd hadden als inferieur. Je zag de Nederlanders bovendien op een betrekkelijk laffe manier op de vlucht slaan. De ballon werd doorgeprikt. Mensen hebben daar nog steeds geen vrede mee.'' 'Het Oostindisch kampsyndroom' is niet alleen een boek met tegendraadse opvattingen. Het is ook een boek vol heimwee. ''Ik voel de roep in mijn lichaam,/ In mijn borst, zij grift zich in mijn hart:/ Om snel weer te keren naar huis.'' Dit is een frag- ment uit een gedicht van Muhammad Yamin dat Kousbroek opnam in zijn boek en dat hij vorige week voordroeg. Kousbroeks verlangen gaat zo ver, dat ook hij wegdroomt en fantaseert hoe het allemaal anders had kunnen lopen. Maar het is een verlangen tegen beter weten in, en Kousbroek beseft dat. Dat maakt 'Het Oostindisch kampsyndroom' een fascinerend boek. (Laurens Berentsen) Vorige week vergaderde de faculteitsraad van wiskunde en natuur- wetenschappen over de deelname van Groningse bèta's aan onder- zoekscholen van andere universiteiten. Een informaticagroep wilde participeren in de Amsterdamse Logica-school en een aantal wiskundigen wilde hetzelfde in het Delftse centrum voor stro- mingsleer. Het faculteitsbestuur deelde ter vergadering twee moties uit. Daarin stond verwoord dat de raad op basis van de onderliggende stukken instemde met de beide voorstellen. Die onderliggende stukken waren twee A-viertjes: een brief uit Amsterdam met de mededeling dat de Onderzoekschool Logica een federatie zou worden en geen interuniversitair instituut, en een 'invulmotie' uit Delft die model had gestaan voor de twee Gro- ningse moties. ''We zien het belang van deelname wel in'', openden de studenten de discussie, ''maar het kost ons moeite om over zo'n ingrijpend voorstel een besluit te nemen als ons zo weinig informatie ter beschikking staat.'' ''Ach wat heet ingrijpend'', wierp decaan Folkert van der Woude tegen. ''Het gaat slechts om het com- mitment van deze raad zodat ze in Amsterdam verder kunnen met de opzet van hun school.'' Kees den Otter, raadslid voor het wetenschappelijk personeel, nam de discussie van de studenten over. Ook hij wilde niet moeilijk doen: ''Ik wil best mijn handtekening zetten maar dan wil ik wel weten waaronder ik hem zet.'' De decaan zuchtte. Als het bestuur geweten had dat de raad er zo zwaar aan tilde, had het natuurlijk het volledige pakket verstuurd. ''Maar ja, de vorige keer stuurden we u wel alle informatie en toen kwam u met de milieuvervuiling aanzetten. Nu hebben we het beperkt gehouden en is het weer niet goed.'' Vervolgens stapte de biofysicus Diek Duifhuis in de ring. Hij had begrepen dat de informatici met drie stafleden en twee assisten- ten-in-opleiding aan de logica-school meededen. Bij de wiskunde- groep stonden alleen de namen van twee hoogleraren. Deden er geen Groningse aio's mee met de stroming-school? De wiskundigen in de zaal wisten het niet. Eén of twee aio's, dacht Van der Woude. Nee, het waren er wel een stuk of zes, meende student-bestuurslid Egbert de Vries te weten. De wiskundigen springen wel erg nonchalant met het onderwerp om, vond de raad. Ze weten nog niet eens met hoeveel mensen ze zich voor de komende vijf jaar aan de Delftse school binden. Maar goed dat de raad nu slechts zijn commitment hoefde uit te spreken. ''Nou'', corrigeerde Van der Woude, ''dat moet ik eigenlijk nog melden; het gaat in dit geval om méér dan een commitment, de wiskundigen gaan wel een interuniversitaire samenwerking aan.'' Nu achtte Cor Grol, portefeuillehouder financiën in het bestuur, de tijd rijp om zich in het gesprek te mengen. ''Welk besluit de raad ook neemt, niemand kan daar financiële rechten aan ontle- nen'', stelde hij. ''Alle financiële consequenties van de parti- cipatie zijn voor rekening van de afdeling wiskunde en informati- ca. Laat dat duidelijk zijn.'' Daarop stemde de faculteitsraad in met de voorstellen. Als het geen geld kostte, ging men ook niet moeilijk doen.

Complot

Dat het schrijven van een column hoge eisen stelt aan de inventi- viteit en volharding van de columnist weet ik uit ervaring. Als Iteke Weeda zo snel na haar start in dit genre al, en ook nog met veel aplomb, in de grootste valkuil stapt waarin columnisten kunnen vallen, die van onbenulligheid, dan belooft dat weinig voor haar verdere carrière in de journalistiek. Met schimpscheu- ten, cliché's en falsificaties een beroepsgroep te kijk willen zetten zegt iets over je ''dilemma's in menselijke verhoudingen'' (de terminologie is van de columniste maar nu in haar rol van volksschrijfster): het begint gevaarlijk dicht bij achtervol- gingswaanzin te komen. En mocht het stuk ('Medisch Complot', UK 19 maart) ironisch bedoeld zijn, dan hoor ik dat wel. Het zou het er niet beter op maken. ''... bijna één op de tien mannelijke gynaecologen heeft seksueel contact met zijn patiënten, bleek onlangs in de UK uit het onderzoek van Doaitse Wilbers''. Het werkelijke percentage was 4, dus 1 op de 25, dat bijna is wat ruim bemeten. Bovendien is uit de formulering van Weeda op te maken dat elke vrouw die een gynaecoloog (of KNO-arts) raadpleegt een kans van 10 procent heeft om aangerand te worden. Ook dat klopt niet. Een op de vijfentwintig specialisten had ooit seksueel contact gehad met een patiënte. Laat overigens de UK zich deze verkrachting van de waarheid niet aantrekken. Professor Weeda heeft haar wijsheid niet uit de UK, laat staan uit een wetenschappelijke bron, maar uit de Telegraaf, de enige krant die (op 31 december) het foutieve bericht had. ''Want kan iemand aan deze universiteit mij vertellen wat de medische wetenschap ooit wel voor een betere positie van vrouwen heeft gedaan?'' Merkwaardige vraag, maar hij is met een volmondig ja te beantwoorden. In de eerste plaats kan Weeda het zelf vertellen: in 1986, nog maar nauwelijks aangetreden aan de RUG, had zij op mijn verzoek zitting in de leescommissie van het proefschrift van H.W. van Lunsen 'Wie is er bang voor het gynaecologisch onderzoek'. Dat onderzoek is aanzet geweest tot een fundamentele verbetering in de wijze waarop in Nederland aan medische studenten het gynaecologisch onderzoek wordt onderwezen. Misschien ligt een proefschrift wat te ver achter de horizon van de columniste, laat ons dus het Nieuwsblad van het Noorden ter hand nemen. Dat meldt op 21 maart j.l. dat twee medewerkers van het AZG (waaronder, o hemel, een gynaecoloog) de Betty Bos-Olijfprijs krijgen omdat zij zich ''via nationaal en interna- tionaal onderzoek (hebben) ingezet voor de verbetering van de voorlichting aan (vrouwen met gynaecologische kanker) en voor een verbetering van de opleiding van artsen''. De Stichting Olijf is een netwerk van (ex-)patiënten dat aan Weeda beroepshalve bekend zou moeten zijn. De rest van de triviale nonsens in het stuk laat ik nu maar voor wat ze zijn, om getroost te eindigen met een variant op de exclamatie van de dichter Piet Hein: ''... that halo round her feminist head is really her horizon''. (''Grooks'', Doubledays, Garden City, 1969).

H.J. Huisjes, decaan van de Faculteit der Geneeskunde

Aruba

De docenten, studenten en de Arubaanse gemeenschap zijn bijzonder onaangenaam getroffen door de uiterst negatieve toon die naar voren komt in het artikel over Aruba en haar universiteit van de hand van M. van Lith, alsmede over de aperte onwaarheden die daarin vermeld staan. Kennelijk heeft mevrouw Van Lith geen goed woord over voor de leefwijze en de onderwijssituatie in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, dat haar duidelijk geheel onbekend is. Mevrouw is hier enkele dagen geweest en doet op grond daarvan onjuiste, ongefundeerde en beledigende uitlatingen over het land Aruba en haar hoogste onderwijsinstituut. Ik voel mij misbruikt omdat mevrouw Van Lith mij ten onrechte haar aversie laat verwoorden, die zij om mij onbekende redenen koestert, tegen dit deel van het Koninkrijk. Hiertegen maak ik ernstig bezwaar. De woorden die mevrouw Van Lith mij in de mond heeft gelegd zijn onjuist, onwaar en uit hun context gehaald, dit stoort mij buitengewoon temeer daar Aruba en ook de Nederlandse docenten die hier werkzaam zijn trots en tevreden zijn met het resultaat dat hier zowel onderwijskundig als onderzoekstechnisch wordt behaald. Het hebben van een klein instituut heeft juist veel voordelen, omdat veel meer aandacht en begeleiding aan studenten kan worden geboden, dan in Nederland gebruikelijk is. Verder acht ik het hoogst ongepast dat waar mw. Van Lith zelf opmerkt dat op grond van de Status Aparte Aruba haar universiteit heeft gekregen, zij toch de beleefdheid en het inzicht niet kan opbrengen die politieke beslissing van de Arubaanse overheid te respecteren en wel haast belachelijk maakt. Er is op Aruba veel meer te doen dan bordkartonnen gevels te observeren, toeristen te tellen en hamburgers te eten. Het kan toch niet zo zijn dat een leefwijze die men niet begrijpt en niet kent zomaar wordt afgedaan als daarom inferieur. Texel heeft toch ook niet alle culturele voorzieningen die Amsterdam heeft, maar dat wil niet zeggen dat op Texel alleen maar onbe- schaafde Nederlanders wonen die dan in de ogen van mevrouw Van Lith onmiddellijk verworden tot een onbeschaafd mensenras, klein onaanzienlijk en verder als quantité négligeable te beschouwen. De vergelijking met Texel die mevrouw Van Lith trekt gaat bovendien slechts op voor wat het grondoppervlak betreft en verder niet. Concluderend kan ik vaststellen dat het niveau van het artikel over het ''displaced instituutje'' geheel misplaced is, zeker gezien het doorgaans verantwoorde en hoge niveau van de Nederlandse universiteitsbladen.

Mw.mr.drs. H.B. van Aller, decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Aruba.

(Door de redactie ingekort) ''Het college van bestuur hecht er belang aan nieuwe medewerkers te informeren over de universiteit als overkoepelende en veelzij- dige instelling'', stond er plechtig in een uitnodiging aan alle personeelsleden die de afgelopen maanden in dienst van de RUG zijn getreden. Ongeveer dertig nieuwelingen kwamen afgelopen donderdag naar een speciale introductiebijeenkomst. Uit nieuwsgierigheid naar die nieuwe werkgever. Pieter Cuperus, tijdelijk aangesteld op een onderzoek naar oppervlakte-eigenschappen van vaginale bacteriën, kent de RUG al heel lang. Cuperus studeerde en promoveerde hier. Nee, de doctor in de biologie kan bode Willem Gorter, die een rondleiding geeft door het Academiegebouw, best een handje helpen. In de Aula attendeert hij de rest van het gezelschap op de balkons. ''Daarvandaan'', weet Cuperus, ''werden promovendi in vroeger tijd nog wel eens met fruit bekogeld.'' Oppervoorlichter Wim Janssen en Erik Bleumink, voorzitter van het college van bestuur, brengen een verhaal waar ook Cuperus stil van wordt. Het gaat over internationalisering, onderzoekscentra van topniveau en over kennisoverdracht. Over Studium Generale, het Zernike Sciencepark, het Universiteitsmuseum en nog een paar paradepaardjes. Alsmede over het personeelsbeleid van het bedrijf met 5000 medewerkers en een jaaromzet van 500 miljoen, waarvan maar liefst 320 miljoen aan personeel wordt uitgegeven. ''Ik hoop dat u het hier even leuk zult vinden als ik'', wenst de college- voorzitter. ''Maar als u een probleem heeft, of denkt dat u er een heeft, ja zelfs dan al, doe niet als alle Groningers, maar praat erover.''

De paar buitenlanders in het gezelschap hebben direct al een probleem. Zij verstaan er niks van. Was bode Willem Gorter zonder een moment te aarzelen overgeschakeld op het Engels Bleumink en Janssen houden het op Nederlands. ''I'm sorry'' zegt de eerste, de tweede komt er eerlijk voor uit: ''Als we het in het Engels doen blijft er minder hangen dan de bedoeling is.'' De buitenlan- ders tonen begrip en bladeren beleefd in het Engelstalige boekje over het Academiegebouw, dat Carla Berkhout van de Dienst Interne en Externe Betrekkingen hen in de hand heeft gedrukt. ''Ik heb zelf mijn beste vriendin tijdens een personeelsintroductie leren kennen'', verklapt Berkhout die vandaag tot gastvrouw gebombar- deerd is. Geamuseerd ziet ze toe hoe gaandeweg het ijs steeds verder breekt bij de deelnemers. Bij de koffie prijst de Chinese assistent-in-opleiding Groningen als een ''peaceful city'' en blijkt het goed te klikken tussen Monique, secretaresse bij economie en Ans, klinisch assistente bij medische genetica. Tijdens een busrit door de stad kruipt ook een medewerker van de Interieurverzorgingsdienst uit zijn schulp. Terwijl voorlichter Martin Althof de aandacht vestigt op het Noorderplantsoen ''waar heel wat studenten joggen en heel wat lieden hun hond uitlaten, twee activiteiten die elkaar niet zo goed verdragen'' merkt de medewerker op dat Althof ''de homofielenheuvel'' vergeet te noemen. ''In mijn slechte tijd gingen we daar altijd homo's overvallen.'' ''Je doet met de groep mee hè'', verontschuldigt hij zich als rondom hem wenkbrauwen omhoog schieten. Maar nu is hij ''bekeerd'' en heeft het naar zijn zin bij de universiteit. ''Ze hadden het over mogelijkheden om je horizon te verbreden. Nou, ik hou nogal veel van sporten. Misschien dat ik mee kan doen in een of ander clubje.''

Bij Håkan Wikström breekt het ijs het laatst. De nieuwe hoogleraar bij farmacie, afkomstig uit Zweden, krijgt een ''rat- her not'' te horen als hij Gorter vraagt of het mogelijk is bij zijn oratie dia's te vertonen in de Aula. Liever niet: de Aula heeft een hemelsblauw beschilderde achterwand. De andere wand is weliswaar wit, maar het gaat te ver om alle stoelen andersom te draaien. Een diascherm zou teveel een sta-in-de-weg zijn bij de plechtigheid. Het gezicht van de hoogleraar blijft een beetje sip tot het gezelschap aanbelandt in het Harmoniecomplex. Wikström, die zijn vrouw heeft meegenomen, blijft abrupt staan bij een prikbord. Er hangt een aanplakbiljet met een soort Wicky de Viking op. De Zweden stoten elkaar aan en wijzen op het papier dat een aankondiging voor de Scandinavistendagen blijkt te zijn. Als uit het niets komen er drie studentes Scandinavische talen aangesneld die het echtpaar uitnodigen. Een glimlach breekt door, ook de Wikströms zijn over de streep.

Ellis Ellenbroek

Foto BERT JANSSEN/Tekst ALFRED KAZEMIER

Wat eerder een meisjesschool was, werd in 1969 de thuisbasis van de filosofen van de RUG. Twintig jaar lang verbleven zij in het ''tamelijke ouderwetse pand'' met een ''charmante sfeer''. Staf en medewerkers hadden de beschikking over mooie kamers met gebogen vensters en glas-in-lood ramen. Na de verhuizing van de Faculteit der Wijsbegeerte naar de A-weg is het gebouw grondig verbouwd en geschikt gemaakt voor particu- liere bewoning. De zestien kamers zien er nog steeds sfeervol uit. ''Het is een veredeld flatgebouw geworden.'' HORIZONTAAL:

1. aardig zo'n bekende aan gene zijde. (10) 6. de pest aan rijk. (4) 9. dat instrument is toch nog ruim twee maten te groot voor zo'n kind. (7) 10. een minnaar die blijft slapen is guller. (9) 11. gemeten naar zijn positie in een breuk. (11) 15. zij horen het niet uit te maken. (5) 16. bij het dikker worden, gaat het er bij de bovenbenen af. (7) 17. hij nam zijn wereld stilletjes in ogenschouw. (7) 20. zo'n vreemde taal is griezelig voor dat meisje. (6) 21. in die geest beteugel je de liefhebber. (7) 23. een kansje wagen bij die tweeling. (4) 24. het bevallen voor publiek. (10) 26. zo'n reis maak je alleen zelf. (7)

VERTICAAL:

1. ga op de loop en berg je. (15) 2. zo'n concept op maat maakt het denkbeeldig. (6) 3. het zit vast op die ontkenning van jou. (6) 4. het bezoek kreeg lof voorgezet. (9) 5. zo'n rijdend vat bestaat alleen op papier. (6) 7. dit levert een grotere belasting op. (15) 8. deze omschrijving is er een voor iemand die verder z'n ver- stand gebruikt. (10) 12. er staat dat hij zich verlustigde aan iemand met dezelfde afkomst. (10) 13. tijdens hun verloving is hij constant in bedrijf. (10) 14. de dagtekening is twee maal op de vierde. (2) 17. zij is van hout. (3) 19. die jongen heeft tenminste een stem. (7) 22. uitkomen op een dobbelsteen. (4) 25. met vader aan het ontbijt. (3)

Onder de inzenders van de goede oplossing van het cryptogram wordt een boekenbon van 25 gulden verloot. Oplossingen van cryptogram 29 dienen vrijdag 3 april 1992 voor 12.00 uur in het bezit te zijn van UK, Postbus 80, 9700 AB Groningen, ovv. cryptogram 29. De oplossing vindt u in UK 31.

OPLOSSING CRYPTOGRAM 27

Horizontaal: 4.bangkok; 7.opgelucht; 8.werklui; 9.fietspad; 11.knaap; 12.lectuurbak; 14.pas; 15.eer; 16.golfveld; 19.kippeëi; 20.ansjovis; 22.balie; 23.altruïst; 26.ingeschat; 28.pinken. Verticaal: 1.golfslagbad; 2.meststof; 3.scharrelei; 4.btw; 5.gekend; 6.knipperlicht; 10.hap; 13.kabinet; 15.even- wicht; 17.leswagen; 18.vloeitje; 21.spaans; 24.rijst; 25.hip; 27.tl. De boekenbon voor deze oplossing gaat naar: F. Huizenga, Verl. Frederikstraat 15, 9724 NC Groningen.

Overgangsregeling voor doctoraalstudenten wijsbe- geerte De dropjeswinkel van filosofie

In principe zijn ze het wel eens aan de Faculteit der Wijsbegeerte: het onderwijs moet op de helling. Dat was de reden dat vorig jaar het basisdoctoraal werd ingevoerd, en daarom had komend jaar een nieuwe doctoraalfase van start moeten gaan. Dat laatste is echter niet gelukt. Studierichtingscommissie en faculteitsbestuur zijn het oneens over de mate van vrijheid die de studenten moeten hebben bij de samenstelling van hun studie- pakket.

De filosofische faculteit kampt al jaren met een hoog aantal uitvallers. Vooral in het tweede jaar zat een ''zwart gat'', waarin grote aantallen studenten verdwenen. De filosofiestudent had te veel keuzemogelijkheden en zag door de bomen het bos niet meer. Een basisdoctoraal, met minder keuzemo- gelijkheden voor de student in het tweede jaar, moest de oplos- sing brengen. Maar ook de rest van het programma moet ''studeer- baarder'' worden, vinden de filosofen. In het derde jaar kon een student nog uit zeventien verschillende richtingen kiezen en dat was veel te veel. De studierichtingscommissie (src) boog zich over het probleem en kwam met het volgende plan: het aantal vakken wordt teruggebracht van zeventien naar tien, onderverdeeld in drie vakgebieden. Aan het einde van het tweede jaar kiest de student twee vakgebieden, die bestaan uit clusters van met elkaar samenhangende vakken. Hij moet dan per trimester één vak uit elke cluster volgen. ''Het voordeel is dat de student zo geleidelijk aan meer keuzemo- gelijkheden krijgt'', stelt src-voorzitter Arjo Vanderjagt. ''Hij kan zich breed ontwikkelen door op twee gebieden verschillende vakken te volgen. In het vierde jaar wordt één van die vakgebie- den het hoofdvak, waarin de student zich nader kan specialiseren. Op die manier kweek je goede, all-round filosofen.''

Overlap

De raad ging deze maand echter niet akkoord met het src-voorstel. Ze accepteerde wel een overgangsregeling, waarin de student twee uit elf vakken moet kiezen. De rest van het jaar blijft hij bij die twee vakken, zodat hij ook wat meer de diepte in kan gaan. Over de definitieve curriculumherziening moet de src zich het komend jaar opnieuw gaan beraden. ''Een dropjeswinkel'', zegt Vanderjagt over de overgangsregeling. ''De student heeft bij de aanvang van het derde jaar nog veel te veel keuzes uit allemaal kleine vakjes. Er zit te weinig coheren- tie in het plan. Bovendien worden de keuzeproblemen van het tweede jaar opgeschoven naar het derde.'' In het src-plan zou de samenhang ontstaan doordat alle vakken uit één cluster een zekere overlap moesten hebben. ''Maar dat idee is afgewezen omdat de meeste docenten zonodig hun eigen winkel moeten verdedigen'', aldus Vanderjagt. Het gevolg is dat de student, met slechts twee vakken per jaar, zich veel te snel gaat specialiseren, zonder voldoende algemene kennis te hebben opgedaan. ''Ik heb de indruk dat de staf en de raad niet beseffen dat we geen studieprogramma van vijf, zes jaar meer hebben'', aldus Vanderjagt. ''In vier jaar kun je geen specialist opleiden, dat is een mythe. We moeten ons dus wel toeleggen op het trainen van all-round filosofen.'' Carel de Vries, studentlid van het faculteitsbestuur, wijst de kritiek van Vanderjagt zonder meer af. ''De eerste twee jaar zijn ruim voldoende voor het aanleren van een algemene basis'', is zijn vaste overtuiging. ''Op grond daarvan kan de student een keuze maken in het derde jaar. Daarbij zijn er al veel minder keuzemogelijkheden dan vroeger.'' Nog verdere inperking van de keuzevrijheid aan het begin van het derde jaar gaat het bestuur te ver. De student verplichten om zich op twee vakgebieden te storten, is uit den boze. ''Twee nauw verbonden vakken als sociale filosofie en ethiek, die in het plan van de src onder één cluster vallen, moeten tegelijk gevolgd kunnen worden'', aldus De Vries. ''En dan ook een beetje vak-inhoudelijk. Je moet de diepte in kunnen gaan.''

Hap-snap

Het bestuur is volledig doordrongen van het feit dat de studie nog maar vier jaar duurt. Eindscripties zoals die vroeger werden afgeleverd, kunnen dan ook niet meer van de studenten verwacht worden. ''Maar je moet je wel ergens op kunnen doorstuderen. Wat heb je er als filosoof aan dat je íets van ethiek weet, en íets van logica. Dat blijft oppervlakkig hap-snap werk.'' Zowel Vanderjagt als De Vries zijn er echter van overtuigd dat de partijen nog wel tot elkaar zullen komen. ''Als alle argumenten op tafel gelegd worden, komt er absoluut een goed programma'', meent Vanderjagt optimistisch. En De Vries vindt dat de verschil- len misschien groter gemaakt worden dan ze zijn: ''Ik acht het niet ondenkbaar dat het definitieve doctoraal-programma sterk lijkt op deze overgangsregeling.''

Beoordeling

Door NICOLETTE SCHOLTEN

Het overkomt iedere medewerker van de RUG in ieder geval één keer en soms vaker, dat zijn prestaties worden beoordeeld. Een beoordelingsgesprek vindt in ieder geval plaats bij de beslissing of de proeftijd omgezet moet worden in een vast dienstverband. Ook is een beoordeling voorgeschreven als een universitair docent overgaat naar schaal 12. Tot eind vorig jaar hanteerde de RUG een regeling die nog dateerde uit 1977. Tenminste, áls die werd gehanteerd, want er zat al heel lang de klad in. Volgens die oude regeling was het beoordelingsgesprek behalve voor een beoordeling ook goed voor allerlei andere mooie doelen. Het gesprek zou nuttig zijn voor het signaleren van knelpunten, het optimaal benutten van sterke punten en kwaliteiten van de medewerker en voor de bevordering van de motivatie van werknemer en de goede sfeer binnen de werkeenheid. Maar zo werkt dat niet. In een beoordelingsgesprek spreekt de leidinggevende de medewerker aan op zijn functioneren en niet andersom. Een beoordeling kan bovendien rechtspositionele gevolgen hebben. De medewerker zal het daarom wel uit zijn hoofd laten om vrijelijk over problemen te praten die hij in zijn werk tegenkomt. Om die reden zijn sinds kort de tweezijdig bedoelde en veel minder bedreigende functioneringsgesprekken ingevoerd. Het beoordelingsgesprek kon daardoor weer worden wat het beoogde te zijn: een oordeel van leidinggevenden over iemands geleverde prestaties. Omdat een beoordeling verstrekkende gevolgen kan hebben bijvoorbeeld wel of geen vaste aanstelling heeft de mede- werker de mogelijkheid bezwaar te maken. Hij legt zijn bezwaar eerst voor aan de beoordelingsautoriteit, meestal de directeur beheer. Die kan na gesprekken beslissen om de beoordeling al dan niet te wijzigen. Is de medewerker nog niet tevreden, dan kan hij een bezwaar indienen bij het college van bestuur. Het college legt het bezwaar vervolgens voor aan een adviescommissie, die kan adviseren om de tekst op onderdelen te wijzigen. De praktijk wijst overigens uit dat slechts enkelingen de gang naar de adviescommissie maken. ''Weet je dat je hier een wratje hebt?'' Yvette de Bruyne veegde met een snelle beweging een voor haar ogen vallende haarlok naar achteren. ''Waar?'' schrok Jeroen de Bock. Hij draaide zich half om. ''Hier onder'', zei Yvette en rolde het bloemkoolvormige gewasje op zijn korte steeltje tussen duim en wijsvinger heen en weer. Ze legde haar rechterbeen in de holte van Jeroens rug. ''Ik voel niks'', verklaarde Jeroen. Yvette plantte haar duimnagel met kracht in het steeltje en draaide het wratje nog eens extra om. ''Oh, daar. Ja, die kende ik al.'' Jeroen draaide zich op zijn rug en rekte zich uit. ''Kan die kwaad, denk je?'' ''Och...'', deed Yvette, die zich door de beweging van Jeroen opeens met een geheel ander lichaamsdeel geconfronteerd zag, ''zo'n wratje...'' Ze nam een trek van haar sigaret. ''Nou ja, je weet toch maar nooit met al die ultraviolette straling tegenwoordig.'' Yvette lachte. ''Sinds wanneer stel jij je bilspleet bloot aan direct zonlicht? Of lig je soms met je gat in de ozonlaag?'' ''Haha'', vond Jeroen, ''Seth Gaaikema op z'n best.'' Yvette trok met haar wijsvinger een streep langs de binnenkant van Jeroens dijbeen richting hoofdeinde en slaakte een diepe zucht van genot. Wat een te gekke avond. Jeroen was op haar uitnodiging koffie te komen drinken grif ingegaan. Later had ze voor de spiegel met voldoening vastgesteld dat ze de potloodtest nog met glans doorstond en dat er op haar billen nog geen putjes te zien waren. Ze had zich langdurig staan afvragen wat ze zou aandoen die avond. Tenslotte oordeelde ze een ondubbelzinnige aanpak als de meest effectieve en koos ze voor alleen haar oversized T-shirt van glanskatoen, haar krokodilleleren hoge hakken en verder niets. Ze had juist de nieuwe SUM, die over seks ging, zogenaamd achteloos op haar tafeltje gelegd, toen Jeroen z'n opwachting maakte met twee aan zijn bedrijfsvoorraad onttrokken slagroom- taartjes. Daarna was het snel gegaan, vooral nadat ze in kleerma- kerszit tegenover hem op haar Ikea-kleedje was gaan zitten. Jeroen had aanvankelijk zwakjes gepleit voor condoomgebruik maar in de haast en het vuur van elkaar ontkleden had ze hijgend uitgelegd dat de kans op aids nog altijd een stuk kleiner is dan het risico van een F-16 op je hoofd krijgen, zelfs wanneer je in een aanvliegroute van een militaire basis woont. Of zoiets. Afijn, hij had het allang goed gevonden. Yvette rekte zich uit en haalde het schoteltje met haar half- opgegeten taartje naar zich toe. Voorzichtig lepelde ze een toef slagroom op het uiteinde van datgene wat zich inmiddels onder haar activiteiten in zijn volle lengte had opgericht. ''Wist je dat de secretaris van de Vereniging van A-sexuelen in Leiden Co Habit heet?'' vroeg ze dromerig, terwijl ze met het lepeltje de slagroom schikte. ''Wist jij dat de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Verkeersvliegers meneer Baksteen heet?'' Ze grinnikten beide. Het was even stil. ''Hmmm...'', deed Jeroen. ''Lekkere slagroom'', likte Yvette.

KUNST

Figuratieve conté-tekeningen op groot formaat vormen de meest recente stap in de opmerkelijke ontwikkeling van de kunstenaar Harry Miedema. Na lange tijd geëxperimenteerd te hebben met verschillende materialen en stijlen, lijkt Miedema in deze eigenaardige, lichtelijk beklemmende taferelen eindelijk een passend thuis gevonden te hebben. De verhalende stijl, lopend van doezelig-dromerig tot surreëel, biedt hem de gelegenheid zijn gevoelens en ideeën over het dagelijkse bestaan vorm en vent te geven. Verbazing, de dood, geborgenheid, erotiek en verlangen zijn in Miedema's belevingswereld belangrijke ingrediënten; veelal is verder een hoofdrol weggelegd voor een nietsvermoedend jong knaapje, dat (bijvoorbeeld in 'De fotograaf') op het punt staat zijn kinderlijke onschuld te verliezen. Met zijn uitgekien- de lichtval en zijn nog ongepolijste tekenstijl weet Miedema heel knap zeer pregnante scènes op te roepen. Naast pastorale jeugdscènes en portretten van 'Verloren mensen' vormen ook meer aardse onderwerpen als de Golfoorlog en de Groningse Muurstraat voor Miedema een vruchtbare bron van inspiratie. Tot 5 april bij galerie Niggendijker. (Gerard Lakke)

POP

Eerst even wat rechtzetten. Vorige week werd ten onrechte Jimmy Vaughan genoemd als zijnde de huidige gitarist van de Thunder- birds. Natuurlijk moest hier de naam van Duke Robillard worden gelezen. Terug naar de orde van de dag met wie anders dan Prong. De grensverkenners c.q. grensverleggers van de heavy metal scoren met hun laatste produkt 'Prove you wrong' hoog bij menig headban- ger. Weer zo'n typische metalband voor langharigen met strakke spijkerbroeken en witte basketballschoenen? Dus niet. Prong gaat verder. Prong beweegt zich ergens tussen speedmetal en hardcore, zonder zich ook maar iets aan te trekken van genrebepalende regeltjes. Misschien mag de band zich daarom verheugen in de belangstelling van een grote schare fans, onder wie Iggy Pop en Living Colour. Zondag geeft Prong college in de Leer der Metalmu- ziek. En wee degene die de meester tegenspreekt. Of zoals de heren het zelf zien: Dare you disagree? Prong is out to prove you wrong. (29 maart in VERA) (Perry ten Hoor)

JAZZ

Na de verhuizing uit café het Binnenhof is april is al weer de derde maand dat de concertserie 'De Vrije Hand' plaatsvindt op de nieuwe locatie en op het nieuwe tijdstip: zondagmiddag om 15.30 in het café van de Oosterpoort. Op 5 april wordt daar het eerste van vier concerten gegeven door slagwerker Jeroen van Olphen, gastheer van de maand april. Vreemd genoeg heeft deze muzikant geen opleiding gevolgd aan het conservatorium, maar aan de kunstacademie. Van Olphen: ''Hoezo vreemd? Ik beschouw dat toch als mijn opleiding voor muziek. Net als schilderen zie ik het componeren of improviseren ook als iets ritmisch, iets tonaals: warm, koud, druk, leeg. Daarom beschouw ik de vormgeving van muziek wel als iets waarvoor ik ben opgeleid.'' Van Olphen speelt alle soorten muziek. Op 12 april bijvoorbeeld akoestische house samen met een Turkse gitarist en op 19 april een trio met cello en gitaar. Het Erik Huele Kwartet, dat op 5 april speelt, is het enige echte jazzbandje. Er is voortaan dus genoeg te beleven op de zondagmiddag! (Jerry Remkes)

FILM

Op maandag 30 maart vertoont RKZ-bios de Tsjechische film de Grap, uit 1969. 'De Grap', een Kundera-verfilming, was de tweede lange film van de inmiddels vergeten regisseur Jaromir Jires. De titel slaat op het komisch bedoelde onderschrift dat hoofdpersoon Jahn aan een kaart aan zijn vriendin toevoegt: ''Lang leve Trotski.'' Een zure censor neemt het serieus, en Jahn wordt zo van de universiteit het leger ingedonderd. Jaren later ziet hij kans om zijn kwelgeest van destijds een hak te zetten door diens vrouw te versieren; maar helaas, die is maar al te blij dat hij van het mens verlost is, en trekt in bij een jongere vriendin. 'De Grap' stamt uit de periode waarin Tsjechische cineasten commentaar probeerden te geven op de Stalinistische tijd van de jaren vijftig en zestig. Jires was jaren bezig een tweede filmproject van de grond te krijgen, en dat lukte pas na de Dubcek-revolutie van 1968. Toen de film uitkwam was de dooi alweer voorbij, en misschien daardoor werd de film in Tsjechoslo- wakije een doorslaand succes. (Frank Blaakmeer)

KLASSIEK

Het is bijzonder dat de Oosterpoort een voorstelling meer dan een avond programmeert. Helemaal uitzonderlijk is het dat dezelfde voorstelling maar liefst vijf achtereenvolgende avonden te zien is. De Groninger Opera- en Operettevereniging valt deze eer te beurt met de musical Candide van Leonard Bernstein. Niet in de originele versie, maar in de onvervalste Grunneger toal, met veertien instrumentalisten, verrassende decors en kostuums, professionele solisten en de eenenveertig leden van de GOOV. Bernsteins light opera Candide is gebaseerd op een verhaal van de Franse filosoof Voltaire. In de versie van de GOOV wordt het verhaal luchtig en vrolijk gebracht, alhoewel de hoofdpersonen toch allerlei rampen moeten overwinnen. Candide, vanaf 31 maart tot en met 4 april, aanvang 20.15 uur, kleine zaal van de Oosterpoort. (Yvonne van den Berg)

Discussie over authentieke uitvoering duurt nog voort

Door YVONNE VAN DEN BERG

Het Orkest van de Achttiende Eeuw en het Amsterdams Barok Orkest zijn de twee toonaangevende 'authentieke' orkesten van Nederland. Het Amsterdam Barok Orkest speelde onlangs in de Oosterpoort, het Orkest van de Achttiende Eeuw is daar zondag 29 maart te beluisteren. Opgericht in 1979, respectievelijk 1981, beantwoordden de ensembles aan de steeds grotere behoefte om muziek uit de Barok en de vroeg Klassieke periode op een authen- tieke, originele wijze uit te gaan voeren en onder het publiek te brengen. Dit hield in dat er originele instrumenten gebruikt moesten worden en er anders met onder andere de fraseringen, het vibrato en de klankkleuren omgegaan moest worden. De oren van de luisteraars die tot die tijd gewend waren aan de bombastische, grootse uitvoeringen van deze muziek door grote ensembles, kregen veel te verduren. ''Waarom klinkt dat orkest zo zacht'', of ''waar is mijn romantische, lyrische hobo-solo gebleven'', verzuchtten deze geschrokken luisteraars. ''Instru- menten zijn toch niet voor niets verbeterd, waarom spelen ze nou weer op die valse krengen'', bromde menigeen. Toen, en nu nog steeds, worden deze discussies door felle voor- en tegenstanders gevoerd, zowel in de vakbladen als op de conser- vatoria. Violist Isaac Stern zei in een interview in het blad Entr'Act over de authentieke uitvoeringspraktijk onder andere het volgende: ''Het is niet anders dan een rage. Vrijwel al die blaasinstrumenten missen de zuiverheid van de huidige sterk verbeterde instrumenten. Oh zeker, sommige authentieke uitvoerin- gen klinken opvallend helder, maar daaruit moet niet geconclu- deerd worden dat het nu beter klinkt door op oude gebrekkige instrumenten te spelen, met darmsnaren die snel ontstemmen en met beperkte strijkstokken.'' Aldus een gerenommeerd violist. Frans Brüggen, de dirigent en oprichter van het Orkest van de Achttiende Eeuw, denkt daar anders over. ''Doel van het ensemble is het op een historisch verantwoorde wijze uitvoeren van de meesterwerken uit de muziekgeschiedenis van de achttiende- en vroege negentiende eeuw.'' In een modern symfonie-orkest vormen de houtblazers, de koperblazers, de strijkers en het slagwerk vier homogene groepen, terwijl in het Orkest van de Achttiende Eeuw duidelijke contrasten bestaan tussen de instrumenten van een groep. Fluit, hobo, klarinet en fagot blijven binnen de houtbla- zersgroep individueel te horen, in een hedendaags orkest vermen- gen de klankkleuren zich meer. Dirigent Mariss Jansons geeft de volgende mening in het blad Disk: ''Ik heb niets tegen authentieke uitvoeringspraktijken, zolang ze maar niet met teveel fanatisme en claims op een alleen- zaligmakende waarheid gepaard gaan. Wel lijkt de ontwikkeling me wat te modieus geworden. Maar natuurlijk kun je ervan leren: werken met kleinere bezetting, de omgang met vibrato, agogiek, accenten en fasering.'' Het is duidelijk, er zijn voor- en tegenstanders. Hoofdpunt is echter dat er muzikaal iets gebeurt, zoals violist Jaap van Zweden zegt: ''Er moet vooral beweging in de muziek zitten.'' En daarvoor staat het Orkest van de Achttiende Eeuw garant.

Het Jachtgezelschap prikkelt de Groningse gemoederen

De afgelopen maanden werd er in het circuit gefluisterd, geroddeld en gegniffeld. Een goede grap die volgens enkele gemeentelijke politici te ver ging: een trio toneellief- hebbers verenigd in 'Het Jachtgezelschap' bracht op eigen initia- tief en geheel zonder subsidie theater op locatie.

Lida Coumou

In augustus vorig jaar besloot een drietal theatervrienden weer iets aan toneel te doen. Tineke Bennema (zakelijk leidster van de Vooropleiding), Henk Hofstra (cultuurambtenaar van de gemeente Groningen) en Luuk Verpaalen (recensent van het Nieuwsblad van het Noorden) richtten daartoe Het Jachtgezelschap op. De naam moet niet gezien worden als eerbetoon aan het toneelstuk van Thomas Bernhard en zeker niet als stille aanklacht tegen het NNT (het Noord Nederlands Toneel). Verpaalen: ''Wij jagen absoluut niet achter het NNT aan; de aanleiding om deze club op te richten is veel banaler dan de meesten willen geloven. Henk, Tineke en ik zien elkaar iedere maandagavond in de kroeg en daar is het idee ontstaan.'' Omdat ze het te druk hebben om zelf stukken te schrijven, wilden ze uitgaan van bestaand repertoire. Ze kozen voor 'Roberto Zucco' van Koltès, die door zowel het NNT als Toneelgroep Amster- dam gespeeld zou worden. ''Onze overweging was: er zijn twee versies, wij doen er een derde bij.'' De presentatie in september, na afloop van de première van het NNT in de Schouwburg, viel toevallig samen met een housewarming par- ty in het nieuwe huis van Verpaalen aan de Turfsingel. En zo werd tussen de schuifdeuren in een kwartiertje de ''geminiaturi- seerde'' versie van de Zucco gespeeld, natuurlijk tot grote hilariteit van de aanwezigen. Op dat moment stond eigenlijk al vast dat ze het repertoire van het NNT zouden volgen gedurende dit seizoen. De tweede voorstelling, een ''gejustitionaliseerde'' versie van 'De Knecht van Twee meesters', verhitte de gemoederen zodanig dat er zelfs vragen aan de gemeenteraad zijn gesteld. Als anekdote lijkt het allemaal heel onschuldig: op het plein voor de schouw- burg speelde Het Jachtgezelschap 'The Goldoni Papers', aanslui- tend op de première van het NNT. Het drietal wilde de moord uit 'De Knecht', die een drijfveer vormt voor alle verwik- kelingen in deze komedie maar die verder volledig genegeerd wordt, op lossen door middel van een openbare rechtszaak; de argumenten ter verdediging waren alle ontleend aan de officiële toneeltekst. Na politiek geharrewar over de bedoelingen van deze voorstelling, (toch een aanval op het NNT?) vervolgde Het Jachtgezel- schap zijn weg met 'The Houseparty' geïnspireerd door 'Het verjaardagsfeest' van Pinter. De vierde aflevering van deze Groningse soap is zaterdag te zien, na afloop van 'Een onderwe- reldse glimlach' door het NNT in het Grand Theatre en is getiteld: 'Een Gulle Grijns'. Waar? Verpaalen: ''Dat houden wij geheim. Wij zoeken het publiek op, dus wacht maar af.''

Van zaterdag 28 maart t/m donderdag 2 april speelt het NNT 'Een onderwereldse glimlach' van Lars Norèn in het Grand Theatre, aanvang 20.30 uur. Zondagmiddag is de première van 'Liefhebber' van Gerardjan Rijnders in het Grand Theatre, aanvang 15.00 uur. Deze voorstel- ling is geregisseerd door Luuk Verpaalen en wordt gespeeld door drie regisseurs uit Groningen.

Microbioloog krijgt twee miljoen voor onderzoek naar eiwittransport `Ik ben iemand die graag de diepte in duikt, dat zal duidelijk zijn'

''Normaal gaat er lange tijd overheen voordat aan een universiteit een nieuwe onderzoeksgroep is gevormd. Met zo'n Pioniersubsidie gebeurt dat in één klap. Dat is natuurlijk wel een inbreuk op het traditionele beleid.''De RUG moet weliswaar nog garanties afgeven en een wezenlijke bijdrage beloven maar niemand twijfelt eraan dat microbioloog Arnold Driessen de tweede Groningse Pionier wordt. Een portret van een gedreven onderzoeker in wie onderzoeksfinancier NWO twee miljoen gulden wil investe- ren.

Joep Engels

Hij was al eens eerder in de prijzen gevallen. Een kleine vijf jaar geleden bleek hij de 7500e promo- vendus in de geschiedenis van de RUG. Dat ''leuke toeval'' werd gevierd met een ceremoniële promotiezitting, geleid door de toenmalige rector-magnificus prof. Erik Bleumink. Nu is hij weer uitverkoren, maar dit keer wordt de prijs in klinkende munt uitbetaald. De microbioloog Arnold Driessen is door onderzoeksfi- nancier NWO tot Pionier uitgeroepen en ontvangt de komende vijf jaar jaarlijks vier ton. Van dat geld kan hij zijn eigen onderzoeksgroep oprichten. ''Mijn collega's verliezen een groot deel van mijn bijdrage aan de werkgroep omdat ik nu veel tijd kwijt zal zijn aan mijn eigen onderzoek. Toch waren ze allemaal blij voor me, en dus kon ik zelf ook heel blij zijn met de Pionier-subsidie.'' Het is bij een artikel over onderzoek vaak een probleem om een illustratie te vinden die zowel toepasselijk als sprekend is. Het werk van Arnold Driessen aan bacteriële eiwitten vormt geen uitzondering op die regel. Zijn zelfgefabriceerde computeranima- tie van het transportproces is weliswaar zeer verhelderend, maar alleen voor iemand die al twee uur tekst en uitleg achter de rug heeft. En Driessen beseft dat zijn bakjes met gekleurde gel evenmin tot de verbeelding van de leek-lezer zullen spreken. ''Ik ben geen vlindervangende bioloog'', verontschuldigt hij zich, ''en spectaculaire proefopstellingen kan ik ook niet laten zien. Het speelt zich allemaal in reageerbuisjes af.''

Communiceren

Ondanks dit gebrek aan spektakel is Driessen al een jaar of tien gefascineerd door zijn onderwerp: het transport van eiwitten door de celwand. Dat transport varieert van een lichaamscel die energie opslorpt of afval uitstoot, tot een delende cel die ervoor moet zorgen dat beide helften identiek zijn en daarom allerlei eiwitten van links naar rechts vervoert. Tijdens zijn promotie-onderzoek was hij geïnteresseerd in het mechanisme waarmee melkzuurbacteriën stoffen uit hun omgeving opnemen. Na het behalen van zijn titel vertrok hij voor een jaar na de Verenigde Staten om het omgekeerde proces (het uitscheiden van stoffen) te bestuderen. ''Het is een heel ingewikkeld proces'', vertelt hij. ''Het membraan is in de eerste plaats een scheidingswand, bedoeld om de cel tegen invloeden van buitenaf te beschermen. Toch moeten er stoffen door het membraan. Voedings- en afvalstoffen, maar ook stoffen om met de buitenwereld te communiceren, om de suikers in de grote 'soep' buiten te vinden. Veel van die stoffen kunnen normaal gesproken niet door het membraan heen komen. Daarom beschikken cellen over eiwitten die lange vezels in stukjes knippen. En andere cellen hebben stoffen die grote eiwitkluwens ontrafelen en als een draad naar binnen kunnen trekken.'' Tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten slaagde hij er als eerste in het transporteiwit dat zich in het membraan van een bacteriecel bevindt, te isoleren. Met die vondst waren alle eiwitten bekend die voor het transport in een bacteriecel zorg- dragen. Het laboratoriumexperiment kon beginnen. Driessen: ''We waren in staat om het transportproces in een reageerbuis na te bootsen. Mijn eiwit samen met drie andere eiwitten in een buisje, wat membraanbolletjes erbij en een eiwit dat getransporteerd moest worden. En het werkte: de bolletjes werden gevuld. Boven- dien konden we het proces manipuleren en onderzoeksvragen stellen zoals, welke stoffen zijn belangrijk voor een goed verloop ervan? Of en dat wordt mijn Pionier-vraag hoe gebruikt het systeem zijn energie om het proces voor elkaar te krijgen, om de eiwitkluwen te ontvouwen?''

Gelobbyd

Driessen onderbreekt zijn eiwitverhaal regelmatig met opmerkingen over de Pionier-subsidie. Over het systeem dat de kandidaten door NWO gevraagd worden om mee te dingen, in tegenstelling tot andere subsidiepotjes waarvoor men zelf het initiatief moet nemen al moet hij toegeven dat er ook voor de Pionier stevig gelobbyd wordt: ''Maar dat is dan volledig buiten mij om ge- beurd.'' Over zijn voordeel van de grote Groningse faam op het gebied van de biofysische chemie en microbiologie: ''NWO investeert natuurlijk graag in een vruchtbare omgeving.'' En over de geweldige kans die hij nu krijgt: ''Dit is de mooiste manier om een onderzoeksgroep op te zetten. Anders heb je de moeizame weg van her en der plaatsen bijeen sprokkelen. Bovendien heb ik nu het voordeel van een eigen groep zonder de rompslomp van het hoogleraarschap.'' Maar telkens keert hij terug naar zijn onderwerp van studie. Er liggen nog zoveel onbeantwoorde vragen. ''Professor Wickner bijvoorbeeld, bij wie ik in Los Angeles gewerkt heb, houdt zich bezig met de vraag hoe de eiwitten door het membraan gaan. Recht door de vetzuren heen, of maken de eiwitten in het membraan wellicht poriën waardoor de stoffen in en uit kunnen? Of de vraag hoe de lange eiwitketens zich ontvouwen en weer opvouwen, dat is ook interessant. We kennen de bouwstenen van veel eiwitten wel maar begrijpen nog niet goed waarom ketens zich op die speciale manier opvouwen. Van het transportproces weten we dat er He- atshock proteins bestaan hoe zeg je dat in het Neder- lands, hitteschok-eiwitten? die bij dat ont- en opvouwen helpen als het eiwit er zelf, onder bepaalde omstandigheden, moeite mee heeft. Maar geldt dat voor alle vouwingsprocessen, dat andere eiwitten behulpzaam zijn? Dat weten we nog niet.''

Droom

De Pionier is op dreef gekomen. De woordenstroom van ontdekkingen en nieuwe vragen is nauwelijks meer te stuiten. ''Het finale transportproces is natuurlijk de celdeling. Dat is een constant heen en weer vervoeren van eiwitten totdat beide celhelften volledig zijn en gescheiden kunnen worden. Het is de grote droom van elke microbioloog om dat proces in een reageerbuis na te bootsen. Maar het is de vraag of die droom ooit verwezenlijkt zal worden. Zover zijn we nog lang niet. Het geeft wel het belang van het onderzoek aan. Het proces speelt zich in alle cellen af en de meeste, zo niet alle, membranen zijn in staat eiwitten te trans- porteren. En het is dus nu gelukt om het proces bij bacteriemem- branen na te bootsen. ''Jarenlang is het bacteriële systeem een ondergeschoven kind van het eiwitonderzoek geweest. Men vond het blijkbaar niet interes- sant genoeg. In andere systemen ging de ontwikkeling van weten- schappelijke kennis veel sneller. Maar de laatste jaren heeft het bacterieonderzoek zo'n grote vlucht doorgemaakt dat we de andere systemen voorbijgestreefd zijn. Bacteriën hebben het voordeel dat ze zeer goed voor experimenten te manipuleren zijn.''

Het begon ooit als een hobby, vertelt de geboren Arnhemmer die niet, zoals zijn vrienden naar Nijmegen of Utrecht ging, maar bewust naar Groningen kwam omdat je alleen hier microbiële oecologie kon studeren. ''Het bleek al snel meer dan een hobby te zijn. Je moet toch behoorlijk gedreven zijn in dit werk want het is bepaald geen baan van negen tot vijf. En dat zal met de Pionier alleen maar erger worden. Maar het is nuttig onderzoek, anders word je ook niet met zoveel geld ondersteund. Zelf zie ik het nut vooral in de medische richting: infecties verlopen bijvoorbeeld ook via dat transportproces. Daar zou ik ook wel onderzoek naar willen doen, maar dan wel fundamenteel onderzoek. Want ik ben iemand die graag de diepte in duikt; dat zal inmid- dels wel duidelijk zijn .''

Beurs toch met terugwerkende kracht herzien

Studenten die voordeel hebben bij de nieuwe berekeningswijze van de ouderlijke bijdrage, kunnen tot 1 juli aanstaande met terug- werkende kracht vanaf 1 januari 1992 om herziening van die bijdrage vragen. Aanvankelijk stelde de Informatiseringsbank zich op het standpunt dat herziening met terugwerkende kracht niet mogelijk was. Bij nader inzien is de Informatiseringsbank daarvan teruggekomen. Reden daarvoor is dat studenten niet geacht kunnen worden de nieuwe berekeningswijze te kennen, zolang de Informati- seringsbank daarover geen voorlichting heeft gegeven. Dat laatste gebeurt eind mei in het informatieblad van de Informatiserings- bank, de 'Krant voor studerend Nederland'. Naar aanleiding van een drietal uitspraken van het College van Beroep Studiefinanciering moet de Informatiseringsbank bij studenten die aanvullende financiering vragen, de ouderlijke bijdrage verdelen over alle kinderen uit een gezin die recht hebben op studiefinanciering. Voorheen telden alleen de kinderen mee die aanvullende studiefinanciering aanvroegen. De ouderlijke bijdrage wordt in mindering gebracht op de aanvullende financie- ring. Omdat de bank de nieuwe berekening niet automatisch kan verwerken, moeten studenten via de steunpunten studiefinanciering een herberekening aanvragen. (Laurens Berentsen)

Voorstel voor drie nieuwe studentenstops

De universiteiten hebben minister Ritzen deze week voorgesteld bij in totaal twaalf studierichtingen de instroom te beperken. Net als in voorgaande jaren zijn de meeste studentenstops nodig in de medische hoek. Bij enkele andere studies kan de numerus fixus nu vervallen. Nieuwkomers op de lijst stops zijn drie studierichtingen aan de technische universiteiten. De sterk groeiende toeloop bij Bouwkunde dwingt de Delft en Eindhoven nu tot maxima van 450 en 250 eerstejaars, terwijl het verwante Industrieel Ontwerpen juist voor het eerst sinds jaren zonder stop kan. De nieuwe studies Technische Bestuurskunde (Delft) en Civiele Technologie en Management (Twente) leggen het plafond voorlopig respectievelijk bij honderd en zestig eerste- jaars. De grote bedrijfskundestudies van Rotterdam en Groningen houden een numerus fixus, waarbij de laatste instelling de capaciteit verhoogt van 540 naar 570. Ook bij Japankunde in Rotterdam werd de limiet verhoogd. De stops bij Romaanse talen (RUG) en Beleid en Management van de gezondheidzorg (EUR) zijn niet meer nodig. Alle andere stops bleven gelijk. Overigens wordt het met de nieuwe hoger onderwijswet WHW onmogelijk om op basis van ruimte- of geldtekort jarenlang een studentenstop te handhaven, zoals dat bijvoorbeeld al jaren gebeurt bij geneeskunde. Vanaf volgend jaar (1993) is elke studierichting verplicht om als dat nodig is de capaciteit met gemiddeld 25 procent per jaar te verhogen. Uitzonderingen zijn alleen mogelijk bij studies met een duidelijke beperkte arbeidsmarkt. Momenteel zou dat alleen gelden voor tandheelkunde, dat al jaren een plafond van 180 eerstejaars kent. (Frank Steen- kamp, HOP)

FOM betaalt salaris Moskouse kristallografen

De Stichting FOM, voor fundamenteel natuurkundig onder- zoek, gaat tijdelijk de salarissen betalen van onderzoekers van het Instituut voor Kristallografie in Moskou. In totaal gaat het om zes ton, waarvan FOM's moederorganisatie, de onder- zoeksfinancier NWO de helft voor haar rekening neemt. De Nederlandse noodhulp aan onderzoekers en instituten in de Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) komt daarmee al kort na het bezoek van minister Ritzen en NWO-voorzitter Borgman op gang. Voor deze noodhulp trok NWO vorige week drie miljoen gulden uit. Minister Ritzen voegt daar voor de komende drie jaar steeds vijf miljoen aan toe. De noodhulp is nodig om althans een deel van de laboratoria en instituten in de voormalige Sovjetunie overeind te houden. Er is een groot tekort aan materieel en literatuur. En onderzoekers dreigen naar het buitenland te trekken of ander werk te zoeken. Een onderzoeker krijgt niet meer dan 25 à 50 dollar per maand; als taxichauffeur kan hij het tienvoudige verdienen. Volgens J. Borgman van NWO komt de noodhulp ook voort uit eigenbelang. Uitgangspunt bij de toewijzing is vooral het aanha- len van al bestaande contacten met GOS- instellingen. Op die manier krijgen excellente onderzoeksgroepen voorrang en kunnen Nederlandse onderzoekers op den duur profiteren van kennisuitwisseling. De nadruk van de hulp komt te liggen op de exacte, levens- en technische wetenschappen. (Ries Agterberg, HOP) Y.Y. Tan (64), universitair hoofddocent bij de vakgroep Polymeerchemie, gaat komende maand met pensioen. Zijn 65ste verjaardag valt ''puur toevallig'' exact samen met een symposium en reünie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vakgroep op vrijdag 3 april. Tan was de afgelopen 25 jaar onder andere actief als onderwijscoördinator.

''Het was 25 jaar geleden duidelijk dat dit vak de toekomst had. Polymeren zitten overal in, in plastics, kunstrubbers en kunstve- zels... Een groot deel van de Nederlandse industrie houdt zich er mee bezig. Ook de studenten zagen dat, en de vakgroep groeide aanvankelijk snel. Midden jaren zeventig was er een inzinking. Dat had onder andere te maken met de opstelling van de studenten. Veel studenten waren in die jaren 'anti-scheikunde', vanwege de milieuproblematiek, en 'anti-industrie'. Die terughoudendheid is in de jaren tachtig helemaal verdwenen. De student wil nu car- rière maken. Het nadeel van de jaren zeventig is omgeslagen in een voordeel.'' (Guus Termeer)

Het groepsgeweld der Matemannen en Van Weezels

Als voetbalsupporters weer eens een treinstel hebben vernield of wanneer krakers zich na een ontruiming te buiten zijn gegaan aan de bezittingen van het grootkapitaal, spreekt de brave burger schande en is het oprechte kamerlid verontwaardigd. De rechter staat echter vaak machteloos omdat eventuele daders zich ver- schuilen in de anonimiteit van de groep. Er zijn twee artikelen uit het Wetboek van Strafrecht waarvan de brave burger en diens vertegenwoordiger in het parlement vinden dat het in deze geval- len ingezet moet worden, dan wel inzetbaar moet worden gemaakt. Artikel 140 dat het lidmaatschap van een criminele organisatie strafbaar stelt en artikel 141 waarin de straffen beschreven zijn die staan op het plegen van openlijk geweld. Beide artikelen zijn niet geschikt voor het straffen van voetbalvandalen of oproer- kraaiende krakers. Ingeval van artikel 140 moet de officier van justitie aantonen dat de verdachte zelf meegedaan heeft aan (de voorbereiding van) het misdrijf. Bij artikel 141 moet hij kunnen zeggen wie nu precies het mes in de treinbank zette of de bom op het veld gooide. De Matemannen en Van Weezels in de Tweede Kamer willen daarom nummer 141 verruimen. Onder het motto ''iedereen die erbij was, is er ook bij'' zou de argeloze treinreiziger die per ongeluk tussen de Ajax-fans beland was, moeten bewijzen niet aan het geweld te hebben meegedaan. Die wetswijziging is nergens voor nodig, vindt mr. Wicher Wedzinga, die donderdag 26 maart aan de RUG promoveert op zijn onderzoek van artikel 141. Wedzinga vindt wetswijziging zelfs verwerpelijk want strijdig met grond- wettelijke rechten zoals het recht om te demonstreren. De club van Janmaat had afgelopen zaterdag bij de anti-racisme-demonstra- tie maar voor wat raddraaiers hoeven zorgen en de Centrumdemo- craat had kunnen eisen dat alle demonstreerders opgepakt werden. Wedzinga noemt de verruiming van artikel 141 ook strijdig met de oorspronkelijke bedoelingen van de wetgever. Het ging er honderd jaar geleden om volksoproeren en samenrottende menigten met gewelddadige bedoelingen te beteugelen. Dat verklaart ook de hoge strafmaten voor het geweld ''met verenigde krachten'' in verge- lijking met de straffen die staan op individuele mishandeling of vernieling. Wie de anonieme stenengooier dan toch wil straffen, kan de wet volgens Wedzinga beter op een andere manier wijzigen. Door bijvoorbeeld wapenbezit (stokken of stenen) of vermommingen (de bivakmuts) strafbaar te stellen. Maar dat is met de truc van de Brinkmannen misschien niet meer nodig. Voetbalsupporters verlie- zen binnenkort hun anonimiteit omdat ze zich van Elco moeten kunnen legitimeren. Het wachten is alleen nog op de krakerspas. (Joep Engels)

Stellingen

Het terugsturen van ''economische vluchtelingen'' naar hun land van herkomst zal leiden tot een toename van de overbevolking in Nederland, gezien de te verwachten remigratiestroom vanuit met name Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.

(M.H. Mojet)

De reden dat de vrouw in de sport nooit sneller zal zijn dan de man is in essentie dezelfde als waarom de schildpad nooit sneller zal zijn dan de haas.

(R. Oldenhuis)

Het pleit niet voor de intelligentie van de tuimelaar dat deze in ons deel van de Noordzee is teruggekeerd.

(M.M.G.M. Thunnissen)

Romans verschaffen een beter beeld van de pluriforme werke- lijkheid dan de wetenschap.

(W. Wedzinga)

Voor een goed reisverhaal blijf je thuis.

(A.G.J. Buma)

D66'er Aad Nuis over nieuwe wet op het hoger onderwijs `Hoezo veranderen? Het is toch goed zo?'

Het debat in de Tweede Kamer over het wetsvoor- stel WHW eindigde niet, maar doofde uit. Meer dan een maand was verstreken sinds D66'er Aad Nuis als eerste spreker optrad en nu, op woensdag 18 maart, kon de tribune zich niet aan de indruk onttrekken dat de tweede termijn wat soezelend werd afgehandeld. Het ''post-WHW-perspectief'' lonkt, merkt Nuis op in een terug- blik op het debat. En bovendien: een der boeiendste delen van de wet ligt nog op behandeling te wachten.

Margriet van Lith

D66-onderwijswoordvoerder in de Tweede Kamer, Aad Nuis, kenschetst het wat droeve schouwspel van de WHW-dis- cussie licht ironisch als: ''Een beetje timmeren in de marge van een niet-omstreden wetsvoorstel.'' Toch heeft het optreden van sommige van zijn collega's hem verbaasd. Grotere autonomie voor de universiteiten was het uitgangspunt van de wet en wie was daar nou niet voor? Maar als het dan om het vastleggen daarvan gaat, komen de aarzelingen. Overigens past ook hemzelf hier het boete- kleed, geeft hij toe. ''Iedereen heeft zo z'n hang ups, zoiets waarvan je zegt: autonomie is goed, maar dít wil ik toch even geregeld zien. Voor mij was dat de kwestie van de voertaal. Wie zegt dat dat eigenlijk een aantasting van de autonomie is, heeft geen ongelijk.'' De huiver van zijn collega's van PvdA en VVD ging echter over een van de meest wezenlijke delen van de wet, namelijk de ''programmeervrijheid''. Mag een universiteit zomaar elke oplei- ding beginnen die wel leuk lijkt? Leidt dat er niet toe dat bij elke universiteit de modieuze bestuurs-, bedrijfs- en andere -kundes oprijzen, terwijl minder populaire bèta- en alfavakken dramatisch in het nauw komen? Kun je het wel aan de universitei- ten overlaten om dat onderling goed te regelen? Woordvoerders Netelenbos (PvdA) en Franssen (VVD) waren er bepaald niet gerust op. Netelenbos laat de beslissing over de ''macrodoelma- tigheid'' liever door een speciale commissie nemen dan door de universiteiten en Franssen vindt zelfs dat de verantwoordelijk- heid bij minister en parlement ligt.

Revolutionair

De behoorlijk fijnmazige confrontatie tussen deze kamerleden onderling en tussen hen en de minister lijkt nu gewonnen door Netelenbos: de Tweede Kamer is in meerderheid voor instelling van een Adviescommissie Onderwijsaanbod. Nuis: ''Het was een voortdu- rend afwegen, maar deze commissie lijkt me geen slecht idee. We willen een stok achter de deur, maar die moet wel zo ver mogelijk weg staan, want je geeft autonomie of niet. En bovendien wil je niet dat de universiteiten toch weer op de minister gaan leunen als ze er zelf niet uitkomen. Zo'n commissie kan dan echt exper- tise opbouwen op dit gebied, en jurisprudentie, voor als een universiteit z'n zin niet krijgt en in beroep wil.'' D66 is binnen de Tweede Kamer altijd de grootste voorstander van universitaire autonomie geweest. Aad Nuis begon zijn carrière in de Tweede Kamer zelfs met een revolutionair voorstel op dit gebied: het samenvoegen van de dertien universiteiten tot zes clusters. ''Hoe groter de instelling, hoe beter beveiligd tegen bedisselen vanuit het ministerie was mijn uitgangspunt. En aan zulke universiteiten kun je de ''macrodoelmatigheid' ook prima overlaten: het bestuur van zo'n cluster waakt daar dan zelf wel over.'' Een Operatie Schaalvergroting dus die lijkt op wat de hogescholen in deze jaren meemaken. Maar juist die gelijkenis heeft het plan onaantrekkelijk gemaakt. Nuis: ''We wilden de hogescholen groter maken om hen tot gelijkwaardige partners van de universiteiten te laten groeien. En dan is het niet handig om de universiteiten meteen weer nóg veel groter te maken.'' De gelijkwaardigheid tussen hbo en universiteiten, de tweede peiler van de WHW, is in deze wet principieel vastgelegd. Tegelijk is dit thema het belangrijkste onderdeel van wat de minister het ''post-WHW-perspectief'' noemt, want de afhandeling van de wet heeft de discussie over het bestel eerder aangewakkerd dan gesust. De kloof die hierbij gaapt tussen de verschillende partijen was voor de tribune een opzienbarend vergezicht en belooft nog wat voor de verdere discussie. CDA'er Lansink, bepaald geen voorstander van fusies tussen hogeschool en universiteit, toonde zich tevreden over de wet en laat het graag hierbij. PvdA-woord- voerster Netelenbos noemde de WHW ''een mooie stap op weg naar afschaffing van de scheiding''. En VVD'er Franssen probeerde het zelfs met een amendement dat een fusie tussen hogeschool en universiteit nu al mogelijk maakt.

Oude schoenen

De minister en D66 bevinden zich in deze discussie precies in het midden. De minister vindt zijn eigen stokpaardjes, onderwijskwa- liteit en differentiatie, veel belangrijker dan het stokpaardje Eén stelsel van Hoger Onderwijs, dat zijn partijgenoten al sinds Van Kemenade berijden. Hij is er niet tégen, maar ligt er ook niet wakker van. En D66 bevindt zich in het midden omdat de partij, zoals Nuis zegt: ''Oude schoenen niet zo snel weggooit, vooral niet als ze lekker zitten.'' Nuis: ''Het binair stelsel is net de Eerste Kamer: misschien niet ideaal, maar dat is nog geen reden om 'm zomaar af te schaffen. Sommige traditionele construc- ties kun je beter een goede nieuwe functie geven dan ze uit de weg te ruimen. Ik ben er voor de zaak eens omgekeerd te bekijken. Laten we eens een degelijke studie maken van het soort hoger onderwijs waar ons land over een jaar of tien behoefte aan heeft. Als we daar zicht op hebben, kunnen we oordelen of de scheiding tussen hbo en wetenschappelijk onderwijs daarvoor stimulerend, remmend of volstrekt onbelangrijk is.''

Democratie

Met de stemmingen van aanstaande dinsdag is nog lang niet de hele WHW door de Tweede Kamer. Boeiende discussies liggen nog in het verschiet over een nieuwe methode om het geld over de universiteiten en hogescholen te verdelen en vooral over de bestuursstructuur. Kleine voorschotjes daarop werden al tijdens de afgelopen discussie genomen, toen Groen Links en D66 waar- schuwden dat autonomie en democratie voor hen onafscheidelijke partners zijn (Nuis: ''Het is de autonomie van de hele instel- ling, niet die van het college van bestuur''). Groen Links zet hierop fors in: woordvoerder Lankhorst vindt dat binnen hogescholen én universiteiten de democratie moet worden ''uitgebreid''. Nuis beperkt zich wat realistischer tot de hogescholen, waar volgens hem sprake is van een ''achterlijke'' vorm van medezeggenschap. Nuis: ''Het hbo loopt van alle vormen van onderwijs intussen het meest achter; zelfs de Wet Medezeggen- schap Onderwijs (die geldt voor het basis- en voortgezet onder- wijs, MvL) is aanzienlijk geavanceerder. Ik vind dat een aspect waarin de snelle ontwikkeling van het hbo ongecontroleerd ver- loopt. Er groeit namelijk, en dat is waar ik me het meest druk om maak, een enorme kloof tussen management en docenten in het hbo. Een paar jaar geleden werd ik gevraagd het schooljaar te openen aan de Hogeschool Leeuwarden en toen heb ik dat thema gekozen. Nou, ik werd bijna op de schouders de aula uitgedragen. Eindelijk eens iemand die dat durft te zeggen! Onderhuids broeit dat enorm. Ik zeg niet dat betere medezeggenschap die kloof meteen dicht, maar als je zelfs dat niet regelt wordt 't écht een groot pro- bleem.'' Voor een betere regeling van die medezeggenschap had de D66'er een heel pak amendementen klaar, maar bij nader inzien leek de haalbaarheid van die actie miniem. Bij de behandeling van de bestuursstructuur zullen de hogescholen nog meer van Nuis horen. Daarbij zal hij niet aarzelen de univer- sitaire democratie aan het hbo ten voorbeeld te stellen. Want voor de her en der opduikende aanvallen op die verworvenheid van de jaren zeventig is men bij Nuis aan het verkeerde adres. ''Iemand moet mij toch eens uitleggen wat er nou zo vreselijk mis is met die universitaire democratie. Zo'n column van Bomhof in NRC Handelsblad, dat is een heel leuk verhaal en ik moet daar erg om lachen, maar het lijkt me geen reden de vakgroepsde- mocratie af te schaffen. En de universiteiten het zelf laten uitzoeken, zoals Van der Zwan wil, dat vind ik ook maar raar. Ik wil dan in elk geval eerst weten wíe dat zelf mag uitzoeken. Als dat de managers zijn, denk ik, nou nee. Ik wacht dus argwanend af wat dat wordt. Mijn houding is die van de ware conservatief: hoezo veranderen? het is toch goed zo?'' (HOP)

Noord Oost Express gaat alsnog ter ziele

Zondag 29 maart a.s. rijdt de Noord Oost Express voor het laatst. De buslijn tussen Groningen en Twente, waarvan vrijwel alleen studenten gebruik maken, heeft het op de kop af drieënhalf jaar volgehouden, maar kan de concurrentie met de OV-studenten- kaart niet meer aan. In goede tijden reed de enige commerciële openbaar vervoersdienst van Nederland elke dag van Groningen naar Enschede en vice versa, soms zelfs met zeven bussen tegelijk. Door de komst van de OV-studentenkaart, in januari vorig jaar, verwachtte men een kentering in de belangstelling. Maar een onderzoek wees uit dat student-reizigers nog best een tientje overhadden voor een enkeltje inclusief koffie en krant. De Noord Oost Express ver- laagde het studententarief van vijftien naar tien gulden en reed alleen nog op vrijdag en zondag. Aanvankelijk lieten zich nog gemiddeld dertig mensen vervoeren. Dit jaar zakte het gemiddelde tot twintig passagiers. Vijfentwintig waren er nodig om de lijn rendabel te houden. ''Een raadselachtige neergang'', vindt H. Post, manager van de GADO, één van de vijf streekvervoer- en touringcarbedrijven die in de Noord Oost Express participeren. Als mogelijke oorzaak noemt hij dat de OV-kaart niet zulke volle treinen blijkt op te leveren als veel studenten aanvanke- lijk vreesden. (Ellis Ellenbroek)

GSb wil professioneel gaan werken

Het interimbestuur van de Groninger Studentenbond heeft het plan gelanceerd om bestuursleden te gaan betalen voor hun werkzaamhe- den. De GSb-leiders denken op deze manier bestuursleden beter te motiveren voor hun taken. Op de ledenvergadering van 26 maart wordt dit voorstel in stemming gebracht. Het interimbestuur kreeg tijdens de vorige ledenvergadering de opdracht om de mogelijkheden tot professionalisering te onderzoe- ken. Een optie daarbij was een samenwerkingsverband met de Sorug aan te gaan. GSb-bestuurslid Martin van der Meer legt uit waarom deze mogelijkheid niet gerealiseerd is. ''Het bleek niet haalbaar, vooral omdat de Sorug zich voornamelijk op het univer- siteitsraadswerk concentreert. Als het om vakbondszaken gaat stelt de Sorug niet zoveel voor.'' Het uitkeren van een bestuurs- vergoeding van 200 gulden in de maand is volgens Van der Meer een beter alternatief. ''Door de studieduurverkorting wordt het voor studenten steeds moeilijker om nevenactiviteiten te ontplooien. Wij vinden bestuurswerkzaamheden belangrijk voor de algemene vorming en willen er een beloning tegenover stellen. We zien liever dat studenten geld verdienen met bondsactiviteiten dan met werken bij de Domo.'' (Lourens Kluitenberg)

Meer klachten over Ministerie van Onderwijs bij Ombudsman

FRANK STEENKAMP

De Nationale Ombudsman heeft vorig jaar het aantal klachten over het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen met bijna een kwart zien toenemen tot in totaal 310. Verreweg het meeste werk leverde opnieuw de Informatiseringsbank op. Uit het deze week verschenen jaarverslag van ombudsman M. Oosting over 1991 blijkt dat het Ministerie van O&W nu op de derde plaats staat op de ranglijst van klachtenveroorzakende departe- menten in ons land. Bijna tien procent van de 3304 behandelde klachten betrof het beleidsterrein van minister Ritzen. Van de 761 geschreven rapporten ging zelfs een op de acht (101 stuks) over O&W. De bron van deze groeiende stroom klachten ligt zoals bekend niet louter in Zoetermeer. Net als vorig jaar zorgde de Informatiseringsbank in Groningen, de instantie die de wet studiefinanciering uitvoert, voor de meeste problemen. Over de 67 rapporten die aan deze dienst in 1991 werden gewijd, merkt het jaarverslag op dat er nogal wat fout gaat bij de gegevensverwerking. Omdat aanpassing van pro- grammatuur al gauw miljoenen kost, wacht de bank hier soms te lang mee. De ombudsman wijst erop dat individuele studenten toch recht hebben op een ''behoorlijke uitvoering'' van de regelingen. Zijn rapporten hebben volgens de ombudsman overigens wel invloed gehad, ook op de Informatiseringsbank. Hij vindt dat er het nodige is verbeterd, ondermeer in de voorlichting aan klanten. Ook de prijsverlaging van een telefoontje naar een van de Steun- punten van 30 naar 20 cent zou een gevolg zijn van een onderzoek van de ombudsman. Een nieuw zorgenkind was vorig jaar de OV-Studentenkaart BV, waarover 19 rapporten werden geschreven. Vooral het optreden van deze BV tegen studenten die deze kaart ten onrechte bezaten is vaak ''buitengewoon hard en onbillijk'' geweest. Zelfs sommige studenten die na deskundig advies ervan overtuigd waren dat ze terecht studiefinanciering kregen, moesten, toen hun beurs toch werd ingetrokken, voor hun OV-kaart een commer- cieel tarief van 331,25 gulden per maand terugbetalen. De ombuds- man vindt dat de BV haar eigen regels ''erg strikt'' en soms ''niet juist'' hanteert. Bovendien wijst hij op de wel erg grote kloof tussen die 331 gulden en de 61 gulden die studenten vergoed kregen als ze hun OV-kaart te laat ontvingen. (HOP)

Commissie voor samenwerking universiteit-hbo

Minister Ritzen heeft een driemanscommissie ingesteld die al over twee maanden moet adviseren over hoe samenwerking tussen univer- siteiten en hogescholen valt te bevorderen. Voorzitter is W. Meijer, Commissaris van de Koningin in Drenthe. Twee ex-bestuur- ders uit het hoger onderwijs (H. Zeevalking van de Technische Universiteit Delft en W.C. Weeda van de Hogeschool Midden-Neder- land) maken het driemanschap compleet. De commissie moet, op basis van een inventarisatie van een Leids researchbureau, de huidige relatie tussen universiteiten en hbo analyseren. Ook de opvattingen en wensen over mogelijke samenwer- king horen aandacht te krijgen. En dat moet dan leiden tot voorstellen over hoe de bewindsman samenwerking kan bevorderen op drie terreinen. Dat zijn het onderwijs zelf, maar ook facilitei- ten en uitwisseling van expertise. Om ook een visie te kunnen ontwikkelen op de toekomstige relatie tussen hbo en wetenschappelijk onderwijs zal Ritzen binnenkort ook een langer lopende opdracht de deur uitsturen. De Adviesraad voor Onderwijs moet namelijk zorgen dat er een ''maatschappelijk debat'' komt over die relatie. (Frank Steenkamp, HOP)

LSVb-actie voor meer kamers en lagere huur

De Landelijke Studentenvakbond gaat aandringen op maatregelen die kamerverhuur stimuleren. Tegelijk zijn er plannen voor een ''actie huurverlaging''. Vanwege de grote kamernood en de zeer hoge huurprijzen heeft de bond in zijn beleidsplan de huisves- ting, naast onderwijskwaliteit en studiebegeleiding, als een van de hoofdpunten voor 1992 aangewezen. De hoogte van kamerhuren wordt inzet van verschillende acties. Ten eerste wil de LSVb in de Kamer lobbyen om de automati- sche huurverhoging van 2,5 procent per jaar die de regering heeft aangekondigd, afgeschaft te krijgen voor kamerhuur. Volgens de bond heeft de kamerschaarste de huren nu al op veel plaatsen veel te ver opgedreven. Daarom wordt er ook een landelijke actie voorbereid ''om de woningwaardering op de particuliere markt naar een redelijk peil terug te brengen.'' Men wil dat studenten straks te hoge huurprijzen gaan aanvechten. Plaatselijke bonden gaan daartoe speciale woonspreekuren instellen. Verder wil de bond de inspraak van studenten verbeteren. Vooral in het hoger beroepsonderwijs zal er het nodige moeten verande- ren. Het hbo vormt een apart punt in het plan van de LSVb. De bond heeft er tot nu toe weinig actieve leden zitten. Een speciale werkgroep hbo moet gaan zorgen dat de ''know how'' van de bond over en de aanhang binnen het hbo groter worden. (Frank Steenkamp, HOP)

`Milieurapport deugt niet'

Door JOEP ENGELS

''De onderzoekers hebben wel erg veel waarde bij hun wijn gedaan.'' Rector magnificus Simon Kuipers wond er vorige week tijdens een besloten colloquium voor universitaire beheerders en bestuurders over het milieuzorgsysteem geen doekjes om. Het rapport van milieuonderzoeker Wouter Biesiot en verkeerskundige Karel Brookhuis was nauwelijks wetenschappelijk te noemen. Daarvoor waren de onderzoekers volgens Kuipers te vooringenomen geweest. Zijn collega-bestuurder Marius Kooijman deed er nog een schepje bovenop: ''De heren zijn teveel op de stoel van de bestuurders gaan zitten.'' Concluderend stelde Kooijman dat ze hun zaakjes beter hadden moeten definiëren. De discussie was in een fikse woordenwisseling geëindigd, zo heette het in de wandel- gangen. Arob-functionaris Jan Baltink zegt achteraf dat hij het een vreemde discussie was gaan vinden. ''Dit colloquium was toch gepland om een milieuzorgsysteem op te tuigen'', had hij college- voorzitter Erik Bleumink voorgehouden, ''en niet om een weten- schapstheoretische discussie te voeren. Maar ik heb het idee dat de twee bestuurders op hun oude hoogleraarsstoel zijn gaan zitten in plaats van het goed voor te hebben met het milieu.'' Baltink werd niet veel wijzer van het ''vage verhaal'' van Bleumink maar verbaasde zich wel over de opmerking van Dick Scholtens, direc- teur beheer van W&N, dat de rector zich toch als een voortrekker van het milieu geprofileerd had. ''Zo'n opmerking heb ik inderdaad gemaakt'', vertelt Scholtens. ''Kuipers had de stelling betrokken dat de universiteit in de eerste plaats onderwijs- en onderzoektaken heeft maar zich ook moet houden aan wettelijke (milieu-)voorschriften. En dat daar- tussen een groot grijs gebied was waar je aan milieuzorg kon doen. Ik was behoorlijk melig geworden van die discussie en zette toen de redenering op dat het grijze gebied erg klein was, de wettelijke kaders dus erg groot en Kuipers dus toch een groot hart voor het milieu had.'' Wouter Biesiot vindt het zinloos om de discussie nog eens op te rakelen. ''Daarvoor was het niveau te laag.'' Zoals altijd kreeg de boodschapper de schuld van de ellende.'' Het bericht van de milieu-ellende was niet de enige reden voor de aanval van Kuipers en Kooijman, de negatieve publiciteit die de RUG had gekregen na het openbaar maken van het milieurapport was daar vermoedelijk even zo debet aan. ''Groninger universiteit lapt milieu aan laars'', had de Telegraaf gekopt in een bericht waarin alleen Biesiot sprekend was opgevoerd. De milieukundige kijkt liever vooruit en constateert dat er overeenstemming was over het belang van milieuzorg. ''Niemand zei in elk geval dat het niet moest. Ook de rector was het erover eens dat er op professionele wijze iets aan de milieuzorg gedaan moest worden. Er komt dus beweging in.'' Baltink kan zich daaren- tegen niets van een slotconclusie herinneren en Scholtens in eerste instantie ook niet. ''Ja, het uitgangspunt van Bleumink is overeind gebleven: het is niet de vraag óf de universiteit iets aan het milieu gaat doen, maar hoe en in welke mate.''

Bèta's kunnen tekorten niet wegwerken

De Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen loopt achter op haar schema voor het wegwerken van de tekorten. Dat bleek vorige week woensdag toen de faculteitsraad de eerste aangepaste begro- ting 1992 behandelde. Het tekort van de faculteit is een oud probleem en leidde in 1990 tot een plan van aanpak. De faculteit kreeg vier jaar lang jaarlijks een miljoen gulden extra van de universiteit maar daar stond tegenover dat men intern orde op zaken moest stellen. Vooral natuur- en scheikunde hadden boven hun stand geleefd. Halverwege de rit had de bedrijfsreserve van de faculteit volgens het plan van aanpak ongeveer een miljoen gulden moeten zijn. Prognoses wijzen uit dat de faculteit eind 1992 een bedrijfste- kort van ruim twee miljoen heeft. De problemen zitten in de personele reserve die eind dit jaar een tekort van viereneenhalf miljoen laat zien. C. Grol, portefeuillehouder financiën in het faculteitsbestuur, noemde tijdens de raadsvergadering als één van de oorzaken van het blijvende tekort ''dat er nooit sancties hebben gestaan op al te ruime uitgaven.'' Bij navraag achteraf zwakt Grol zijn woorden iets af. Een tekort van twee miljoen op een totale facultaire omzet van bijna honderd miljoen, dat kan hij niet dramatisch noemen. Maar toch, de afdelingen zullen in de toekomst wat beter op hun uitgaven moeten letten. Grol gaat binnenkort met de directeur beheer de afdelin- gen langs om te bekijken hoe de uitgaven verminderd kunnen worden. (Joep Engels)

Beer naar Natuurmuseum

Het skelet van de Grottenbeer, dat jarenlang stond opgesteld in het Geologisch Instituut, is in bruikleen gegeven aan het Natuur- museum. Afgelopen woensdag werd het geheel gerestaureerde skelet officieel onthuld. In de werkplaats van de stichting Museumtech- nisch Werken is de afgelopen weken koortsachtig gewerkt aan de restauratie (zie foto). Het skelet lag in meer dan honderd stukjes uiteen, vertelt Yme Boomsma, directeur van de stichting. ''Bovendien zat de grottenbeer verkeerd in elkaar. Het linker- kniegewricht zat aan het rechterdijbeen vast en andersom.'' Hing de grottenbeer oorspronkelijk in een draagbeugel, nu is er een zelfdragende constructie. ''Hij heeft een mooie natuurlijke gang gekregen'', aldus Boomsma. (Guus Termeer)

Foto Elmer Spaargaren

Zes ton voor huisvesting gaststudenten

Burgemeester en wethouders van Groningen hebben afgelopen dinsdag besloten een kleine 600 duizend gulden bij te dragen aan de huisvesting van buitenlandse studenten. In een voorstel aan de gemeenteraad staat dat dit geld bestemd is voor vier projecten van de Stichting Huisvesting Buitenlandse Studenten. Bij deze projecten gaat het om panden die door verschillende woningbouw- corporaties geschikt worden gemaakt voor huisvesting van zo'n 170 buitenlandse studenten. Deze panden worden vervolgens gehuurd door de Stichting HBS, een samenwerkingsverband van de instellingen voor hoger onderwijs in Groningen. Het geld van de gemeente gaat naar de corporaties als bijdrage voor de aankoop van de panden en is afkomstig uit het stadsvernieuwingsfonds. Deze week verscheen ook de gemeentelijke nota 'Jongerenhuisves- ting in Groningen'. Daarin staat dat er in Groningen een structu- reel tekort is van ongeveer 1500 kamers en een ''piektekort'' van duizend kamers in de maanden augustus tot en met oktober. Verder signaleert de nota problemen bij de voorlichting aan kamerzoeken- den en de kamerbemiddeling. Om de problemen op te lossen moeten de woningbouwcorporaties 750 goedkope kamers (een huur beneden de 300 gulden) gaan verhuren in grote huurwoningen. Verbouw van panden en op kleine schaal nieuwbouw, moet nog eens 750 kamers opleveren. Verder bepleit de nota de oprichting van een centraal informatiepunt voor jongeren- huisvesting, met onder andere als taak verhuur van tijdelijke woonruimte in de piekmaanden. Naast de corporaties en de gemeente moet het hoger onderwijs voor de financiering van dit informatie- punt zorgen. Dit omdat een groot deel van de jongeren waar het om gaat, bestaat uit studenten. Het hoger onderwijs was ook betrok- ken bij de totstandkoming van de nota over jongerenhuisvesting. (Laurens Berentsen)

Uitwisselingsprogramma dreigt aan eigen succes ten onder te gaan Verlaging beurzen zal ERASMUS opbreken

Ruim 45 duizend studenten trokken het vorige collegejaar de binnengrenzen van de Europese Gemeenschap over, ongeveer drie procent van alle EG-studenten. Waarmee de door de Europese Gemeenschap nagestreefde tien procent nog lang niet in zicht is. Toch spreekt men allerwegen van een succesvolle start van het ERASMUS-programma. En daarvoor moet de prijs betaald worden, concludeert het Bureau Buitenland van de Katholieke Universiteit Nijmegen in een onlangs verschenen concept-evaluatierapport. Procedures blijven steken in de omvang- rijke Brusselse bureaucratie. Wie in het buitenland wil studeren moet voor 31 oktober van het voorafgaande studiejaar zijn beurs aanvragen om twee maanden voor aanvang van het nieuwe jaar goedkeuring te ontvangen. En dan blijkt die beurs fors lager te zijn dan verwacht, want het aantal deelnemers mag dan stijgen, het te verdelen budget blijft gelijk. Eenmaal in het buitenland gearriveerd komt de ERASMUS-gan- ger niet zelden voor verrassingen te staan. Geen kamer geregeld, van het kastje naar de muur gestuurd worden voor een verblijfs- vergunning, colleges in een andere taal dan verwacht, en slecht op elkaar aansluitende semester-indelingen. Weer thuis met een handvol studiepunten in de bagage, is het maar de vraag of de gevolgde cursussen terug te vinden zijn op de bul. Maar dit zijn problemen die de universiteiten zelf op kunnen lossen, oordeelt het Nijmeegse bureau. Het adviseert de facultei- ten een internationaliseringsmedewerker aan te stellen om de coördinatoren van de programma's te ontlasten. Bezoekende studen- ten zouden in hun eigen land een intensieve cursus Nederlands moeten volgen, anderzijds zouden Nederlandse universiteiten colleges in het Engels kunnen geven. Dat zou bovendien het door Brussel gevraagde evenwicht tussen in- en uitgaande studenten recht kunnen trekken.

Nevelen

Uiteindelijk ligt het lot van ERASMUS toch in handen van Brussel, dat het programma financiert. En daarmee is de toekomst van het uitwisselingsprogramma in nevelen gehuld. Want wat Brussel precies van plan is weet niemand. De beleidsmakers hinken daar te lang op twee gedachten, aldus het Nijmeegse Bureau Buitenland. Enerzijds is er het streven: tien procent van de studenten naar het buitenland. Daarvoor is 192 miljoen E- CU, bijna 450 miljoen gulden, gereserveerd voor de periode 1990-1993. Vorige collegejaar was er 60 miljoen ECU beschikbaar voor de drie procent die toen de grens over ging. Een snel rekensommetje leert dat dat voor tien procent dus 200 miljoen ECU per jaar zou moeten zijn, en voor de periode tot en met 1993 zelfs 600 miljoen. Het huidige budget van 192 miljoen ECU schiet dus schromelijk tekort. De oplossing van Brussel is even simpel: als het aantal deelnemers stijgt, daalt de hoogte van de beurzen. Zo is het beursbedrag dit jaar 20 procent lager dan het vorig jaar en zal het bij een cijfer van 10 procent zelfs kelderen. Brussel moet een principiële keuze maken, vindt het bureau. Of verhoging van het budget, of bijstelling van het streefgetal. Het steeds verlagen van de beurs is op den duur dodelijk. Verhoging van het budget past slecht bij de filosofie achter ERASMUS. Het is tenslotte een stimuleringsprogramma, dat uitgaat van de verwachting dat de subsidie op den duur aanzien- lijk minder wordt. Fase twee (1990-1994) is pas ingegaan en geluiden uit Brussel en Straatsburg doen vermoeden dat fase drie ook nog wel van de grond zal komen. Maar alles wijst er op dat Brussel ervan uit gaat dat de lidstaten en instellingen uiteinde- lijk zelf in de kosten van de Europese studentenmobiliteit gaan voorzien. De begrotingen van het Rijk en van de instellingen laten daartoe weinig ruimte. De organisatie, aldus Bureau Buitenland, zou met kunst en vliegwerk nog wel overeind gehouden kunnen worden. Maar met het kelderen van de beurzen zou de studentenmobiliteit terugvallen naar het niveau van voor 1987. (KUnieuws)

Rekencentrum moet de markt op

JOEP ENGELS

Het Rekencentrum gaat vanaf 1995 zijn diensten aan faculteiten op contractbasis leveren. De faculteiten zullen dan bijna de helft van de centrale computergelden naar eigen inzicht aan hun informatisering mogen besteden. Het college van bestuur beslist vóór de zomer of de facultaire plannen deugdelijk genoeg zijn om het groene licht te kunnen geven voor deze nieuwe opzet van het Rekencentrum. In de nota 'Naar het Rekencentrum nieuwe stijl' die deze week openbaar is gemaakt, beschrijft de Commissie Computer Beleid de opdeling van de taken van het Rekencentrum in een infrastructu- reel en een facilitair deel. Onder het eerste deel vallen taken als het beheer van het centrale computernetwerk, de algemene cursussen en de toepassingsgerichte ondersteuning. Deze infra- structurele taken blijven centraal gefinancierd maar de commissie heeft er een maximum van twintig arbeidsplaatsen aan gekoppeld. ''Centraal gefinancierde diensten hebben de neiging eigen taken te bedenken en uit te dijen'', licht commissievoorzitter Wim Liebrand, hoogleraar sociaal-wetenschappelijke informatiekunde, toe. Het Rekencentrum heeft nu 55 volledige arbeidsplaatsen die betaald worden uit de centrale middelen. De overige taken van het Rekencentrum worden hetzij overgeheveld naar de faculteiten (zoals het beheer van de lokale netwerken of de eerstelijns ondersteuning) dan wel door het centrum op con- tractbasis uitgevoerd. Dat laatste betekent dat faculteiten afzonderlijk met het Rekencentrum contracten kunnen afsluiten over het beheer van apparatuur, het verzorgen van onderwijs of het opzetten van innovatieve projecten. Het marktmechanisme moet er voor zorgen dat het Rekencentrum dan beter kan inspelen op de behoefte van de klanten. Dit jaar heeft het Rekencentrum een omzet van ruim 20 miljoen gulden. De plannen betreffen precies de helft daarvan. Voor de infrastructurele taken is vier miljoen nodig. De administratieve automatisering van de RUG en de computervoorziening van de UB moeten ook van die tien miljoen betaald worden. Res- teert 4,6 miljoen dat aan de faculteiten gegeven zou kunnen worden. De verdeling van dat bedrag kan twee soorten van wrijving opleve- ren. Ten eerste wordt bij de verdeling het oude onderscheid tussen alfa en medisch enerzijds en bèta en gamma anderzijds niet meer gemaakt (weegfactor 6 respectievelijk 20). Er wordt puur op aantallen wetenschappelijk personeel (eerste en tweede geld- stroom) verdeeld. Liebrand: ''Elke werkplek heeft tegenwoordig zijn eigen pc of werkstation. Dat maakt in kosten niet veel meer uit en dan is het onzin om die verdeelsleutels te handhaven.'' Het tweede probleem dat kan ontstaan, is dat het college van bestuur wil dat alle werknemers van het Rekencentrum in de nieuwe plannen inpasbaar zijn. Dat beperkt de faculteiten in hun vrij- heid. Ze kunnen niet al hun geld besteden aan apparatuur, of al het werk door eigen mensen laten uitvoeren. Alle partijen erken- nen dat eventuele probleem, willen daar nu nog niet op vooruit lopen maar benadrukken dat de mensen na omscholing wel andere taken kunnen gaan vervullen. Het college gaat de komende maanden aan de faculteiten vragen welke informatiseringsplannen ze hebben en beslist op grond daarvan nog vóór de zomer, of men koers zet naar een Rekencentrum nieuwe stijl. Zo ja, dan komt dat centrum er vanaf 1995.

Studierendementen aan de RUG dalen gestaag

LAURENS BERENTSEN

De studierendementen aan de Groningse universitei- ten vertonen de laatste jaren een duidelijke daling. Dat geldt zowel voor de rendementen in de propaedeuse als voor de rendemen- ten in de doctoraalfase. In een brief aan de faculteitsbesturen spreekt het college van bestuur zijn ernstige verontrusting uit over deze ontwikkeling. Van de studenten die in september 1985 in Groningen gingen studeren, had 32 procent na één jaar de propaedeuse gehaald. Voor de lichting 1989/90 bedroeg dat percentage 27. Het propaedeuse- rendement na twee jaar vertoont dezelfde trend; het daalde van 75 procent voor de jaargang 1985/86 naar 69 procent voor de studen- ten die in 1989/90 begonnen te studeren. Deze daling kan niet worden toegeschreven aan een betere selectie in de propaedeuse, want de rendementen in de doctoraalfase dalen nog sterker. 49 procent van de studenten die in september 1984 met hun doctoraal begonnen, waren na vier jaar afgestudeerd. Voor de doctoraalstu- denten uit het studiejaar 1986/87 lag dat percentage op 27. Na vijf jaar doctoraal bedroeg het slagingspercentage van deze twee jaargangen respectievelijk 71 en 56 procent. (Bij de studietijd voor het doctoraal moet gemiddeld anderhalf jaar voor de propae- deuse worden opgeteld om aan de totale studietijd te komen.) Grote boosdoeners zijn de faculteiten letteren en economie. Bij hen daalden de rendementscijfers het sterkst, en omdat zij een grote instroom kennen telt dat zwaar mee in de totaalcijfers van de RUG. Ook de sociale faculteit en rechten doen het slecht. Maar van vrijwel alle faculteiten is het doctoraalrende- ment achteruit gegaan. De daling is des te zorgelijker omdat aan de rendementscijfers steeds meer waarde wordt gehecht. Minister Ritzen heeft in het hoofdlijnenakkoord afspraken gemaakt met de universiteiten om studenten sneller te laten studeren. In de toekomstige bekosti- ging van het hoger onderwijs tellen de rendementscijfers zwaarder mee. En ook de beperking van de studiefinanciering tot vijf jaar noopt tot sneller studeren. In een brief aan de faculteiten schrijft het college van bestuur dat de geconstateerde dalingen op gespannen voet staan met alle maatregelen die in de maak zijn of al genomen zijn om de gemid- delde verblijfsduur van studenten aan de universiteit te bekor- ten. De rendementscijfers staan in schril contrast met de streef- cijfers die het college hanteert. Het propaedeuserendement na één jaar moet volgens die cijfers tenminste 50 procent zijn en na twee jaar 70 procent. Voor het doctoraalrendement na vier jaar geldt een minimum van 60 procent en na vijf jaar 80 procent. Collegevoorzitter E. Bleumink wijt de slechte rendementscijfers aan de grote instroom bij bepaalde studierichtingen. De keuze voor deze modieuze studies is niet altijd even gemotiveerd en door de massaliteit ontbreekt het aan sociale controle, aldus de collegevoorzitter. Dat neemt niet weg dat studierichtingen die niet aan de streefcijfers voldoen, aan het college moeten rappor- teren hoe dat komt en wat ze daaraan denken te gaan doen. Bleu- mink: ''Voor een deel is er iets aan de lage rendementen te doen via onderwijsgebonden kenmerken. Als faculteiten aantonen dat het niet aan het onderwijs ligt, geldt dat niemand gehouden is aan het onmogelijke.'' De Grunk-studentenfractie in de universiteitsraad noemt de gehanteerde streefcijfers ''schandalig''. Volgens fractievoorzit- ter Louwarnoud van der Duim betekenen deze cijfers dat de univer- siteit het normaal vindt dat, uitgaande van alle studenten die aan een studie zijn begonnen, 20 procent in vier jaar afstudeert en 42 procent in vijf jaar. Van der Duim: ''Dat zijn absolute onderwaarden. Slechter mag het nooit worden.''

Twee miljoen voor microbioloog

De microbioloog Arnold Driessen viel onlangs in de prijzen. Onderzoeksfinancier NWO verleende hem een Pio- niersubsidie van twee miljoen voor zijn onderzoek naar eiwit- transport. ''Spectaculaire proefopstellingen kan ik niet laten zien. Het speelt zich allemaal in reageerbuisjes af.'' Op bezoek bij de kersverse Pionier op 7

Een groene partij voor niet-linkse mensen /6

Hoe meer gezakten in de propaedeuse, hoe meer geld /4

Aad Nuis content met universitaire democratie /9