Functioneringsgesprekken geteld Invoering verloopt trager dan verwacht

De introductie van functioneringsgesprekken aan de RUG gaat niet van een leien dakje. Volgens planning moest de eerste gespreksronde al in het academisch jaar 1989-1990 plaats- vinden. Bij aanvang van het lopende academische jaar bleek dat sommige faculteiten nog moesten beginnen. Koudwatervrees of diep gewortelde weerstanden?

Guus Termeer

Het verschijnsel is in het bedrijfsleven heel gewoon. Voor een minder strak georganiseerde instelling als een universiteit blijft het wennen: het functioneringsgesprek, de jaarlijkse zit van iedere medewerker met zijn of haar chef, waarbij wederzijdse wensen en klachten gespuid kunnen worden. Het klinkt aantrekkelijk. Een gesprek op basis van gelijkwaardigheid met je ''naast hogere''. De praktijk blijkt weerbarstiger. Uit vergelijkende cijfers van 1 juli 1991, die onlangs aan de directeuren-beheer werden toegezonden, blijkt dat de introductie van het nieuwe fenomeen lang niet overal vlot verloopt. Terwijl de Faculteit Bedrijfskunde al aan de tweede ronde bezig is, zijn de economische faculteit, geneeskunde en de sociale faculteit nog maar nauwelijks met de eerste ronde begonnen. ''Voor deze trage introductie is geen eenduidige verklaring te geven'', stelt J. Siersema, plaatsvervangend hoofd van de centrale Dienst Personeel & Organisatie van de RUG. ''Iedere eenheid heeft een eigen verhaal waarom het niet lukt.'' Zo worstelde de Faculteit der Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen tot voor kort met een onderbezetting op de personeelsafdeling. ''Daar hebben wij natuurlijk begrip voor'', vertelt Siersema. ''En ook al komen sommige faculteiten steeds weer met een ander verhaal, we gaan niets forceren. We willen langzaam krediet opbouwen voor deze zaak. Wanneer je functioneringsgesprekken met veel aplomb van bovenaf oplegt, dan hebben ze geen enkele waarde. Dan wordt het een zinloos ritu- eel.''

Hoogleraren

Uit de cijfers wordt duidelijk dat de invoering van functione- ringsgesprekken vrijwel overal langer heeft geduurd dan was gepland. Een belangrijk struikelblok vormde het uitblijven van een regeling voor hoogleraren. December 1989 lag er dan wel een officiële Regeling Functioneringsgesprekken, de Regeling Functio- neringsgesprekken Hoogleraren liet tot september 1991 op zich wachten. Wat voor verschillende dienstcommissies aanleiding was om te stellen: we beginnen niet met functioneringsgesprekken tot dat ook de hoogleraren aan het regime zijn onderworpen; gelijke monniken, gelijke kappen. Siersema: ''Die regeling voor hoogleraren was lastig. Formeel zou de rector magnificus de gesprekken moeten voeren, maar dat was onbegonnen werk. Deze taak kon veel beter naar de decaan. Probleem is echter dat in de relatie decaan-hoogleraar niet echt sprake is van een heldere hiërarchische verhouding. Het duurde even voordat dat goed geregeld was.'' Het uitgangspunt om het systeem top down in te voeren werd hierdoor al direct ondergraven. Daarbij komt dat de animo onder het wetenschappelijk personeel duidelijk lager is dan bij het ondersteunend en beheerspersoneel (obp). ''De gezagsverhoudingen bij het wp liggen diffuser'', weet Siersema. ''De hoogleraar is toch vaak de primus inter pares. Bij het obp ligt die rolverdeling duidelijker. Bovendien wordt in wp-kringen vaak gezegd: het heeft voor mij toch geen enkel effect, ik heb geen verder loopbaanperspectief, dus waarom zou ik mijn tijd ver- doen... Voor een deel zal dat wel kloppen. De doorstroming bij sommige faculteiten is beperkt. Maar wanneer leidinggevenden met dit argument de gesprekken uit de weg gaan, zit er iets mis. Ik vind dat mensen een fundamenteel recht hebben om te horen hoe ze het doen. Ze moeten daarover van gedachten kunnen wisselen met hun chef. De cultuur in deze organisatie is toch al zo, dat er veel over functioneren wordt gepraat, maar niet met de betrokkene zelf!''

Oekaze

Een van de eenheden die rustig wachtte op de regeling voor hoogleraren was de Faculteit der Economische Wetenschappen. In de toelichting op de onlangs gepresenteerde cijfers signaleert Siersema voor deze faculteit ''het vrijwel volledig ontbreken van bestuurlijke steun op alle niveaus''. We hebben al evaluaties van het voorwaardelijk-gefinancierde onderzoek en van het onderwijs, zo redeneerden de economen, dat is wel genoeg. Deze houding is inmiddels verleden tijd, stelt R. Willink, personeelsconsulent van de faculteit. De nieuwe decaan en de interim-directeur-beheer trekken er inmiddels hard aan. Medewerkers die dit academisch jaar in dienst komen, vallen standaard binnen het systeem van functioneringsgesprekken. En de gesprekken met zittende medewer- kers zijn in volle gang. ''Sinds het najaar is er stroomversnel- ling. Precieze cijfers heb ik nog niet, maar ik verwacht dat onze achterstand over een paar maanden is weggewerkt'', aldus een optimistische Willink. Ook J. Peeters, directeur-beheer bij geneeskunde, spreekt van een inhaalmanoeuvre. Toen afgelopen zomer bleek dat er nog maar enkele gesprekken waren gevoerd, stuurden decaan en directeur-be- heer een oekaze de faculteit in. ''Dat was een brief om de zaak op te porren'', vertelt Peeters. ''We wilden benadrukken dat wij functioneringsgesprekken wel degelijk belangrijk vinden. En dat heeft geholpen.'' Het argument bij geneeskunde was de onzekerheid van de personele reorganisatie. Peeters: ''Dat is vaak als alibi gebruikt, door zowel leidinggevenden als medewerkers. Er werd gezegd: het heeft geen zin om met zoveel onzekerheden in de personele sfeer gesprekken te voeren. Terwijl het in zo'n situa- tie juist extra nuttig is om met het personeel in gesprek te blijven. Ik zie het als vluchtgedrag, als een manier om een tijdrovend nieuw fenomeen uit de weg te gaan.'' De directeur-be- heer voorspelt dat aan het einde van het jaar 80 procent van de gesprekken gevoerd is.

Wassen neus

Absolute koploper bij de invoering van functioneringsgesprekken is de Faculteit Bedrijfskunde. Daar gingen de functioneringsge- sprekken netjes in 1990 van start en is de tweede ronde inmiddels afgerond. Al voor de universitaire regeling er lag, hadden de bedrijfskundigen hun eigen aanpak ontwikkeld. ''Wij gaan er vanuit dat personeelsbeleid primair een zaak is van de verant- woordelijke leidinggevenden en niet van de centrale dienst personeelszaken'', stelt directeur-beheer A. Middelberg. Het Arnhemse adviesbureau Rijnconsult begeleidde de invoering, die zonder noemenswaardige tegenwerking verliep. ''Natuurlijk stond niet iedereen te trappelen, maar toen de decaan het goede voor- beeld gaf door met de hoogleraren te beginnen, volgde de rest vanzelf'', aldus Middelberg. ''En bovendien kenden veel bedrijfs- kundigen het fenomeen al vanuit het bedrijfsleven en wisten dat het zinvol kon zijn.'' Niet iedereen bij bedrijfskunde is echter te spreken over de kwaliteit van de functioneringsgesprekken. Zo leeft onder het obp de kritiek dat de gesprekken een wassen neus zijn. Ze worden niet voorbereid, er is geen schriftelijke verslaglegging en dus heeft het spuien van kritiek geen effect. ''Iedere medewerker kan om een schriftelijke vastlegging van de gesprekken vragen'', repli- ceert Middelberg. Al moet hij toegeven dat dat in de praktijk weinig gebeurt. ''Er zijn vast wel medewerkers die teleurgesteld zijn, die hogere verwachtingen hadden. Maar wij hebben juist voor een laagdrempelige procedure gekozen. Een verplichte schriftelij- ke voorbereiding en verslaglegging maakt het zo officieel, dat schrikt mensen af en zorgt ervoor dat ze zich voorzichtig opstel- len.'' Met als risico dat drie keer dezelfde kritiek ter tafel komt, zonder dat er iets gebeurt. Een reëel gevaar, erkent Middelberg. ''Maar ik vind het allereerst belangrijk dat de gesprekken gevoerd worden. Concludeer je dan na een paar keer: we herhalen ons, dan is de tijd aangebroken om concrete stappen te nemen.'' De bonden in het georganiseerd overleg hebben naar aanleiding van de vergelijkende cijfers aangedrongen op een kwalitatieve evalua- tie van de functioneringsgesprekken bij eenheden die al meerdere rondes achter de rug hebben. De bedrijfskundigen zullen opnieuw de eerste zijn.

Studieadvies

Journalistiek is een moeilijk vak. Aan de journalist worden hoge eisen gesteld met betrekking tot de verslaggeving van gebeurte- nissen en het signaleren van misstanden. Het publiceren voor een groter publiek vereist een grote mate van zorgvuldigheid. Het Grunk-forum over Studiebegeleiding kon ik niet bijwonen ik was verhinderd maar uit gesprekken met collega's had ik begrepen dat er een goede discussie geweest was over studiebege- leiding en studieadvisering. Het zou de taak van de UK moeten zijn een goede weergave te geven van deze discussie onder andere om daarmee de opvattingen van de studenten te laten horen. Dit zou een bijdrage kunnen zijn aan de ontwikkeling en verbete- ringen van de kwaliteit van de studentenbegeleiding waarover op verschillende niveau's binnen de RUG gepraat wordt: de universiteitsraad, de Universitaire Commissie Studentenbeleid en dergelijke. Wat schetst de verbazing bij het lezen van UK 28: een uit verband gerukte kreet uit de zaal als kop van het artikel. Bovendien een foto van mensen die niet bij het forum aanwezig waren. En een verslag dat zich met name richt op een zeer beperkt aantal negatieve aspecten van de drie uren durende discussie. Een gemiste kans van de UK om een positieve bijdrage te leveren aan ontwikkelingen die op het gebied van studiebegelei- ding plaatsvinden.

D.G. Veenhuizen, voorzitter Gronings Overleg van Studieadviseurs

Dubbelstudent

Hierbij wil ik een aantal punten recht zetten naar aanleiding van het stuk 'Dubbelstudent' in UK 29 van 26 maart 1992. Tegen de gemaakte afspraak in heb ik de tekst niet tevoren onder ogen gehad doch telefonisch op een deel van de tekst commentaar kunnen leveren. Helaas werd zelfs dit commentaar niet in het geplaatste stuk meegenomen. Daar de rubriek niet wekelijks verschijnt en ik vijfeneenhalf jaar dubbelstudent ben geweest (zie hier de eerste fout in regel 1) lijkt me dat een en ander best een week had kunnen worden uitgesteld indien zoiets als een deadline een fatsoenlijke afhandeling onmogelijk dreigt te maken. Ik ben niet van plan de hele vrije vrijdagochtend aan het recht zetten van uit z'n verband gerukte citaten (neem alleen de titel al) te besteden, maar om enkele kan en wil ik niet heen. De studie medicijnen wordt niet vermoeiend van het stellen van de vraag waarom, maar juist heel interessant. Helaas laat de hoe- veelheid stof tijdens het doctoraal, en de beperkte hoeveelheid tijd tijdens de co-schappen het niet altijd toe deze vraag vaak genoeg te stellen. Op de vraag van de interviewer ''of het zo was dat de deel- tijd-co-schappen op nogal wat verzet stuitten in het traditionele medische wereldje'' heb ik geen ''ja'' geantwoord, maar ''dat veel mensen dat inderdaad denken doch dat ik tot op heden alleen maar medewerking en positieve reacties heb ontmoet.'' Zo'n opmerking in de UK doet derhalve velen tekort. Dat ik als dubbelstudent naast m'n studie(s) nog tijd over heb om te léven is er helaas ook niet helemaal uitgekomen. Jammer, dit is namelijk veruit de meest gestelde vraag aan een dubbelstudent, en het antwoord is ja. Hopelijk laten anderen zich niet al te zeer afschrikken door deze ingezonden brief, het is best leuk te lezen hoe andere dubbelstu- denten hun leven binnen én buiten de studie inrich- ten.

Nomdo Jansonius

Leven is toch zó tijdrovend, soms gaat er wel een hele dag aan op. Neem nu gisteren. Eerst sloof ik me uit om de Nederlandse mannen incluis Paul Witteman uit te leggen dat de wereld vergaat (en dat méén ik) als niet vaders/mannen zich intensief gaan bemoeien met het grootbrengen van ons nageslacht. Ik zou u graag uitleggen dat met écht vaderende vaders oorlogen zullen teruglopen, evenals vandalisme, misdaad en milieuproblema- tiek, maar de ruimte die de UK mij toestaat, is daarvoor net even te gering. Neem het dus maar gewoon van mij aan.

Op weg naar het volgende media-evenement diezelf- de dag begrijp ik opeens waarom hoog betaalde pedagogen aan de universiteit alleen mannen zijn, terwijl vrouwen op dit gebied het dagelijkse onbetaalde werk thuis verrichten. U weet toch ook dat mensen met een vak daar zelf niet in uitmunten: artsen die hun kinderen somatisch verwaarlozen, voedingsdeskundigen met obesitas, mondhygiënisten met een kunstgebit, emancipatiedeskun- digen die hun zonen niet laten afwassen, en zo meer. Pedagogen zullen dus wel slechte opvoeders zijn en men zal het voor de kinderziel beter gevonden hebben om daar vaders voor in te zetten dan moeders. Dit moet nu dus wél veranderen, want mijn stelling is dat vaders even belangrijk zijn voor kinderen als moeders. Dus we schaffen of het pedagogendom geheel af vanwege de schadelijke effecten voor hun eigen kinderen, of we zetten in het vervolg ook vrouwen op deze posten zodat het verdriet wat verdeeld wordt.

Mijn volgende bestemming van goede werken was de NOS-radio-uitzending 'Het Geding', waar ik verwacht werd als 'rechter' te oordelen over de zaak Hoekstra versus Ribbink. Hoekstra als Gronings activist (groep Aaaarg!!) en aanklager betoogde dat autoreclame vergezeld dient te gaan van een waar- schuwing, want artikel 174 van het wetboek van strafrecht zegt immers dat ''hij die waren te koop aanbiedt, wetende dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid'' en dit verzwijgt een gevan- genisstraf kan krijgen van maximaal 15 jaar. (Ik vind het altijd weer prettig dat vrouwen niet onder deze regels vallen. Vandaar wellicht dat er weinig vrouwen in de gevangenissen zitten; via het wetboek zijn ze niet te grijpen, want elke slimme advocaat moet toch iets kunnen met dat 'hij'.)

Ribbink als Meester in de Rechten en secretaris van de vereniging voor reclamemakers betoogt dat het allemaal niet zo bedoeld is, dat het hem niet kan worden aangerekend, dat het een kwestie van eerst wetgeving is, evenals met het roken geschiedde. Deze man moet dus maar eens zwaar aan de kaak worden gevoeld, fluisterde mijn rechterlijke brein mij in, over zijn persoonlijke verantwoordelijkheid als gebruiker van deze aardbo- dem. Wil hij over dertig jaar van zijn kleinkind horen dat hij 'fout' was met zijn autoreclame? Het werd me niet in dank afgeno- men, hij wees me direct erop dat ik als rechter niet mocht vragen, dat ik me niet aan de regels hield. Ik had dit natuurlijk kunnen verwachten van iemand die 'de regel' tot zijn tweede natuur maakte.

Woedend liep deze man na afloop van de uitzending het NOS-gebouw uit, verweet me terwijl ik nota bene de aanklacht netjes volgens de regels had afgewezen teveel slechts om hier te kunnen neerschrijven. Meesters in de Rechten blijken geen sterren te zijn in relativeren, laat staan dat ze enig gevoel voor humor hebben (de enkeling uitgezonderd.) Weet zo'n man nou nog niet dat onze samenleving zó inconsistent is, dat per definitie ook het recht krom is.

ITEKE WEEDA

Foto BERT JANSSEN/Tekst ALFRED KAZEMIER

Op het eerste gezicht is er weinig veranderd sinds de Hortus in Haren op 23 januari 1990 in particuliere handen is overgegaan. De RUG onderhield vanaf 1642 deze botanische tuin maar moest in 1988 door geldgebrek tot sluiting overgaan. Om de Hortus te redden werd hij in een stichting ondergebracht en veranderde de functie van de tuin. Dienden de planten in de tropische kas voorheen de wetenschap, nu staan ze er om betalende bezoekers te trekken. ''Omdat we een recreatiepark zijn geworden zijn we constant bezig om de planten te laten bloeien. Zo proberen we het seizoen te verlengen om het hele jaar mensen over de vloer te krijgen. De Hortus is nu een themapark voor natuur en milieu.'' Ze zijn te laat, de classici. In het Schimmelpenninckhuys in de Oosterstraat staan de tafeltjes met donkerrode kleedjes al lang en breed klaar. Aan de bar zijn alle glazen al tot de rand toe gevuld met sherry en jus d'orange. En d'r zijn wat mensen zenuw- achtig in de weer om allerlei dingen te regelen die al lang geregeld zijn. Maar het wachten is nog even op de ongeveer honderd latinisten en nieuw-grieksen (neograeci) die op deze reünie een borrel komen drinken. ''Het is allemaal wat uitgelopen op het Praediniusgymnasium'', verklaart een dame van de organisa- tie. Ze is waarschijnlijk de secretaris van het bestuur van de KOM, de studentenvereniging Klassiek Onder Mekaar. Als dat klopt dan heet ze Annet Wildeboer. Maar Annet Wildeboer is al weer verdwenen voordat duidelijk is of ze Annet Wildeboer heet. In het Praediniusgymnasium hebben de reünisten om half drie koffie en thee gehad en om kwart over drie gaf prof.dr. S.L. Radt daar een lezing. Om vier uur zijn ze begonnen aan hun reis naar het Schimmelpenninckhuys voor de borrel. Nu is het al ruim half vijf geweest. D'r zal toch niks gebeurd zijn onderweg? Op een plattegrondje dat de organisatie aan iedereen heeft opgestuurd staan twee mogelijk vertragende obstakels. Misschien dat sommigen in een jolige bui de Martinitoren zijn opgeklommen. Anderen staan wellicht glimmend van opwinding achter de fruitautomaten in het - casino. Hoewel, in de reünisten zal wel niet meer zoveel jeugdig elan zitten. Er bevinden zich onder hen classici die eind jaren twintig met hun studie begonnen. Toen heette de studentenvereni- ging Klassiek Onder Mekaar nog Aristarchus. Die vereniging werd zeventig jaar geleden in 1922 opgericht. Niet iedereen is sinds- dien natuurlijk nog even goed ter been. En bovendien dragen de oud-studenten en medewerkers van het klassiek instituut op hun schouders de zware last van de gehele westerse beschaving en struikelen ze voortdurend over de uitvoerige homerische vergelij- kingen die ze elkaar voor de voeten werpen. Geduldig turend in de kaarsjes op de tafels klinkt dan toch nog plotseling enig gerucht. Schuifelend in optocht komen de vele classici de trap af en staan een moment onwennig in de kelder. Dan grijpt iedereen naar de borrel en de jus of gaat eerst even naar de kleine expositie kijken. Zo zijn er foto's van alle panden waar het klassiek instituut ooit eens gehuisvest was en oude posters van de activiteiten die de studentenvereniging organiseerde. Net als alle andere verenigingen gingen ook de classici zich te buiten aan een competitie in schaken en dammen, kenden ook zij hun nieuwjaarsborrels en was er ooit eens ''op veler verzoek'' een volle maan feest. Naar de eerstejaarskampen gingen ze op de fiets en een of andere professor was goed genoeg voor een lezing over ''Hoe goed is een goed man''. Terwijl het geroezemoes gestaag toeneemt (''hé, en hoe gaat het hiér, hahahaha''), menig sigaartje in de brand gaat en velen voor hun tweede consumptie muntjes gaan kopen in de gang, klinkt uit een speaker in de hoek een zwaar gebonk. Een spreker! ''Hallo, mag ik even uw aandacht. Op de bar staat hier voor iedereen een consumptie, maar dat zullen de meesten al wel hebben gezien.'' Iedereen wordt ook nog vriendelijk verzocht zich wat meer over de kelder te verspreiden, het wordt wat benauwd vooraan. En dan is de spreker klaar en zijn er weer de borrels, de sigaartjes en de gesprekken: ''Is dat niet mevrouw Witmond, ja die daar bij het trapje, die reed toch lange tijd zo gevaarlijk in een witte Daf?'' En zo keutelt de reünie verder. Er is nog een presentatie van een eerste Nederlandse vertaling van de Oden van Pindarus in de Obolosreeks (''Vermetel wordt bij het drinkvat de stem''). En verder is het gewoon gezellig Onder Mekaar. De heren in tweedelig grijs of blauw, de dames in een zwarte rok tot op de knie en met allemaal een schoudertasje. Daarin zitten geheid een pakje papieren zakdoekjes, een kam, een pen, sleutels, een portemonnee en nog iets wat nergens toe dient. Heel klassiek allemaal, en dus ook allemaal heel gewoon.

Arjan Wildeboer HORIZONTAAL:

3. een theorie over koepels. (4) 5. afgelegen reactie. (11) 10. die voorraad is voor het inzicht. (8) 11. de gelofte van zotheid kwam er achteraan. (6) 12. volmaakt geleerd(?) (12) 13. daar hoort die bergstroom in thuis. (4) 14. zulke belegen drank zorgt voor consternatie. (6) 15. in de middag is hij dom. (5) 16. het is goed geweest. (3) 18. een soort tik. (4) 19. kennis hebben aan je eigen stuk zijn. (11) 21. verankerd in het denken. (4) 22. sobere levenslust. (10) 23. zij geeft die jongen geestelijk te eten. (5)

VERTICAAL:

1. wetenschap aan het werk. (12) 2. dat is wel een opgave. (14) 4. een plank voor jezelf. (10) 6. raad twee maal. (13) 7. met hoop in je kop. (3) 8. het handelen voorbij. (8) 9. zonder groet. (6) 16. gevoel voor melodie. (7) 17. ernstig advies van de sociale partners. (7) 19. booswicht. (4) 20. zo ongevoelig klinkt het alsof het klopt. (4)

Onder de inzenders van de goede oplossing van het cryptogram wordt een boekenbon van 25 gulden verloot. Oplossingen van cryptogram 30 dienen vrijdag 10 april 1992 voor 12.00 uur in het bezit te zijn van UK, Postbus 80, 9700 AB Groningen, ovv. cryptogram 30. De goede oplossing vindt u in UK 32.

OPLOSSING CRYPTOGRAM 28

Horizontaal: 1.moord; 4.komkommer; 10.zekerheden; 11.aub; 12.strafgevangenis; 14.helden; 15.onooglijk; 18.zetelde; 21.pover; 22.hark; 23.week; 24.renet; 25.naad; 26.leenman; 28.enge; 29.negro. Verticaal: 2.omzetten; 3.rijkaard; 5.over- vloed; 6.kleinood; 7.mij; 8.rebus; 9.vragenderwijze; 13.naleven; 16.kerstenen; 17.schonen; 19.eskader; 20.enkelen; 21.pervers; 27.mal. De boekenbon voor deze oplossing gaat naar: Julian Kiewiet, Borgercompagnie 169, 9631 TG Borgercompagnie.

Popmuziek tegen de oorlog

Door PERRY TEN HOOR

De oorlog in het voormalige Joegoslavië woedt dan wel onverstoor- baar door, maar ook de protesten tegen het oorlogsgeweld groeien. Vooral Servische studenten keren zich tegen het strijdgewoel en gaan de straat op om te demonstreren. Wie echter wordt opgeroepen om te verschijnen aan het front staat voor de keus: vechten of vluchten. Dat laatste deed Moki, een jonge Serviër. Na een tussenstop in Berlijn kwam hij in Groningen terecht, waar hij zijn ideeën over de zinloosheid van de oorlog in zijn vaderland wilde uitdragen. En wel via popmuziek. Op 3 april zal in het Oude RKZ een benefietconcert plaatsvinden, dat deel uitmaakt van een reeks benefietoptredens door heel Nederland. Van de opbrengst wordt een plaat gemaakt. De organisatie van het geheel zit hier in Groningen. Emiel, student aan de lerarenopleiding, houdt zich samen met Moki bezig met het op poten zetten van dit project. Moki, zo vertelt hij, had aanvankelijk een nogal vaag plan. Hij wilde iets doen tegen de oorlog, zonder een politieke stellingname in te nemen. Met behulp van popmuziek wilde hij aandacht vragen voor de slachtof- fers aan beide zijden. ''Het kostte in het begin soms moeite mensen te overtuigen om mee te werken'', vertelt Emiel. ''Vooral ook vanwege de onduidelijke bestemming van de opbrengst.'' Het doel van de benefietoptredens en de plaat is enerzijds het informeren van mensen omtrent de situatie in het voormalige Joegoslavië en anderzijds het bijeen brengen van geld om humani- taire projecten mee te financieren. Een precieze invulling hebben de organisatoren nog niet, maar te denken valt aan zaken als medische hulp en voedingsmiddelen. Dat de anti-oorlogs boodschap verkondigd wordt door middel van popmuziek is volgens Emiel een logische zaak. Popmuziek immers spreekt jongeren vaak meer aan dan politiek. ''Popmuziek is iets dat begrepen wordt over grenzen heen. Het laat die grenzen als het ware verdwijnen. Bovendien is het een toegankelijk medium waar alle medewerkers veel binding mee hebben. Ikzelf bijvoor- beeld zit meer in de popmuziek dan in de politiek.'' De toezeggingen van bands om mee te doen aan het concert of de plaat zijn hoopgevend. De meeste bands gaven uiteindelijk een volmondig 'ja' te horen toen ze uitgebreid waren geïnformeerd door de organisatie. In Groningen zullen vrijdagavond onder andere Captain Nemo, Jama Thàma en de Hanging Manes optreden, terwijl er voor de uit te brengen plaat namen circuleren als The Ex, Leatherface, Mano Negra en No Means No. Het hele project geschiedt volgens het D.I.Y.-principe. Emiel legt uit: ''Do It Yourself wil zeggen dat we in feite alles in eigen hand willen houden. De distributie bijvoorbeeld gebeurt via allerlei kleine bedrijfjes die politiek oké zijn en er geen geld op verdienen.'' Kortom, een nobel streven. De oorlog zal er niet mee tot stilstand worden gebracht, maar initiatieven als deze kunnen alleen maar worden toegejuicht. Komen dus. En niet alleen voor Dubrovnik-badgasten.

Drie saxofoonhelden uit de beginjaren van de bebop

Iedere stad kent ze: muzikanten die binnen hun eigen stad grote bekendheid genieten, maar nooit echt de ambitie aan de dag hebben gelegd om het ook daarbuiten te gaan maken. ''Local heroes'' noemt pianist Rein de Graaff hen, en voor de komende aflevering van zijn 'bebop-cursus' heeft hij er drie bij elkaar weten te krijgen. Drie Amerikaanse tenorsaxhelden begeleid door Nederlands meest swingende bebop-trio.

Jerry Remkes

Hoewel de bebop ook vandaag de dag nog een van de meest gespeelde stijlen uit de jazzgeschiedenis is, zijn er nog maar weinig authentieke sterren uit de jaren veertig en vijftig de hoogtijdagen van de bebop actief. De levensomstandigheden van de muzikanten waren nou ook niet bepaald een goede voorberei- ding op een fijne oude dag. Het leven van de muzikanten was zwaar: ze moesten vaak veel reizen, werden slecht betaald en menigeen had ernstige problemen met drank en drugs. Het bekendste voorbeeld daarvan is waarschijnlijk wel Charlie 'Bird' Parker, die op 35-jarige leeftijd stierf. Maar er waren er nog velen zoals hij. Om dit soort problemen uit de weg te gaan, konden de muzikanten één stad beter mijden: New York. Hier kon je als muzikant het snelst beroemd worden, maar het was ook het gemakkelijkst kopje onder gaan: drugs, drank en veel concurrentie. Dat geen van de drie saxofonisten in Rein de Graaffs 'bebop-cursus' New York als thuisbasis heeft, is dus zowel de reden voor hun veel te geringe bekendheid als voor het feit dat zij überhaupt nog spelen.

Parker

Tenorsaxofonist Von Freeman is de muzikale aartsvader van vele saxofonisten uit Chicago. Geboren in 1922 en rond 1940 als professioneel muzikant begonnen, maakte hij het onstaan van de bebop mee. Met z'n broers George en Bruz vormde hij een vast trio, dat onder andere nog met Charlie Parker en Lester Young optrad. Verder leidde hij een betrekkelijk anoniem clubleven, zodat hij behalve in Chicago nooit veel bekendheid wist te vergaren. Pas begin jaren zeventig nam hij zijn eerste plaat op. Evenals de andere twee gasten heeft Von Freeman een uitstekende techniek. Zijn toon is opvallend scherp, waar veel andere saxofo- nisten van zijn lichting een zachter en ronder geluid hebben. Zijn speelstijl vertoont ook duidelijke sporen van zijn blu- es-achtergrond. Van de het drietal is tenorsaxofonist Teddy Edwards het minst een 'local hero'. Hij nam al sinds midden jaren veertig platen op met Howard McGhee en behoorde tot de sleutelfiguren van de bebop aan de westkust van Amerika. Op 21-jarige leeftijd kwam hij naar Los Angeles, waar hij nog steeds woont. Tot slot het best bewaarde geheim van het drietal: Buck Hill. Pas in 1990 verruilde deze tenorsaxofonist zijn oude beroep, dat van postbode in Washington D.C., voor dat van fulltime-musicus. Hoewel ook Hill al sinds de jaren veertig sax speelt, heeft hij altijd gekozen voor de zekerheid van een vaste baan. Tot eind jaren zeventig trad hij slechts af en toe op in plaatselijke clubs. Die tijd is nu echter voorgoed voorbij, volgende week vrijdag is hij zelfs in het verre Groningen te horen.

Vrijdag 10 april, Tenor Conclave, de Oosterpoort, 21 uur.

Een samenleving functioneert niet zonder macht

Het congres over macht dat de studentenvereniging Albertus Magnus vorige week organiseerde, riep een belangrijke vraag op: wat is nu eigenlijk macht? De congrescommissie hield er een uitgesproken mening op na. ''Macht is de dynamiek van de internationale samenleving'', viel in de congresfolder te lezen. ''Zonder machtsverhoudingen kan een samenleving niet functioneren.'' Op de tweede dag van het congres, toen het accent lag op de invloed van de Westerse samenleving op de Tweede en Derde Wereld, bleek een aantal sprekers een andere opvatting over het begrip macht aan te hangen. F.D. Van Loon, directeur van de Nederlandse Middenstands Bank, oordeelde dat economische drijfveren zoals eigenbelang, de dynamiek van de wereld bepalen. De bankier signaleerde een tendens naar een toenemende dominantie van de economische macht, terwijl fysieke macht aan invloed inboet. Hij zwoer bij het vrije marktmechanisme en zag ontwikkelingshulp als middel om de markt- structuur in arme landen te versterken. De Nederlandse ontwikke- lingshulp, zo luidde zijn oordeel, is inefficiënt en kan worden gehalveerd. M. van den Berg, secretaris van de Novib, geloofde vooral in de macht van de rede. Hij toonde zich optimistisch over de toekomst, het gaat immers steeds beter met de wereld. De internationale samenwerking breidt zich uit en het respect voor de mensenrechten neemt toe. Van den Bergs lezing droeg dan ook de titel ''Van een verloren decennium naar een hoopvolle toekomst''. Toch moeten nog een paar problemen de wereld uit. De enorme schuldenlast van de arme landen is de Novib-secretaris een doorn in het oog, en verder verdient de milieu-problemen meer aandacht. Mogelijk kunnen de arme landen garen spinnen bij de wereldwijde milieupro- blematiek, hield Van den Berg zijn gehoor voor. Het vervuilen van de omgeving versterkt hun onderhandelingspositie tegenover de rijke landen. ''Voor wat hoort wat'', kunnen de arme landen antwoorden als hen gevraagd wordt de vervuiling terug te brengen. L. de la Rive Box, ambtenaar op het Ministerie van Ontwikkelings- samenwerking, draaide de stelling van de congrescommissie om. Vooral onmacht vormt volgens hem de dynamiek van de internationa- le samenleving. Onmacht brengt onvoorspelbaarheid met zich mee, en is het niet de chaos waaruit telkenmale nieuwe inzichten voortkomen? De ambtenaar stelde dat partijen die uitgaan van de eigen onmacht meer bereiken. ''Onmacht betekent dat een partij inziet dat bij een conflict het eigen of het algemeen belang geschaad wordt.'' Toni Kofi, een vroegere Ghanese minister van binnenlandse zaken, had het laatste woord. Hij verhaalde over de macht van het onbegrip en gaf de zaal een voorbeeld. ''Een vader heeft twee zonen, John en Mike. Beiden vraagt hij voor hem het land te bewerken. John stemt toe en voert niets uit. Mike weigert, maar gaat toch aan de slag. Wie is nu de beste zoon?'' ''Mike'', antwoordde de zaal. ''In Afrika is John de beste zoon'', ver- klaarde Kofi. ''Je moet bij ons respect voor je vader tonen en hem niet tegenspreken. Als jullie dit al niet begrijpen, hoe kunnen jullie ons dan vertellen hoe we moeten ontwikkelen? Jullie weten niets van onze traditionele waarden.'' Wat restte na een lange congresdag was de macht der gewoonte. Tijdens de afsluitende borrel op de kroeg was het bier gratis, maar moest voor een glaasje fris worden betaald. (Lourens Klui- tenberg)

`Plezier in woordenis de basis van alle lezen'

Waarom vindt een lezer de ene literaire tekst boeiend en de andere saai en doods? Hoe krijgen we meer inzicht in de rol van de schrijver en die van de lezer? Voor deze veelomvattende vragen, waarover de doorsnee lezer zich meestal niet het hoofd breekt, probeert de literatuurwetenschap antwoorden aan te dragen. Met een veelheid aan methoden: van zuivere tekstanalyse (''close reading'') tot aan onderzoek naar de maatschappelijke of morele werking van een roman of gedicht. De afgelopen decennia was er dan ook sprake van een veelkleurige methodenstrijd. Maar de tijd dat literatuurtheoretici zweren bij één zaligmakende methode is voorbij, stelt Helen Wilcox, vanaf 1 augustus 1991 hoogleraar Engelse letterkunde na de Middeleeuwen en Amerikaanse letterkunde aan de RUG. ''De laatste jaren is er juist een grote variëteit in kritische benaderingen van literatuur te bespeuren.'' De nieuwe hoogleraar is het levende bewijs van deze stelling. Ze promoveerde aan de Universiteit van Oxford op de ontvangst van de zeventiende-eeuwse Engelse dichter George Herbert door zijn tijdgenoten. Hoe lazen de zeventiende-eeuwers deze dichter? Hoe groot was zijn invloed op het werk van andere schrijvers? Wat was indertijd zijn reputatie? Vragen, aldus Wilcox, die een breed inzicht verschaffen in de rol van schrijvers en lezers in die tijd, met als het even kan lijnen naar de twintigste-eeuwse praktijk. ''Mijn promotie vertelt niet alleen iets over de dichter en zijn werk, maar ook over hoe mensen indertijd lazen. Over de speciale rol van mannen en vrouwen. Over hoe verschillen- de religieuze groeperingen Herberts werk beoordeelden en imiteer- den. Ik beperk me dus niet alleen tot de literaire tekst, maar gebruik ook historische studies, dagboeken en journalen , biogra- fische gegevens, moderne theorieën over de receptie van litera- tuur, feministische literatuurkritiek enzovoorts. Zo probeer ik vat te krijgen op de literaire tekst.''

Spitsvondigheid

Wilcox' oratie, die ze vorige week dinsdag uitsprak, gaf de leek een aardig inkijkje in deze veelzijdige benadering van litera- tuur. Centraal stond de vraag: hoe krijgt de lezer de betekenis van een literair werk te pakken? De hoogleraar nam haar gehoor mee terug naar de bloeitijd van de Engelse dichtkunst: de eerste helft van de zeventiende eeuw. In die tijd functioneerde er al een begrip dat nauw verwant is met het moderne fenomeen 'kritisch lezen': wit. Wie bij wit alleen denkt aan de typisch Engelse humor, komt bedrogen uit. In de toenmalige literaire wereld stond het begrip voor de ideale houding van zowel schrijvers als lezers. ''Je kunt het vertalen als 'spits- vondigheid', als een intelligent en vindingrijk omgaan met taal'', legt Wilcox uit. ''Maar het is meer dan zomaar een vaardigheid. In die tijd stond wit voor een bepaalde manier van kijken naar de wereld. Men was zich ervan bewust dat woorden en uiterlijke verschijnselen niet eenduidig waren. Dat er meer achter zat. En dat 'meer' had vaak een religieuze of spiri- tuele inhoud.''

Wantrouwen

De zeventiende-eeuwse dichters waren zich bewust van de kracht en de mogelijkheden van de taal. Ze speelden met de betekenissen van woorden en zinnen. Het schrijven beschouwden ze als een ontdek- kingstocht, en hun ontdekkingen deelden ze met de lezer. Al kreeg deze de nieuwe inzichten niet cadeau. De lezer werd openlijk uitgedaagd om op een witty manier te lezen. Het beeld van een sluier die de dichter over de woorden legt, komt in verschil- lende literaire teksten terug. Aan de lezer de taak om te ''ont-dekken''. De dichters beseften ter dege hoe gevaarlijk hun witty omgang met taal was. Tijdens haar oratie gebruikte Wilcox een passage uit Shakespeares komedie 'Twelfth Night' ('Driekoningen- avond'), waarin de nar uitroept: ''In wat voor tijd leven wij! Een zin is slechts een zeemleren handschoen voor een spitsvondige geest (''a good wit''). Hoe gemakkelijk kun je hem niet binnen- stebuiten keren.'' Waarna zich een dialoog ontspint over de ''lichtzinnigheid'' van woorden en de vele valkuilen die de taal voor de gebruiker in petto heeft. ''Een heel ironische passage'', licht Wilcox toe. ''Shakespeare waarschuwt de lezer: vertrouw nooit op woorden, het zijn echte 'schelmen'. Maar voor deze boodschap gebruikt hij zelf natuurlijk ook op uiterst slimme wijze woorden.'' Deze dubbelzinnige houding tegenover het begrip wit is typerend voor de zeventiende-eeuwers. Enerzijds wantrouwen ze woorden, anderzijds zien ze taal als een middel om achter de waarheid te komen. Als voorbeeld van het zoeken naar diepere religieuze waarheid geeft Wilcox het gedicht 'Jesu' van George Herbert. De dichter speelt in zijn vers met de spel- ling van de naam Jesu, via I-ES-U komt hij op ''I ease you''; Jezus als balsem voor zijn ''gebroken hart''. Een slim woordspel- letje? Niet alleen, stelt Wilcox. ''Het is ook een poging om achter de taal te komen, om nieuwe verbanden te ontdekken. Het fenomeen wit is in die tijd nauw verbonden met een reli- gieuze ervaring. De grote uitdaging voor de dichter was om iets van het goddelijke in taal te vangen. En sommige dichters zagen zelfs de hand van God in hun ontdekkingen.'' Wat kan de moderne lezer van het begrip wit leren? Veel, vindt Wilcox. ''Allereerst is er het plezier in woorden. Dat is de basis van alle lezen. Daarnaast laat de zeventiende-eeuwse praktijk zien hoe belangrijk het is om je bewust te zijn van de complexiteit van het leesproces. De lezer moet ook het eigen lezen interpreteren. Wij, in 1992, lezen op een specifieke manier. En daar komt dan nog de eigen achtergrond bij. Ik ben Engelse en vrouw, dat is van invloed op mijn manier van lezen. ''Maar misschien is wel de belangrijkste invloed van wit op het lezen: de zin om te ontdekken, om verrast te worden, om vaste verwachtingen te doorbreken en op zoek te gaan naar nieuwe mogelijkheden en inzichten. Voor de zeventiende-eeuwer was het besef dat er meer achter woorden schuilging een soort tweede natuur, die met spiritualiteit had te maken. Die spiritualiteit krijgen we natuurlijk niet meer terug, maar ik hoop dat mijn oratie het belang van zo'n actieve leeshouding heeft aange- toond.''

Leesplezier

Een alerte lezer haalt meer uit een roman of gedicht. En zo'n actieve houding is aan te leren, stelt Wilcox. ''Daarom zal ik ook altijd blijven verkondigen dat het nuttig is om een litera- tuurstudie te volgen. Dat maakt je zelfbewuster tegenover een tekst, dus haal je er meer uit.'' Toch klinkt onder literatuurstudenten nog wel eens de klacht dat ze het plezier in het lezen dreigen te verliezen. Doordat ze zoveel theoretische bagage meekrijgen, zou er een beroepsdeforma- tie optreden, waardoor het simpel genieten van een tekst niet meer mogelijk is. ''Dat vind ik een trieste opvatting', reageert de hoogleraar lichtelijk ontdaan. ''Ik begrijp het wel, maar ben het er niet mee eens. Omdat ik vind dat de beste tekstanalyse moet beginnen bij wat je voelt tijdens het lezen. Wanneer een boek je niet bevalt, kun je het wegleggen en vergeten. Maar je kunt ook onderzoeken: waarom vind ik het niet mooi, waar gaat deze tekst de mist in. Dan ga je tussen de tekst en je leeservaring in staan. En dat kan het lezen een extra dimensie geven... Als je als student echt vindt dat dit je leesplezier vergalt, dan moet je toch overwegen of je wel met de juiste studie bezig bent.'' ''Neemt u mij niet kwalijk jongeman, maar wij willen even met u praten. Mijn naam is Eerelman, voorzitter van de Bond Stadsbe- scherming. Aangenaam.'' ''Van Waayen, secretaris van de vereniging Hart voor de Stad, prettig met u kennis te maken.'' Met de behendigheid van een stel Jehova's waren de twee hoogbe- jaarde mannen naar binnen geglipt. Omdat ze niet van plan leken voorlopig weer weg te gaan, en ze er ongevaarlijk uitzagen, had Aernout van Wassenaer ze maar verder gelaten. Nu zaten ze al anderhalf uur in de keuken te praten. Dat wil zeggen, de beide mannen voerden het woord, en Aernout pro- beerde te luisteren. ''... en daarom maken wij ons grote zorgen om de toekomst'', sloot de heer Eerelman een langdurige monoloog af. ''Maar eh, wat heeft dat ...'', mompelde Aernout. ''Het Groninger Museum, de Waagstraat, de Westerhaven; dit gemeentebestuur bouwt alles vol. Alles! De openbare ruimte wordt uitverkocht'', zei de heer Van Waayen. ''Maar door ruimte te bebouwen zijn de steden toch ontstaan'', probeerde Aernout. ''Jongmens, deze stad is al veel te vol!'' sprak de heer Eerelman bestraffend. ''De manier waarop de Grote Markt nu weer wordt volgebouwd, dat is werkelijk schandalig! Vroeger had je daar een prachtige paardenkeuring! Tegenwoordig vinden ze alleen geld belangrijk. Daarom moet iedere vierkante meter worden benut.'' ''Het grootkapitaal.'' Fredje, die ongemerkt was aangeschoven, knikte instemmend. ''Daar moet alles voor wijken. Ik heb zelf ook in een oud pand gewoond. Met geweld heeft de staat ons er uit verdreven. Alleen om de grond te kunnen verpatsen.'' ''Juist'', zei de heer Eerelman. ''Dat brengt ons bij de reden van ons bezoek. Met het huis waar u nu in woont zijn ze hetzelfde van plan. Heeft u klachten over het onderhoud?'' vroeg hij onverwacht. ''Ach klachten ...'' zei Aernout. ''Het is wel wat vochtig. Veel insecten. Dat is wel eens lastig.'' ''Precies'', zei Van Waayen. ''Als ik het niet gedacht had.'' Hij maakte een aantekening in een notitieblok. ''We stoken op olie'', vervolgde Fredje. ''Alleen in de keuken zit een gasaansluiting.'' ''Ongehoord!'' Ook de heer Eerelman schreef nu iets op. ''Het voordeel is wel dat de huur laag blijft'', zei Fredje. ''Hm.'' De heer Van Waayen stond op. ''Wij weten genoeg heren. Dank u vriendelijk. Mag ik u dit overhandigen?'' Hij gaf Aernout een uitgescheurde pagina van de Groninger Gezinsbode. ''We komen er zelf wel uit'', zei de heer Eerelman. ''Tot ziens. Wij staan achter uw zaak!''

''Welke zaak?'' vroeg Aernout, toen de twee mannen weg waren. ''En wat staat er in dat artikel?'' ''Shit'', zei Fredje. ''Ik lees hier dat die twee ouwe mafkezen actie voeren voor het behoud van ons huis. Ze hebben een brief aan de gemeenteraad geschreven.'' ''Hoezo?'' ''Ze beschuldigen de eigenaar ervan het pand te verwaarlozen, zodat die het kan slopen en er kantoren kan neerzetten. Shit.'' ''Hoezo shit?'' vroeg Aernout. ''Dat is toch geschikt van ze?'' ''Natuurlijk niet.'' Fredje beet op zijn onderlip. ''Iedere onderhoudsbeurt kost ons handenvol geld! Dacht je nu echt dat het zo'n vaart loopt met ons huis? Er wonen al dertig jaar studenten hier. Het heeft de jaren zestig, zeventig en tachtig overleefd. Onze tijd zal het heus wel duren. Kut, hier baal ik van.''

Soms wat te traag en te ambtelijk, maar in grote lijnen oké Informatiseringsbank werkt steeds beter

De Informatiseringsbank heeft geen oog voor de belangen van de klanten, stelde UK-redacteur Laurens Berentsen in UK 28. Dat valt wel mee, vindt voorlichter Harald Wouters van de Informatiseringsbank. We zijn stap voor stap op weg naar een betere dienstverlening. Door HARALD WOUTERS In de UK van 19 maart beweert UK-redacteur Laurens Berentsen dat de Informatiseringsbank (IB) nog steeds een slechte reputatie heeft. De IB zou bij het uitvoeren van haar dagelijkse werkzaamheden te weinig oog hebben voor de belangen van haar klanten. Ik stel vast dat de achterhaalde maar 'oude vertrouwde' slechte reputatie van de Informatiseringsbank nog steeds een dankbaar gegeven is om naar terug te verwijzen. De lezers van dit artikel herinneren zich zonder twijfel de storm- achtige en moeilijke beginperiode van haar bestaan, net na de invoering van de Wet op de Studiefinanciering (WSF). Moeilijk voor de studenten die hun geld niet op tijd kregen en moeilijk voor de IB omdat de medewerkers de middelen, de tijd en de kennis niet hadden om de massale toekenning van studiebeurzen gelijk in goede (geautomatiseerde) banen te leiden. Ik gebruik het woord 'achterhaalde slechte reputatie' omdat de beginperiode achter de rug is. Zo bekritiseerde de Tweede Kamer, tijdens haar evaluatie van de WSF, de Informatiseringsbank alleen op details. Het verhaal van PvdA-kamerlid Vermeend over een krantenjongen die zelfs zijn fietsvergoeding aan de IB moest terugbetalen, was hiervan een illustratie. Soms wat te traag en te ambtelijk, maar in grote lijnen oké. En dat gegeven het feit dat in de korte tijd van haar bestaan (vier jaar) de WSF 25 keer werd gewijzigd, en het automatiseringssysteem van de IB steeds opnieuw moest worden aangepast en, net als de wet zelf, steeds complexer werd.

Ombudsman

In zijn recent verschenen jaarverslag stelt ook de Nationale Ombudsman vertrouwen te hebben in de Informatiseringsbank die, ondanks een aantal schoonheidsfoutjes, steeds beter functioneert. Berentsen noemt het compliment dat de Informatiseringsbank, zeker in vergelijking tot andere uitvoeringsorganen van de overheid, zuinig omspringt met geld. Het verschil met vroeger, toen het geld door een gebrekkige administratie niet op leek te kunnen, is duidelijk. Een student die niets van zich liet horen, had toen een goede kans dat hij (een deel van) zijn beurs niet hoefde terug te betalen. Dat is inderdaad veranderd. Omdat de automatische processen beter werken, maar ook omdat de IB er met controles voor zorgt dat het gemeenschapsgeld niet onnodig lang blijft uitstaan. De IB werkt op basis van de gegevens die studenten zelf aanleveren. Controleren is niets anders dan kijken of op moment x de gehanteerde gegevens nog wel juist zijn, zodat een student een juist bedrag ontvangt en bijvoorbeeld niet onnodig een schuld opbouwt. De wijze van controleren verbetert ook. De auteur be- schrijft de gang van zaken bij de uitwonenden-controle van 1990, waarbij toezending van een controle-formulier aan de studenten werd gecombineerd met een massamediale advertentie-campagne. Omdat bleek dat teveel studenten met de voorlichting niet werden bereikt en op aandringen van de studentenbonden LSVb en ISO, besloot de IB in 1991 de advertenties te vervangen door een herinneringsbrief verstuurd naar het huisadres. Heeft de IB geen oog voor de belangen van haar klanten? De auteur stelt dat de IB in een aantal gevallen te zuinig is en noemt daarbij ondermeer de problemen rond de strikte toepassing van de hardheidsclausule. Hierbij ziet hij de relatie tussen opdrachtgever en uitvoerder over het hoofd. Zo bepaalt het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (en de Tweede Kamer) de regels en voert de Informatiseringsbank ze uit. Dat er voorbeel- den zijn van schrijnende gevallen wil ik niet ontkennen. Maar de auteur vergist zich als hij suggereert dat bij de beoordeling van de aanvragen het eigen belang van de IB (de eigen porte- monnee) voorop staat. Het is nu eenmaal zo dat de beleidsbeslis- singen, en dus ook de interpretatie van regels, genomen worden in Zoetermeer.

Steunpunten

De IB heeft daarnaast te maken met het College van Beroep, een onafhankelijke rechter. De uitspraken van dit college zijn voor alle partijen, dus ook voor de IB, bindend. De auteur noemt de plannen van de IB om in de toekomst de taak van steunpunten studiefinanciering te veranderen een bewijs dat de bank erkent dat de huidige manier van communiceren met de klant, anoniem en via formulieren, niet werkt. Ik zou de plannen liever zien als bewijs dat de IB serieus en stap voor stap op zoek is naar een verdere verbetering van de dienstverlening aan klanten. Ook de instelling van een bureau klantenservice bij de produkt- groep studiefinanciering is daarvan een bewijs. Dit bureau zal zich met name bezighouden met de correspondentie met studenten die wat betreft hun studiefinanciering in een moeilijke situatie of uitzonderingspositie zitten, en die daar met de reguliere formulieren niet uitkomen. Een eenvoudiger systeem van studiefinanciering, daar is niemand tegen; helemaal als daardoor minder uitzonderingen en schrijnende gevallen ontstaan. De IB heeft echter voor het uitvoeren van haar taken op het gebied van studiefinanciering en ook op andere terreinen, vooralsnog te maken met de op dit moment bestaande kaders van wetten en regels. Ik vind, in tegenstelling tot de redacteur, dat directeur C. Barnhoorn van de IB wel het recht heeft om te vertellen dat zijn organisatie nu veel beter draait dan in de eerste jaren. Al is en blijft iedere student die ten onrechte geen studiefinan- ciering ontvangt er een te veel!

Harald Wouters is persvoorlichter bij de Informatiserings- bank

POP

''Ikzelf ben iemand die nogal terugvalt op de ouwe punkscene, het '77-werk. De Ramones en dergelijke. Anderen binnen de band zijn wat moderner georiënteerd, Jingo de Lunch, de Spermbirds. Maar eenduidig beïnvloed zijn we niet. Eigenlijk spelen we pure hardcore. We staan achter onze muziek, zowel op het podium als op de plaat. Vooral als het klikt tussen het publiek en de band zijn we bereid tot op het tandvlees door te gaan. Onze eerste plaat deed het verbazingwekkend goed. Zelf vinden we dat onze tweede elpee in alle opzichten nog beter is geworden. 'Not a youth cult', het titelnummer, gaat over het feit dat veel mensen kritiekloos achter een bepaald genre aanlopen en niet meer open staan voor andere stromingen. Wij wijzen een dergelijke hokjes- geest af'', aldus zanger Roelof van het Groningse Rat Patrol. Zondag 5 april presenteert de band haar tweede plaat in VERA. Weer een van die exponenten van het nieuwe Groninger Springtij. Het gaat ons goed. (Perry ten Hoor)

FILM

Vera draait komende maand vier recente films uit Portugal, een land dat al weer een aantal jaren een gestage stroom films aflevert van zeer behoorlijke kwaliteit. De mooiste film is van de oude meester Manuel de Oliviera, Os Cannibais, uit 1988 (21 april). 'Os Cannibais' is een filmopera, waar ik het verhaal onmiddellijk weer van vergeten ben, maar die een grote indruk achter laat vanwege de weldadige sfeer van de film. Op 14 april wordt 'Tempos Dificeis' vertoond, waarin Joao Botelho de hande- ling van 'Hard Times' van Dickens verplaatst naar het Portugal van tegenwoordig. Grenzeloze apathie in een prachtig gefotogra- feerde zwart-wit film. Volgende week tenslotte, op 7 april, vertoont Vera 'Herinneringen aan het gele huis' van Joao Cesar Monteiro. Ik heb hem niet gezien, maar volgens de berichten is het de moeite waard. Check it out. (Frank Blaakmeer)

KLASSIEK

Eerst maar even een misverstand rechtzetten: de light ope- ra van Bernstein 'Candide' is niet in het Gronings gezongen, zoals ik de vorige week mededeelde, maar in het Nederlands. Dus als je de tekst als niet-Groninger eventueel toch niet hebt verstaan, lag dat aan jou. Goed, wat hebben we volgende week voor de klassieke liefhebber. Hoop maar op een regenachtige zondagmid- dag, dan kan je met recht naar het Noord Nederlands Orkest. Het orkest speelt werken van Mozart, Mendelssohn en Respighi. Respig- hi was tegelijkertijd een classicus als het op de vorm van zijn werken aankwam, en een romanticus wat betreft de inhoud van zijn composities. In zijn suite 'de vogels' gebruikt hij clavecimbel- composities uit de zeventiende- en achttiende eeuw die hij heeft bewerkt. De delen zijn genoemd naar vogels: de duif, de hen, de nachtegaal en de koekoek. Het vioolconcert van Mendelssohn wordt gespeeld door de Chinese violist Hu Kun. Het concert weerspiegelt de vreugdevolle stemming waarin Mendelssohn verkeerde op het moment dat hij het concert schreef. Noord Nederlands Orkest, zondagmiddag 5 april, 15.00 uur, Ooster- poort. (Yvonne van den Berg)

THEATER

Eind februari las Marga Minco in de grote A-kerk met een broos geworden stem een van haar verhalen voor. De 72-jarige schrijf- ster ontroerde met haar uitstraling van ongebroken kracht; een joodse vrouw met een verleden dat geheel getekend is door de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog. Haar oeuvre is onlosmakelijk verbonden met deze oorlog en de periode erna, de leegte en de wanhoop. Op speciaal verzoek van het Theater van het Oosten bewerkte zij Een leeg huis, een roman uit 1966, voor het toneel. In dit verhaal proberen twee jonge joodse vrouwen ook wel afsplit- singen van Minco genoemd aan hun nieuwe na-oorlogse bestaan zin te geven. Yona zoekt bewust haar verleden op, onder andere in directe confrontaties met ontzielde huizen van familieleden, Sepha daarentegen wil vooruit kijken; in haar vlucht naar Frank- rijk probeert zij haar ontwrichte leven in een nieuw perspectief te plaatsen. Sepha kan uiteindelijk niet voorkomen dat Yona aan haar desillusies ten onder gaat. Of zij zelf ooit gelukkig wordt, is de vraag. Te zien in de Stadsschouwburg op woensdag 8 en donderdag 9 april (Lida Coumou)

De moeizame aansluiting van vwo en universiteit `Wat doen die studenten hier eigenlijk'

Snijd het onderwerp ''de kwaliteit van de hedendaagse vwo'er'' aan en in universitaire kringen gaan de gezichten op zorgelijk. ''Ik vraag me bij veel studenten af wat ze hier in vredesnaam doen'', verzucht Dick Veenhuizen, studiead- viseur bij economie. Zijn collega van rechten, Luut Kroes, is niet minder ontevreden: ''Ze kunnen absoluut niet met tijd omgaan, geen vreemde talen meer lezen. En bij een dik boek jammeren ze: 'Moeten we dat helemaal uit ons hoofd leren?''' Vorige week berichtte deze krant over achteruithollende rendemen- ten. De uitval is hoog. De studie-adviseurs winden er geen doekjes om: de kneep zit hem voor een groot deel in de aanslui- ting voortgezet onderwijs en wetenschappelijk onderwijs. ''Van iemand die op zijn achttiende hier komt en dan al veertien jaar in het schoolsysteem zit, mag je wel iets verwachten'', vindt Luut Kroes. ''Vwo staat toch voor voorbereidend wetenschap- pelijk?'' De scholen voor vwo verweren zich daartegen door te zeggen dat ze hun leerlingen klaarstomen volgens landelijk vastgestelde exameneisen. Overigens zijn beide kanten het erover eens dat ze elkaar al lang genoeg als schuldige hebben aangewe- zen. Wiebe Prinsen, vwo-decaan van het Groningse Rölingcollege, moet erom lachen: ''Vwo'ers weten zo weinig, ze kunnen nog geen brief schrijven. Zolang als ik hier rondloop worden zulke dingen al gezegd. Mijn schoonvader, die ook in het onderwijs zat, hoorde ze ook al. Dan zouden we zo langzamerhand wel eens op nul moeten zitten!''

Pretpakket

Waarom hebben vwo'ers het in toenemende mate moeilijk in het wetenschappelijk onderwijs? Waarom doen ingestroomde hbo'ers het een stuk beter? Een eenduidig antwoord op die vragen is niet te geven. Jos Vroon, hoofd van het Bureau Studentendecanen van de RUG, komt met een verklaring die niet zo nieuw is. Hij wijst op de grote overgang die het gaan studeren met zich mee- brengt: ''Ze komen van het veilige vwo in het Sodom en Gomorra van een universiteit en schrikken zich rot.'' Juist zij die het vwo op hun sloffen af konden struikelen in het wetenschappelijk onderwijs, weten de studentendecanen. Maar ook het ''hoger onderwijs voor velen''-beleid laat sporen na. Econo- mie-studieadviseur Dick Veenhuizen spreekt van toegenomen ''ruis''. Voor studierichtingen als economie en rechten geldt bovendien dat er grote groepen niet al te gemotiveerde aspi- rant-studenten op af komen ''omdat je er nog alle kanten mee op kunt''. En dan zijn er nog de deficiënte aspirant-studenten, die een verkeerd pakket hebben voor de studie die ze gaan volgen. In de wet staat dat een vwo-diploma ''omnivalent'' is. Dat wil zeggen dat het toegang verschaft tot alle studierichtingen, ongeacht het gevolgde vakkenpakket. Studierichtingen stellen wel toegangseisen vooral wiskunde wordt veel gevraagd , maar schrijven studenten in zonder een blik te werpen op het lijstje met gevolg- de vakken. Zelfs numerus fixus-studierichtingen, die wél op gemiddelde cijfers letten, malen niet om vakkenpakketten. ''Een rare situatie'', vindt Jos Vroon. ''Iemand die een pretpakket had en zo deficiënt is als een deur, maar wel gemiddeld een negen had, heeft veel meer kans om in te loten bij bijvoorbeeld genees- kunde, dan iemand die braaf natuur- en scheikunde nam, maar slechts een zes gemiddeld haalde.'' Als de deficiënte student staat ingeschreven mag hij overigens pas tentamens doen als hij heeft aangetoond de vereiste voorkennis te beheersen. De meest gevolgde weg is dan een jaar naar het Noordelijk Avond College voor een deelcertificaat. Karel Berends, vwo-decaan van het Sint Maartens-college in Groningen, sluit niet uit dat deficiëntie nog eens als ''gat in de markt'' ontdekt wordt door middelbare scholen. Momenteel houdt de zorg van de middelbare scholen echter meteen na het eindexamen op. En ook universiteiten voelen zich niet op grote schaal geroepen leerlingen bij te spijkeren.

Zomercursussen

Aan de RUG zijn een paar uitzonderingen. Er zijn bijspij- kercursussen Grieks en Latijn en de afdeling natuurkunde organi- seert al een jaar of tien zomercursussen. In zes weken wordt, à raison van vijfhonderd gulden, de hele vwo-bovenbouwstof van natuurkunde erin gepompt. Voor onder meer aankomende studenten geneeskunde, wiskunde en informatica. ''Je bent er zes weken full time mee bezig'', voert drs. Dick Leyenaar, didacticus van natuurkunde, aan op de vraag of dat wel kan, drie jaar stof in zes weken. Gegevens over hoe zijn cursis- ten het er in de loop van hun studie afbrengen heeft hij niet. ''Ik heb echter geen redenen om aan te nemen dat ze het minder doen dan anderen. Al moet ik er eerlijk bij zeggen dat ik wel mijn vraagtekens heb bij de begripsvorming. Het blijft natuurlijk een noodoplossing die wij als basis voor onze eigen studie zeker niet aanbevelen. De meeste cursisten doen richtingen waarvoor niet zo gek veel natuurkunde vereist is.''

Voorlichting

Elke studieadviseur en elke decaan, op middelbare school en universiteit, zal beamen dat de voorlichting strenger is gewor- den. Om deficiënten buiten de deur te houden en om te bereiken dat pakketten en studies in één keer goed gekozen worden. Het huidige onderwijsbeleid laat ongelukken onderweg niet meer toe. In de voorlichtingsgids 1992-1993 voor aspirant-RUG-stu- denten staat dan ook: denk niet dat je zomaar een deficiëntie wegwerkt als het gaat om een vak dat je hebt laten vallen omdat je er niet zo goed in was. Het concept-Ontwikkelingsplan 1993-1996 vermeldt dat de Groningse universiteit van plan is om vanaf 1993, in navolging van de Katholieke Universiteit in Nijmegen, crocuscursussen te organise- ren voor vijf en zes vwo'ers. Een nieuw voorlichtingsmiddel om de juiste vwo-leerling op de juiste plek te krijgen. Dat voorlichten geen eenvoudige taak is, legt Jos Vroon van Bureau Studentendeca- nen uit. De jeugdigheid van de doelgroep is een hinderpaal. ''Je kunt nog zoveel praatjes houden, maar het is de vraag of het onder die pet geluld wordt. Die kinderen weten op die leeftijd gewoon nog niet wat ze willen. Dan vinden ze tekenen bijvoorbeeld leuk en willen naar Minerva. Nemen ze een pakket met talen en tekenen. Later willen ze opeens dokter worden. Nou, dan zijn ze de sigaar.'' Studentendecaan Joke Cuperus benadrukt dat voorlichting vooral niet te ''gezellig'' moet zijn: ''Sommigen komen al na een week. 'We zitten verkeerd.' 'Hoe kan dat nou?' 'Ja, het was daar zo gezellig.' Ze kiezen voor sfeer.'' Cuperus vindt overigens dat economie, de faculteit die met haar rendementen in de onderste regionen verkeert, wel wat duidelijker mag zijn met de voorlich- ting. Zeker als het om wiskunde gaat. Economie heeft op papier wiskunde A, B of I als toegangseis. Maar in de praktijk blijken wiskunde A-klanten helemaal niet mee te kunnen komen. Cuperus krijgt geregeld ''hordes verborgen deficiënten met alleen A'' aan de balie: '''Hadden we het geweten, we hadden het niet gedaan', zeggen ze. 'We dachten dat het economie van de middelbare school was.' Ik vind het studentonvriendelijk van economie dat ze daar niet duidelijker in zijn.'' ''Het zijn richtlijnen van de minister'', verweert economie-stu- dieadviseur Veenhuizen zich. ''De faculteiten in Nederland zouden dolgraag willen dat het veranderd werd in B, maar ik ben bang dat de minister de knoop niet durft door te hakken uit angst daarmee studenten te verliezen.''

Boosdoener

De politiek wordt steeds genoemd als boosdoener. Het is de politiek die maakt dat een student eenmaal op de universiteit met het verstand op nul en de blik op oneindig door moet jakkeren. En de politiek bepaalde ook dat een leerling al in de vierde een definitief vakkenpakket moet kiezen. In vwo- en universitaire kringen zou men het toejuichen als bijvoorbeeld in vijf vwo een pakket nog kon worden bijgesteld. Maar een ruimere keuzevrijheid lijkt een illusie. In maart vorig jaar lanceerde staatssecretaris Wallage van onderwijs namelijk zijn zogeheten door- en instroom- profielen. Bedoeling is dat de bovenbouw van het voortgezet onderwijs in vier stromen wordt verdeeld die elk dan weer aan- sluiten op een zogenaamd instroomprofiel in het hoger onderwijs. Om tegenwicht te bieden aan Wallages profielen heeft de Vereni- ging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten zich momenteel zelf op de aansluitingsproblematiek gestort. Afgelopen vrijdag kwamen vertegenwoordigers van onder meer de Algemene Vereniging van Studentendecanen en het Nederlands Genootschap van Leraren daartoe voor het eerst bijeen. Men wil in kaart brengen wat de minimuminhoud van een vwo-vakkenpakket moet zijn voor bepaalde studierichtingen. Een goed idee, vinden de Groningse vwo-decanen: ''Wij willen graag van de universiteiten weten wat hun eisen zijn.'' Ook op de RUG wil men niets liever dan de kloof met het vwo over- bruggen. Dick Veenhuizen denkt soms met weemoed terug aan de jaren dat hij zelf in het vwo werkte: ''Vroeger zat er nog een gecommitteerde van de universiteit bij het hbs-examen, die hadden dan een idee hoe het onderwijs in elkaar zat. Nu weet je over en weer te weinig van elkaar.'' In Groningen voelt men vooral veel voor regionale samenwerkingsverbanden. ''Met de VSNU heb je voor je het weet een fantastisch praatcircus'', weet Jos Vroon, ''en dan ben je een paar jaar verder voor er iets uit- komt.'' Het project dat 11 maart j.l. in Groningen werd gepresenteerd om iets te doen aan de, eveneens belabberde, aansluiting tussen hbo en havo lijkt Vroon wel wat. De Rijkshogeschool, de Hanzehoge- school, de Gemeente Groningen en vijf havo's uit de regio hebben de handen ineengeslagen. Zij willen onder meer komen tot de uitwisseling van docenten. Dick Veenhuizen: ''Het zou goed zijn als er bij ons ook eens vwo-docenten achter in de klas za- ten.''

Multi-disciplinair onderzoekscentrum gaat dogmatici te ver Richtingenstrijd bij rechten

Binnen de Faculteit der Rechtsgeleerdheid worden de contouren zichtbaar van een richtingenstrijd. Inzet is de vraag in hoeverre er binnen de faculteit plaats is voor juridisch onderzoek met een sociaal-wetenschappelijk accent. Voorstanders van een multi-disciplinaire benadering van het recht vinden 'dogmatici' tegenover zich die van mening zijn dat de faculteit zich moet beperken tot het verrichten van ''zuiver juridisch'' onderzoek. Steen des aanstoots voor de 'dogmatici' is het onlangs opgerichte Centrum voor Recht, Bestuur en Samenleving.

Geert de Jong

Dat de bomen niet meer tot aan de hemel reiken is ook voor juristen pijnlijk duidelijk aan het worden. Bezuinigingen zijn onontkoombaar, waarbij inhoudelijke keuzes niet te vermijden zijn. In de jaren van voorspoed en overvloed zijn binnen de faculteit tal van vakgroepen tot bloei gekomen die buiten de klassieke hoofdrichtingen van het recht (strafrecht, privaat- recht, publiekrecht) vallen. De klassieke hoofdrichtingen richten zich in hoofdzaak op het 'positieve recht', op vragen die te maken hebben met het geldend recht zoals dat blijkt uit wettelij- ke regels en rechterlijke uitspraken. De nieuwkomers, vakgroepen als Polemologie en Criminologie, kenmerken zich door een sterk sociaal-wetenschappelijk getinte benadering van het recht. Zij zijn bovenal geïnteresseerd in de vraag hoe het recht in de praktijk uitwerkt. Zo stellen crimino- logen zich onder meer de vraag of rechtsregels feitelijk worden nageleefd, wat de motieven zijn van rechtsovertreders en wat de maatschappelijke oorzaken zijn van het overtreden van rechtsnor- men. Ook een vakgroep als Bestuursrecht en bestuurskunde richt zich, omdat ze zo nadrukkelijk op een maatschappelijk gebied is betrok- ken, op onderwerpen die de grenzen van het zuiver juridische onderzoek overstijgen. Te denken valt hierbij aan onderzoek naar bestuurlijke en economische effecten van het bestaande recht. Dergelijk onderzoek heeft per definitie een multi-disciplinair karakter; er wordt gebruik gemaakt van inzichten uit verschillen- de juridische en niet-juridische vakgebieden. Om het juridische onderzoek en het meer sociaal-wetenschappelijk getinte onderzoek beter op elkaar af te stemmen zochten bovengenoemde vakgroepen dan ook naar een vorm van samenwerking die uiteindelijk werd gevonden in het Centrum voor Recht, Bestuur en Samenleving CRBS. Ook de vakgroepen Rechtsfilosofie en rechtstheorie, Handelsrecht, Burgerlijk recht en Strafrecht raakten bij het Centrum betrokken. Het Ministerie van Onderwijs en het college van bestuur gaven daarbij een duwtje in de rug; beide hebben regelmatig aangedrongen op meer samenhang in het onderzoekpro- gramma van de faculteit.

Reputatie

De multi-disciplinair en meer empirisch georiënteerde juridische realo's van het CRBS zien zich nu geplaatst tegen- over klassieke juristen, die van mening zijn dat de faculteit zich moet concentreren op ''zuiver juridisch'', dogmatisch-be- schrijvend onderzoek; onderzoek dat betrekking heeft op het eerder genoemde positieve recht. Deze dogmatici of fundi's vrezen dat de plannen van het CRBS het juridische karakter van de faculteit wezenlijk zullen aantasten. De voorzitter van de vakgroep Privaatrecht, prof.mr. C.J.H. Brunner, heeft als eerste de kat de bel aangebonden en de stel- lingen betrokken. In een open brief aan het bestuur van de faculteit spreekt Brunner zijn bezorgdheid uit over de plannen van het Centrum en de praktische gevolgen daarvan voor het onderzoek en onderwijs aan de faculteit. Brunner vreest dat ''het Centrum een belangrijk deel van de formatieruimte van de faculteit zal opeisen voor niet-juridisch onderzoek, welk deel dan in mindering komt van de ruimte voor juridisch onderzoek.'' Onderzoek naar de feitelijke uitwerking van het recht is volgens Brunner weliswaar niet onbelangrijk, maar kan geen juridisch onderzoek zijn, ''en hoort daarom in beginsel in andere faculteiten thuis dan in de juridische.'' Daarbij tekent Brunner aan dat de niet-juridische onderzoekers nauwelijks bijdragen aan het juridische onderwijs. Dat betekent dat de onderwijslast van de 'echte' juristen alleen maar toe- neemt, zodat er nog minder ruimte voor onderzoek overblijft. ''Het juridisch onderwijs en onderzoek moet de eerste prioriteit blijven van de faculteit. (...) het idee dat juridisch onderzoek van aio's en docenten steeds, of bij voorkeur een sociaal-weten- schappelijke component zou moeten hebben, zal naar mijn verwach- ting aan onze faculteit als juridische faculteit meer schade doen dan voordeel brengen'', schrijft de hoogleraar.

Paraplu

Volgens Brunner staat de goede reputatie van de faculteit op het spel. Die reputatie is volgens hem te danken aan ''de nadruk op dogmatische en juridisch-technische aspecten van het recht.'' Ook voor de positie van afgestudeerden op de arbeidsmarkt acht hij het van belang dat de faculteit haar ''reputatie van ambachte- lijk-juridische opleiding'' behoudt. Een reactie op de brief van Brunner kon niet lang op zich laten wachten. Binnen een week lag er een antwoord van prof.mr. M. Scheltema, voorzitter van de vakgroep Bestuursrecht en bestuurs- kunde en een van de initiatiefnemers van het CRBS. Schel- tema benadrukt dat het geenszins de bedoeling is het juridisch onderzoek te vervangen door sociaal-wetenschappelijk onderzoek, maar beide invalshoeken beter op elkaar af te stemmen. Scheltema legt uit dat het CRBS zich richt op externe geldmiddelen en dus geenszins ten koste gaat van het 'normale' juridische onderzoek. Sterker nog: onder de paraplu van het Centrum kan ook best zuiver juridisch onderzoek worden bekostigd. De hoogleraar bestrijdt de opvatting dat studie naar de prakti- sche werking van het recht niet past in het juridisch métier. Kennis van de doelmatigheid van een juridisch instrument, geeft Scheltema als voorbeeld, heeft grote consequenties voor de inhoud van het recht, en kan daarom niet verwezen worden naar een faculteit van niet-juristen. ''Dan verengt men het werkterrein van juristen.'' En voor alle duidelijkheid, dat acht Scheltema ongewenst. Het kost de coördinator van het CRBS, dr. F.P.H. Dijkster- huis geen moeite om een voorbeeld te noemen van multi-discipli- nair onderzoek. ''Neem onderzoek op het gebied van het strafrecht en criminologie. Daar past dogmatisch en meer empirisch onderzoek heel goed bij elkaar. Dan kijken strafrechtjuristen naar wat precies het strafkarakter van bijvoorbeeld een alternatieve straf is, en de criminologen zoeken uit wat het effect van de alterna- tieve straf is op de recidive, de kans dat iemand nog een keer de fout in gaat.'' Niet alle vakgroepen staan te springen om onderzoek binnen het Centrum te bundelen, zo is de ervaring van Dijksterhuis. Met name de vakgroepen Rechtsgeschiedenis, Algemene rechtswetenschap en Privaatrecht (een driehoek die in de wandelgangen van de facul- teit wel wordt aangeduid als ''de vereniging juristen voor juristen'') bekijken het CRBS met enige scepsis. Daar ook vinden de opvattingen van Brunner de nodige weerklank.

Scherprechter

De decaan van de faculteit, prof.mr. A. Nooteboom, wil geen scherprechter zijn in de discussie tussen de dogmatici en de empiristen. ''De discussie moet de komende tijd in alle rust gevoerd worden. De vraag naar de profilering van de faculteit wordt natuurlijk prangender, als er sprake is van bezuinigingen en krimp. Maar als we uitsluitend dogmatisch onderzoek deden dan zou ik dat persoonlijk wel een verarming vinden. Ik merk in mijn vakgebied, belastingrecht, dat onderzoek naast een dogmatische kant bijna altijd ook een empirische kant heeft, waarbij naar de praktijk wordt gekeken. Dat relativeert de discussie die nu gaande is ook wel weer.'' Maar dat laat onverlet dat de faculteit voor inhoudelijke keuzes staat. De vraag daarbij is niet alleen op welke punten de rechten zich moet profileren ten opzichte van de zusterfaculteiten in den lande, maar ook in welke richting de faculteit zich op onderwijs- gebied de komende jaren moet ontwikkelen. In een ''zuiver'' juridische richting met de advocatuur, de rechterlijke macht en het notariaat als belangrijkste beroepsvelden, of breder geori- nteerd met onder meer bedrijfsleven en bestuur als wenkende beroepsperspectieven. Nooteboom: ''De kern van de vraag is eigenlijk: voor wie willen we mensen opleiden?''

Vasten helpt effect beroerte verminderen

Voor de minder gelovige katholiek was de vastentijd vooral een nutteloze kwelling. De gedachte dat de ascetische levenswijze voor een heldere en toegewijde geest zorgde, kon hem gestolen worden. Schele hoofdpijn, dat kreeg je van het voedselgebrek. De hongerlijder had het des te kwader als zijn huisgenoten meer devotie toonden en niet waren om te praten met het argument dat de voedselvoorraad wel eens zou kunnen bederven. Wat in het vat zit, verzuurt niet, heette de letterlijke toepassing van een oud gezegde. Die volkswijsheid en de vastengedachte zijn deze week nieuw leven ingeblazen. Wie het vasten opgeeft en het voorraadvat aanbreekt, verzuurt eerder, zo blijkt uit onderzoek waarop op 1 april twee Groningse onderzoekers zijn gepromoveerd. Of preciezer, de hersenen verzuren eerder. Bij een flinke beroerte wordt namelijk door de verzuring blijvende hersenschade aangericht. De schade is echter minder als de getroffene vooraf gevast heeft. De onderzoe- kers, Gerard Prenen en Hans Klein, hebben dat effect bij ratten aangetoond. Het lichaam haalt zijn energie uit de verbranding van suiker. Een soepel verlopend proces, zolang er tenminste voldoende zuurstof bij komt. Bij een tekort aan zuurstof wordt een deel van de suiker omgezet in melkzuur. De spieren verzuren de sporter die de man met de hamer is tegengekomen, kan hier over meepraten. Treedt het zuurstofgebrek in de hersenen op, na een beroerte bijvoorbeeld, dan vallen zelfs hele functies uit. De patiënt is gedeeltelijk, en soms blijvend, verlamd. Als iemand vast, gaat het lichaam voor zijn energievoorziening de vetweefsels aanspreken. Wanneer tijdens dat proces de zuurstof- toevoer stopt, treedt er geen verzuring op. De biochemicus Prenen liet met behulp van PET-scan zien dat de hersenen van zijn ratten op vetweefsels overschakelden, als de diertjes een paar dagen niet gegeten hadden. En inderdaad, als hij bij de vastende ratten een beroerte opwekte, bleken ze er beter tegen bestand dan de veelvraten. De arts Klein ging een stapje verder en ontwikkelde een methode om direct de schade in de rattehersenen te kunnen meten. Vervol- gens onderzocht hij hoe zwaar de attaque moest zijn om blijvende schade aan te richten en welke bescherming diverse therapieën boden. Geen van de moderne medicamenten bleek te beschermen tegen de gevolgen van een beroerte, maar één dag vasten was wel effec- tief. ''Iedereen had het op congressen altijd over het effect van het vasten'', zegt Klein, ''maar het was moeilijk om het weten- schappelijke bewijs te leveren.'' Prenen kan zich de eerste keer dat hij de spectaculaire resulta- ten zag, nog goed herinneren. ''Alle goed doorvoede, levenslusti- ge ratten gingen na een beroerte dood. De magere scharminkels daarentegen bleven allemaal in leven.'' (Joep Engels)

Stellingen

Romans verschaffen een beter beeld van de pluriforme werke- lijkheid dan de wetenschap.

(W. Wedzinga)

Voor een goed reisverhaal blijf je thuis.

(A.G.J. Buma)

De huidige snelle toename van het aantal walkmans in treinen is grotendeels te verklaren dat een dergelijk apparaat de beste bescherming biedt tegen overlast door andermans walkman.

(J. Vonck)

Afzien van medisch handelen heeft een ongekende therapeutische waarde.

(G.H.M. Prenen)

Golfoorlog staat centraal in colleges van Erik Suy `Recht is macht en macht is recht'

''De Golfoorlog is een succes geweest, maar heeft niets opgelost'', vindt de Belgische hoogleraar Erik Suy. ''Uit politieke overwegingen hebben de geallieerden besloten om Saddam Hoessein aan de macht te laten.'' En dat past volgens de voorma- lig adjunct-secretaris-generaal van de VN in het huidige tijds- beeld, getuige zijn uitspraak dat ''het internationale recht steeds vaker overschaduwd wordt door politieke belangen.'' Suy bekleedt dit jaar de Röling-leerstoel van de RUG.

Lourens Kluitenberg

De Belg Erik Suy, hoogleraar Internationaal Recht uit Leuven, was jarenlang juridisch adviseur en adjunct-se- cretaris-generaal van de Verenigde Naties. Verder adviseerde hij verschillende Belgische ministers van Buitenlandse Zaken. Momen- teel verdedigt hij de Libische zaak voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Engeland en de Verenigde Staten willen dat Libië de twee verdachten in de Lockerbie-affaire uitlevert, maar Suy stelt dat Libië volgens een internationaal verdrag uit 1971 zelf gerechtigd is de daders te straffen. De juridisch adviseur bezet dit jaar de Röling-leerstoel, genoemd naar de bekende Groningse polemoloog. In de colleges van dit trimester staat de Golfoorlog centraal. Suy zal onder meer een analyse geven van de wijze waarop de Veiligheidsraad, het belang- rijkste politieke orgaan van de VN, zich met het conflict bemoeid heeft. ''De Veiligheidsraad deed twee opmerkelijke dingen'', vertelt de hoogleraar. ''Ten eerste kondigde de raad economische sancties tegen Irak af. Die strafmaatregelen hadden gevolgen voor andere landen, maar ook voor de businessme die zaken deden met Irak. Het tweede belangwekkende punt is dat de Veiligheidsraad het gebruik van geweld tegen een land heeft goedgekeurd. Misschien schept dit een precedent en wordt het middel in de toekomst vaker beproefd.''

Kat en muis

De afloop van de oorlog is bekend: de Iraakse legers werden uit Koeweit verdreven. Daarnaast dwong de Veiligheidsraad Irak tot het aanvaarden van een aantal resoluties, waarvan Resolutie 687, ook wel de moeder van alle resoluties genoemd, de belangrijkste is. Deze resolutie behelst onder meer het opruimen van alle massavernietigingwapens. In de praktijk blijkt dat Irak de resoluties ontduikt. ''Irak speelt al een jaar lang het spel van kat en muis'', verklaart Suy. ''Het land probeert stelselmatig de controlecommissie om de tuin te leiden. Volgens berekeningen zou Irak over ruim achthonderd Scuds beschikken. Tijdens de oorlog zijn er zo'n 65 afgeschoten en verder hebben de Irakezen er zelf een paar vernietigd. Waar de rest gebleven is weet niemand. Ik vind dat de VN Irak onder druk moet zetten, maar ik zet mijn vraagtekens bij het gebruik van geweld. Daarvoor is toestem- ming van de Veiligheidsraad nodig.'' Suy noemt de handelwijze van de VN tijdens de golfcrisis een mijlpaal. De voormalig adjunct-secretaris-generaal is van mening dat de Veiligheidsraad voor het eerst sinds 45 jaar daadkrachtig bij een crisis ingreep. ''Daar gaat ook een preven- tieve werking vanuit. Het is een waarschuwing aan het adres van potentiële agressors. Kleine landen kunnen zich een stuk veiliger voelen.'' Toch wordt blijkbaar niet alle agressie afgestraft. Indonesië bezet al sinds 1977 Oost-Timor, en ondanks een veroordeling door de VN maken de Indonesiërs weinig aanstalten om het eiland te verlaten. Tijd voor een VN-interventie? Professor Suy denkt dat het er niet van zal komen. ''De Indonesische president Soeharto staat op goede voet met de Westerse mogendheden, dus is een VN-ingrijpen niet aan de orde. Het internationaal recht wordt steeds vaker overschaduwd door politieke belangen. Recht is macht en macht is recht. Ik verwijs wel eens naar een citaat uit een fabel van Lafontaine: La raison du plus fort est toujours la meilleur, het recht van de sterkste is altijd het beste.'' De hoogleraar vertelt dat de aanleiding van de Golfoorlog ook alles te maken heeft met politiek. ''Saddam Hoessein werd te machtig. Hij vormde een bedreiging voor de staat Israël en de energievoorziening. Toekomstige machthebbers in het Midden Oosten zullen hier lering uit trekken.''

Slag om Arnhem

Het feit dat Hoessein nog steeds in Bagdad regeert is volgens hem tevens het gevolg van politieke afwegingen. ''De geallieerden hadden Hoessein gemakkelijk kunnen verdrijven, maar dat hebben ze bewust niet gedaan. Er stond geen opvolger voor de dictator klaar. Zijn val zou hebben betekend dat Irak als land uit elkaar was gevallen. Dat had geresulteerd in een tweede Libanon, met een Koerdische staat in het noorden en opstandige Sjiïten in het zuiden, die zich willen aansluiten bij Iran. De situatie die ontstaan is na de Golfoorlog doet mij wel eens denken aan een einde van de Tweede Wereldoorlog waarbij de geallieerden na de Slag om Arnhem gestopt waren met vechten en Hitler aan de macht hadden gelaten.'' President Bush spreekt tegenwoordig vaak over een nieuwe wereldorde. Hij denkt dan aan de VN als politiemacht met een belangrijke taak voor de Veiligheidsraad. Bent u voorstander van zo'n orde? ''Juridisch heb ik daar mijn bedenkingen tegen. Tijdens de golfcrisis zijn volgens mij beslissingen genomen waarbij de Veiligheidsraad haar bevoegdheden te buiten is gegaan. Ook nu speelt dat weer. President Bush roept dat de economische sancties tegen Irak net zo lang moeten aanhouden totdat Saddam Hoessein van het politieke toneel verdwijnt. Dat lijkt mij juridisch niet houdbaar. Met die bedoeling zijn de sancties niet ingesteld. Ook vraag ik mij af of het politiek gezien wenselijk is een nieuwe wereldorde te creëren. Ik ben bang voor een situatie waarin een paar leden van de Veiligheidsraad de wereld domineren. Het moet niet zo zijn dat de VS en Engeland de Veilig- heidsraad naar hun hand gaan zetten om doelstellingen te bereiken die niet nadrukkelijk in het handvest van de VN geschreven zijn. Een ander juridisch bezwaar is dat ieder VN-orgaan de eigen bevoegdheid vast kan stellen. In een normale rechtsorde is altijd sprake van een hogere macht die de lagere organen contro- leert. Denk bijvoorbeeld aan de Hoge Raad in Nederland. Theore- tisch is hier wel een oplossing voor te vinden. Het Internatio- naal Gerechtshof kan bijvoorbeeld die controlerende taak toebe- deeld krijgen.''

Heiligdommen

Professor Suy bezocht in het voorjaar van 1991 Irak. Als persoon- lijk vertegenwoordiger van de toenmalige secretaris-generaal Perez de Cuellar onderhandelde Suy met de Irakezen over het oprichten van humanitaire centra in Koerdistan. De hoogleraar verbleef zes dagen in Irak en bezocht onder andere de Koerdische steden Irbil en Sulaimania en de Sjiïtische plaatsen Kerbela en Nedjef. ''Wat ik daar zag, heeft mij zeer getroffen'', verklaart hij. ''In de Koerdische steden is nauwelijks gevochten, van vernielingen was, op een paar beschadigde gebouwen van de Baath-partij na, geen sprake. Toen Saddams troepen deze steden belegerden, zijn de Koerden de bergen in gevlucht. De Sjiïtische steden daarentegen lagen in puin, bijna alle huizen waren aan flarden geschoten. De bevolking had geen plaats om heen te vluchten, er is vreselijk gevochten. De Sjiïtische opstandelingen hebben zich ten einde raad verschuild in hun heiligdommen, maar ook die zijn door het Iraakse leger zwaar bestookt.'' Is de Golfoorlog nu een succes geweest? ''De Golfoorlog is een succes geweest omdat de Iraakse legers uit Koeweit verdreven zijn. Uiteindelijk heeft de oorlog echter niets opgelost. Saddam Hoessein is nog steeds een machtig man die over onvoorstelbaar veel conventionele wapens beschikt. Hij heeft een nederlaag geleden, maar is nog lang niet verslagen.''

COLUMBUS 1

Het is idioot om Columbus te verwijten dat hij Amerika heeft ontdekt. In dit Columbusjaar lijkt dat echter bon ton. De gruwelen van de Europese kolonisatie en slavernij worden in het Westen breed uitgemeten. Een doorgeslagen houding. Want de Indianen waren zelf ook geen lieverdjes. Ook zij veroverden naar hartelust, drongen hun eigen cultuur op aan andere volken en martelden er stevig op los. Voor veel Indianen zou de toekomst zonder de inbreuk van Columbus er niet veel beter hebben uitgezien. Kortom, het romantiseren van de Indiaanse cultuur is net zo zinloos als het verwerpen van Columbus' ontdek- king. Zo, de kop was eraf. Met een prikkelende stellingname begon cultureel-antropoloog dr. R.J.M. de Ridder afgelopen maandag de eerste lezing in de serie 'De erfenis van Columbus', georgani- seerd door het Studium Generale en de werkgroep Ontwikkelings- vraagstukken van de RUG. Het publiek ging er eens goed voor zitten. De Ridder trok zijn jasje uit, negeerde de micro- foon onder het mompelen van iets als ''die vervelende techniek'' en begon aan een anderhalf uur durend verhaal zonder romp of staart. De Ridder, werkzaam aan de Rijksuniversiteit Utrecht, doet onderzoek naar zogenaamde titels, juridische geschriften waarin rijke Maya-families hun eigen geschiedenis vastleggen in de hoop op een bestuursfunctie in het grote Spaanse rijk. In het vulka- nisch bergland van Guatemala werden zo'n twintig van deze titels gevonden. Naast het ophemelen van de eigen familie wordt er ook in beschreven hoe de Spaanse verovering van Midden-Amerika in zijn werk ging. De titels behoren tot de weinige schriftelijke bronnen die een beeld geven van de Indiaanse kijk op de conqui- stadores. Maar wel een gekleurd beeld, erkende de spreker, want iedere familie wilde zelf natuurlijk zo goed mogelijk uit de verf komen. De wandaden van de Spanjaarden konden de schrijvers van de titels niet aan de kaak stellen; dat zou hen letterlijk de kop kosten. 'Met de pen van de Indiaan', zo stond de lezing aangekondigd. En tussen de regels door wist De Ridder ook wel enkele neergepende feiten op te sporen die zijn beginstelling ondersteunden. Zo gaven de Maya-schrijvers aan dat hun volk tributen, een soort belastingen, moesten betalen aan de Azteken. De verschillende Maya-volken (het beschreven gebied kende zo'n veertig rivalise- rende staatjes) raakten onderling vaak slaags en lieten zich gemakkelijk tegen elkaar uitspelen. De Spaanse veroveraars profiteerden daarvan. Zo kon Pedro de Alvarado in 1522 met slechts vierhonderd Spanjaarden en een ongekend aantal inheemse bondgenoten meer dan 10.000 Maya-krijgers verslaan. Maar hoe de Indianen nu werkelijk over de Spaanse veroveraars dachten, kon De Ridder niet uit zijn titels destilleren. Wel werden in deze juridische geschriften de wreedheden van De Alvarado voorzichtig aangestipt. En ook de verwoestende werking van de besmettelijke ziekten, een erfenis van de Spanjaarden die de inheemse bevolking in een eeuw tijd decimeerde, bleef niet onvermeld. Maar voor de rest zweeg de pen van de Indiaan. Zo niet de cultureel-antropoloog. Hij citeerde hele lappen uit de titels en onderbrak zijn verhaal op willekeurige momenten voor vakantie- dia's. Na de pauze bleek zijn verwoestende werking. De publieke belang- stelling was gehalveerd, alsof de ''wraak van Montezuma'' (buik- loop) ter plekke zijn gehoor had getroffen. (Guus Termeer)

Volgende week maandag Jan Joost Teunissen over 'Latijns Amerika herboren uit een economische crisis?'. 20 uur. Academie- gebouw.

Gyassers winnen Head of the River in combinatie

De Groningse studenten Dilo Kruyswijk en Dolf Woldringh maakten dit weekeinde deel uit van de ''combinatie-acht'' die verrassend de 'Head of the River' heeft gewonnen. De twee leden van Gyas roeiden in een sterke gelegenheidsformatie onder aanvoering van oud-wereldkampioen en Olympisch genomineerde Koos Maasdijk. De Skadi/Gyas/Spaarne/Proteus -combinatie, zoals hun acht heette, bleef de naaste concurrent en favoriet RIC meer dan een bootlengte voor. ''Een overwinning op de Head is voor een roeier bijna net zo belangrijker als een wereldkampioenschap'', vertelt een tevreden Dilo Kruyswijk. Dolf Woldringh en hij waren de eerste Gyassers die in het vijfentwintigjarige bestaan van de vereniging deze wedstrijd, die geldt als de officiële seizoensopening, wonnen. Aan de Head of the River deden dit jaar 480 ploegen mee. Kruys- wijk: ''Het is een enorm prestigevecht. Zondagavond was het dus ook groot feest bij Gyas. Je voelt je wel even opgelaten als iedereen voor jou het clublied staat te zingen.'' De samenwerking tussen de acht roeiers krijgt geen vervolg. Enkele van hen gaan naar de Olympische spelen in andere boten. Woldringh en Kruyswijk, respectievelijk vierdejaars technische scheikunde en vierdejaars bedrijfskunde, zijn aangewezen als reserves voor Barcelona. Maar allereerst proberen ze zich in de dubbeltwee te selecteren voor het studenten-WK in het Poolse Poznan in mei. (Alfred Kazemier)

Klimwand zo ruw als een rots

De klimwand van de Groninger Studenten Alpen Club is met zijn acht meter niet de hoogste van Nederland, maar volgens de leden wel de mooiste. De muur in de tennishal van het Sportcentrum is door die leden zelf gebouwd. De spaanplaten zijn ingesmeerd met een mengsel van botenlak en zand waardoor een ruwheid is ont- staan, die overeenkomt met de weerstand van een rotswand. Dit weekeinde wordt er in Groningen geklommen door de nationale top in de cyclus wedstrijden om het Nederlands Kampioenschap. Vanaf tien uur kunnen belangstellenden zowel zaterdag als zondag de 'klimgeiten' bewonderen. Op de foto verkennen klimmers van GSAC alvast de route. (Alfred Kazemier)

Foto Bert Janssen

'Tweede studie met beurs moet mogelijk blijven'

Een beperkt aantal studenten moet de mogelijkheid houden om na het afronden van een studie aan de universiteit of in het hbo een tweede studie te beginnen. Die studenten moeten daarvoor ook studiefinanciering krijgen. Dat zei D66-onderwijsspecialist Aad Nuis afgelopen maandag tijdens een bijeenkomst van de Jonge Democraten in Groningen. Het Tweede Kamerlid wilde af van het idee dat iedereen recht heeft op evenveel studietijd. Een student die zijn eerste studie snel afrond en een goed verhaal heeft waarom een tweede studie maatschappelijk belangrijk is, moet langer met behoud van studiefinanciering kunnen studeren dan de nu toegestane vijf of zes jaar. Als voorbeelden noemde Nuis een conservatoriumstudent die vervolgens een managementopleiding volgt en een afgestudeerde econoom die filosofie gaat studeren. De instellingen voor hoger onderwijs zouden een beperkt aantal vergunningen moeten kunnen uitgeven voor dit soort dubbelstudies. Voor het gros van de studenten geldt echter dat ze korter in het hoger onderwijs moeten vertoeven, aldus Nuis. De universitei- ten moeten nu eindelijk eens werk maken van het terugbrengen van de reële studieduur van vijf of zes jaar naar vier jaar, of waar mogelijk drie jaar, en van een betere studiebegeleiding. Maar dan mag van studenten ook worden geëist dat ze binnen de gestelde termijn afstuderen. Lukt dat niet zonder dat daar een goede reden voor is, dan vervalt het recht op studiefinanciering. Nuis: ''Zelf studeerde ik na zeven jaar als eerste van mijn jaar af. Dat was ontzettend leuk, maar volstrekt vrijblijvend en nergens voor nodig. Ik heb twee jaar hard gewerkt: één jaar voor m'n kandidaats en één jaar voor m'n doctoraal. Door de massaliteit in het hoger onderwijs behoort dat nu definitief tot het verleden.'' (Laurens Berentsen)

RUG en AZG akkoord over restant AM

Het college van bestuur van de RUG en de raad van bestuur van het Academisch Ziekenhuis Groningen hebben een voorlopig akkoord bereikt over de afwikkeling van de zogeheten AM-o- peratie. Deze operatie houdt in dat alle patiëntenzorgtaken worden ondergebracht bij het AZG en gaat gepaard met een verschuiving van ongeveer 28 miljoen gulden van de medische faculteit naar het AZG. Over ruim 250 arbeidsplaatsen in de klinische vakgroepen die overgaan naar het ziekenhuis bereikten beide partijen al eerder overeenstemming. De besturen van universiteit en ziekenhuis zijn het na lang onderhandelen nu ook eens geworden over de invulling van een bedrag van ongeveer 3,5 miljoen gulden dat nog resteerde. Daarvoor zal het Academich Ziekenhuis dertig niet-klinische arbeidsplaatsen overnemen. Binnen de universiteit menen sommigen dat dat aantal zestig zou moeten zijn. Maar een probleem daarbij is dat de medische faculteit in haar niet-klinische deel niet zoveel aan de pati- ntenzorg gerelateerde arbeidsplaatsen kan aanwijzen. Het AZG lijkt nu ongeveer anderhalf miljoen gulden over te houden aan de AM-operatie waarvoor het geen personeel van de medische faculteit hoeft over te nemen. Naast de overheveling van de patiëntenzorg naar het ziekenhuis is geneeskunde bezig met een reorganisatie van de resterende taken, onderwijs en onderzoek. In die reorganisatie tekent zich een meevaller af. Twee weken geleden ging directeur beheer J. Peeters er bij een voorlichtingsbijeenkomst voor het personeel nog vanuit dat er ongeveer zestig arbeidsplaatsen voor ondersteunend en beheerspersoneel moesten verdwijnen. Volgens de jongste cijfers is dat aantal inmiddels gedaald tot 35. Reden hiervoor is dat door natuurlijk verloop en de ingestelde vacaturestop al een aantal arbeidsplaatsen is verdwenen. Dat effect doet zich niet voor bij het wetenschappelijk personeel. Daar zullen naast de AM-operatie nog eens twintig arbeidsplaatsen voor onder- wijs en onderzoek worden opgeheven. (Laurens Berentsen) Over een maand draagt Hilly Mast (29) haar voorlichtingstaken bij de sociale faculteit over. Ze is toe aan de uitdaging van een nieuwe functie. Drie jaar lang heeft ze vier dagen per week besteed aan de studierichtingen pedagogiek en onderwijskunde; de vijfde dag was bestemd voor de voorlichting ten behoeve van de gehele faculteit.

''Ik heb het in die vier dagen razend druk gehad. Allerlei organisatorische klussen: studiegidsen, voorlichtingsdagen, de geautomatiseerde onderwijscatalogus. Af en toe schurkte ik ook wat tegen het beleid aan. Kunnen we daar niet eens wat aan doen? riep ik dan. Facultaire beleidsvoorlichting heb ik nooit gedaan. Het bestuur kan dat goed zelf af, die hebben de opvang van lastige journalisten niet nodig. En buitenstaanders reageren juist aangenaam verrast als ze merken dat ze met hun vragen bij mij terecht kunnen. Ik maak het zelf vaak genoeg mee bij instan- ties. Word je vijf keer doorgeschakeld voor je bij de goede persoon bent.'' (Joep Engels)

Terugloop vooraanmeldingen RUG zet door

De vooraanmeldingen van studenten die het studiejaar 1992/1993 aan de RUG willen volgen, vallen vooralsnog flink tegen. Op de peildatum 21 maart scoort de RUG 10,1 procent lager dan vorig jaar rond deze tijd. Daarmee zit de Groningse Rijksuni- versiteit beneden het landelijke gemiddelde van min 7,8 procent. De grootste klappen vallen bij de faculteiten van letteren (-16,9), bedrijfskunde (-15,4) en economische wetenschappen (-13,0). Wijsbegeerte kent zelfs een neergang van 57,1 procent; 6 studenten dit jaar tegenover 14 in maart 1991. Landelijk zitten slechts twee instellingen aan de goede kant van de streep: de Katholieke Universiteit Brabant (+14,3) en de Vrije Universiteit Amsterdam (+4,5). J. Heersema, medewerker van de afdeling Centrale Studenten Administratie van de RUG, zegt verbaasd te zijn over de terugloop. ''In januari stonden we landelijk op min 8, in februa- ri was dat landelijk nog maar min 4,3 en voor de RUG min 6 procent. De verwachting was dat de cijfers nu verder zouden bijtrekken. Deze maart-telling is voor mij een totale verrassing. Ik heb er geen logische verklaring voor.'' Heersema wil nog geen definitieve conclusies trekken uit de nu voorliggende cijfers: ''Laten we eerst maar eens zien hoe het er eind april, begin mei uitziet. Pas dan durf ik te zeggen of er een werkelijke teruggang is, of dat de tegenvaller is terug te voeren op technisch-admini- stratieve oorzaken.'' (Guus Termeer)

Minister stemt in met betere begeleiding aio's

De assistenten-in-opleiding mogen van minister Ritzen zelf met plannen komen om de begeleiding te verbeteren. Als het aan het Landelijk Aio Overleg (LaAioO) ligt, worden voortaan in het onderwijs- en begeleidingsplan duidelijker afspraken gemaakt over onderwijstaken en komt er meer ruimte komt voor niet verplichte cursussen. Dit is de uitkomst van een overleg tussen de minister en het LaAioO naar aanleiding van het eind vorig jaar verschenen evaluatie-onderzoek van het Nijmeegse onderzoekinstituut IO- WO. Uit dat onderzoek bleek dat de aio's op zich tevreden zijn met hun functie. Klachten bestaan met name over het salaris en de begeleiding. Over het eerste valt met de minister niet te praten. Maar voor rechtspositionele zaken die geen geld kosten blijkt de minister een gewillig oor te hebben. Tot nu toe krijgen de aio's voordat ze beginnen een onderwijs- en begeleidingsplan. Veelal is dit een standaardverhaaltje. IOWO had in haar onderzoek voorgesteld om dit plan pas na drie maanden vast te stellen. Minister Ritzen nam dit voorstel direct over en ook het LaAioO kan zich erin vinden. ''Het contact met de promotor is in het begin nogal mager. Meestal gaat het niet verder dan een ontmoeting bij het sollicitatiegesprek'', zegt Casper Willems van het LaAIoO, ''daarom is het beter om de afspraken pas na enkele maanden definitief op papier te zetten.'' Zo moet er een betere controle komen op de begeleiding en kunnen de onderwijstaken beter omschreven worden. Plannen voor een brugjaar voor aio's zijn van de baan. Ritzen wil de aio's nu na hun eerste jaar een getuigschrift geven, dat voor enig internationaal aanzien moet zorgen. (Ries Agterberg, HOP)

Hogescholen goochelen met studielast

Veel hogescholen stellen de studielast met de natte vinger vast. Daardoor bestaat er een enorm verschil tussen de studietijd op papier en de uren die studenten werkelijk besteden aan hun studie. Bij de berekening van de feitelijke studielast betrekken maar weinig hogescholen de ervaringen van studenten. Dit staat in een rapport van de Inspectie Hoger Onderwijs over studielast in het hoger beroepsonderwijs. De inspectie deed bij 75 opleidingen aan 45 hogescholen onderzoek naar de hoogte en spreiding van de studielast. De meeste hoge- scholen houden zich nauwelijks bezig met de vraag of de gepro- grammeerde studielast wel reëel is. Officieel zou dat 40 uur per week moeten zijn. Studenten modevorming werken echter 60 uur per week aan hun studie, terwijl het programma van de studie perso- neelswerk op 30 uur komt. Als aanbeveling om het programma 'studeerbaar' te maken, dus binnen de gestelde tijd af te ronden, stelt de inspectie dat hogescholen beter moeten gaan letten op de feitelijke studielast. Daarbij moeten de hogescholen uitgaan van de nettostudielast. Koffiepauzes of academische kwartiertjes mogen daarom niet worden meegeteld. Het onderzoek naar de studiebelasting is uitgevoerd omdat met de invoering van het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), waarschijnlijk op 1 augustus 1993, voor het hele hoger onderwijs een uniform systeem van studiepunten gehanteerd moet worden. Tegen die tijd worden de hogescholen geacht min of meer op één lijn te zitten. (Ries Agterberg, HOP)

Rector houdt notitie buiten de universiteitsraad

De communicatie van de universiteit met haar studenten kan beter. Het komt voor dat belangrijke informatie over het onder- wijs ontbreekt of niet tijdig aanwezig is. Dat leidt er toe dat studenten onnodig veel tijd en energie kwijt zijn om deze infor- matie te verkrijgen en dat zij niet de optimale keuzes kunnen maken met betrekking tot hun studieprogramma en studieopbouw. Dat schrijft een projectgroep die zich onder leiding van Martin Althof van de Dienst Interne en Externe Betrekkingen van de RUG gebogen heeft over de communicatie met studenten. De notitie is een vervolg op de nota 'Met open vizier' over het voorlichtings- en public relationsbeleid van de universiteit. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de notitie voor discus- sie naar de universiteitsraad zou gaan, maar dat stuitte op bezwaren bij rector magnificus S. Kuipers. Kuipers vond het werkstuk niet concreet genoeg en meende verder dat de opstellers te negatief waren over de huidige inspanningen die de RUG zich getroost om studenten te informeren. Het is nu de bedoeling dat de projectgroep haar aanbevelingen concretiseert en dat de notitie daarna alsnog naar de universiteitsraad gaat. De projectgroep signaleert in het voor communicatiedeskundigen gebruikelijke jargon problemen bij de zender, de middelen, de boodschap en de ontvanger. De zender (de universiteit) denkt en handelt niet altijd voldoende ''studentgericht''. In een aantal gevallen is druk van buiten nodig om vakgroepen en faculteiten de zaken beter te laten regelen. De universiteit dient zich maximaal in te spannen zodat studenten kunnen profiteren van regelingen en voorzieningen die voor hen zijn ingesteld. Dat is niet altijd het geval. Het staat niet met zoveel woorden in de notitie, maar voor faculteiten is het bijvoorbeeld aantrekkelijk niet te veel ruchtbaarheid te geven aan de studiekostenregeling, wanneer de daarin vastgestelde studiekosten worden overschreden. (Laurens Berentsen)

Studenten behouden ruimte voor praktische vakken Rechten gaat stevig bezuinigen op onderwijs

GEERT DE JONG

De faculteitsraad rechten is in grote lijnen akkoord met een reductie van de onderwijslast met tien procent zoals voorgesteld door de commissie-Lokin. Door een amendement van de studentenfractie Progressief Rechten wordt aanmerkelijk minder bezuinigd op de praktische vakken dan in het oorspronke- lijke voorstel was voorzien. Volgens de studentenfractie Progressief Rechten is een beperking tot maximaal één praktisch vak per student ''onverantwoord''. Omdat veel studenten meer dan een hoofdrichting volgen, moet de mogelijkheid open blijven om ook meer praktische vakken te volgen, redeneerden de studenten. Temeer daar de kans om in de studie praktische vaardigheden op te doen toch al beperkt is. Een voorbeeld van een praktisch vak is burgerlijk procesrecht III, waar studenten over een concreet juridisch probleem een voor- dracht moeten houden of een nota moeten schrijven. De raad bleek gevoelig voor de argumenten van Progressief Rechten en het amendement werd met een ruime meerderheid aangenomen. Consequentie is wel dat er meer bezuinigd moet worden op de overige vakken. In de huidige situatie worden jaarlijks ongeveer honderd overige vakken aangeboden, maar dat zullen er tussen de dertig en veertig minder moeten worden. Pogingen van leden van de wp-fractie om in elk geval een deel van de bezuiniging af te wentelen op het ondersteunend en beheersper- soneel, dan wel de vakgroepen Criminologie en Polemologie, werden door het bestuur resoluut van de hand gewezen. De inkrimping van de onderwijslast, waarmee in totaal acht formatieplaatsen gemoeid zijn, wordt volledig gerealiseerd in de zogenaamde differentia- tiefase, welke de laatste twee jaar van de studie rechten uit- maakt. Verwacht wordt dat binnen twee jaar ook bezuinigingen in de doctoraalfase onontkoombaar zijn. De invoering van het nieuwe bekostigingssysteem in 1993, dat niet alleen rekening houdt met de instroom van studenten, maar ook met het behaalde rendement, heeft voor de juridische faculteit naar alle waarschijnlijkheid een nieuwe financiële tegenvaller tot gevolg. Om er niet op achteruit te gaan zou rechten een rendement van 60 procent moeten halen, maar het feitelijke rendement ligt net onder de vijftig procent. De maatregelen waarmee de raad nu heeft ingestemd vormen de eerste fase van een ingrijpende herziening binnen de faculteit, waarvoor de commissie-Lokin aanbevelingen doet. De tweede fase van de herstructurering bij rechten betreft een vermindering van het aantal vakgroepen. Raadslid Elzinga, tevens lid van de commissie-Lokin, kon melden dat er vakgroepen zijn, waaronder de vakgroep Handelsrecht, die hun medewerking aan de tweede fase van de herstructurering laten afhangen van ''de mate van genoegdoe- ning die ze krijgen tegenover de disproportionele prijs die ze in de eerste fase hebben moeten betalen.'' Om fase twee niet bij voorbaat te doen mislukken stelde Elzinga voor een rampenfonds in te stellen. Het voorstel om daartoe een extra bezuiniging door te voeren vond geen meerderheid in de raad. Het bestuur van de faculteit en de raad hopen vooralsnog dat het mogelijk is om de herstructurering af te ronden zonder dat er sprake is van een formele reorganisatie. In dat geval treedt de universitaire reorganisatiecode in werking. Of de faculteit daarin slaagt is hoogst twijfelachtig. Het college van bestuur is van mening dat zodra er sprake is van functieverschuiving of overplaatsing van personeel, om redenen van zorgvuldigheid de reorganisatiecode moet worden toegepast. Bij een officiële reorganisatie wordt een procedure van kracht die de faculteit verplicht om de personele plannen ter goedkeuring aan het college van bestuur en de bonden in het georganiseerd overleg voor te leggen. Alleen als de faculteit er in slaagt de fusie van vak- groepen te doen plaatsvinden zonder enige overplaatsing, kan het door de juristen gevreesde begrip reorganisatie achterwege blijven. De kans daarop is echter gering.

Plezier in lezen

Hoe krijgt een lezer de betekenis van een gedicht te pakken, en waarom boeit de ene tekst wel en de andere niet? Op dit soort vragen zoekt de nieuwe hoogleraar Engels Helen Wilcox een antwoord. Vorige week sprak ze haar oratie uit. Enthousiasme op 9

De gapende kloof tussen vwo en universiteit is moeilijk te overbruggen /5

Juristen bakkeleien over onderzoek /7

Erik Suy over de zin van de Golfoorlog /11

Forse aderlating voor economische faculteit

Door JOEP ENGELS ''Ik heb het idee dat men in d economische faculteit nogal naar binnen gekeerd is. Ik mis de dynamiek, het enthousiasme en ook het niveau van de andere instellingen. Vooral het bestuur is laks geweest. Groningen is achterop geraakt bij Tilburg, Rotterdam en Amsterdam. Daar is men verder met de instituutsvorming en beweegt men zich actief op de arbeidsmarkt. Ze hebben ook bij mij aange- klopt en die druk heb ik niet kunnen weerstaan.'' Per 1 september aanstaande verlaat de econometrist prof.dr. G. Ridder de Groning- se universiteit. In zijn kielzog neemt hij twee van zijn medewer- kers mee. Waarheen weet Ridder nog niet, hij is met drie Rand- stadvestigingen in onderhandeling. Het vertrek van Ridder is een forse aderlating voor de economi- sche faculteit. Afgelopen najaar kwam hij met stip op nummer 28 binnen in de economen top-40 van het weekblad Intermediair. Ridders besluit krijgt een extra accent door het vrijwel gelijk- tijdige vertrek van dr. G. Tillmann van de sectie micro-economie, die hoogleraar in Mainz wordt. Bovendien heeft Tillmanns baas, prof.dr. G. Knieps, al enkele maanden een aantrekkelijk aanbod van de universiteit van Freiburg op zak. Alle betrokkenen noemen de samenloop puur toeval. Tillmann was graag in Nederland gebleven maar kreeg nu eenmaal een niet te weigeren leerstoel in Duitsland aangeboden. Ook Knieps is best tevreden in Groningen maar wikt en weegt nu al vier maanden met zijn Freiburgse aanbieding. ''Het wordt hoe dan ook een onomkeer- bare beslissing.'' De hoogleraar voelt zich, als voorzitter van de facultaire wetenschapscommissie, aangesproken door het verwijt van Ridder dat de faculteit geen vaart maakt in de concurrentie- slag met de randstedelijke economen. ''Het klopt dat er het een en ander is misgelopen. Het had allemaal sneller gekund. Maar sinds september gaat het beter en we hebben nu een concept voor een onderzoekschool op papier waarover ik zeer optimistisch ben.'' Decaan prof.dr. J.L. Bouma betreurt het vertrek van één van zijn coryfeeën maar bestrijdt het verhaal van de Groningse achter- stand. ''Traagheid in onze besluiten? Flauwekul! We hebben opdracht gekregen iets origineels te starten en daar zijn we als bestuur hard mee bezig. We hebben natuurlijk wel de verantwoorde- lijkheid voor de organisatie van de faculteit als geheel. Daar hoort ook de vacaturestop bij en het studierendement. Vergelijk het met samen gaan camperen. Dan ga je op een gegeven moment met zijn allen de tenten opzetten en is het ook niet de bedoeling dat eentje alvast in de slaapzak gaat liggen.''

PvdA zwicht voor dreigement Lansink Christelijk onderwijs mag instemming student eisen

FRANK STEENKAMP

Christelijke en andere bijzondere instellingen van hoger onderwijs mogen van studenten blijven eisen dat die hun doelstelling onderschrijven. Dat heeft het CDA onverwacht weten door te drukken bij de stemmingen over de nieuwe hoger onderwijswet WHW. De slepende totstandkoming van een nieuwe wet voor het hoger onderwijs blijft tot het laatste moment een verhaal met verras- singen. Ook de stemmingen van de Tweede Kamer over de laatste reeks aanpassinkjes in de wet, afgelopen dinsdag, paste in dat patroon. Tot veler verbazing bleek de PvdA plots steun te geven aan het CDA-voorstel, waarin bijzondere instellingen het recht houden van studenten instemming met hun doelen te eisen. De socialisten gingen door de knieën voor de dreiging dat anders het hele wetsvoorstel kon sneuvelen. Vlak voordat de Kamer tot stemmen overging, werd nog even een fel debatje gevoerd. D66, VVD en Groen Links uitten daarin hun woede op de PvdA die gezwicht was voor het dreigement van Lansink (CDA) om volgende week dinsdag tegen het wetsvoorstel te stemmen. Nuis van D66 noemde dit gedrag van PvdA-woordvoerster Netelenbos tot voor kort fel tegen het CDA-voorstel en nu van plan om het te steunen ronduit achterbaks. Maar ook minister Ritzen bleek op de valreep gevoelig voor dreigemen- ten: hij had het amendement willen overnemen als de Kamer hem daar niet van had weerhouden. Op nog twee andere punten wil de Kamer de wet aangepast zien. Een permanente ''adviescommissie onderwijsaanbod'' moet zich voortaan buigen over plannen voor nieuwe studies. Als een instelling zo'n nieuwe richting wil beginnen, adviseert deze commissie of dat wel 'doelmatig' is binnen het geheel van het hoger onderwijs. De commissie, bedacht door Netelenbos, is een compromis: het onder- wijs wilde totale programmeervrijheid, terwijl minister en Kamer dat recht eigenlijk helemaal niet uit handen wilden geven. Tenslotte wil de Tweede Kamer het ''instellingsplan'' weer verplicht stellen. Om het jaar moet elke universiteit of hoge- school daarin de belangrijkste plannen voor de komende jaren openbaar maken; op basis daarvan wordt dan verder landelijk overleg gevoerd. Ritzen had deze meerjarenplannen juist uit de wet gehaald omdat hij vond dat er al genoeg afspraken zijn tussen universiteiten en overheid. (HOP)

Weinig animo voor een zetel in universiteitsraad

Door LAURENS BERENTSEN De universiteitsraad is het hoogste democratisch gekozen orgaan van de universiteit. Wie denkt dat het daarom dringen is bij de verdeling van de 24 zetels, vergist zich deerlijk. Vorige week moesten de vertegenwoordigers van studenten, wetenschappelijk personeel en ondersteunend en beheerspersoneel hun kandidaten- lijsten voor de verkiezingen in mei inleveren (iedere geleding heeft recht op acht zetels). En zonder uitzondering kostte het moeite voldoende bereidwillige kandidaten te vinden. ''We hebben ons heel wat moeite moeten getroosten om mensen te vinden'', vertelt Hinne Riddersma, fractievoorzitter van het wetenschappelijk personeel. ''Naar aanleiding van onze adverten- tie in de UK heeft zich één iemand aangemeld. Maar die is weer afgevallen.'' De wetenschappers riepen met name vrouwen en mensen met een tijdelijke aanstelling op te solliciteren naar een plaatsje in de raad, omdat die nu ondervertegenwoordigd zijn. Met Liesbeth Pols van het onderwijs-onderzoekscentrum COWOG op plaats zes slaat de fractie twee vliegen in een klap: ze is vrouw en tijdelijk aangesteld. Samen met André van Montfort (rechten) is ze de enige echte nieuweling bij de eerste acht kandidaten van het wetenschappelijk personeel. Na twee jaar afwezigheid in de universiteitsraad staat Theo van de Hoek (letteren) opnieuw op een verkiesbare plaats. Verder blijven vijf van de huidige acht raadsleden op hun post, waaronder lijstaanvoerder Riddersma. Ook de vertegenwoordiging van het ondersteunend en beheersperso- neel ondergaat geen grote veranderingen. Bij de eerste acht kandidaten van de ATP-fractie staan twee nieuwe namen: Ria Ottelé (sociale faculteit) op zes en Henk Melchior (geneeskunde) op acht. Eerste zorg van de fractie was een zo goed mogelijke spreiding van de kandidaten over de faculteiten en de andere beheerseenheden, aldus lijstaanvoerder Mariëtte Elzenga. Ook de ATP-fractie moest daarvoor mensen persoonlijk benaderen, want ook zij kreeg maar één reactie op een advertentie. ''We zijn heel blij dat we iemand bij geneeskunde hebben gevonden. Dat is toch een grote faculteit'', vertelt Elzenga, die verder uitlegt dat de grote mate van continuïteit niet alleen uit nood geboren is: ''We hebben ook een enthousiaste club mensen die graag wil doorgaan.'' Bij de twee studentenfracties, Grunk en Sorug, is van continu- teit nauwelijks sprake. Alleen bij de Grunk keren twee oudge- dienden zo goed als zeker terug. De huidige raadsleden Taetske van der Reyt en Erwin Boelens staan één en twee. Opvallend is de kandidatuur van André Westra op plaats vier. In tegenstelling tot wat bij de Grunk gebruikelijk is, heeft de student Nederlands en amateur cabaretier geen bestuurlijke ervaring binnen de universi- teit. ''Spreken in het openbaar is voor hem in ieder geval geen probleem'', ligt de huidige fractievoorzitter Louwarnoud van der Duim toe. ''Bovendien is hij zeer gemotiveerd.'' En ook voor de studenten geldt dat de spoeling dun is. Voor de vijf zetels die de Grunk nu in de u-raad bezet melden zich acht serieuze kandida- ten, aldus Van der Duim. Voor de Sorug moet een geheel nieuwe club vier zetels zien te veroveren, zodat het evenwicht tussen de studentenfracties hersteld wordt, aldus het huidige raadslid Els Ebels. Iets meer continuïteit was wenselijk geweest, erkent Ebels, maar niet haalbaar, want geen van de zittende leden had voldoende tijd voor een nieuwe termijn. Gebrek aan tijd was ook een veel gehoorde reden van studenten uit faculteitsraden om nee te zeggen op het verzoek van de Sorug zich verkiesbaar te stellen. Dat neemt niet weg dat Ebels er vertrouwen in heeft dat de Sorug onder aanvoe- ring van Sietske Dijkstra het machtsevenwicht tussen de studen- tenfracties zal herstellen. Dijkstra is op dit moment lid van het Centraal Bestuursorgaan voor de Studentenvoorzieningen.

`De pater werd steeds minder belangrijk'

Door CHRISTIEN BOOMSMA ''We dachten dat we heel wat waren, maar het stelde natuurlijk allemaal niets voor. Wat was het nou helemaal, een clubje van nog geen tweehonderd man. Dertig of veertig toen ik aankwam.'' Theo Flint meldde zich in 1945 aan bij de RKSV Albertus Magnus. Albertus richtte zich juist weer op uit de puinhopen van de oorlog. Er brak een bloeitijd aan voor de vereniging die vanaf de oprichting nooit meer dan enige tientallen leden had geteld. In 1908 was ze zelfs een jaar uit de roulatie, omdat er op dat ogenblik nog geen half dozijn rooms-katholieke studenten in Groningen waren. Na de oorlog werd dat snel anders. Flint: ''Veel mensen konden jarenlang niet gaan studeren. Al die mensen overspoelden toen in één keer de universiteit.'' Albertus Magnus pikte een graantje mee. In twee jaar tijd steeg het ledental van de vereniging van nauwelijks vijftig naar tweehonderd. Stuk voor stuk rooms-katho- lieken natuurlijk. ''Dat was een eerste vereiste om je te mogen aansluiten. En als katholiek had je ook weinig andere keus. Studentenverenigingen waren in, en Albertus was de enige met de juiste achtergrond'', vertelt Flint. Achtergrond is eigenlijk het verkeerde woord; de rooms-katholieke identiteit was prominent aanwezig. Statuutswijzigingen moesten worden goedgekeurd door de bisschop van Groningen; elke zondag werd de mis bezocht; en in het bestuur van de verenigingen bevond zich de zogenaamde moderator, een pater-jezuïet die letterlijk overal bij betrokken was. Ter bewaring van de goede zeden, zoals dat toen heette.

Meisjes

''Pater Vroom was dat'', herinnert Flint zich. ''Met hem hebben we geboft. Hij voelde dat studentikoze binnen de club goed aan. Je kon met van alles bij hem aankomen. Hij kon wel wat hebben.'' Vroom werd geconsulteerd bij bestuurszaken en geloofsproblemen, maar ook voor problemen met meisjes schrok hij niet terug. Flint: ''Ik wilde toen een niet-katholiek meisje meenemen naar een Albertus-feest. Maar zonder toestemming van Vroom ging dat niet. Dat was een halszaak voor mij. Ach, zo belangrijk was het niet, maar toen dacht ik er anders over. Ze is trouwens wel meegegaan uiteindelijk.'' Het label ''vriendenclubje'', dat Flint gebruikt voo zijn eerste jaren bij Albertus, was al snel niet meer van toepassing. De ledenaanwas zorgde er voor dat er een soos-gebouw werd gezocht, en gevonden: in de Oude Boteringestraat. En vanaf dat moment zette de groei nog eens extra aan. ''Het was mond-op-mond recla- me'', vertelt Flint. ''Groningen en Albertus hadden onder de rk-studenten een hele goede reputatie. Albertusleden kwamen immers vaak uit het zuiden en gingen daarom niet elk weekeinde naar huis. Dat was te ver. Dus was de soos altijd open en erg gezellig. Dat trok veel mensen aan.'' De vat-feesten waarbij een heel vat bier werd leeggedronken, de liederentafels, een hele avond lang studentenliederen brallen, maar ook de lezingen van beroemde filosofen (''Neem nou de filosoof Van Melzen; een must was dat''), dat herinnert Flint zich van zijn Albertus-tijd. ''En altijd op chique, hè. Je was altijd netjes in het pak. Heel anders dan tegenwoordig. Nu dragen ze wel een nette zwarte rok, maar dan trekken ze daar bruine schoenen bij aan. Of alles is net iets te kort. Dat is wel veranderd.''

Mores

Albertus kende zo haar mores: niet zonder das op de soos komen, geen meisjes in de Kroeg na twaalf uur en heel verschillende rechten en plichten voor oudere- en jongerejaars. ''Dat was allemaal heel normaal en geaccepteerd. Je had nu eenmaal allerlei tradities'', weet Flint uit zijn Albertus-tijd. Maar de tijd ging niet ongemerkt aan Albertus voorbij. De vereni- ging bleef gestaag groeien, oude mores werden ter discussie gesteld en het roomse karakter verdween een beetje naar de achtergrond. Pater Neefs verving Vroom en de eerste niet-katho- liek werd lid van de vereniging. ''Met speciale toestemming van kerkelijke zijde'', benadrukt Driek van Wissen, die van 1961 tot 1971 lid was van Albertus. Van Wissen: ''Je werd als student automatisch lid van een vereni- ging. Negentig procent van de studenten deed dat. Ik kwam met mijn katholieke opvoeding bij Albertus terecht. Wat moest je anders? Albertus was dan nog iets soepeler dan Vindicat, met een rooms sausje. Dat maakte de vereniging iets sympathieker. Wat minder kakkerig.'' Streng godsdienstig was Albertus niet in het begin van de jaren zestig. Van Wissen: ''Foeten hadden nog wel zo'n gesprekje met de moderator, maar dat was vrij cliché. En verder had Neefs nog van die gespreksgroepen. Voor wie er behoefte aan had. Nou, ik had niet van die geloofsproblemen, dus zoveel contact had ik niet met hem. Pater Neefs was niet zo'n vlotte man, wat gereserveerder, dus het contact met de studenten was ook minder. Maar natuurlijk was de hele sfeer daar ook naar. De pater werd steeds minder belangrijk.''

Vindicat

Wat wel belangrijker werd, was de verhouding van Albertus met Vindicat. Hadden de katholieken in hun vroege jaren altijd wat in de schaduw van het corps gestaan, zo langzamerhand begonnen de beide verenigingen een blok te vormen tegen de zogenaamde ''boen- ders'', de leden van VERA en Unitas. ''Vindicat en Albertus waren twee handen op één buik'', vertelt Van Wissen. ''We trokken samen van leer tegen die 'boenders'. Die deugden niet. Dan waren er groepen die zich bij Unitas naar binnen vochten en als ze geluk hadden, konden ze de piano in de gracht gooien of zoiets. Vonden we leuk toen.'' Van Wissen kan het zich nauwelijks meer voorstellen. Als hij nu zou gaan studeren, zou Albertus niet meer in het plaatje voorkomen. ''Maar toen was elk vertier in de stad bijna verbonden aan een vereniging. Je moest wel.'' De groentijd staat Van Wissen nog het meeste tegen uit die tijd. ''Niet dat ik er trauma's aan overgehouden heb hoor. Je ontleende er ook iets van trots aan, zo iets van: nu ben ik student. Maar ik moet er niet zoveel meer van hebben. Dat leger-achtige: kaalscheren, niet naar huis mogen, bier halen voor een oudere- jaars, dat vervolgens over je hoofd wordt uitgekieperd.'' Ook het gedrag tegen de meisjes stond Van Wissen niet zo aan. ''Die moesten traditioneel om twaalf uur naar huis. Dan werd 'Goodnight ladies' gedraaid en als de dames dan niet gingen, werden er hardere middelen toegepast. De brandspuit erop bijvoor- beeld.'' Gelukkig hadden de dames een eigen zolder van de FAAM (Filiae Amicae Alberti Magni), waar zij de baas waren. Maar de Kroeg was na twaalven verboden terrein. Van Wissen: ''We wisten gewoon niet hoe we met meisjes om moesten gaan. Je ging met ze naar het galabal en dat was het zo ongeveer. Pas tegen je afstuderen ging je serieus aan het werk om je leven te regelen. Zo zijn er nog heel wat studenten met faampjes getrouwd.'' Langzaam maar zeker verdwenen de strakke regels in de jaren zestig. Van Wissen heeft hard zijn best gedaan om de versoepeling erdoor te krijgen. Zo hield hij de Kroeg open in de vakanties. ''En dan golden er geen restricties, op welk gebied dan ook.'' In 1968 werd Van Wissen met wat vrienden de Kroeg uitgezet, toen ze en plein public hun das en jasje uittrokken. ''We zijn toen een jaar lid-af geweest. Toen we in 1969 terugkwamen, waren de kledingvoorschriften afgeschaft.''

Soepel

Dergelijke veranderingen markeerden het begin van het einde voor de traditionele studentenverenigingen. VERA werd een open jongeren-centrum, Unitas verdween. Bij Albertus werd in 1970 nog net voorkomen dat de vereniging toegankelijk zou worden voor niet-studenten. Wel waren hbo-studenten vanaf dat moment welkom. Begin jaren zeventig was een groot deel van de traditionele mores verdwenen. '''Goodnight ladies' werd nog wel gedraaid, maar de meisjes gingen niet meer weg'', vertelt Annemieke Kuin-van den Akker, Albertus-lid van 1972 tot 1975. ''De traditionele ontgroe- ning was ook al afgeschaft en kledingvoorschriften golden al helemaal niet meer.'' Albertus ging mee met de tijdgeest, meent Kuin-van den Akker: ''Er mocht geen dwang zijn, alles moest kunnen.'' Zij en haar man, Jan Kuin, kozen nog voor Albertus vanwege de katholieke achtergrond van de club. De vereniging vertoonde echter weinig katholieke kenmerken meer, behalve dat het leeuwedeel van de leden van rooms-katholieke huize was. ''Maar daar hield het ook mee op'', vertelt Jan Kuin. ''Het was allemaal wat in verval. Pater Neefs kwam nog wel elke week op de koffie, maar dat werd steeds minder. Hij kende steeds minder studenten en kon zijn tijd wel nuttiger besteden. Het was een soort zelfoplossend proces. Wel triest eigenlijk.''

Afgeschaft

Pater Neefs werd in 1973 officieel ''afgeschaft'', samen met de rooms-katholieke doelstellingen van de vereniging. Jan Kuin: ''Het was een hectische vergadering toen. Er is tot diep in de nacht over gediscussieerd. Er waren altijd mensen die meenden dat afschaffing van het roomse karakter de doodsteek van de vereni- ging zou betekenen. Tenminste, dat zeiden ze. Maar uiteindelijk is het er toch doorgekomen.'' Sindsdien is er weinig meer dat de RKSV (de officiële naam is niet veranderd) Albertus Magnus principieel van Vindicat onderscheidt. Behalve misschien de voorliefde voor zingen, meent Kuin. ''Laat op de avond wilde men nog wel eens losbarsten in het Credo, of het Onze Vader. En dat scheidde de papen toch altijd weer van de niet-papen. Alleen roomsen kennen het Latijn en begrijpen iets van de beurtzangen.''

`Op het gebied van feesten hebben we een reputatie hoog te houden'

Door LOURENS KLUITENBERG

Zondagavond op de Kroeg van Albertus; op een podiumpje in een hoek maakt een zestal jongens muziek. De avond staat in het teken van de jazz, zo kondigde het verenigingsbestuur aan. Het is niet druk in ''ons eigen huis''. Een groot aantal Albertianen heeft waarschijnlijk te kampen met vermoeidheidsverschijnselen. Afgelo- pen zaterdag stond namelijk de ''buitendag'' op het programma. Zeven bussen vol Albertianen toerden naar onbekende bestemmingen om te eten, te drinken en te feesten tot in de kleine uurtjes. Vice-praeses Gert Jan Braunstahl klinkt zo schor als een kraai en praeses Carolien Gehrels kan haar ogen nauwelijks openhouden. ''Het is wel afzien, zo'n lustrum'', bekent ze aan het begin van de week waarin de lustrumviering haar hoogtepunt bereikt. Als eerste vrouw van de vereniging hoort ze bij elke lustrumactivi- teit acte de présence te geven. Vanavond wordt de verenigingswijn aangeboden en de eerste slokken zijn vanzelfsprekend voor Geh- rels. De bestuursleden lijken niet de enigen die last hebben van vermoeidheidsverschijnselen. In de leeszaal hangen een stuk of tien leden voor de video om een ''gave film'' te bekijken. Dezelfde leeszaal was eerder die avond het decor voor de film- quiz. ''Die was niet moeilijk'', vertelt een jongen met een grote strik in zijn haar. ''Bijna alle vragen wist ik wel. Er was een foto met een kalende man met een bijl in zijn hand, en dan moest je raden dat het Jack Nickolsen was.'' Met het verstrijken van de avond stijgt het aantal bezoekers. Als de statistieken in de verenigingsalmanak kloppen, studeren de meeste van hen economie, bedrijfskunde of rechten. De laatste jaren vinden echter ook letterenstudenten de weg naar de soci- teit aan de Brugstraat. Keurige jongens en meisjes nemen bezit van de donkere ruimte met bar. De dames dragen vooral grote gekleurde fantasie-broeken. De kapsels lijken iets minder truttig dan een paar jaar geleden; wellicht is de praeses met haar woeste pruik trendsetter op het gebied van de haarmode. Marlboro en Pall Mal zijn nog steeds de favoriete sigaretjes. De jongens verschillen meer van elkaar. Sommigen dragen een net colbert, anderen geven de voorkeur aan slonzige overhemden.

Ledenstop

Albertus Magnus is populair bij studenten. De studentenver- eniging viert haar negentiende lustrum met een record aantal leden. Bijna vijftienhonderd studenten betalen dit jaar contribu- tie (van 180 gulden voor eerstejaars aflopend naar 50 gulden voor ouderejaars) om zich Albertiaan te mogen noemen. Deze schare was nog groter geweest als het bestuur geen ledenstop had afgekon- digd. ''Vijftienhonderd is voorlopig voor ons de limit'', legt Braunstahl uit. ''Als de belangstelling te groot is gaan we loten.'' Opvallend is het hoge percentage vrouwen dat zich aanmeldt. De jubilerende vereniging bestaat weliswaar voor de helft uit dames, maar dat komt omdat men de verhouding jongens en meisjes met de loting op fifty-fifty brengt. Gert Jan Braunstahl heeft wel een verklaring voor de populariteit van zijn vereniging bij de studentes. ''Bij ons voelen meisjes zich minder bekeken. Mijn vriendin is lid van Vindicat, maar daar word je al snel in een hokje geplaatst. Of je hebt de naam dat je het met iedereen op de Kroeg doet, of je bent juist heel preuts.'' Stefan Jansen, praeses van de lustrumcommissie, denkt dat het een ander slag meisjes is dat lid wordt van Albertus. ''De stoere meiden in blauwe bodywarmers die bij de Albert Heyn kratten bier ophalen en deze in de hoek van de kroeg opzuipen, vind je niet bij Albertus.'' Dat vrouwen bij de jubilerende vereniging naar de top kunnen doorstomen, bewijst Carolien Gehrels. Ze is al de derde voorzitter van het vrouwelijk ge- slacht.

Rooms tintje

''We hebben nog dat roomse tintje'', verklaart Braunstahl het succes van zijn vereniging. ''We kennen natuurlijk veel tradi- ties, maar we zijn minder corporaal dan Vindicat en niet zo streng in de leer als Hendrik de Cock. Op het gebied van feesten hebben we een reputatie hoog te houden, de Kroeg staat niet voor niets naast de kerk.'' Dat de vereniging geroemd wordt om haar feesten is ook de buurt- bewoners bekend. Wanneer Albertus grote activiteiten organiseert kampt de vereniging met ruimtegebrek. In het verleden maakte men dan gebruik van de binnenplaats, maar als het feest daar ''los gaat'' staan al snel boze buurtbewoners op de stoep. Niet alle buren zijn even goed te spreken over ''het studentenvolk dat zo luidruchtig feest viert''. In een recent verleden deden omwonen- den regelmatig hun beklag bij de lokale autoriteiten. Politie-au- to's reden af en aan naar de sociëteit. ''Tegenwoordig valt het reuze mee'', haast een buurtbewoner te zeggen. ''Het huidige bestuur doet er alles aan om de overlast te beperken. Maar ja, het blijven studenten.'' Carolien Gehrels zegt dat speciale Kroeg-commissarissen tijdens feesten posten bij de deur en leden beboeten die zich misdragen. ''Over een jaar zijn de klachten verleden tijd'', weet de prae- ses. ''Dan is de gedeeltelijke overkapping van de binnenplaats een feit en biedt 'ons eigen huis' aan meer mensen ruimte.'' Albertus Magnus draait op vrijwilligers. Het bestuur anticipeert inmiddels op de studieduurbeperkingen die strak studeren steeds belangrijker maken. ''We starten volgend college-jaar een studie- begeleidingssysteem'', vertelt Gehrels. ''Met behulp van deskun- digen van de universitaire gezondheidsdienst leren eerstejaars in tien weken de kunst van het studeren. We willen onze leden met een vliegende start aan hun studie laten beginnen.'' Verder heeft de studentenvereniging plannen voor het instellen van een intern auditorenfonds. Leden die door deelname aan verenigingsactivitei- ten studietijd opgebruikt hebben, mogen hier een beroep op doen.

Studentikoos

Janka Stoker is zo'n actief lid. De studente psychologie maakte deel uit van de opvangscommissie voor eerstejaars en was een jaar lang hoofdredacteur van het verenigingsblad 'de Bokaal'. ''Ik werd gevraagd door mijn voorgangster, nadat ik al eens een stukje in het blad had geschreven''. Onder Stokers leiding zagen vijf thema-nummers van 'de Bokaal' het levenslicht. Thema's als 'eigengeilerij' en 'climaxen' passeerden de revue. Het blad is niet bedoeld voor de buitenwacht. De verslaggever mag het clubblad niet meenemen naar huis. ''Dat heeft het bestuur liever niet'', verontschuldigt Stoker zich. Even inzien, mag wel. In climax-nummer vallen de interviews op met de hockeyer Tom van het Hek en de schrijver Boudewijn Buch. Zij worden gevraagd naar wat zij als hoogtepunt van hun leven beschouwen. Een redacteur verhaalt over zijn ervaringen met een 06-lijn en Janka Stoker heeft het in het redactioneel commentaar over ''wurgseks''. ''We schrijven heel erg studentikoos'', bevestigt de oud-hoofdredac- teur desgevraagd. Stoker maakt ook deel uit van het dispuut Isis. ''Niet iedereen komt in aanmerking voor een plaats in een dispuut'', vertelt de psychologie-studente. ''Je moet gevraagd worden. Ik was opgevallen op de Kroeg en daarom ben ik uitgenodigd.'' De dames van Isis staan op de vereniging bekend als de ''sher- ry-trutten''. Albertus kent meer roemruchte disputen. Zo is er Caius, bevolkt door stoere lieden die over een uitgebreide vocabulai- re vieze woorden beschikken, en Ianus, de club van cultuurmin- naars. Een belangrijke commissie is de lustrum-commissie. Deze organi- seert onder de naam Opsessie tien dagen lang festivitei- ten. ''Door de studieduurverkortingen kunnen de meeste studenten tegenwoordig maar één lustrum meemaken'', vertelt Stefan Jansen. ''Ze zien daar heel erg naar uit, het is als het ware een obses- sie om er bij te mogen zijn. Het feest speelt zich af op ver- schillende locaties, vandaar de woordspeling.'' Film is een belangrijk onderdeel van de lustrumviering. Volgens Jansen is Albertus Magnus te vergelijken met een film waarin iedereen een rol speelt. De bekende acteur Tom Hofman verrichtte dan ook de opening van de feestperiode.

Het loopt tegen middernacht op de Kroeg. Het is nog steeds rustig. Daar komt klokslag twaalf uur verandering in. Een jonge- man in rafelige spijkerbroek en op afgetrapte laarzen springt plots op de bar. Hij laat het Wilhelmus door de ruimte schallen. De laatste twee regels vallen de aanwezigen in. Is dit de beroem- de Albertiaanse samenzang? Helaas, het blijkt slechts van korte duur. De jongen verdwijnt weer achter de bar. Zijn gezang kondig- de slechts de nieuwe dag aan.

`Ik hou er wel van om keihard te werken'

Dat Peter Boelens veel hooi op z'n vork neemt is zonneklaar. Afgestudeerd is hij al bij Russisch, hij heeft nog een jaartje te gaan bij econometrie en ondertussen is hij docent wiskunde en economie op het Hogelandcollege in Warffum. ''Altijd als ik wat energie over heb, neem ik er weer iets nieuws bij.''

Arjan Wildeboer

Op de middelbare school in Oldenzaal was Peter Boelens van zijn lichting de enige leerling die het vak Russisch tot het eind- examen wist vol te houden. Hij vond het gewoon een leuke taal. ''En het is ook niet echt moeilijk als je het Russische alfabet eenmaal kent. Voor de rest is de grammaticastructuur van het Russisch vrijwel gelijk aan die van alle andere Europese talen. Uit pure belangstelling ben ik na mijn eindexamen in 1981 met dat Russisch verder gegaan op de universiteit. In die tijd moest je je nog verontschuldigen als je die studie ging doen.'' Met vijftien eerstejaars was het vooral erg gezellig en ''had je niet echt het gevoel dat je aan het studeren was'', vertelt Boelens. Voor zijn studie reisde hij naar Moskou en Leningrad en ook het land zelf, met een geheel andere cultuur, kon hem wel bekoren. ''Maar ja, Russisch is en blijft een talenstudie natuur- lijk en biedt maar weinig beroepsperspectief. Je kunt wel solli- citeren bij een bedrijf, maar met alleen een talenstudie zullen ze je alleen inhuren als dat echt nodig is en op een tijdelijk contract. Dus toen dacht ik op een gegeven moment: dan doe ik er nog maar een studie econometrie bij. Dat had me altijd al leuk geleken.'' Enige huiver leefde er toch wel bij Boelens. Zo moest er een groot cultuurverschil worden overbrugd. ''Als we een college Russisch hadden in Paddepoel dan kwamen we geschokt terug. Mensen met blazers, stropdassen en koffertjes, dat waren we helemaal niet gewend. De econometriestudenten zijn veel meer prestatiege- richt en de studie zelf is veel strakker, schoolser ingericht. Het is ook heel wiskundig, heel abstract. Veel vakken over methoden en technieken waarvan de toepassingen pas later in de studie aan bod komen. Met die wiskunde zelf heb ik geen enkele moeite, dat had ik gewoon in mijn pakket. Op de middelbare school was ik heel goed in alle vakken.'' Binnen een jaar rondde Boelens met een scriptie zijn studie Russisch af en behaalde tegelijkertijd zijn propaedeuse econome- trie. Dat kon alleen met een zeer strakke planning en een ijzeren discipline. ''Als je even iets mist, dat is eigenlijk bij alles zo, dan lig je eruit. Bij een talenstudie kun je je er tijdens een tentamen misschien nog uitlullen als je het antwoord niet goed weet, bij econometrie moet je heel concreet antwoorden. Ik maakte dat jaar 43 toetsen. Dat was heel zwaar, keihard dag in dag uit aan het werk. Maar op zich was ik wel blij dat ik dat kon.'' Nu nog een jaartje en dan is Boelens ook klaar met econometrie. Ondertussen is hij daar voor twee dagen in de week aangesteld als onderwijsassistent. En in Warffum staat hij drie dagen in de week voor de klas als docent wiskunde en economie. ''Er is zo'n tekort aan wiskunde- en economieleraren, als je maar enigzins een studie doet die er op lijkt word je direct aangenomen'', vertelt hij. ''Met het geld dat ik daarmee verdien betaal ik nu mijn studie. Veel tijd voor andere dingen heb ik dus niet. De boodschappen laat ik doen, m'n ouders wonen hier vlakbij. En de ontspanning schiet er de laatste tijd ook erg bij in. Want tijd voor sociale contacten is er nauwelijks. Een vriend van mij zegt wel eens: als jij niet aan het werk bent word je gewoon gek. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft.'' Voor de toekomst heeft Boelens nog geen vastomlijnde plannen. Het lesgeven bevalt hem uitstekend maar verveelt misschien op de lange duur. ''Voor econometrie moet ik nog een stage bij een bedrijf lopen en dan kan het maar zo zijn dat je daar blijft hangen. Ik heb er ook nog wel eens over gedacht om nog een andere studie te doen. Bijvoorbeeld in de sociale wetenschappen. Dan heb ik het allemaal gehad: alfa, bèta en gamma. Maar dan allemaal puur uit interesse en om er daarna concreet mee bezig te zijn. Als onderzoeker ben ik namelijk niet zo geschikt. Ik vergaar makkelijk kennis, dat is wel zo, maar ik mis een beetje de academische instelling. Ik ben eigenlijk veel liever praktisch bezig. En dat zijn inzichten die op zich toch wel een beetje pijn doen.''

Moderne computeruitdraai is vaak niet rechtsgeldig Tentamenbriefjes raken uit de mode

Door de groeiende studentenaantallen en de oprukkende automatisering is het tentamenbriefje voor veel studenten een onbekend verschijnsel geworden. Ze kunnen nu vaak een computeruitdraai ophalen, maar in veel gevallen is die niet rechtsgeldig. In andere gevallen worden helemaal geen tentamenbe- wijzen meer overlegd. Toch zijn onderwijsinstellingen verplicht zo'n bewijs af te geven.

Christien Boomsma

Iedere vakgroep moet een rechtsgeldig tentamenbewijs afgeven, stelt A. Korten van de Dienst Algemene Bestuurlijke en Juridische Zaken van de RUG. ''Volgens het Academisch Statuut, artikel 38, is een onderwijsinstantie ver- plicht tentamenbewijzen af te geven, ondertekend en wel door de docent of twee leden van de examencommissie.'' Volgens Korten zijn op die regel geen uitzonderingen mogelijk. Wel kan de termijn waarin het bewijs moet worden afgegeven worden verlengd. Normaal gesproken is dat dertig dagen na het tentamen. Met toestemming van het college van bestuur kan dat echter langer worden. In de praktijk blijkt dat veel vakgroepen aan de RUG zich hier niet aan houden. Bij rechten bijvoorbeeld, wordt alleen nog bij mondelinge tentamens een bewijsje aan de student verstrekt. Voor de rest krijgen de studenten aan het einde van elk trimester een overzicht van de afgelegde tentamens thuisgestuurd. ''Dat is volledig rechtsgeldig'', vertelt J. Otto van de onderwijsadmini- stratie bij rechten. ''Het is geen simpele computeruitdraai, maar een gestempeld en getekend bewijs.'' Fouten acht ze vrijwel uitgesloten, gezien het feit dat de gegevens door twee personen in de computer worden ingevoerd. Het verdwijnen van het tentamenbriefje wordt echter niet overal zo vlekkeloos opgevangen. Bij Nederlands krijgen de studenten aan het einde van het trimester een briefje thuis, waarin ze worden aangespoord om een uitdraai van hun onderwijsresultaten te komen ophalen. Op die manier kunnen ze nog even checken of de gegevens die de computer van hen heeft kloppen. De uitdraai geldt echter alleen als geheugensteuntje voor de student, niet als bewijs. ''Het gebeurt wel eens dat er een foutje ingeslopen is'', vertelt A. van der Zee, secretariaatsmedewerker bij Nederlands. ''In zo'n geval hebben we altijd nog de cijferlijsten van de tentamens, die ondertekend en wel bewaard worden. Er is dus altijd een mogelijkheid de gegevens nog een extra na te gaan. Maar of dat gebeurt, is afhankelijk van de studenten.''

Prikbord

Bij psychologie wordt de verantwoordelijkheid nog veel meer bij de studenten gelegd. ''Tentamenresultaten worden via het prikbord bekend gemaakt'', vertelt S. Weide, hoofd van het onderwijsbureau van psychologie. ''Die lijsten worden bewaard en we hebben ook nog een kaartenbak met gegevens. Mocht een student een overzicht willen hebben, dan kan hij dat krijgen bij de administratie.'' De studenten worden echter niet structureel op de hoogte gesteld van deze mogelijkheid. Van brieven naar individuele studenten of een mededeling in de UK is geen sprake. ''Er is wel overleg in allerlei commissies of het ook anders kan. Op de manier waarop rechten het doet, bijvoorbeeld'', aldus Weide Er zijn ook richtingen waar het handgeschreven tentamenbriefje hardnekkig blijft gelden als het enige echte tentamenbewijs. Sociale geografie en biologie, bijvoorbeeld. En ook ge- schiedenis volgt de tendens die tentamenbriefjes tot een zeld- zaamheid maakt niet. ''Gebleken is, dat er vaak fouten in de computeruitdraaien zitten'', stelt R. Wagenaar, subbeheerder bij geschiedenis. ''De originele gegevens weer nazoeken geeft enorm veel administratieve rompslomp, vooral als het gaat om individue- le onderdelen. Vandaar dat wij vasthouden aan briefjes. Boven- dien, een student heeft gewoon recht op een geldig tentamenbe- wijs. Daar kun je niet zomaar omheen. Mocht er ergens iets fout gaan, is hij totaal afhankelijk van anderen. En dat is niet terecht. Anders maak je het administratieve systeem tot heili- ge.''

Brief

De jurist A. Korten geeft Wagenaar hierin gelijk. ''Het Acade- misch Statuut is duidelijk genoeg'', zegt hij. ''Men dient zich daaraan te houden. Het ontbreken van een tentamenbewijs kan problemen opleveren als een student bijvoorbeeld beroep tegen een cijfer wil aantekenen bij de examencommissie. Het is in zo'n geval de regel, dat een tentamenbewijs meegestuurd wordt. '' Op de situatie zoals die bij rechten bestaat heeft hij niets aan te merken. ''Daar kan niet zoveel bij mis gaan'', meent hij. Studenten die geen tentamenbriefje krijgen, maar er wel één willen hebben, moeten eerst met hun vakgroep overleggen, stelt Korten. Krijgen ze hun zin niet, dan moeten ze een brief schrij- ven aan het college van bestuur. ''Dat kan op grond daarvan actie ondernemen.''

De Aletta Jacobsprijs voor Geertje Lycklama à Nijeholt `Ik deed niet echt aan carrièreplanning'

Geertje Lycklama à Nijeholt is misschien geen bijzonder spraakmakend lid van de vrouwenbeweging, ze is wel een pionier. Zij was de eerste coördinator vrouwenzaken bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en als eerste bezette ze de leerstoel vrouwen en ontwikkeling aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. ''Ik deed niet echt aan carrièreplanning, maar als zich iets voordeed, dan pakte ik het ook maar aan.'' Lycklama à Nijeholt, in 1938 geboren in het Friese Lollum, studeerde sociologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Na haar studie trouwde ze. Het echtpaar kreeg, nadat het zich liet uitzenden naar Pakistan, twee kinderen. Lycklama à Nijeholt behoort niet tot de generatie die het vanzelfsprekend vond dat een getrouwde vrouw met kinderen werkte. Zij doet het nu met een schouderophalen af. ''De omstandigheden zaten mee. In Pakistan, waar ik onderzoek deed, was het normaal huishoudelijke hulp te hebben. Toen waren de kinderen nog klein. In Amerika, waar we daarna heen gingen, was kinderopvang goed geregeld. Eenmaal terug in Nederland waren de kinderen al zes en negen jaar en werd het een kwestie van goed organiseren. En de steun van mijn partner niet te vergeten. Een meneer Gerritsen dus'', met een lachje verwijzend naar de echtgenoot van Aletta Jacobs. In Amerika deed Lycklama à Nijeholt onderzoek naar migrantenar- beid, waarbij ze de positie van vrouwen niet over het hoofd zag. Eenmaal terug in Nederland werkte ze aan haar promotie en onder- zocht ze de positie van werkende meisjes.

Lobbyen

Geertje Lycklama à Nijeholt is niet iemand die erg op de voor- grond treedt. ''Ik heb inderdaad niet zo heel veel gepubliceerd. In feite ben ik een herintreedster. Op mijn 38ste ben ik pas gepromoveerd.'' Ze is niet de enige die vanuit de ontwikkelings- problematiek is toegegroeid naar de vrouwenproblematiek. ''Ik ben scherp gaan zien hoe anders vrouwen behandeld worden dan mannen, ook in de wijze waarop het westen intervenieert. Het westen brengt onze scheve man/vrouwrelatie gewoon over. Werkgelegenheid wordt bijvoorbeeld alleen voor mannen gecreëerd, terwijl het juist vrouwen zijn die in de Derde Wereld voor de eerste levens- voorzieningen zorgen.'' Over het vraagstuk integratie versus autonomie, een volgens haar belangrijk issue in de Derde Wereld, nam ze duidelijk stelling. Integratie van vrouwen in een ontwikkelingsproces, waarin mannen de instituties overheersen, leidt volgens haar nergens toe. ''Vrouwen worden dan 'weg-geïntegreerd'. Ik ben meer voor een twee-sporenbeleid. Vanuit autonomie kunnen vrouwen kiezen voor integratie, met behoud van een eigen stuk ruimte en zelfstandigheid. In een land als Indië is dit een belangrijk gegeven.'' Lycklama à Nijeholt werd in 1990 rector van het Haagse Institute of Social Studies (ISS). Deze bestuursfunctie laat weinig ruimte over voor onderwijs en onderzoek. Managen en lobbyen, dat is haar huidige dagtaak. Bijvoorbeeld lobbyen om het doctoraaldi- ploma dat is verkregen bij het ISS, eindelijk officieel erkend te krijgen. Volgens de nieuwe Wet op het Hoger en Weten- schappelijk Onderwijs (WHW) is het straks inderdaad zover. ''Maar daar is het ISS dan ook jarenlang mee bezig ge- weest. Die wet moet nog wel aangenomen worden, maar het enige amendement dat dit onderdeel weer heeft willen schrappen, heeft het niet gehaald. Het betekent dat we wellicht een grotere toeloop van studenten kunnen verwachten. Nu zijn het er ongeveer 250, waarvan 90 procent uit ontwikkelingslanden.''

Vrolijk

Als rector met veel beleidstaken zegt ze het onderwijs en onder- zoek wel te missen: ''Maar ik ben nog wel betrokken bij een studie over de gevolgen van de migratie van dienstmeisjes vanuit de Filippijnen naar bijvoorbeeld Hongkong en Singapore. Die migratie is een bewust beleid van de Filippijnse overheid vanwege de buitenlandse valuta. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een team van lokale onderzoeksgroepen en ik ben er als resource- person bij betrokken: ik belicht de theoretische aspecten en los methodologische problemen op. Op dit moment komen de eerste rapporten binnen.'' Ondanks de jarenlange betrokkenheid bij ontwikkelings- en vrou- wenproblematiek kost het Lycklama niet bijzonder veel moeite optimistisch te blijven. ''Ik blijf vrolijk, ik ben gelukkig optimistisch van aard. Ik heb nooit gedacht dat verhoudingen snel veranderen, wist altijd dat het een langzaam proces zou zijn. Bovendien, er doen zich wel degelijk veranderingen voor. Het is aardig om in dat verband de 'Herinneringen' van Aletta Jacobs er op na te lezen. Eén van de dingen die langzaam gaan is de positie van vrouwen in leidinggevende functies: in het bankwezen, de politiek, de Verenigde Naties. Wel zie je steeds meer vrouwen in lagere bestuurslagen, in gemeentes bijvoorbeeld. Positief is ook de aandacht voor nieuwe issues: geweld tegen vrouwen en aids zijn nu bijvoorbeeld bespreekbaar. Alleen al het bespreek- baar maken is een enorme verandering. ''In het westen is de vrouwenproblematiek natuurlijk van een heel andere orde dan in de Derde Wereld. Daar is het vaak een kwestie van leven en dood. Rechtstreeks kun je er heel weinig aan doen. Verbeteringen moeten van vrouwen zelf komen. Eigenlijk kun je alleen steun bieden en ruimte geven.''

Foto BERT JANSSEN/Tekst ALFRED KAZEMIER

Van 1970 tot de verhuizing naar het Harmoniecomplex in 1989 verbleven de slavisten in een groot Herenhuis aan de Reitdiepska- de. Je kon er in de bibliotheek studeren met uitzicht op de Noorderhaven en het Noorderplantsoen. Het was door de jaren heen een ''gezellig'' instituut, tot op den duur door achterstallig onderhoud de verf van de muren kwam. Na de verkoop kwam het huis in particuliere handen en is het van onder tot boven opgeknapt. De bibliotheek werd woonkamer, de zolder waar de talenpractica werden gehouden is nu een werkkamer (zie foto). Een van de huidige bewoners is een jaar met de studie gestopt om aan de verbouwing van het huis te werken. Het resul- taat mag er zijn.

Milieuconferentie Rio wordt zware dobber

Afgelopen vrijdag werden in New York de laatste hand gelegd aan het voorlopige 'Handvest voor de Aarde'. De uiteindelijke tekst van deze 'Verklaring van de zorg voor het milieu' naar analogie van de Verklaring van de Rechten van de Mens zal pas in juni worden vastgesteld op de United Nations Conference on Environment and Development (de UNCED). Eveneens afgelopen vrijdag organiseerden het Nederlands Interdis- ciplinair Demografisch Instituut en het Population Research Centre van de RUG samen met de World Population Foundation een symposium over 'Bevolking, Milieu en Ontwikkeling' in de aula van het Academiegebouw. Het ambitieuze streven van de organisatoren om ''aanbevelingen te formuleren ten behoeve van de Nederlandse delegatie voor UN- CED'' was in elk geval conform de status van de sprekers. Want het rijtje namen op de gastenlijst beloofde nogal wat. Onder hen prof.dr. N. Myers uit Oxford, een expert op het gebied van de interdependentie tussen milieu, bevolkingsgroei en (technologi- sche) ontwikkeling. Volgens Myers heeft de mensheid de boodschap, die Adam en Eva in het bijbelboek Genesis meekregen, iets te letterlijk opgevat. ''Ga heen en vermenigvuldigt u'' was de instructie die het paar van hogerhand te horen kreeg. ''Een logische boodschap als je bedenkt dat de gehele wereldbevolking toen nog maar uit twee personen bestond'', aldus de droogkomiek Myers. Maar volgens hem heeft de mensheid zich in de loop der eeuwen veel te letterlijk aan dit bijbelse advies gehouden en zitten we daarom nu tot onze nek in de problemen. De aarde is overbevolkt, de economische produktiviteit en de daaraan gekoppelde consumptie hebben in het Noorden van de wereld een maximum bereikt en dat overontwikkelde Noorden gebruikt zoveel grondstoffen, dat er voor het arme Zuiden amper wat overblijft. Geen wonder dat men daar de regenwouden verbrandt om aan vruchtbare grond te komen, zo stelde Myers, want dat is voor de meeste bewoners van de Derde Wereld de enige manier om te overleven. Het toekomstbeeld dat Myers zijn gehoor voorschotelde, loog er niet om. Als de vaart waarin de regenwouden verdwijnen aanhoudt, zijn er binnen dertig jaar geen tropische bossen meer. Het tot stilstand brengen van dit tempo is voor de wereld van levensbe- lang. Maar de Engelsman maakte duidelijk dat men er in het Zuiden niet over piekert iets aan deze problematiek te doen zolang het Noorden weigert maatregelen te nemen tegen de eigen kooldioxi- de-uitstoot. Dit zal daarom ook het grote strijdpunt worden In Rio de Janeiro. De wereld is niet alleen vervuild maar polariseert ook nog eens in een Noord-Zuid discussie als het gaat om de aanpak van het milieu. Vandaar dat het Noorden in juni de bestrijding van de eigen milieuvervuiling moet koppelen aan het tegengaan van de groei van de wereldbevolking en het rechtvaardig verdelen van de economische groei.

Consensus

Iemand die zich deze kritiek van Myers persoonlijk aan mocht trekken was dr. N.H. Biegman, directeur-generaal Internationale Samenwerking van Buitenlandse Zaken. ''De beperking van de vruchtbaardheid is voor de Derde-Wereldlanden de enige kans op duurzame economische ontwikkeling'', erkent Biegman. Mondiale invoering van nieuwe technologie en verminderde consumptie op wereldniveau kunnen een nieuw ecologische evenwicht brengen mits de bevolkingsgroei wordt stopgezet. Maar het Nederlandse stand- punt op het gebied van mondiale geboortebeperking laat een gedwongen stopzetting van die groei niet toe. ''Om te overleven is men in het Zuiden juist gedwongen om wél kinderen te krij- gen'', aldus de directeur-generaal. Bereikte men in New York vorige week vrijdag nog enige vorm van consensus over de zorg voor het milieu en de daaraan gekoppelde ontwikkelingspolitiek, tegelijkertijd werd in Groningen duidelijk dat een 'Handvest voor de Aarde' gedoemd is tot mislukken zolang men in de discussie over milieu en economische ontwikkeling de minstens even belangrijke bevolkingsgroei vergeet. Beginsel 8 van het handvest is voorlopig de enige plaats waarin de te voeren bevolkingspolitiek zij het slechts in een bijzin opduikt. Dus, zo werd op het symposium wel duidelijk, is de voorbereiding in New York op dat gebied duidelijk tekort gescho- ten. Toen Annie Stortemelk die dinsdagmiddag om tien over vijf café Wolthoorn & Co binnenkwam, was het er al een drukte van belang. Alle tafeltjes waren bezet, en aan de bar verdrongen zich tien- tallen modern uitziende mannen en vrouwen. Annie voelde zich meteen doodongelukkig in dit gezelschap. Had ze nu maar niet met Yvette de Bruijne in de stad afgesproken! Waarom kon zoiets ook niet gewoon thuis? Over een uurtje gingen ze eten; dan ga je toch aan het eind van de middag niet in zo'n barretje hangen? Aan de andere kant: waar ze met Yvette over wilde praten, was nou eenmaal niet het onderwerp dat je in de gemeenschappelijke keuken van Huize Mussengang aansneed, en in zo'n rumoerige omgeving als deze konden de omstanders het tenminste niet verstaan hopelijk. Gelukkig, daar zag ze Yvette al zitten, aan de verste hoek van de bar. Zo te zien was ze alleen, al hingen er links en rechts van haar wat lawaaiige dronken mannen over de bar te lallen. Met een vies gezicht baande Annie zich een weg door de drinkende en rokende menigte. ''Hai Annie!'' ''Hai Yvette, zeg kon je geen betere plek uitkiezen voor onze afspraak?'' ''De Wolthoorn is toch een gave tent? Hier zitten alle lokale machthebbers, joh! En vlakbij de Harmonie, dus voor jou twee minuten lopen uit college. Hee, wat drink je van me?'' Yvette bestelde voor Annie een bitter lemon, en draaide zich met haar witbiertje een halve slag naar haar huisgenote toe. ''Waar wilde je me zo geheimzinnig over spreken? Gaat het weer 's niet goed met Van Wassenaer en jou?'' ''Ssstt! Stil toch!'' Annie bloosde en keek zo schichtig om zich heen, dat Yvette meteen wist dat ze goed geraden had. ''Ik weet het niet meer, Yvette. Aan de ene kant hou ik gewoon best wel nog steeds van Noutie, maar we zijn zo... zo ánders.'' ''Een beetje verschil, in karakter of leeftijd bijvoorbeeld, kan anders heus geen kwaad, dat houdt het spannend'', was het nu Yvette's beurt om te blozen. ''Ja maar bij ons is het echt een botsing der culturen!'' verhief Annie haar stem, zodat een van de dronken mannen aan de bar omkeek. ''Ik bedoel: neem nou alleen al eh... hoe hij en ik denken over eh...'' ''Seks?'' Annie knikte, nu egaal donkerrood. ''Soms zou ik best wel eh... nou, jeweetwel, maar Noutie kan soms zo... zo ruw zijn in dat soort dingen, zeg maar.'' Opeens drong zich een ander rood gezicht tussen de hoofden van Annie en Yvette. Een grote stevige man met blond krulhaar legde zijn armen om de beide meisjes heen, en ademde een sterke drank- lucht in hun verschrikte gezichten. ''Hhhall-lloo! En wwie mogen j-jullie dan wel niet zijn? Hhee, Mark! Markie jongen! Ggeeff deze twee schone blommen wat te drinken van mij!'' In zijn pogingen de aandacht van de barman te trekken, verloor de man bijna zijn evenwicht, waardoor hij zich iets steviger aan Annie en Yvette moest vastgrijpen. ''Sorry meneer'', duwde Yvette de arm van haar schouder, ''maar wij hoeven even niks. En u heeft ook al genoeg gehad, dacht ik zo.'' Met grote ogen probeerde de man Yvette scherp in zijn blikveld te krijgen. Een traan rolde over zijn wang. ''Genoeg? Hah! Waarom dacht je dat ik zo bezopen was? Ik heb er inderdaad meer dan genoeg van! En dame: als Ypke Gietema er genoeg van heeft, kan hij er voorlopig niet genoeg van krij- gen!''Vrienden van mij waren vorig jaar van vakantie uit Indonesië teruggekomen met verontrustende verhalen over een uit Japan naar de Gordel van Smaragd overgewaaide rage: de Karaoke. In Japan konden zakenlieden meezingen met heuse videoclips van bekende nummers, waar de zang uitgemixt was, om stoom af te blazen van een zeventig-urige werkweek. Op een monitor was de tekst te zien. Zo kon elke kantoorkluns even de sleur van alledag achter zich laten, en voor onbekende barbezoekers gedurende drie minuut vijfenveertig de grote ster zijn. Ondanks de verslechterende betrekkingen was de rage via Indonesië nu ook in Nederland terecht gekomen, ontdekte ik een paar maanden geleden in Rotterdam. In het trendy café Moskva had een entertai- ners-echtpaar een Karaoke-installatie opgebouwd, bestaande uit een geluidsinstallatie met beeldplaatspeler, wat videomonitoren en een grootbeeld videoscherm. Het paar dat zich in de strakste leren broek had gestoken, het uithangende permanent in de bleekste coup soleil had laten verven en de zonnebank in de hoogste stand had gezet gaf eerst een klein uur lang het goede voorbeeld. Je kon zien dat de man eigenlijk een glanzende carrière als solozanger ambieerde: met zijn ogen dicht stond hij diep-ingeleefd te zingen, en de demonstratie culmineerde in een duet met zijn zo te zien even ambitieuze vrouw: 'How about us?' Toen alras de eerste kandidaten uit het publiek het podium bestormden, realiseerde ik me dat zo'n soort mini-playbackshow natuurlijk een enorm gat in de markt is: hele jaarclubs vol ballerige studentjes (en daar zijn er heel wat van in Rotterdam) leefden zich de hele avond uit achter de microfoon. Wel drie maal hebben we 'Een eigen huis, een plek onder de zon' horen brullen door acht apen in identieke colbertjes, afgewisseld met vijf dames die 'Ik doe wat ik doe' schreeuwden, en tweemaal vier heren who did it My Way. In Groningen hoeven de gebruinde echtparen niet langs de kroegen te trekken met hun soundmix-machines; wij hebben al onze eigen Karaoke-bars. Binnen een jaar zullen ze wel net zo talrijk zijn als een ordinaire pizzeria, maar toen ik het Karaoke-paleis aan het Schuitendiep betrad, werd ik daar vooralsnog getroffen door een air van exclusiviteit en exotiek.

Een heuse bamboebrug voert ons over een woeste bergstroom naar een ruimte, waar we in rieten stoelen aan ronde tafeltjes kunnen plaatsnemen. Onmiddellijk komt een meisje toegeschoten met een schaaltje kroepoek. ''Als u wat wil zingen: met dit kaartje kunt u een nummer aanvragen. U hebt tafel vier.'' Op tafel vier ligt, net als op alle andere tafels, een dikke multo-map met het Repertoire. Zeker duizend nummers bevat de Karaoke-jukebox: softpop, rock and roll, soul, nederlandstalig, pagina's vol bekende en minder bekende liedjes, en achterin de ringband nog eens honderden titels in het Chinees! Inderdaad bestaat de helft van de ongeveer dertig aanwezigen uit Chinezen. Zij zorgen deze avond voor meer dan de helft van de muziekaanvra- gen. Nadat een enge Nederlander met een glimmend bruin pak en zijn haar in een Leo Johnson-paardestaart 'Born to be Wild' heeft gebruld, neemt een keurige Chinese meneer de microfoon over. Op het grootbeeld-videoscherm verschijnt een mierzoete clip: een Hongkongs liefdespaar rent door een zonovergoten branding. Begeleid door een symfonie-orkest dat rechtstreeks uit een synthesizer is geperst, zingt de man een zo te horen hartver- scheurende moderne Chinese smartlap. In tegenstelling tot de meeste andere zangers, die de tekst woord voor woord oplezen van de video-monitor aan hun voeten en daarom vreemd voorovergebogen staan te zingen, brengt deze man zijn lijflied met de ogen toe, recht uit het hart, over het voetlicht. Vreemd genoeg keurt de rest van zijn gezelschap hem geen blik waardig. Dat zingen met videobandbegeleiding, dat doe je blijk- baar zomaar even tussen de biertjes door; verder geen gezeur. Zo keutelt dat de hele avond door. 'De Zuiderzee-ballade' volgt op 'Private dancer'. Als iemand verkeerd invalt, helpt de 'disc-jockey' (beeldplaatbediener?) een handje, door op de achtergrond de juiste tekst in het juiste ritme te zingen. Van studenten geen spoor op de avond dat ik in de zaal zit. Misschien zou het juist een goed idee zijn als de een of andere jaarclub deze slaapverwekkende tent eens op zijn kop zou zetten...

Frank den Hollander

Frans Westra over de programmering in het Filmhuis Trucjes bedenken om goede films te draaien

Door FRANK BLAAKMEER Sinds 1981 verzorgt de voormalige geschiedenisstudent Frans Westra de programmering van het 'Filmhuis' aan de Poelestraat. Hij is de enige vaste werknemer van 'Liga 68', de stichting die in het Groningse culturele leven de belangstelling voor de betere film levend probeert te houden. Als eindverantwoordelijke voor het programma oogst Westra niet alleen lof. Vorig jaar werd er nogal gemord toen 'Het Filmhuis' wekenlang doorging met het draaien van films die wel een groot publiek trokken, maar die absoluut niet in het Filmhuis thuishoorden. Reden genoeg voor een gesprek over de programmering, en over de tweede zaal van het Filmhuis. Frans Westra: ''Uitgangspunt van de Liga is om die films te vertonen die artistiek interessant zijn en die om welke reden dan ook in Groningen niet aan de bak komen. Maar je hebt niet alleen een artistieke doelstelling, je hebt ook een continuïteitsdoel- stelling. Over drie jaar willen we het ook nog kunnen doen, en dat betekent dat je met de middelen die je hebt zo nu en dan kunstgreepjes uit moet halen om je doelstelling veilig te stel- len. Natuurlijk hoort 'The Unbearable Lightness of Being' niet in het Filmhuis, en op zich is het terecht dat daarover gemopperd is. In het geval van die film kwam daarbij dat ik zelf met verlof was. Degene aan wie de programmering was uitbesteed had zoiets van: ik moet zorgen dat het niet drastisch verkeerd gaat zolang Westra er niet is. Het ging even niet goed, en hij heeft de film ingezet in de eerste avondvoorstelling. Resultaat is wel dat je in korte tijd een hoop geld verdient waar je de rest van het jaar leuke dingen mee kunt doen.''

Mix

''Als je de jaarprogrammering bekijkt zie je dat zoiets een incident is. Het geld dat met 'The Unbearable Lightness' verdiend is heeft me wel in staat gesteld om vlak voor het filmfestival een Italiaanse week te organiseren waar gemiddeld drie bezoekers kwamen. Er draaiden wel zes fantastische Italiaanse films van voor de oorlog. Zo'n weekje kost ongeveer 15 duizend gulden, en daar moet je drie weken 'Unbearable Lightness' voor draaien om dat te verdienen.'' ''Ik streef er naar om in een soort mix-formule zowel films te draaien van de gesubsidieerde distributie, als films uit de bovenlaag van het commerciële circuit. Bij de eerste kijk ik naar mijn eigen smaak maar ook met een schuin oog naar wat het publiek wil, bij de tweede gaat het om films die Groningen niet zouden halen als wij ze niet draaiden. Films als 'Monsieur Hire' en 'Le Mari de la Coiffeuse', die in Amsterdam 26 weken draaien, moeten in Groningen te zien zijn. Met één zaal is zo'n mix een probleem, want je moet voortdurend trucjes bedenken om er voor te zorgen dat je zoveel mogelijk films in première brengt, en dat is de reden dat er zoveel met films geschoven wordt; van de eerste voorstelling naar de tweede, van de tweede naar de nacht, enzo- voort. Een bijkomend probleem is dat je films een redelijk roulement moet geven. Een film die goed loopt, waar publiek op afkomt, na één of twee weken weer uit het programma gooien omdat er te weinig ruimte is vind ik minachting van het publiek. We streven er sowieso naar om films een kans te geven, hoewel de prolongatie van films die voor geen meter lopen noodgedwongen moeilijker wordt. Er is een constant dilemma tussen financiën en artistieke doelstellingen. We werken met een club die geen eigen vermogen heeft; aan het begin van het jaar is het nul, en aan het eind van het jaar moet je zorgen dat het weer nul is en niet min. Plus hoeven we helemaal niet over te praten. En dus kan je zo af en toe manoeuvres als die met 'Unbearable Lightness' verwachten. Af en toe, want dat soort films kweekt een verkeerd publiek voor het Filmhuis. Als je alleen maar dat soort films draait kan je het wel vergeten om ook nog eens een film van Bela Tarr te draaien, of zo'n 'Waarom vertrok Bodhi Darma naar het oosten'. Je moet het publiek alert houden door ze regelmatig echt iets moeilijks voor te zetten. Doe je dat niet, dan ben je de groep van echte Filmhuis bezoekers zo kwijt. Die groep wordt ook niet groter door de alternatieve filmhuizen. Het is heel waardevol dat er in Groningen dat soort theaters zijn, maar ze bedienen een hele kleine publieksgroep, misschien met uitzondering van de USVA omdat die heel gericht in de universiteit hun publiek zoeken. De alternatieve filmhuizen kweken ook niet echt een cinefiel publiek. Cinefiel publiek kweek je door mensen in een perfecte zaal met een goede projectie films te laten zien. ''

Subsidie

Er is al jaren sprake van uitbreiding van het Filmhuis. Hoe zit het met de tweede zaal? ''Die is er niet. En die had er natuurlijk allang moeten zijn. Toen ik in 1981 werd aangenomen zat er in mijn salaris al een component 'programmering tweede zaal'. De tekeningen voor een locatie in cultuur centrum de Oosterpoort waren er al, en mij werd gevraagd een openingsprogramma in elkaar te zetten. De Poolse filmweek die dat opleverde draaide echter gewoon aan de Poelestraat, want het feest ging niet door. Met de recente verbouwing van de Oosterpoort is opnieuw bekeken of het mogelijk zou zijn twee zalen in het gebouw te reserveren voor Liga '68, maar aangezien dat een verdubbeling van de gemeentelijke subsidie zou vereisen werd ook dat plan afgeblazen. We zijn daarna nog een tijd bezig geweest met het idee om van de 'Kapteynzaal', die boven de ingang van de bioscoop aan de Poelestraat ligt, een tweede zaal te maken. Dat plan leek te gaan lukken, totdat de eigenaresse van de zaal plotseling drie keer zoveel huur vroeg als eerder per indicatie overeengekomen. Het volgende idee, een combinatie van een cultureel café met een tweede zaal tegenover het huidige pand, liep stuk op de gemeentelijke politiek om geen horecavergunning meer af te geven voor de Poelestraat. Op het moment zijn we terug bij af, maar we blijven zoeken naar een mogelijkheid om de tweede zaal te realiseren, want die is hard nodig. Ik kan je zo dertig films opnoemen die recentelijk in Groningen hadden moeten draaien, maar die niet of niet goed vertoond zijn. En dan zwijg ik nog over festivals, retrospectie- ven etcetera. Het is in elk geval niet zo, zoals wel eens gesug- gereerd wordt, dat we met de armen over elkaar af zitten te wachten tot er wat gebeurt. Misschien komt het toch nog eens goed met de Kapteynzaal.''

KLASSIEK

''Ik speel thuis Mozart en Beethoven alleen nog maar op fortepia- no, zelfs als ik tijdens het concert op een vleugel moet spelen. De klank van de fortepiano past veel meer bij Mozart dan de klank van een vleugel. De fortepiano is minder lieflijk, feller. Als Mozart uitpakte, moet je ook echt kunnen uitpakken en op een vleugel geeft dat vaak te veel geweld, zodat je je toch moet inhouden. Bij een fortepiano niet. Het is alsof je op zo'n instrument een hoop ballast kwijt bent.'' Aldus pianist Ronald Brautigam over de fortepiano. Maria Rose-van Epenhuysen zal het ongetwijfeld met deze uitspraken eens zijn. Zaterdag 11 april geeft zij in de Lutherse Kerk, Haddingestraat 23, een recital op fortepiano. Mozart en Beethoven komen allebei aan bod, evenals de componisten Clementi en Dussek. Maria Rose nam deel aan festivals voor Oude Muziek in Europa en de VS. Het concert begint om 20.15 uur. (Yvonne van den Berg)

THEATER

Is een toneeltekst heilig of kun je ermee doen wat je wilt? Vorig jaar discussieerden Inez van Dullemen en Agaath Witteman hierover in de foyer van de Stadsschouwburg. Van Dullemen toonde zich teleurgesteld over de realisering van haar toneelstuk 'Schrijf me in het zand', waarop Witteman te kennen gaf dat zij als regisseu- se de vrijheid heeft om een tekst naar haar hand te zetten. Van Dullemen wilde echter als auteur meer invloed hebben op de enscenering. Samuel Beckett was tijdens zijn leven ongelooflijk streng: toen hij vier jaar geleden hoorde dat een Nederlandse toneelgroep zijn 'Wachten op Godot' door vrouwen wilde laten spelen, verbood hij via de rechter de voorstelling. In 1989 overleed hij, zijn werk ten prooi achterlatend aan eigenzinnige regisseurs. Met Shakespeare in discussie gaan is al eeuwen niet meer moge- lijk; als regisseur heb je daarom alle vrijheid ''te schoffelen in zijn tekst'', zoals de groep Alex d'Electrique stelt ter gelegenheid van haar versie op Koning Jan. De voorstelling zit weer vol gewaagde acts en bloedstollende emoties. Te zien in het Kruithuis op 12 en 13 april. (Lida Coumou)

KUNST

Vormgevingsgalerie Puntgaaf komt verrassend uit de hoek met een tentoonstelling van lampen en lichtontwerpen ('De Verlichting' tot en met 1 mei). De deelnemende vormgevers, Henk Duijn, Marcel Wanders en Albert Geertjes, hanteren alle drie verschillende uitgangspunten bij hun produkties. Wanders is binnen dit gezel- schap de meest functionele ontwerper, hoewel hij zeker niet beticht kan worden van conventionalisme. Zijn lamp-ontwerpen kunnen prima functioneren als gewone lampen, maar ze spreiden wel eigengereide afwijkende vormen en contouren tentoon in het interieur: lampen met een aangenaam eigen smoel. Duijn en Geer- tjes gaan nog een stap verder op het sculpturale pad. Met name de lichtontwerpen van Geertjes beelden gehele figuratieve vertellin- gen uit. Het zijn eerder beeldhouwkundige exercities dan bruikba- re lampen en als zodanig niet erg fascinerend. Duijn tenslotte bouwt vreemde abstracte licht-objecten op uit allerlei gevonden restanten (bijvoorbeeld barbipoppen). Zijn eigenaardige, zeer persoonlijke vormgevoel zorgt ervoor dat deze wat logge objecten zonder meer intrigerend en bovendien zelfs bruikbaar zijn. Ze vormen een welkome kanttekening bij een vakgebied dat helaas beheerst wordt door futloze trendy ontwerpen. (Gerard Lakke)

POP

Leken de stedelijke highlights op popgebied zich de afgelopen weken vooral in VERA te voltrekken, de komende week mengt ook Simplon zich in de strijd. En wel met twee jonge bands. 15 april komen, na 's middags te hebben opgetreden in Elpee, de bierbuiken van Hallo Venray uit Den Haag langs. Melancholische gitaarliedjes waarin zanger/gitarist Henk Koorn klinkt als Neil Young. Geënt op de Amerikaanse gitaarmuziek dus, dezelfde roots als Swell. Een tijdje geleden kondigde een radio-drie presentator dit bandje aan als nieuw Amerikaans produkt. Onmiddellijk be- kruipt je dan het 'Nirvana-Seattle-hype-gevoel'. Gelukkig komt Swell uit San Francisco en heeft het een eigen geluid. De combi- natie van elektrische en akoestische gitaren met holle pakkende drums levert een eenvoudige doch voedzame maaltijd op. Afgaande op het plaatwerk smaakt Swell dan ook naar meer. Benieuwd of er 11 april in Simplon na het concert een boertje af kan. (Perry ten Hoor)

JAZZ

Het is helaas nog altijd waar: vrouwen in de jazz zijn dun gezaaid. Over het waarom is al veel geschreven, maar ook dat hielp niets: geen horden vrouwen die zich plotseling opwierpen om de grote leemte te vullen of meisjes die besloten hun opleiding van klassiek naar lichte muziek te veranderen; zelfs het succes van superster Candy heeft maar weinig vruchten afgeworpen. Het enige dat overblijft, is het opkomend vrouwelijk talent veel aandacht te schenken en hun concerten massaal te bezoeken. Altsaxofoniste Tineke Koops draait al vier jaar mee, maar begint zich nu duidelijker dan ooit een plaats te verwerven tussen de bekende gezichten in Groningen. Na de band 'Bas & de Boomerangs' volgde 'Tribute To Cannonball' en nog maar kwam ze met haar eigen band: Teenops Takes Charge. Deze band waagt zich aan materiaal van Mingus en Monk. Dus voor een vrolijke noot op die saaie eerste paasdag: Go See Teenops! Café de Unie, zondag 19 april, 16 uur. (Jerry Remkes)

Een verklaring voor daling van de studierendementen ontbreekt Vanaf de eerste dag aan het werk

Minister Ritzen en de universiteiten spraken anderhalf jaar geleden met elkaar af dat ''de inspanningen er met name op moeten worden gericht de studieduur van studenten zoveel mogelijk met de cursusduur in overeenstemming te brengen''. In eenvoudig Neder- lands: studenten moeten sneller studeren. Meer nog dan deze papieren afspraak vormen de maatregelen die de afgelopen jaren in de studiefinanciering zijn genomen, een aardige prikkel om op te schieten zou je zo zeggen. Marktconforme rente, rentebere- kening vanaf het moment waarop geld geleend wordt van 'Groningen' en de beperking van het recht op studiefinanciering tot vijf jaar; het zijn even zoveel redenen er flink de sokken in te zetten. Niets blijkt echter minder waar, als we mogen afgaan op de onlangs gepubliceerde studieresultaten aan de RUG over de laatste jaren. Van de studenten die in 1985 met een studie begonnen, had 32 procent na één jaar de propaedeuse op zak. Voor de lichting van 1989 bedroeg dat percentage 27 procent. Het propaedeuserendement na twee jaar daalde in die zelfde periode van 75 naar 69 procent. Een betere selectie in het eerste jaar vormt geen verklaring voor deze daling, want ook het doctoraal- rendement kelderde. Van de studenten die in 1984 met hun docto- raal begonnen studeerde 71 procent na vijf jaar af. Dat lukte nog maar 56 procent van de doctoraalstudenten uit 1986. Landelijk vergelijkingsmateriaal is nauwelijks voorhanden. De meest recente doctoraalrendementen die de vereniging van univer- siteiten VSNU verstrekt, hebben betrekking op studenten die in 1984 begonnen te studeren. Zij blijken iets sneller te studeren dan hun voorgangers. Voorzover er uit de landelijke cijfers iets valt af te leiden, is het dat Groningen daarin niet in negatieve zin afwijkt van de andere universiteiten.

Averechts effect

De verklaringen voor de daling van de studieresultaten zijn legio. RUG-collegevoorzitter E. Bleumink zoekt de oorzaak in de grote instroom bij bepaalde, modieuze studierichtingen. De keuze voor studies als economie en letteren zou niet altijd even gemotiveerd zijn. Ook de massaliteit en bijgevolg het gebrek aan sociale controle speelt deze faculteiten parten. En dan zijn er de studenten die slecht voorbereid aan hun studie beginnen. Faculteiten kunnen weliswaar eisen stellen ten aanzien van het eindexamenpakket, maar dan houdt het op. Een scholier met een vier voor wiskunde op zijn eindlijst staat het vrij natuurkunde te gaan studeren. Louwarnoud van der Duim van de Grunk-fractie in de universiteits- raad, vermoedt dat de maatregelen in de studiefinanciering een averechts effect hebben gehad. In plaats van sneller te gaan studeren zouden ze voor sommige studenten wel eens aanleiding kunnen zijn geweest om de studie te staken, aldus Van der Duim. Eén ding hebben de opgesomde verklaringen gemeen: het is allemaal natte vinger werk. Maar ook de deskundige moet het antwoord schuldig blijven op de vraag waarom de studieresultaten juist de afgelopen jaren zijn verslechterd. Els Jansen is medewerker bij het Centrum voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs Groningen (COWOG), dat is ondergebracht bij de sociale faculteit van de RUG. Bij die faculteit doet Jansen onderzoek naar de studievoortgang sinds de invoering van de jaarindeling in zes periodes van zeven weken. Ook de economen riepen haar hulp in toen bleek dat in 1990/91 slechts 6 procent van de eerstejaars de propaedeuse in één jaar haalde. De slechte rendementscijfers verdienen volgens Jansen enige nuancering. De verslechtering van de studieresultaten is wellicht minder dramatisch wanneer niet het aantal propaedeuse- en docto- raalexamens wordt geteld, maar de hoeveelheid behaalde studiepun- ten. Nu wordt er geen onderscheid gemaakt tussen een student die na één jaar 38 studiepunten heeft en zijn collega die nog geen enkel punt op zak heeft; beiden vallen onder het percentage dat de propaedeuse niet in één jaar haalt. Ook zou Jansen de cijfers willen opschonen voor de 'no-show-studenten', studenten die zich alleen maar inschrijven, maar nooit komen opdagen. Ze vermoedt dat dat bij sommige studies een verschil maakt. Zo haalde bij sociologie in een jaar eenderde van de studenten geen enkel studiepunt. ''Het kan heel goed zijn dat daar studenten bij zitten die de propaedeuse economie niet in twee jaar hebben gehaald en die alsnog willen halen met een inschrijving bij sociologie'', denkt Jansen. ''Die studenten drukken eerst de rendementen bij economie en daarna bij sociolo- gie.''

Eisen

Om dit soort gegevens te kunnen verwerken, zou de onderzoeker graag zien dat de geautomatiseerde registratie van studievoort- gang en -uitval verder zou worden gedetailleerd: over welke vakken struikelen studenten en waarom stoppen sommigen met de studie? ''Het kan voor studierichtingen prettig zijn om dat te weten. Mogelijk blijkt dat ze aan bepaalde zaken niets kunnen doen'', meent Jansen. ''Daarnaast kun je bijvoorbeeld vakken die een struikelblok zijn in de propaedeuse, aan het begin zetten. Per slot van rekening is de propaedeuse selecterend, maar selec- teer dan zo vroeg mogelijk, zodat studenten weinig studietijd verliezen.'' Zoals gezegd, een verklaring voor de achteruitgang van de studie- resultaten heeft de COWOG-medewerker niet. Een algemene remedie om de rendementen op te krikken wel: zet de studenten vanaf de eerste dag dat ze de universiteit binnen stappen aan het werk en stel vanaf het begin eisen. Toen de semesterindeling nog bestond, werden die eisen pas na een half jaar, bij de eerste tentamens in februari gesteld. De invoering van het trimestersysteem heeft daar verandering in gebracht, maar biedt te weinig soelaas, aldus Els Jansen. ''Het onderwijs is onvoldoende aangepast. Studenten moeten vanaf de eerste dag aan de slag kunnen. Daar ontbreekt het nu aan. De mogelijkheden om te toetsen moeten daarom flexibeler worden. Je zou bijvoorbeeld al na twee maanden een toets moeten hebben. Nu ligt de piek te veel aan het eind van het trimester.'' Een bijkomend voordeel van vroege toetsing gecombineerd met een adequate studiebegeleiding is dat studenten eerder kunnen beslui- ten over te stappen. Ook moeten er volgens de onderwijskundige minder vakken parallel lopen, zowel voor wat betreft colleges als tentamens: ''Uit alle onderzoek blijkt dat concurrentie tussen vakken slecht is voor het rendement.'' Een heldere en duidelijk aanwezige structurering van het onder- wijs is vooral belangrijk in de propaedeuse en het basisdocto- raal. Daarna is er ruimte voor een meer flexibele indeling. Het bekende verwijt dat de universiteit op deze manier verschoolst, wijst Jansen resoluut van de hand: ''Flauwekul. Een goede struc- tuur heeft niets te maken met meer hapklare brokken. De studiebe- lasting per vak blijft namelijk hetzelfde. Dat was ook zo bij de invoering van de trimesterindeling. Waar het om gaat, is dat studenten steeds veertig uur per week zinnig kunnen studeren. Dat is nu vaak moeilijk.''

Geldbuidel

Els Jansen is er overigens van overtuigd dat binnen de facultei- ten het besef leeft dat er iets gedaan moet worden aan de lage rendementen. Dat is niet verwonderlijk. Het college van bestuur heeft streef- cijfers opgesteld, met als stok achter de deur: rapportage over de maatregelen die een studierichting denkt te nemen wanneer deze niet worden gehaald. Een belangrijkere prikkel om iets aan de studieresultaten te doen, is dat de studierendementen zwaarder gaan meetellen in de financiering van de universiteiten. Maar of rammelen met de geldbuidel echt helpt, moet worden afgewacht. Dat blijkt wel uit de weinig eenduidige effecten van de maatregelen in de studiefinanciering.

Een onderzoeksinstituut zoals dat is beschreven in de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs heet in bestuursjargon een ''zware structuur''. Met een eigen bestuur en een eigen wetenschappelijk directeur kan het instituut in belang- rijke mate zelf bepalen hoe het onderzoek binnen zijn muren eruit ziet. Raad en bestuur van de faculteit zijn op afstand gezet. In de race naar het felbegeerde predikaat onderzoekschool geldt het onderzoeksinstituut als de geëigende organisatievorm voor de gewenste concentratie van toponderzoek. Na besluitvorming in de faculteit moeten college van bestuur en universiteitsraad hun fiat geven aan de oprichting van een onderzoeksinstituut. In het concept-Ontwikkelingsplan 1993-96 voor de RUG waarschuwt het Groningse college van bestuur dat er geen onderzoeksinstituten moeten worden opgericht waar dat niet per se noodzakelijk is. De faculteitsraad van geneeskunde debatteerde vorige week dinsdag over het bestuursvoorstel de onderzoeksinstituten in oprichting GIDS (Groningen Institute for Drug Studies) en ICCB (Institute for Clinical Cell Biology) te promoveren tot officiële onderzoeksinstituten. Tevens vroeg het bestuur de raad steun te betuigen aan de oprichting van het onderzoeksinstituut BCN (Groningen Centre for Behavioral, Cognitive, and Neuro-sciences) binnen de bèta-faculteit. Geneeskunde is een van de vijf facul- teiten die in BCN participeren. Omgekeerd neemt de Facul- teit der Wiskunde en Natuurwetenschappen deel in GIDS. D. de Zeeuw, lid van zowel de faculteitsraad geneeskunde als de universiteitsraad, stelde de prangende vraag, waar de raad precies haar ja-woord aan zou geven wanneer ze akkoord zou gaan met de bestuursvoorstellen. Zou er personeel uit de vakgroepen gedetacheerd moeten worden in de onderzoeksinstituten? Zo ja, wie wel en wie niet, en wie beslist daarover? Of gaan de instituten zelf personeel aanstellen? En hoe zit het met medewerkers en werkgroepen die bij meerdere onderzoeksinstituten worden genoemd?

Ongelukken

L. Raedts (ondersteunend en beheerspersoneel) vroeg zich af wat de gevolgen van de komst van de instituten zullen zijn voor de facultaire organisatie. De instituten dekken een groot deel van het facultaire onderzoek. Met enerzijds de indeling in vakgroepen en anderzijds de instituten voorzag Raedts twee organisatievormen die elkaar niet verdragen: ''Als je besluit om links te gaan rijden, moet je dat in één keer voor iedereen invoeren, en niet eerst alleen voor het vrachtverkeer, want dan krijg je ongeluk- ken.'' G. te Meerman (wetenschappelijk personeel) noemde de onderzoeks- instituten ''lege hulzen'', waarin vooral ''bestuurlijke hoteme- toten'' geïnteresseerd zijn. De universitaire democratie is volgens hem niet zo knellend dat die de oprichting van de rela- tief autonome instituten rechtvaardigt. Hij trok verder de vergelijking met het voorwaardelijk gefinancierd onderzoek. Iedereen leverde strijd om in een vf-programma terecht te komen, maar die inspanning bleek zowel financieel als kwalitatief nauwelijks iets te hebben opgeleverd. In plaats van zich blind te staren op institutionalisering, hamerde Te Meerman op de tot nu toe achterwege gebleven kwalitatieve, inhoudelijke toetsing van de samenwerking die her en der in het onderzoek ontstaat.

Paradigma

Instituutsvorming zou wel eens het einde kunnen betekenen voor reeds bestaande samenwerkingsverbanden, vreesde H. Kauffman (wetenschappelijk personeel). Kauffman vertelde met verschillende medewerkers buiten zijn eigen vakgroep samen te werken in het Cara-onderzoek. Een te klein aandachtsgebied om zelf tot insti- tuut verheven te worden, en bijgevolg een attractief jachtgebied voor onderzoeksinstituten om delen ervan binnen hun eigen muren te halen. G. Scherphof, portefeuillehouder onderzoek in het faculteitsbe- stuur, moest vooral antwoorden schuldig blijven. Hij sprak over ''een voorzichtig begin'' en ''een stap op een lange weg''. Geen vrijblijvende stap, maar een stap ''naar iets ingrijpends''. ''Bij vakgroepen bestaat een natuurlijke weerstand tegen de schijn dat hun belangen en omvang geschaad wordt. Maar over vijf jaar is iedereen misschien vergeten dat er ooit vakgroepen bestonden'', waagde Scherphof zich aan een voorspelling. Het was niet meer dan een voorspelling, want de eindbestemming van de lange weg blijft vooralsnog onduidelijk. Afwijken van de marsroute is echter niet goed mogelijk, want dan loopt men uit de pas, zo luidde de communis opinio tijdens de faculteitsraadverga- dering. En op dit moment lijkt het onderzoeksinstituut als nieuw ''onderzoeksorganisatorisch paradigma'', zoals decaan H. Huisjes het formuleerde, het toverwoord om subsidies binnen te halen. De decaan tekende daar bij aan dat het onderzoeksinstituut zeker geen eeuwigheidswaarde heeft; hij signaleerde zelfs al weer een nieuwe trend: de individuele toponderzoeker als spil van de onderzoeksorganisatie.

Ondertussen biedt het bestuurlijk vacuüm de zelfbenoemde bestuur- ders van de onderzoeksinstituten in oprichting alle ruimte om hun speelplaats naar eigen goeddunken in te richten. H. Duifhuis, wetenschappelijk directeur van het BCN, was een van de weinigen die vorige week tevreden gesteld naar huis kon gaan.

COLUMBUS 2

De zaal was onaangenaam verrast. Was dat nu dezelfde drs. Jan Joost Teunissen die al sinds de bloedige staatsgreep tegen de Chileense socialistische president Allende deel uitmaakt van het kritische Chili-comité? Hoe kan juist deze Teunissen in 1992 een pleidooi houden voor de zegeningen die de vrije markt economie Latijns Amerika brengt? In de tweede lezing van de serie 'De erfenis van Columbus' streek Teunissen het publiek af en toe flink tegen de haren in. Hij, de linkse idealist die in 1973 nog een half jaar samen met zijn vrouw op een Chileense landbouwcoöperatie woonde en werkte, bleek bekeerd te zijn tot het economisch pragmatisme. Teunissen is directeur van het centrum voor beleidsonderzoek FONDAD (Forum on Debt and Development) in Den Haag. Met de economische cijfers van Zuid-Amerika over 1991 in de hand constateerde hij dat ''het tij gekeerd is in Latijns Amerika''. De jaren tachtig worden voor dat werelddeel over het algemeen beschouwd als een ''verloren decennium'', gekenmerkt door een oplopende buitenland- se schuld, torenhoge inflatiecijfers en een groeiende verpaupe- ring. Maar nu het kapitalistische gedachtengoed de Latijns Amerikaanse regeringen in zijn greep heeft, lijkt de situatie voor het eerst in tien jaar hoopvol. ''Na drie jaar stagnatie is de Latijns Amerikaanse economie in 1991 voor het eerst met 1 procent ge- groeid. Bedroeg de inflatie in 1989 en 1990 nog 1200 procent, in 1991 was dat nog maar 300 procent.'' In de jaren tachtig was er sprake van een ''perverse geldstroom''. De aflossing van de schuld en de rentebetalingen vanuit Latijns Amerika aan de financiële instellingen uit de Westerse wereld bedroegen tussen 1982 en 1990 meer dan 225 miljard dollar; meer geld dan aan ontwikkelingshulp werd ontvangen. ''Die geldstroom is nu einde- lijk omgekeerd. Vorig jaar is er voor het eerst sinds jaren netto geld naar Zuid-Amerika toegegaan. Sterker nog: probleemlanden als Brazilië en Argentinië krijgen weer leningen los.'' Maar, wist Teunissen, problemen zijn er nog steeds. Dat het met een land als Chili sinds midden jaren tachtig veel beter gaat komt onder andere omdat het niet veel slechter kon. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is daar in 1991 voor het eerst in achttien jaar weer op het peil van 1973. En nog steeds wordt er in Chili meer uitgegeven aan het defensieapparaat dan aan de gezondheidszorg. Critici van de vrije markt economie, zoals de Urugayaanse schrij- ver Eduardo Galeano, vinden dat het sociale onrecht en de armoede in Latijns Amerika meegroeien met het kapitalisme. Niet iedereen heeft voordeel van de economische vooruitgang, weet ook Teunis- sen. ''Maar uiteindelijk is een gezonde economie het beste voor de bevolking. Economische stabiliteit is een voorwaarde om beleid te kunnen maken.'' Daarom is Teunissen in tegenstelling tot Galeano niet vies van de economische integratie van Latijns Amerika in de wereldeconomie. ''We leven in een wereld waarin niet zoveel dingen veranderd kunnen worden. Ik wil graag dat er wel wat verandert en dan moet je met beleidsmakers meedoen.'' Met zijn betoog onthutste Teunissen de linkse idealisten in de zaal en beseffend dat zijn wereldbeeld de afgelopen twintig jaar drastisch is veranderd, zuchtte hij: ''Tja, zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar.'' (Alfred Kazemier)

Volgende week maandag spreekt John Schlanger over recente tendensen in de Latijns Amerikaanse politiek. 20 uur, Academiege- bouw.

Psychiatrie voor baby's en peuters in Het Singelhuis `Zo'n kind tast je moedergevoel enorm aan'

Sommige kinderen willen nooit eten. Ze duwen ieder hapje weg of spugen het uit. ''Het gaat wel over'', sust de huisarts. Maar niet zelden volgt er een lange, moeizame tocht door hulpverleningsland. Ook hyperactieve of narcistische kinde- ren maken die tocht. Infantpsychiatrie, psychiatrie voor klein- tjes tussen nul en drie, is nieuw in Nederland. Bericht uit Het Groningse Singelhuis, Universitair Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie.

Ellis Ellenbroek

Maartje is twee, maar ziet eruit als acht of negen maanden. Normaal gesproken wordt ze met een sonde gevoed. Vandaag mag ze echter zonder slangetje eten. Dat is in haar leventje nog niet vaak voorgekomen. Maartjes moeder tilt het licht pruttelende meisje in de kinderstoel van Het Singelhuis, het Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Ze vertelt dat haar dochtertje vanaf de geboorte nooit iets van eten heeft willen weten. Het Singelhuis staat op het AZG-terrein, maar ressorteert sinds afgelopen januari officieel onder de Protestants-Christe- lijke Kinderuitzending in Maarsbergen. Het huis, waar kinderen tussen nul en twaalf worden opgevangen, onderhoudt nauwe contac- ten met de vakgroep Kinder- en Jeugdpsychiatrie van de RUG. Sommige kinderen zijn er opgenomen, anderen komen alleen overdag of een paar uurtjes per week. Met een kind naar de psychiater. Zeker in Nederland is dat nog geen alledaags verschijnsel. Helemaal niet bij dreumesen die zelf niet of nauwelijks onder woorden kunnen brengen wat er aan scheelt. Het Singelhuis is evenwel sinds een aantal jaren gespe- cialiseerd in baby's en peuters tot pakweg drie jaar, in de 'infantpsychiatrie'. ''In het buitenland bestaat infantpsychia- trie al twintig jaar'', weet Hans de Boer, kinder- en jeugdpsy- chiater en hoofd van Het Singelhuis. Op 28 maart j.l. werd in de Martinihal een symposium gewijd aan de infantpsychiatrie. Om aan te geven hoe onbekend zijn terrein hier nog is vertelde De Boer daar hoe hij van tevoren was gebeld door mensen die dachten dat infantpsychiatrie te maken had met de infanterie, of dat het stond voor ''gedoe met baby's''. '''In' betekent 'niet', 'fan' komt van 'spreken'. 'Infant' vertaal je als 'het niet-sprekende kind''', legt De Boer uit. ''De grens is arbitrair, maar zeg maar dat het kinderen zijn tussen pakweg nul en drie.'' Een infantpsychiater rekent die periode tot zijn aandachtsveld waarin, aldus De Boer, een revolu- tie plaatsvindt. ''Het is de periode waarin de hersenen ontstaan, waarin structuren worden aangelegd en klaargemaakt. Het is de basis voor het gedrag, de cognitieve structuur, de motoriek, sociale vaardigheden.''

Kinderarts

''Wij meenden dat we al een goede zorg hadden'', antwoordt De Boer op de vraag waarom zijn specialisme hier nieuw is. En het moet gezegd: een kind dat om welke reden dan ook een gestoorde ontwikkeling vertoont kan op vele adressen terecht. Bij de pedagoog, de huisarts en de kinderarts. Op een consultatiebureau of een medisch kleuterdagverblijf. Bij neonatologen, ontwikke- lingsneurologen en -psychologen. Maar De Boer wijst er op dat nergens continu en in gelijke mate naar lichamelijke zowel als geestelijke aspecten wordt gekeken. ''Een psychiater doet dat wel. Die is primair arts en maakt als geen ander vanuit de organische ontwikkeling van het kind een interpretatie van het gedrag. Als ik een hyperactief kind hier krijg, richt ik me niet alleen op het gedrag, maar kijk ik ook naar bijvoorbeeld storin- gen op de EEG.'' Hans de Boer sprak op het symposium over één kant van zijn praktijk, over moeizame en weigerachtige eters als Maartje. Het hoofd van Het Singelhuis heeft de volgende visie: ''Wij in het Westen vinden dat je volgens de schijf van vijf moet eten, en op gezette tijden. Maar dat hebben wíj uitgevonden. Veel baby's hebben er behoefte aan meerdere keren per dag een klein beetje te eten in plaats van om één uur die beker yoghurt. In andere culturen pakt het kind de moederborst wanneer het daar behoefte aan heeft, dat gaat zelfs 's nachts door.'' Kinderen met eetproblemen krijgen in Het Singelhuis een training in het nemen van hapjes en slokjes. Een tijdrovend proces waarin allereerst wordt bepaald wat een kind lekker vindt. Daartoe worden de vier basissmaken zout, zuur, zoet en bitter op voorwerpen gesmeerd die het kind graag in de mond steekt. Daarna wordt geprobeerd het kind zover te krijgen dat het eten leuk gaat vinden. De Boer: ''De schijf van vijf interesseert ons niet. De nodige voedingsstoffen zitten wel in de sondevoeding. Een kind kan bij ons wel eens een maand alleen smeerkaas eten. Maar dan ontwikkelt het wel plezier in eten.'' Minstens zo belangrijk is dat de relatie met de opvoeder met sprongen vooruitgaat. Een kind dat het eten door de kamer gooit kan een huishouden op niet mis te verstane wijze op stelten zetten. ''Zo'n kind tast je moedergevoel enorm aan, je voelt je schuldig en boos. Er zijn moeders die zeggen: 'Ik flikker het kind het raam uit!' Met daarnaast weer de gedachte dat ze zo niet mogen denken. Dat heeft zijn weerslag op de rest van het gezin.''

Depressie

Vrijwel alle patiënten in Het Singelhuis vertonen een storing in de hechting met hun opvoeder. De oorzaken daarvoor zijn divers en complex. Ze kunnen bij het kind liggen, bij de ouders of aan beide kanten. Bovendien kunnen ze zowel geestelijk als lichame- lijk van aard zijn. Maartje had bijvoorbeeld een groeistoornis tijdens de zwangerschap. Het rijtje andere mogelijke oorzaken is lang en bevat onder meer: hersenbeschadiging door een te vroege geboorte, een postnatale depressie, psychiatrische stoornissen in de familie, een traumatische ervaring van de ouders (bijvoorbeeld bij een eerder doodgeboren kindje), incest of verwaarlozing. Ook kan het zijn dat het gewoon niet botert tussen ouder en kind. Daniël van zeven kwam toen hij drie jaar was. ''Hij had het hele medische circuit al gezien. Op dat moment ging hij elke dag met de taxi naar het medisch kinderdagverblijf'', vertelt Jan Nauta, pedagogisch medewerker van Het Singelhuis en de persoonlijke mentor van Daniël. Thuis was er geen land met Daniël te bezeilen. ''Slaan, schoppen, bijten, als hij niet kreeg wat hij wilde. Maar wat hij wilde, dat wist hij niet.'' Bij Daniël werd de diagnose 'narcistische stoornis' gesteld. Nauta legt uit dat Daniëls moeder het, onbewust, liet afweten bij het met babytalk, mimiek en gebaren reageren op haar baby en dat ze het kind niet uitnodigde tot communicatie. Nauta: ''Ze had een vlak, steeds boos gezicht. Daniël leerde daardoor niet een 'zelf' te ontwikke- len, een eigen innerlijke structuur.'' Was Daniël veel later in behandeling genomen, dan was het, vermoedt Nauta, iemand geworden ''die zelf ook niet in staat is tot wederzijdse relaties. Iemand die zich steeds tekort gedaan voelt.'' Daniël werd losgeweekt van zijn ouderlijk milieu en volledig onder de vleugels van zijn mentor gebracht. ''De ouders mochten alleen op bezoek komen als ik er ook was.'' Achterliggende gedachte was dat het kind eerst een band moest leren krijgen met de begeleider. ''Op die manier ontstaat een basis om ook van een ander te kunnen houden'', aldus Nauta.

Ouders

Zodra het mogelijk is, worden de ouders van de patiëntjes betrok- ken in de behandeling van hun kind. Moeders en vaders komen helpen met voeren, spelen, aankleden of baden. ''Het is natuur- lijk niet de bedoeling is dat het óns kind wordt'', lacht Nauta. Ouderparticipatie is nieuw in de geestelijke gezondheidszorg. Hans de Boer zou niet weten waar het nog meer gebeurt. ''Men vindt het lastig, te duur en het personeel is er vaak niet vaardig in. Men vindt dat het maatschappelijk werk de ouders maar moet begeleiden.'' Hoewel de participatie inderdaad een zware wissel op het personeel trekt wegen op Het Singelhuis de voorde- len zwaarder. Hans de Boer: ''Je ontwortelt het kind minder. En door ouders en kinderen met elkaar om te zien gaan, kunnen wij knelpunten meteen signaleren, maar ook benadrukken wat er wél goed gaat. Je kunt ouders het gevoel geven dat ze competent zijn.'' Daniëls moeder komt elke woensdag. ''Driftbuien handelt ze nu zelf af'', aldus Nauta. ''Ze heeft gekeken hoe wij dat doen. Houdt het kind stevig vast tot het rustig is en probeert erachter te komen waarom het boos is.'' Als zijn mentor de interviewer rondleidt door Het Singelhuis zint dat Daniël duidelijk niet. ''Jaloers op die vreemde mevrouw, die opeens de aandacht krijgt'', stelt Nauta vast. Daniëls moeder lost de situatie op, ze trekt het kind op schoot. Later laat Daniël zijn eigen kamer- tje zien, inclusief de knuffelkat Moppie, genoemd naar de kat die thuis woont. ''Wat heb je hier geleerd, Daniël?'' probeert Nauta. Het kind kruipt dicht tegen hem aan en mompelt: ''Niet zoveel ruzie maken. En als ik boos word tegen de kussens trappen.'' Hans de Boer: ''Veel ouders zeggen: 'Het is verdrietig te merken dat een kind zo om jullie gaat geven', maar het moet om de gehechtheidsrelatie van het kind te verbeteren.'' Op den duur laat de begeleider het kind weer los. Dan kan het zich aan anderen hechten is de ervaring. Bij Daniël is het nog niet zover. ''Hij zegt wel eens dat als hij weer thuiskomt Jan mooi in het logeerbed kan slapen'', zegt zijn moeder.

Behandelingen in Het Singelhuis duren lang, gemiddeld anderhalf tot twee jaar. ''Tachtig procent gaat, genezen, terug naar huis'', deelt De Boer mee. Twintig procent van de patiënten belandt in een pleeggezin, een psychiatrische kliniek of houdt chronische stoornissen. Soms is er te lang gedokterd met het kind. ''Dan zijn de hechtingsstoornissen onherstelbaar. Bepaalde biologische structuren leg je na het derde, vierde, vijfde levensjaar niet meer aan. Je kunt alleen nog wat compenseren in de verstandelijke ontwikkeling bijvoorbeeld.'' Soms is een kind gewoon te 'gestoord'. Zoals Mark. Zonder dat duidelijk is tegen wie hij het heeft roept hij ''Ja, ja dikzak.'' Op de speelplaats van Het Singelhuis maakt hij de meeste herrie. ''Omdat papa in het ziekenhuis heeft gelegen'', noemt de zesjarige als de reden voor zijn verblijf op het AZG-terrein. Nauta evenwel legt uit dat het jongetje door, niet helemaal duidelijke, lichamelijke oorzaken ''van binnen leeg'' is en ''geen zelf'' heeft. ''Hij zal waarschijnlijk altijd een zeer beschermd leven leiden, een in zichzelf gekeerde man worden. Op zijn best ontwikkelt hij een bepaalde passie. Nu al weet Mark alles van trekkers.''

Uit overwegingen van privacy zijn in dit artikel de namen van kinderen veranderd.

Recht krom?

Mevrouw Weeda vindt dat reclamejurist Ribbink ''maar eens zwaar aan de kaak moet worden gevoeld''. Gezien de rest van haar kolom vrees ik dat deze op zich amusante contaminatie van ''aan de tand voelen'' en ''aan de kaak stellen'' het rechtsgevoel van mevrouw tekent. In ons huidige rechtsstelsel wordt een verdachte eerst aan de tand gevoeld en vervolgens pas bij wettig en overtuigend bewezen schuld ''aan de kaak gesteld'', of anderszins gestraft. Dat is goed en consistent. Mevrouw Weeda's rechterlijk brein doet niettemin vrezen dat zij als rechter bij de 10 procent van Wagenaar c.s. zou belanden.

Kees Kuiken

Klassiek

Arjan Wildeboer maakt zich er wel erg gemakkelijk van af in zijn stukje over de classici-reünie (UK 30). Afgezien nog van het feit dat zijn verslagje ritselt van de clichés en de vooroor- delen wat is hakken toch flink en leuk staan er pertinente onwaarheden in zijn verhaal. Met enige vooringenomenheid op zijn minst, is Wildeboer al vroeg naar het Schimmelpenninck Huis getogen: je kunt als 'jour- nalist' beter maar zo vroeg mogelijk op de gratis borrel aanwezig zijn, nietwaar? Vervolgens heeft Wildeboer zich als een voyeurtje gedragen, handelend en denkend en noterend vanuit het cliché: classici zijn duf, saai, tweedelig grijs of blauw, in een zwarte rok en allemaal heel gewoon. Ik krijg niet de indruk dat Wildeboer werkelijk geïnteresseerd was in zijn missie, een eerste vereiste als je journalist wilt zijn. Dat de Obolos-reeks op zijn zachtst gesproken een unieke reeks vertegenwoordigt, dat de emeritus prof.dr. S.L. Radt een autoriteit is ten aanzien van de Griekse dichter Pindarus, het is de heer Wildeboer allemaal ontgaan. Met iemand gesproken heeft hij kennelijk niet. Jammer toch, dan was zijn stukje misschien nog een echt artikel geworden. Maar ja, je hebt journalisten en cliché-mannetjes. Een troostrijke gedachte!

Joke M. Terlaak Poot (reünist)

Groene partij

Met stijgende verbijstering hebben wij als bestuur van De Groenen, afdeling Groningen kennis genomen van het artikel over het plan voor een nieuwe politieke partij, De GroenE Over- heidspartij (GEO), in de UK van 26 maart 1992. De GEO zou volgens initiatiefnemer Ronald Katee een groene partij voor niet-linkse mensen moeten worden. In zijn eerste pamflet sprak Katee nog van Groen Rechts, maar na negatieve reacties ('ecofascist') veranderde hij deze naam in GEO. Katee kan, gezien zijn ideeën, de partij beter Groen Overwegend Ontzettend Rechts (GOOR) noemen. Hij wil namelijk een ministelsel voor de sociale zekerheid, de huursubsidie afschaf- fen, minder ontwikkelingshulp en de grenzen sluiten voor migran- ten. Met de laatste drie standpunten is hij veel rechtser dan de VVD en komt hij op het terrein van de Centrum-Democraten. Ook verbaast het ons zeer dat er wél gesproken wordt over Groen Links, een linkse partij, maar dat er met geen woord gerept wordt over de Groenen, de enige groene partij die niet links en niet rechts is. De Groenen die landelijk vooral bekend zijn door de persoon van Roel van Duijn (gemeenteraadslid te Amsterdam) zijn voorstander van groene groei: economische groei in milieuvriendelijke sectoren (bijvoorbeeld ecologische landbouw en schone technologie) en krimp in milieu-onvriendelijke sectoren (bijvoorbeeld de chemische industrie en de luchtvaart). Hoewel sociaal beleid voor ons heel belangrijk is (discussie over een basisinkomen bijvoorbeeld) geven wij, nu het vijf vóór twaalf is, de voorrang aan een krachtig milieubeleid. Verder zijn wij, om nog enkele andere punten te noemen, voor een grotere aandacht voor het bij de bron aanpakken van de vluchtelingenproblematiek (met name mensenrechten en economische situatie in landen van herkomst), voor een hardere aanpak van de criminaliteit, krachti- ge steun aan de Derde Wereld bij de opbouw van milieuvriendelijke economieën en daadwerkelijke hulp aan de minderheden in Nederland onder andere door hen voldoende mogelijkheden te bieden voor het (verplicht) leren van het Nederlands en door het be- drijfsleven te verplichten een minimum aantal allochtonen in dienst te nemen. Voor een rechtse groene partij zal zeer waarschijnlijk onder wetenschappers en studenten, op wie Katee nu zijn hoop gevestigd heeft, ook geen belangstelling zijn. Een echte groene partij, die noch links, noch rechts is, bestaat reeds: De Groenen.

Peter Pot Irma Twickler, resp. voorzitter en penningmeester De Groenen, afd. Gronin- gen. HORIZONTAAL:

1. het zijn er nu niet zoveel. (11) 6. plaatselijk zweren. (3) 8. een kus als het donker is, is lekker. (9) 9. computerkrakers. (5) 10. het beschikbare geld voor loonsverhogingen. (12) 11. die muziek heeft haast. (3) 12. hij heeft het einde in zicht. (6) 13. zo naar het leven getekend, heeft het een soort schoonheid. (9) 15. een kalender geeft de feiten weer. (4) 17. wat de kweker achterhoudt. (10) 18. die omslag wordt door journalisten onder druk gezet. (7) 19. inderdaad is dat echter. (4) 20. trek in een trip. (5) 22. loot een huisarts uit de provincie. (5) 23. die bloem zingt met vele stemmen. (9)

VERTICAAL:

1. als echtgenoot en als metgezel schiet hij tekort. (5) 2. dat is niet voor de volgende generaties dood gemaakt. (10) 3. zo was vroeger de geestelijke norm. (9) 4. daarmee helpen ze die oude Europese munt om zeep. (8) 5. zulke hulp kan het daglicht niet verdragen. (11) 6. alleen kan ook leuk zijn. (4) 7. de voorwaarde is dat ze het in een bos willen. (11) 11. op deze bombastische omschrijving verwacht ik eigenlijk geen antwoord. (10) 12. dit is duur leer. (9) 13. luister staat schitterend. (8) 14. minder bijzonder wordt het, als je hem die bak laat fijn maken. (8) 16. een top kip aan de rijn. (6) 20. zo'n zwaargewicht is wel duur. (3) 21. als je voorbij gaat aan dat speelgoed, komt je dat duur te staan. (3)

Onder de inzenders van de goede oplossing van het cryptogram wordt een boekenbon van 25 gulden verloot. Oplossingen van cryptogram 31 dienen vrijdag 17 april 1992 voor 12.00 uur in het bezit te zijn van UK, Postbus 80, 9700 AB Groningen, ovv. cryptogram 31. De goede oplossing vindt u in UK 33.

OPLOSSING CRYPTOGRAM 29

Horizontaal: 1.vriendelijk; 6.land; 9.ukelele; 10.gastvrijer; 11.tellerstand; 15.doven; 16.uitdijen; 18.staarde; 20.engels; 21.fantoom; 23.toto; 24.openbaring; 26.egotrip. Verticaal: 1.vluchtheuveltje; 2. ideëel; 3.nietje; 4.eregasten; 5.karton; 7.accijnsverhoging; 8.doordenker; 12.landgenoot; 13.aanstaande; 14.dd; 17.els; 19.althans; 22.ogen; 25.pap. De boekenbon voor deze oplossing gaat naar: Udo Douma, Berlageweg 35, 9731 LJ Groningen.

Onderzoeker noemt geringe aandacht voor de regio onterecht Einde groei kantoorpanden is in zicht

De afgelopen decennia schoten de kantoorpanden in West-Europa als paddestoelen uit de grond. London, Parijs, Brussel, Berlijn, de Randstad... De toptien van kantoorgebieden kan iedere projectontwikkelaar zo opsommen. De regio wordt daarbij vaak vergeten. Ten onrechte, constateert de promovendus Martin van der Velde. De helft van de bouwactiviteiten vindt juist buiten de grootstedelijke concentraties plaats.

Guus Termeer

Waren sinds de Industriële Revolutie dampende schoorstenen en bonkende machines het symbool van de economische vooruitgang, tegenwoordig staan kantoorcomplexen van spiegelglas en rinkelende telefoons voor een gezonde bedrijvig- heid. De arbeider in overall maakte meer en meer plaats voor de ''witte boorden''-werker. De dienstensector groeide in de jaren tachtig spectaculair, met als gevolg dat ook het kantoor- pand een hoge vlucht nam. Voor projectontwikkelaars en beleggers zijn kantoorpanden een begerenswaardig artikel. En bedrijven betalen schijnbaar moeite- loos fikse bedragen voor een prestigieus kantoorgebouw, dat, zo luidt de redenering, zich weer terugbetaalt via een verbeterd imago. Maar veel wetenschappelijk gefundeerde kennis over deze groeimarkt is er niet, constateerde Martin van der Velde, die vandaag (9 april) hoopt te promoveren tot doctor in de ruimtelij- ke wetenschappen op de dissertatie 'Kantoren in West-Europa, structuur en dynamiek'. ''Toch zijn de partijen op de kantoren- markt steeds meer internationaal gericht'', stelt de promovendus. ''Een bedrijf als de Algemene Bank Nederland opende de afgelopen tien jaar meer vestigingen in het buitenland dan in Nederland. Bovendien valt te constateren dat grote bedrijven zich in West-Europa gaan concentreren op één centrale locatie. Project- ontwikkelaars, makelaars en beleggers proberen op deze ontwikke- ling in te spelen. Evenals landelijke en stedelijke overheden. Maar het ontbreekt hen aan vergelijkend onderzoeksmateriaal.'' Om in dat gemis te voorzien inventariseerde Van der Velde het aantal bouwvergunningen voor kantoorruimte dat tussen 1981 en 1988 in de Benelux, Groot-Brittannië, de Bondsrepubliek Duitsland en Frankrijk is afgegeven. Uitgaande van het vloeroppervlak van deze nieuwbouw maakte hij een internationale vergelijking van de kantorenmarkt.

Hekkesluiters

Over de hele linie valt er een duidelijke groei te bespeuren. Maar de nationale resultaten lopen behoorlijk uiteen. Een verge- lijking van de groei in de periode 1985-1988 ten opzichte van 1981-1984 geeft het volgende beeld: Frankrijk gaat aan de leiding met een toename van maar liefst 90 procent, gevolgd door België en Groot-Brittannië met 50 procent. Nederland behoort, met nog steeds een toename van 28 procent, tot de hekkesluiters, samen met de Bondsrepubliek (10 procent). Een nadere analyse leert dat de helft van het kantooroppervlak zich concentreert in de regio's waarin de metropolen Londen, Parijs, de Randstad, Brussel, München, Frankfurt, Hamburg en Berlijn liggen. ''De andere helft ligt dus in de periferie, het gebied buiten deze kernlocaties. Dit gebied is in de literatuur over de kantorenmarkt tot nu toe zwaar verwaarloosd'', stelt de onderzoeker. ''Ik vind dat onterecht.'' Hoewel alle nationale overheden de regionale spreiding hoog in het vaandel voeren, komt daar in de praktijk weinig van terecht. De vergelijking van de twee perioden in de jaren tachtig leert dat de regio vrijwel overal achterblijft. Met als gunstige uitzondering Nederland. Daar blijkt dat het kantooroppervlak in de tweede helft van de jaren tachtig voor West-Nederland een toename van 31 procent kent, terwijl de stijging voor Noord-Nederland maar liefst 59 procent bedraagt. ''Een enigszins geflatteerd cijfer, omdat er in het Noorden relatief weinig kantoorruimte was'', relativeert Van der Velde. ''Maar je kunt wel concluderen dat de regio in Nederland niet achterop is geraakt. Daarmee benadert de Nederlandse overheid als enige haar doelstelling van regionale spreiding.'' En waarom die sterke groei in Groningen? ''Ik denk dat de komst van de PTT naar Groningen de ontwikkeling in het Noorden heeft gestimuleerd. Zo'n grote vestiging brengt allerlei spin off met zich mee en trekt andere vestigingen op het gebied van de telematica aan. Maar dat is een speculatie, zo ver gaat mijn onderzoek niet.'' De promovendus blijft voorzichtig. Zijn onderzoek, zo veront- schuldigt hij zich, is gebaseerd op de afgegeven bouwvergunningen en zegt dus alleen iets over de ontwikkeling in het aanbod van kantoorpanden. Wel waagt hij zich in het laatste hoofdstuk van zijn dissertatie aan een ''vooruitblik''. De laatste jaren is er sprake van een schaalvergroting in vrijwel alle economische sectoren. Recentelijk nog waren er fusies in de wereld van het bank- en verzekeringswezen, de luchtvaart en de zuivelindustrie. Dit zal op termijn zeker leiden tot concentratie van de hoofdzetel van deze giganten in één stad, stelt de promo- vendus. Bovendien voorziet hij grenzen aan de groei. De huidige trend van upgrading van de bedrijfshuisvesting is een welvaartsver- schijnsel en ''nogal modieus''. De eerste gloednieuwe kantoorpan- den in de London Docks staan al leeg. ''Een teken aan de wand'', aldus de onderzoeker.

`Niemand spoelt zijn glaswerk in de goot- steen'

Lapt de RUG het milieu aan haar laars, zoals de Telegraaf laatst berichtte? De universiteit loopt in elk geval niet voorop, constateert een milieufunctionaris van de provincie. Het Milieuzorgsysteem dat deze maanden in de universitaire bestuurslagen circuleert, zou daar verandering in kunnen brengen. Een reeks artikelen over het milieu van de RUG begint bij het afval van de laboratoria.

Joep Engels

'uikt het hier naar een chemisch laborato- rium?'' vraagt prof. Jan Teuben tijdens de rondleiding. De voorzitter van de veiligheidscommissie chemie snuift eens flink en constateert zelf dat het mee valt met de luchtjes. ''De generatie van Jan heeft zijn reukvermogen al lang verpest'', grapt Karin Ree, coördinatrice van de Chemiewinkel en sinds kort van het milieubeleid van de afdeling scheikunde. Teuben laat zich niet van zijn apropos brengen. Hij opent een veiligheidskast en nodigt de verslaggever uit: ''Zo rook het hier vroeger.'' De typische lijklucht van amines is zeer overtuigend. Toch moet de hoogleraar Karin Ree een beetje gelijk geven. Zijn neus heeft veel te verduren gehad in zijn scheikundeleven. ''Vroeger zeiden we dat een proces pas werkte als het stonk.'' Aan die tijd kwam twintig jaar geleden een eind. Scheikundestu- denten voerden succesvol actie tegen de praktijk van hun leer- meesters om het afval door de gootsteen te spoelen en op het Paddepoelse riool te lozen. En hoewel de chemici sindsdien veel netter met hun stoffen zijn omgesprongen, weten ze nog steeds alle blikken op zich gericht zodra het milieu in het geding is. Niet geheel ten onrechte. Driehonderd onderzoekers en gemiddeld evenzoveel practicumstudenten produceren meer dan de helft van het universitaire chemisch afval. Meer dan twintig ton in 1990. Ongeveer driekwart daarvan werd ingezameld en afgevoerd naar de Afvalverwerking Rijnmond. Van het restant verdween het grootste deel, bijna vier ton, in het riool. De lozingscijfers moeten met een flink korreltje zout worden genomen. De chemici spoelen voornamelijk natriumchloride (keuken- zout) door de gootsteen, en daarnaast natronloog en zoutzuur (samen ook keukenzout vormend) en vim. Wat resteert, is een ton chemicaliën die met het afvalwater geloosd worden en een iets kleinere hoeveelheid die via de schoorstenen verdwijnt. Ook van deze stoffen is het meeste niet echt schadelijk. Bovendien zijn het schattingen, gebaseerd op de cijfers van de inkoopmagazijnen en de afvaltransporteur. Er heeft nog niemand met een metertje bij de lozingspijpen gestaan.

Norm

Dat gaat komend jaar gebeuren. Alle laboratoria van de RUG hebben sinds kort een lozingsvergunning vanwege de wet Verontrei- niging oppervlaktewater. In het kader van die vergunning worden komend jaar monsters genomen van het afvalwater en dan moet blijken of de chemici aan de lozingsnormen voldoen. Milieucoördi- natrice Karin Ree verwacht niet dat de scheikundigen hun labora- toriumgedrag moeten bijstellen omdat ze de normen zouden over- schrijden . ''Het gaat bij ons vooral om oplosmiddelen als chloroform en dichloormethaan. Daarmee zitten we duidelijk onder de normen. Wat we zouden kunnen doen is die normen scherper vastleggen in de vergunning zodat ook de buitenwacht kan zien dat we er dik onder zitten.'' De rondleiding door het laboratorium laat zien hoe netjes de moderne scheikundigen met hun afval omspringen. Overal staan containertjes waarin de diverse stoffen na gebruik geloosd worden. ''De sociale controle is groot'', had Teuben van tevoren verteld, ''niemand spoelt zijn glaswerk in de gootsteen.'' De jonge chemici blijken zelfs geen sociale controle nodig te hebben. ''Zoiets doe je gewoon niet'', zegt een student die zijn glaswerk met aceton staat schoon te maken. Hij deponeert zijn afval in de container. ''Niet alleen vanwege de stank, je krijgt deze werkwijze hier met de paplepel ingegoten.'' Teuben zelf relativeert het belang van de strenge lab-regels. Als hij thuis met de verfkwast aan de slag gaat, belast hij het milieu vermoe- delijk meer. Net als de arbeiders die op dit moment het scheikun- degebouw van een doordringende lijmlucht voorzien. ''Maar ik laat het op het lab niet versloffen. En als deze generatie later in de fabrieken komt, zal het zijn uitwerking hebben. Zij accepteren vervuilend gedrag niet meer.'' Wat de chemici wel zorgen baart, zijn de normen voor lozingen via de lucht. Over acht jaar moeten ze voldoen aan het zogenaamde KWS-2000 convenant: ze mogen dan ten opzichte van 1981 nog maar de helft van de hoeveelheid koolwaterstoffen via de schoor- steen lozen. Maar niemand weet wat het niveau van 1981 was. Op het dak staan 480 lozingspunten waarop bijvoorbeeld alle zuurkas- ten van het laboratorium uitkomen. Via zo'n zuurkast zuigt de chemicus de dampen van zijn proef af, daarlangs verdwijnen de kwalijke luchtjes van de practicumzalen en in de kasten staan ook de containers met het afval. Een hts'er gaat binnenkort inventa- riseren hoeveel koolwaterstoffen via de schoorsteenpijpen ver- dwijnen.

Veiligheid

In de medische laboratoria zijn de problemen van een andere orde. Zulke grote hoeveelheden afval hebben ze daar niet. Bij Medische Genetica bijvoorbeeld staan weliswaar dezelfde afvalcontainers, maar terwijl de chemici ze binnen handbereik hebben staan voorzien van trechter en al hebben de medici de containers opgeborgen onder de zuurkast. Zo vaak zijn ze blijkbaar niet nodig. Hoewel de medici dezelfde netheid in acht nemen als de chemici is hun afvalprobleem toch in de eerste plaats een kwestie van veiligheid. De kleurstof die de genetici gebruiken voor hun DNA-onderzoek, is kankerverwekkend, andere hulpstoffen zijn radioactief. Daarvoor moeten speciale veiligheidsregels in acht worden genomen. ''De handschoenen voor de proeven'', vertelt Rein Stulp van het genetica-lab, ''slaan vroeg of laat door. Soms komen de organische oplosmiddelen er al na een uur doorheen, een andere keer na vijf uur. Dus gebruiken we wegwerphandschoenen, ook al gooien we ze dan na tien minuten gebruik al weg. Het milieu komt pas op de derde plaats, na het onderzoek en na de veiligheid.'' Typisch ziekenhuisafval is het zogenaamde emotionele afval: samengevat alles wat met bloed- of andere lichaamscellen in aanraking is geweest. Overal in de laboratoria staan aparte blauwe bakken die met name vol raken door de grote hoeveelheid glaswerk die erin terecht komt. ''Daar moet je niet moeilijk mee gaan doen'', zegt Henk Kauffman van de vakgroep Allergologie. ''Als je die bloedbuisjes leeg gaat gieten, loop je een groot risico van infectie. Daar weegt de milieubelasting niet tegen op. Per slot kun je het glaswerk redelijk eenvoudig recyclen.'' Zowel bij de rondleiding van Stulp als bij die van Kauffman blijkt dat de medici varen op de afvalstroom die door het zieken- huis is geregeld. Iedereen vangt zijn afval op en retourneert het voor zover er afvoerkanalen zijn. Beperking van de eigen stroom is een hoofdstuk waar de meesten nog aan moeten beginnen. En als ze al willen, ontbreekt het vaak aan de mogelijkheden. Kauffman noemt het voorbeeld van de radioactieve merkstoffen. Voor een deel is zijn vakgroep al overgeschakeld op andere merkstoffen. ''Als we volledig overstappen, kost dat 2500 gulden per jaar. Dat is, met een budget van 6500 gulden, een probleem. Zeker als je bedenkt dat we in de praktijk 35.000 gulden uitgeven, een bedrag dat we her en der bij elkaar schrapen. Het kan dus wel milieu- vriendelijker maar dan moet de faculteit met geld over de brug komen.'' Milieuzorg gaat nu nog in termen van good-housekeeping, vindt Karin Ree. ''Niet dat er zoveel knelpunten zijn maar met een milieuzorgsysteem maak je ze goed zichtbaar. Een volgende stap is vermindering van het afval. Zoek naar alternatieven. Dat lijkt misschien peanuts maar op die manier laat je zien dat je de milieuzorg serieus neemt.''

De honkvastheid van de student westerse talen

We beginnen met het studierendement. De visitatiecommissie heeft de grootste moeite gehad daarover feiten op tafel te krijgen. Schultink: ''Het was ongelooflijk. De ene faculteit heeft een computersysteem dat niet goed werkt, de ander houdt alles nog in een schriftje bij.'' De secretaris van de commissie wist de statistieken tenslotte voor een deel te recon- strueren; al blijven bij enkele universiteiten de cijfers onbe- trouwbaar. ''Toch is het beeld landelijk wel duidelijk'', meent Schultink, emeritus hoogleraar Algemene Taal Wetenschappen in Utrecht. In de doctoraalstudie lopen teveel studenten vast: gemiddeld dertig procent, aan de Universiteit van Amsterdam bij veel studies zelfs vijftig procent. De verklaring is volgens hem ''dat er in de propaedeuse niet genoeg selectie is.'' Minister Ritzen suggereerde afgelopen najaar dat studenten westerse talen voortaan beter een groot deel van hun studie aan buitenlandse universiteiten konden volgen. De commissie wijst dit idee faliekant af: ons land heeft belang bij eigen deskundigheid in die talen, vanuit een Nederlandse invalshoek. Wel was de commissie er verbaasd over hoe weinig studenten tijdens hun studie de koffers pakken voor een buitenlandse stage. Schultink spreekt van een ''schrikbarende honkvastheid bij studenten. Ze hebben een partner, een kamer die ze niet willen prijsgeven of zijn bang om naar het buitenland te gaan.'' Die kleinburgerlijke houding past niet bij een talenstudie, en moet dus bestreden worden, vindt hij.

Waterhoofd

Maar niet alle schuld ligt bij de studenten: de trek naar het buitenland wordt volgens Schultink ook belemmerd door ''de ongekende bureaucratie bij het Erasmus-programma van de EG.'' Veel docenten hebben hun handen al van dit programma afgetrokken, gedesillusioneerd door de papierwinkel en de wacht- tijden. De beurzen zijn er dus wel, maar ze blijven voor een deel ongebruikt. Gunstige uitzondering is Engels, dat al langer ervaring heeft met een eigen beurzenprogramma. De liefde voor een taal is voor velen overigens niet meer het motief voor de studie. Dat blijkt uit de toeloop bij nieuwe richtingen als algemene letteren. De visitatiecommissie verzet zich daar niet tegen, ze prijst zelfs dat de faculteiten inspelen op veranderende behoeften. Zorgwekkend vindt ze echter dat die groeirichtingen vaak bovenbouwstudies zijn, die als een water- hoofd op de talenpropaedeuse staan. Schultink: ''Dat geeft veel frustraties. Je krijgt een groep studenten in de propaedeuse die geen trek heeft in vakken als taal- en literatuurwetenschap, terwijl de anderen juist meer willen dan alleen wat praktische taalbeheersing.'' Om aan die demotiverende situatie voor studenten én docenten een eind te maken, vindt de commissie dat grote bovenbouwstudies een eigen eerste jaar moeten krijgen. De Utrechtse richting Algemene Letteren met meer dan 200 eerstejaars dient dan als voorbeeld. Studenten moeten ruim kunnen kiezen, maar de nadelige bij- effecten ervan moeten bestreden worden. Die boodschap klinkt ook in het rapport door als het gaat om de vrije ruimte in het doctoraalprogramma. ''In het algemeen zijn wij helemaal niet tegen die vrijheid'', zegt Schultink die zelf in de jaren veertig als student Nederlands een bijvak in Bantoe-talen deed. ''Maar in onze gesprekken bleek dat de huidige studenten door de grote vrijheid overweldigd worden. Ze vinden het dikwijls prettiger als hen een beperkt aantal pakketten wordt voorgelegd.'' Zowel tussen de zes faculteiten als tussen de talen vallen soms grote verschillen in keuzevrijheid op. De studies Duits in Groningen en bij de Vrije Universiteit juist de twee vestigingen die als onberispelijk uit de visitatie komen is zelfs aan de schoolse kant. Op de hele studie heb je er maar zes maanden keuzeruimte, drie keer zo weinig als bij de talenstudies in Utrecht. Schultink: ''De studenten zijn er tevreden mee. En wie ben ik dan om er iets over te zeggen? Bovendien hangt die beperkte keuzevrijheid samen met de geringe omvang van deze studies. Men kan er maar een beperkt aantal vakken aanbieden.'' De commissie wijst in haar rapport op de schaarste aan personeel, die soms al tot onverantwoorde toestanden leidt. Bovendien dringt ze bij de universiteitsbesturen aan op een toewijzing van midde- len voor onderwijsvernieuwing en voor de handhaving van biblio- theekcollecties. Veel illusies maakt Schultink zich wat dit betreft echter niet. ''Je wordt soms wat moedeloos van de verdeling binnen de univer- siteiten. In Utrecht heb ik altijd gedacht dat onze faculteit het ondergeschoven kind was binnen een bèta-universiteit. Maar álle letterenfaculteiten blijken zo'n ondergeschoven kind te zijn. De bètastudies zijn in alle opzichten ruimer bedeeld, ook met secretaresses. Er is toch geen bèta-hoogleraar die zelf een brief uittikt?'' (HOP) Als een soort achterafje is er dan de onvermijdelijke jubileum- uitgave; de historische notulen van het 25-jarig bestaan van de Groningse Faculteit der Wijsbegeerte. Het boek, dat de titel 'Filosofen in actie' meekreeg, overstijgt echter de status van jubileumuitgave, en is 'per ongeluk' een goede inleiding in de filosofische wetenschap geworden. Er wordt de lezer een aardige, inventariserende blik gegund in de hedendaagse frontlinies van het filosofisch denken. 'Filosofen in Actie' is samengesteld uit de verzamelde papieren die er van het filosofenjubileum overbleven; velletjes met lezingen van beroemde buitenlanders. Maar ook de commentaren van Groningse filosofen die zich beijverden om de lezingen van de buitenlandse gasten te bekritiseren, zijn toegevoegd. Het resul- taat daarvan werd een bont boekwerk met aandacht voor feminisme en socialisme, democratie, retorica en metafysica. 'De actuele betekenis van Links' heette één van de lezingen. Steven Lukes zocht daarin, een jaar na de omwentelingen in Oost-Europa van 1989, een antwoord op de vraag wat nu eigenlijk specifiek linkse kenmerken zijn. De wat hol klinkende termen 'ongelijkheid' en 'mogelijkheden voor politieke meningsvorming' zijn volgens Lukes de sleutelbegrippen. In een heldere rede geeft hij inhoud aan de verschillende abstracties die bij een debat over 'links' opduiken. Lolle Nauta draagt in zijn commentaar vervolgens nog het kenmerk milieu aan. Aandacht voor het milieu zou onlosmakelijk met het linkse gedachtengoed moeten worden verbonden. Wanneer we slecht met onze omgeving blijven omsprin- gen, creëren we een ongelijkheid met toekomstige generaties. Met deze redeneertrant sluit Nauta aan op die van Lukes, die het strijden tegen sociale ongelijkheden als voornaamste linkse kenmerk noemt. Hoewel links haar kansen als reëel 'totaalalternatief' lijkt te hebben verloren, onderstrepen zowel Nauta als Lukes, dat er nog grote waarde aan linkse theorieën vastzit. Theoretische waarde, wel te verstaan. Zo valt er met behulp van Lukes' notie 'links', een beeld te geven van het sociale gehalte, en eventuele sociale misstanden in onze Europese welvaartstaten. Een specifieke misstand die aandacht krijgt in dit boek is de ongelijkheid tussen man en vrouw. In concrete voorbeelden be- schrijven Cocks en Benhabib de begrippen 'identiteit' en 'publie- ke ruimte'. Twee termen die in staat zijn geweest de positie van vrouwen vast te zetten. Heel mooi is de bijdrage van Baukje Prins met onder andere een prachtige eye-opener. Prins probeert te achterhalen waarom het maar niet lukt een ethische discussie over pornografie te voeren. Ze verduidelijkt ten slotte: ''Zoals godslastering alleen laakbaar is wanneer je in het bestaan van God gelooft, is pornografie alleen laakbaar als je in het bestaan van vrouwen gelooft.'' Het laatste deel van 'Filosofen in actie' blinkt niet uit in aansprekende titels. Teksten met als kop 'Speculatieve logica als de 'Eigenlijke' metafysica', of 'De verhouding tussen de mens als lichaam en ziel en God volgens Marius Victorinus' stellen de ongetrainde lezer voor een grote opgave. De ontoegankelijkheid die van de filosofie zo welbekend is, heeft zich teruggetrokken in dit laatste deel van de bundel. De rest is weliswaar niet eenvoudig, maar wel leesbaar en lezenswaardig. (Bart Brandsma)

'Filosofen in actie', redactie Theo A.F. Kuipers, Uitgeverij Eburon Delft 1992, 250 pagina's, prijs F 39,95.

Hanengevecht

Door LAURENS BERENTSEN De Groningse haan kraaide victorie vorige week. Onze eigen voorzitter, haan B., had de Vereniging van Samenwerkende Neder- landse Kippenhokken voor een misstap behoed. Daar waait een andere wind sinds ir. W. van L. voorzitter-haan is. ''Ik haan kraai koning in deze woning'', luidt de lijfspreuk van de oud-voorzitter van het Katholieke Kippenhok Nijmegen. Haan Van L. wil de VSNK omsmeden van een ''kruiwagen vol kik- kers'' tot een krachtige organisatie, waar hij dan zelf zo'n beetje de baas kan spelen. Daarvoor moeten de statuten van de vereniging worden veranderd en 's lands hoogste kippenhok-be- stuurders hebben daarmee inmiddels menig vergaderuurtje zoetge- bracht. Haan B. zet haan Van L. de poot lelijk dwars in zijn streven haantje-de-voorste te worden. B. weet zich gesteund door de kakelende hennen in de Groningse kippenhokraad. Die zijn als de dood dat de VSNK te veel te vertellen krijgt. In de raads- vergaderingen van januari en februari legden de Groningse kippen hun ei en stuurden B. daarmee op pad naar de vergaderingen van de hanen in Utrecht. Vorige week donderdag kwam haan B. niet zonder trots met het broedsel uit Utrecht terug in het Groningse kippenhok: de andere hanen hadden naar hem geluisterd! De hennen waren echter niet tevreden. Ze hadden te weinig tijd gehad om het broedsel goed te bestuderen, en vreesden dat dat een voorbode was van hoe het in de toekomst zou gaan. B. moest maar naar de andere hanen gaan en vertellen dat de noordelijke kippen nog een tijdje op de voor- stellen wilden broeden. De trotse kam van B. werd allengs slap- per, zijn hoofd allengs roder. Wat een blamage: teruggefloten door zijn eigen hennen. De andere hanen zouden hem afmaken in een volgend gevecht. Het is doorgaans pais en vree in de Groningse pluimveestal, en er is de haan en de kippen veel aan gelegen om dat zo te houden. Dus gingen haan B. en vijf opperkippen een tijd lang alleen en afgezonderd op stok. Er werd een record gebroken de rest van de hennen moest een klein uurtje rondscharrelen in de Se- naatsren , maar toen kwamen de haan en de opperkippen met een kuikentje terug waar al het pluimvee mee kon leven. Vraag me niet hoe het kuiken eruit zag, want het was zo ingewikkeld dat het een hele pagina zou vergen om het te beschrijven. ''Ik haan kraai koning in deze woning'', hoorde ik B. nog zeggen, of was dat de echo van die Utrechtse haan?

KNAW-voorzitter waarschuwt voor lagere uitgaven

De onderzoeksuitgaven in Nederland zijn de laatste jaren sneller gedaald dan in andere landen. De oorzaak daarvan ligt vooral bij het bedrijfsleven. Maar als de Haagse politiek dit voorbeeld van bezuinigingen nu zou volgen, zouden de gevolgen ''desastreus'' zijn. Die waarschuwing heeft prof.dr. P.J. Drenth vorige week uitgesproken in zijn jaarrede als voorzitter van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Volgens hem moet, ook nu de overheid zoekt naar wegen tot lastenverlichting, het wetenschapsbudget intact blijven. Zoniet, dan mist Nederland de aansluiting bij andere landen met een kennisintensieve economie. Op dit moment groeit de achterstand al, niet alleen op de grootste industrie- landen maar ook op Zweden en Zwitserland. Drenth voegde zich met zijn waarschuwing bij de pleidooien die half maart in Delft te horen waren op een door het ingenieurs- instituut KIvI georganiseerd congres over tech- niek als sleutel voor internationale concurrentie. Hij greep daarbij terug op een overheidsrapport uit februari, waarin genoemde daling gesignaleerd werd. Volgens dit rapport zijn de Nederlandse onderzoeksuitgaven sinds 1987 gezakt en geeft ons land nu naar verhouding ruim een miljard gulden per jaar minder uit dan de internationale concur- rentie. De belangrijkste oorzaak hiervan zijn de bezuinigingen bij het Philipsconcern. (Frank Steenkamp, HOP)

Ritzen in debat met studenten

RIES AGTERBERG

De universiteiten, met hun mammoetcolleges en gebrek aan goede docenten, zijn verworden tot een neurotische onderwijsmachine. Zo deed PvdA-partijvoorzitter Felix Rottenberg vorige week zelf een duit in het zakje bij het debat van studen- ten met minister Ritzen. De bewindsman signaleerde echter een ''cultuuromslag'': de aandacht voor onderwijskwaliteit groeit. De tijd om te studeren wordt steeds korter. Studenten moeten nu in vijf jaar hun studie afmaken. ''Zo bestaat het gevaar dat studenten alleen nog in de boeken zitten en zich niet maatschap- pelijk ontplooien'', begon LSVb-voorzitter René Danen zijn bijdrage aan het debat. Ritzen zag het anders: ''Studeren is hard werken en dan moét je met je neus in de boeken. Daarmee sta je op de schouders van de vorige generatie.'' Dat je op die manier vakidioten opleidt, bestreed de bewindsman. ''Studenten moeten meer zijn dan een spons die kennis opzuigt. Het zou wel triest zijn als een student naast 42 weken van veertig uur geen tijd heeft voor andere activiteiten.'' Veel studenten in de zaal meenden dat het universitair onderwijs verschraalt. Een student psychologie uit Nijmegen vond bijvoor- beeld dat hij nu ''op een veredelde hbo-opleiding'' zit. En een Amsterdamse student met twee studies zei: ''Laat de beste vijftig procent studeren en stuur de rest naar het hbo''. Hij kreeg opvallend veel applaus uit de zaal, die ook meer selectie aan de poort leek te willen. Minister Ritzen stelde daartegenover dat een academische titel wel degelijk in vier jaar te halen is. Niet de tijdsduur van de opleiding, maar de wijze van studeren maakt volgens hem het verschil uit met het hbo. Aan die zelfstandiger manier van studeren horen volgens hem ook de docenten bij te dragen. Ritzen hield vol dat er al sprake is van een geleidelijke cul- tuuromslag op de universiteiten. Nieuwe docenten moeten als het aan hem ligt in de toekomst een didactische aantekening halen en studenten worden meer bij de evaluatie betrokken. Ook consumen- tengidsen zullen daarbij een rol spelen. Bovendien zouden docen- ten wat hem betreft om de twee jaar beoordeeld moeten worden op zowel onderzoeks- als didactische prestaties. Want: ''Een docent die alleen zijn eigen syllabus voorleest, dat mag niet meer.'' (HOP)

Minister Ritzen wil ruimere toepassing hardheidsclau- sule

RIES AGTERBERG

Studenten waarvan de ouders weigeren bij te dragen aan de kosten voor studie en levensonderhoud, krijgen waarschijn- lijk meer mogelijkheden voor aanvullende studiefinanciering. Dat heeft minister Ritzen vorige week toegezegd in het overleg met de studentenorganisaties in de Studentenkamer. De bewindsman komt binnen twee maanden met een voorstel voor ruimere toepassing van de zogenaamde hardheidsclausule. Op die clausule kan een student beroep doen als zijn ouders niet willen bijdragen aan zijn kosten voor studie en levensonderhoud. Volgens de huidige regels moet er sprake zijn van een ''duurzaam en onverzoenlijk conflict'' tussen ouders en student. De eisen om voor de hardheidsclausule in aanmerking te komen worden op dit moment vrij streng toegepast: de helft van de tienduizend aanvragers per jaar krijgt een afwijzing. De minister gaat nu onderzoeken in hoeverre de regels versoepeld kunnen worden. Te denken valt aan toewijzing in gevallen waar geen sprake is van een conflict maar waar geen contact meer met (een van de) ouders bestaat. Na de zomer komt de minister overigens met een voorstel om het hele stelsel van studiefinanciering op onderdelen te vereenvoudi- gen. Gekeken wordt dan onder meer naar de bijverdienregeling, partnerafhankelijkheid en terugbetaling van kortlopende schulden. Aanleiding hiervoor vormt de evaluatie van de Wet op de Studiefinanciering afgelopen februari in de Tweede Kamer. Ook bij die gelegenheid kondigde minister Ritzen al aan dat er een soepelere regeling komt voor studenten met ''onvindbare'' ouders. (HOP)